Behagen scheppen in Jehovah’s wegen
1. Welk voordeel verschaft Jehovah’s geestelijke licht met betrekking tot de slechte praktijken van de wereld?
LICHT maakt dat iemand zich opgewekt voelt. Wij vinden het heerlijk om na een donkere nacht weer het ochtendgloren te zien. In geestelijk opzicht verheugen degenen die Jehovah’s wegen volgen, zich in licht en weerspiegelen zij dit in hun omgang met anderen (Ef. 5:8; 1 Thess. 5:5). Dit soort van licht, dat de onvruchtbare werken van de duisternis openbaar maakt, zorgt ervoor dat deze slechte dingen, die als struikelblokken in de duisternis van deze wereld verborgen zijn, zo duidelijk zichtbaar zijn dat het net lijkt alsof ze zelf oplichten, waardoor degene die het goede wil doen, ze kan vermijden. — Ef. 5:13.
2. (a) Welke uitwerking heeft het licht op de goddelozen? (b) Verklaar de betekenis van Job 38:14.
2 Het licht ontmaskert de goddelozen van de aarde, zodat zij van de oppervlakte der aarde worden afgeschud (Job 38:12, 13). Aan de andere kant onthult het verrukkelijke dingen aan degenen die zich niet op de duisternis verlaten om geheime werken te verrichten! Jehovah zegt over de aarde, wanneer de dageraad van oost naar west over het oppervlak ervan voortschrijdt: „Ze verandert zich als leem onder een zegel, en de dingen nemen hun plaats in als in kleding” (Job 38:14). Evenals een zegel in vroeger tijden over klei werd gerold, en daarbij een duidelijke afdruk naliet, onthult het licht van de morgen welke dingen zich op aarde bevinden, aangezien deze plotseling in al hun bonte kleurschakeringen en tinten, net als een prachtig kledingstuk, vorm aannemen. Op overeenkomstige wijze onthult Jehovah’s geestelijke licht wat het schitterende eindresultaat zal zijn van zijn voornemen. In het begin worden de dingen die hij belooft slechts wazig onderscheiden. Naarmate de tijd vervolgens voortschrijdt, kunnen wij de dingen vorm zien aannemen.
3. Welke situatie bestond er enkele jaren geleden in de gemeenten met betrekking tot de vervulling van profetieën waarin een in het oog springende toename in het aantal ware aanbidders werd beloofd?
3 Degenen die al vele jaren als Koninkrijksbekendmakers werkzaam zijn, kunnen zich herinneren dat de bijbelse beloften over toename in het aantal ware aanbidders betrekkelijk kort geleden slechts in beperkte mate werden vervuld. Men vroeg zich verbaasd af hoe profetieën zoals Jesaja 2:2-4; 56:6, 7; Haggaï 2:7 en Zacharia 8:23 volledig vervuld zouden worden. In de meeste gemeenten vergde het vele uren van werk voordat men een geïnteresseerde persoon vond en nog veel meer uren van studie, soms gedurende een periode van jaren, voordat die persoon langzaam een standpunt voor de waarheid begon in te nemen.
4, 5. Welke ontwikkelingen in de vervulling van deze profetieën hebben zich sinds 1935 voorgedaan?
4 Toen, tegen het jaar 1935, werd voor een „grote schare” Paradijsgezinde mensen de weg geopend zich als opgedragen, gedoopte discipelen van Christus in de bekendmaking van het goede nieuws bij de gezalfde geestelijke „broeders” van Christus aan te sluiten. Door een onderzoek van de Schrift werd het hun duidelijk dat zij de „grote schare” waren waarover in Openbaring wordt gesproken, mensen die de hoop hebben de vernietiging van dit samenstel van dingen te overleven en eeuwig op aarde te leven (Openb. 7:9-17). Drie jaar later, in 1938, waren er volgens de berichten echter slechts gemiddeld 47.143 personen die het goede nieuws over de gehele wereld predikten. Niettemin werd er in het in 1944 uitgegeven Jaarboek van Jehovah’s getuigen (Engels) een krachtig geloof tot uitdrukking gebracht. Wij lezen hierin namelijk:
„De Schrift geeft te kennen dat er nog een grote menigte uit de volken van alle natiën, familiegroepen en talen zal komen, zoals de profeet Jesaja in het 8ste vers van het 60ste hoofdstuk heeft vermeld, met de woorden: ’Wie zijn dezen die als een wolk vliegen, en als de duiven naar hun vensters?’ Deze profetie geeft te kennen dat er een grote inzameling van actieve getuigen voor het Koninkrijk zal komen, van personen die kort vóór Armageddon, maar lang genoeg om hun rechtschapenheid te bewijzen, in de organisatie van de Heer zullen komen en daar de belangen van het Koninkrijk zullen behartigen; en door de genade van de Heer zal er wijd en zijd een getuigenis gegeven worden zoals er voordien nog nooit gegeven is.”
5 Thans kunnen wij dit veel gedetailleerder in vervulling zien gaan. In de 208 landen waar het goede nieuws wordt gepredikt, is het aantal dat als werkelijke discipelen van Gods Zoon wordt gedoopt, verbazingwekkend. Sinds 1948 zijn er meer dan twee miljoen mensen gedoopt. Elk jaar geeft een vollediger en kleurrijker beeld te zien van de vervulling van Gods voornemen, evenals het morgenlicht op progressieve wijze de details en kleuren te zien geeft van de dingen die erdoor worden verlicht.
DE KRACHT VAN DE WAARHEID
6. Wie heeft ervoor gezorgd dat deze beloften werden vervuld, en hoe denken wij over hem?
6 Hoe wonderbaarlijk heeft Jehovah zijn beloften vervuld, en wij hebben het einde nog niet bereikt. Wie kan in gebreke blijven behagen te scheppen in Jehovah, aangezien zijn geduld tot de redding van zoveel mensen heeft geleid? — 2 Petr. 3:15.
7. Welke aanmoediging geeft Prediker 11:6 ons, ook al hebben onze persoonlijke krachtsinspanningen op het gebied van het bekendmaken van het goede nieuws schijnbaar niet veel afgeworpen?
7 Hebt u slechts weinig tijd kunnen besteden aan het werk dat erin bestaat het goede nieuws van Gods Woord met anderen te delen? Of hebt u in uw werk met onverschilligheid te kampen gehad, zodat het schijnbaar weinig resultaat heeft afgeworpen? Toch hebt u redenen om u te verheugen. Waarom? Jehovah’s profeet heeft gezegd: „Zaai in de morgen uw zaad en laat tot de avond uw hand niet rusten; want gij weet niet waar dit succes zal hebben, hetzij hier of daar, of dat beide even goed zullen zijn” (Pred. 11:6). Uw werk zou wel eens meer succes gehad kunnen hebben dan u hebt gedacht.
8. (a) Hoe is Prediker 11:6 in vervulling gegaan met betrekking tot de geestelijke zaaiwerkzaamheden van Jehovah’s getuigen? (b) Welk bewijs verschaft dit met betrekking tot de waarheid die God ons heeft verschaft?
8 Het fundament wordt vaak gelegd wanneer het woord van het Koninkrijk van huis tot huis wordt ’gezaaid’, of de mensen hier nu gunstig op reageren of niet. Door deze activiteit, en ook doordat Jehovah’s getuigen informeel getuigenis geven en overal waar zij maar zijn praten, of zij nu belangstelling, onverschilligheid of zelfs tegenstand ontmoeten — zijn anderen ertoe aangemoedigd te praten (Fil. 1:15-18). God zorgt ervoor dat het „zaad” ontspruit. Velen die in het verleden hebben geluisterd, en zelfs velen die in het verleden enkele van de publikaties van het Wachttorengenootschap hebben gelezen, schonken er in het begin weinig aandacht aan of dreven, na een tijdlang geluisterd te hebben, weer af. Later brachten omstandigheden hen er echter toe de wereldtoestanden ernstiger te beschouwen. Wanneer zij naar religieuze en politieke propaganda luisterden, hadden zij genoeg van het zaad der waarheid in hun geest en hart om de bedrieglijkheid van zulke propaganda te onderscheiden. Wanneer zij dan weer door Jehovah’s getuigen werden benaderd, was hun houding veranderd. Sommigen namen op eigen initiatief contact op met de Getuigen en zochten geestelijke hulp. Het zaad ontsproot! Dit alles vormt een bewijs van de kracht van de waarheid. Het had hun hart nooit werkelijk verlaten, en op de juiste tijd en onder de juiste omstandigheden groeide het op en bracht het vruchten voort. Indien u een van Jehovah’s getuigen bent, hebt u wat van dat zaad gezaaid.
9. Hoe zijn veel mensen met het goede nieuws en de kracht die het in iemands leven heeft, bekend geraakt?
9 Verder heeft de waarheid een „kettingreactie”-effect. De meeste mensen hebben thans familieleden, vrienden, collega’s of medescholieren die Jehovah’s getuigen zijn. Wanneer de Getuigen deze personen derhalve aanspreken, weten zij op zijn minst reeds iets over Gods volk en hun boodschap en kunnen zij een verstandiger beslissing nemen. Verder heeft niet alleen de waarheid die de Getuigen spreken, maar ook de reinigende kracht die de waarheid in hun leven uitoefent, mensen tot Jehovah’s dienst aangetrokken.
JEHOVAH’S EIGENSCHAPPEN EEN BRON VAN VERRUKKING
10. Hoe is de houding van Jehovah en zijn Zoon met betrekking tot Gods volk?
10 Hoe denkt Jehovah over hetgeen zijn volk doet? Schept Jehovah behagen in zijn volk? Hij zegt over zijn dienstknecht: „Door Jehovah zijn zelfs de schreden van een fysiek sterke man bereid. En in zijn weg heeft Hij behagen” (Ps. 37:23). En zijn Zoon Jezus Christus bracht tot uitdrukking op welk een speciale wijze hij en zijn Vader behagen scheppen in degenen die hem liefhebben toen hij zei: „Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen en bij hem gaan wonen.” — Joh. 14:23.
11. Hoe vormen de eigenschappen van Jehovah een schrille tegenstelling met de eigenschappen van de goden van de natiën, met inbegrip van de goden der christenheid?
11 Wat kunnen wij er verrukt over zijn dat Jehovah een God is die zijn volk liefheeft zoals een vader, dat hij een gelukkige God is die reinheid, schoonheid en vredigheid liefheeft. Hij vormt hierdoor een schrille tegenstelling met de goden van de natiën, met inbegrip van de goden der christenheid, die als groteske, vreesinboezemende wezens worden voorgesteld die kwaad zijn en moeilijk zijn te behagen. In het visioen dat de apostel Johannes van Jehovah’s verschijning had, blijkt deze daarentegen de uitwerking te hebben van blijmoedigheid, kalmte, serene rust, majesteit en vrede. — Openb. 4:3.
12. Hoe handelt God als een werkelijke Vader jegens ons?
12 Bovendien is Jehovah een God die nabij is en niet veraf (Hand. 17:27; Ps. 119:151). Als een Vader voorziet hij in bescherming voor ons, door bemiddeling van zijn engelen (Ps. 34:7). Hij brengt gevoelens jegens ons tot uitdrukking zoals een vader die voor zijn kinderen heeft. Het maakt hem blij wanneer wij loyaal jegens hem zijn (Spr. 27:11). Het krenkt hem in zijn hart en bedroeft of kwetst zijn geest wanneer wij ongehoorzaam zijn. — Gen. 6:6; Jes. 63:10; Ef. 4:30.
13. Heeft Jehovah waardering voor het geloof en de dienst van zijn volk? Geef voorbeelden.
13 Maar wat een waardering heeft Jehovah voor geloof en voor dienst die hem met een oprecht hart wordt geschonken! Hij beloont degenen die hem liefhebben boven alle verwachtingen. Abraham werd wegens zijn geloof door God uit de gehele wereld van die tijd uitgekozen als de man door bemiddeling van wie alle families van de aardbodem gezegend zouden worden (Gen. 12:1-3; Rom. 4:3). Hoewel Rachab van Jericho een prostituée was, ontwikkelde en toonde zij geloof in de ware God nadat zij de berichten van zijn machtige daden had gehoord. Met gevaar voor haar eigen leven beschermde zij verspieders van Gods volk Israël. Wegens deze handelwijze werd haar leven gespaard. Later trouwde zij met een overste van de stam Juda en werd zij een van de voorouders van Jezus Christus (Joz. hfdst. 2; 6:25; Matth. 1:5). Met Pinehas heeft Jehovah, wegens diens loyale daad om het kamp van Israël rein te houden van immoraliteit en afgoderij, een verbond voor een priesterschap gesloten. — Num. 25:10-13.
14. Toon aan dat God niet noodzakelijkerwijs grote dingen van zijn dienstknechten verlangt om hem te behagen.
14 Gods liefdevolle consideratie en zijn waardering voor het geloof en de daden van toewijding van zijn dienstknechten zijn zo verregaand dat zij niet noodzakelijkerwijs grote dingen behoeven te doen om hem te behagen. Jezus zei over de weduwe die slechts twee geldstukken, waarvan de waarde nog minder dan een cent bedroeg, in de schatkist van de tempel wierp: „Deze weduwe heeft, ofschoon zij arm is, meer dan hen allen [de rijken] daarin geworpen” (Luk. 21:3). En toen Maria, de zuster van Lazarus en Martha, Jezus met welriekende olie zalfde, zei Jezus: „Overal waar dit goede nieuws in de gehele wereld wordt gepredikt, zal tevens ter gedachtenis aan deze vrouw worden verteld wat zij heeft gedaan” (Matth. 26:6-13). God heeft erop toegezien dat Jezus’ woorden in vervulling gingen, want deze daad van toewijding wordt in drie van de evangelieverslagen vermeld. — Mark. 14:3-9.
15. Hoe dient u zich dus te voelen wanneer u zich oprecht in uw dienst voor God hebt ingespannen maar niet veel hebt kunnen doen of geen grootse resultaten van uw werk hebt gezien?
15 Wat valt er dus over te zeggen wanneer u door de omstandigheden waarin u verkeert slechts weinig tijd aan de bekendmaking van het goede nieuws kunt besteden? Of wat valt erover te zeggen wanneer u er niet in bent geslaagd anderen rechtstreeks door middel van bijbelstudies te helpen de waarheid te leren kennen? Indien u hier in oprecht geloof moeite voor hebt gedaan, is uw krachtsinspanning dan ongemerkt aan Jehovah voorbijgegaan, zonder dat hij er waardering voor heeft? Geenszins. Niet alleen gaat zijn liefde als gevolg hiervan naar u uit, maar ook kan hij het zaad dat u hebt geplant, laten groeien en ervoor zorgen dat uw werken vruchten voortbrengen. De apostel Paulus zei: „Ik heb geplant, Apóllos heeft begoten, maar God bleef het wasdom geven.” — 1 Kor. 3:6.
SCHEP BEHAGEN IN UW DIENST VOOR JEHOVAH
16. Waarom kan geen enkele getuige van Jehovah, wanneer hij of zij vele nieuwe personen ziet binnenstromen, ooit zeggen geen aandeel aan deze toename te hebben gehad?
16 Wanneer u dus nieuwe personen naar de Koninkrijkszaal ziet komen en wanneer u ziet dat nieuwelingen worden gedoopt, kunt u dan zeggen dat u er geen aandeel aan hebt gehad? Niet wanneer u er een aandeel aan hebt gehad Gods wil te doen. De gemeente is een lichaam, en ze vertegenwoordigt God en oefent haar invloed op collectieve wijze uit, zodat iedereen er een aandeel aan heeft. Bovendien oefent u door uw rechtschapen gedrag en door uw vriendelijkheid, vooral jegens degenen die de vergaderingen bezoeken — ja, door het feit dat u op de vergaderingen aanwezig bent, een krachtige invloed uit die hen helpt de weg ten leven te gaan bewandelen. Over Gods zienswijze met betrekking tot de belangrijkheid van elk van zijn dienstknechten, zowel groot als klein, schreef de apostel Paulus:
„Want het lichaam bestaat immers niet uit één lid, maar uit vele. Indien de voet zou zeggen: ’Omdat ik geen hand ben, ben ik geen deel van het lichaam’, vormt dit er nog geen reden toe dat hij geen deel van het lichaam is. En indien het oor zou zeggen: ’Omdat ik geen oog ben, ben ik geen deel van het lichaam’, vormt dit er nog geen reden toe dat het geen deel van het lichaam is. Als het gehele lichaam oog was, waar zou dan het zintuig van het gehoor zijn? Als het helemaal gehoor was, waar zou de reuk zijn? Maar nu heeft God de leden in het lichaam geplaatst, elk daarvan, zoals het hem heeft behaagd.” „En wanneer één lid lijdt, lijden alle andere leden mee; of wanneer een lid heerlijkheid ontvangt, delen alle andere leden in de vreugde.” — 1 Kor. 12:14-18, 26.
17. Hoe wil Jehovah dat wij over de dienst die wij hem schenken, denken?
17 Voor allen die hebben ’geproefd en gezien dat Jehovah goed is’, schenkt de dienst van Jehovah in al zijn aspecten grote vreugde (Ps. 34:8). Het is een vrijwillige dienst (Ps. 110:3). Jehovah zou zich gekwetst voelen wanneer enkelen van zijn dienstknechten zich gedwongen zouden voelen of niet blij zouden zijn en zich er niet over zouden verheugen zijn wil te doen. Jezus putte veel vreugde uit al zijn dienst voor Jehovah (Ps. 40:8; Hebr. 12:2). Aangezien Jehovah wil dat wij gelukkig zijn, wil het dienen van zo’n aangename God niet zeggen dat wij asceten moeten zijn die overserieus zijn en zich alles ontzeggen wat geen werk is. De bijbel geeft de raad: „Word niet al te rechtvaardig, en betoon u niet bovenmate wijs. Waarom zoudt gij verwoesting over uzelf brengen?” — Pred. 7:16.
18. Hoe behoren wij over anderen te denken die Jehovah dienen en over elke eventuele vergelijking van onze activiteiten met die van hen?
18 Ook dienen wij onze prestaties niet te vergelijken met die van iemand anders noch zullen wij hem ons geweten opleggen. De apostel Paulus zei tot de christenen in Galátië, die vergelijkingen trokken en zichzelf door onnodige regels beperkten: „Waar is dan dat geluk, hetwelk gij hadt?” Verder zei hij: „Indien iemand denkt dat hij iets is, terwijl hij niets is, dan bedriegt hij zijn eigen geest. Maar laat hij zich ervan vergewissen wat zijn eigen werk is, en dan zal hij alleen met betrekking tot zichzelf, en niet in vergelijking met de andere persoon, reden tot opgetogenheid hebben.” — Gal. 4:9-15; 6:3, 4; 2 Kor. 10:12.
19. (a) Welke bescherming die Jehovah verschaft, zal een christen waarderen en respecteren? (b) Welke uitwerking heeft een redelijke zienswijze ten aanzien van de dienst voor God?
19 Elkeen van Jehovah’s getuigen moet vanzelfsprekend Jehovah’s vaderlijke strenge onderricht aanvaarden (Hebr. 12:7-11). Hij dient open te staan voor schriftuurlijke raad van de zijde van medechristenen en dient op harmonieuze wijze met de gemeente samen te werken (Gal. 6:1; Hebr. 13:17; Fil. 1:27). Hij moet ook zelfbeheersing oefenen, zodat niet de onvolmaakte menselijke neigingen de overhand krijgen (1 Kor. 9:26, 27; Spr. 6:9-11). Toch wordt er niet van Gods dienstknechten verlangd dat zij zich op een onredelijke wijze inspannen. Misschien bent u bijvoorbeeld van plan een bepaalde hoeveelheid tijd in de velddienst te besteden. Indien u echter moe wordt, is het dan niet beter op te houden en enkele minuten te rusten en daarna weer opnieuw te beginnen dan het gevoel te hebben dat u zonder te pauzeren moet doorgaan? Zou dit u er in werkelijkheid zelfs niet toe in staat stellen Jehovah beter te dienen, omdat u ontspannen en gelukkig bent en in staat bent helderder te denken? Of als u het koud hebt en moe bent, is het dan niet beter op te houden en iets warms te drinken ten einde warm te worden en u te verkwikken en daarna weer voort te gaan in plaats dat u zichzelf op meedogenloze wijze dwingt door te gaan, met het gevaar dat u uw vreugde en doeltreffendheid verliest? Jezus werkte met geheel zijn ziel, maar toch erkende hij dat het noodzakelijk was af en toe te rusten, en hij voelde zich niet schuldig wanneer hij dit deed (Mark. 6:31, 32). Bovendien heeft „een blij hart . . . een goede uitwerking op het gelaat”, en als u gelukkig bent, móet dit wel een gunstige uitwerking hebben op de mensen aan wie u getuigenis geeft. — Spr. 15:13.
20. Wat zullen de resultaten zijn wanneer u werkelijk vreugde schept in uw dienst voor Jehovah?
20 Schep dus vreugde in uw dienst voor Jehovah. Verheug u erin en schep er behagen in (Fil. 4:4). Hij wil niet dat uw aanbidding van hem een last is. Indien u vreugde schept in uw dienst, zal uw hart u ertoe aanzetten nog meer te doen. Geluk is aanstekelijk en zo’n geest zal zich in de gehele gemeente manifesteren. Nieuwelingen zullen dit opmerken en zullen eveneens zien dat de wegen van Jehovah werkelijk een lust zijn en zullen zich in de blijmoedige dienst voor hem bij u aansluiten. — Zach. 8:23.