De gezondheidstoestand waarin de mensheid had kunnen verkeren
1. Waarom is er behoefte aan een wereldarts, en welke regel, die door Christus werd aangehaald, is van toepassing op de medische stand en gezondheidsdiensten?
MET de gezondheidstoestand van de mensheid is het droevig gesteld! Er bestaat als nooit tevoren behoefte aan een wereldarts, want nieuwe kwalen die worden ontdekt, eisen steeds meer slachtoffers. De medische stand en de gezondheidsdiensten zijn in hun totaliteit in gebreke gebleven een wereldarts te zijn die alle ziekten op aarde kan genezen. Wij zouden niets anders kunnen verwachten, want de regel is van toepassing: „Geneesheer, genees uzelf.” Wie haalde deze woorden aan? Een man die allerlei kwalen genas en zelfs iemand tot leven opwekte die al vier dagen dood was geweest. De man die zulke medische wonderen kon verrichten, was Jezus Christus (Luk. 4:23; Mark. 6:4-6). Zijn dood in 33 G.T. was geen natuurlijke dood. Moordenaars maakten een eind aan zijn leven (Hand. 7:52). Hoe zou de gezondheidstoestand van de mensheid thans zijn geweest als zij hem destijds hadden aanvaard?
2, 3. (a) Welke vraag stellen wij met betrekking tot Jehovah als Geneesheer? (b) Wat bracht Jehovah over het oude Egypte ten einde zijn volk te bevrijden, en waarvoor waarschuwde hij de Israëlieten als zij niet naar zijn stem luisterden?
2 Wanneer wij de kwestie nog verder in de tijd terugvoeren, kunnen wij de vraag stellen: Wat zou het geval geweest zijn als mensen gebruik hadden gemaakt van de diensten van Degene die in de dagen van de profeet Mozes tot zijn uitverkoren volk zei: „Ik ben Jehovah, die u genees”? — Ex. 15:26.
3 Ten einde zijn uitverkoren volk uit slavernij in het oude Egypte te bevrijden, bracht Jehovah miraculeuze plagen over dat land. Naderhand hief hij de eerste negen plagen op. Hij bracht zijn bevrijde volk in een nationaal verbond dat hun fysieke, mentale en geestelijke welzijn zou bewerkstelligen. Hij gebruikte Mozes om die Israëlieten te waarschuwen voor wat er zou gebeuren als zij de wet van dat verbond zouden blijven overtreden, zeggende: „Ook eventuele ziekten en plagen die niet in het boek van deze wet beschreven zijn, ook die zal Jehovah over u brengen, totdat gij verdelgd zijt. En gij zult inderdaad met een zeer klein aantal overblijven, ofschoon gij zo talrijk zijt geworden als de sterren aan de hemel, omdat gij niet hebt geluisterd naar de stem van Jehovah, uw God.” — Deut. 28:61, 62.
4, 5. (a) Welke vraag zouden wij met betrekking tot Israëls hedendaagse tegenhanger kunnen stellen, aangezien het de nog in leven zijnde joden thans zo slecht vergaat? (b) Wat zou volgens Jesaja 58:9-12 het geval zijn geweest als zij hun leven hadden gebeterd?
4 Thans lijden niet alleen de miljoenen nog in leven zijnde joden aan lichamelijke ziekten, om nog maar niet te spreken over mentale, religieuze, maatschappelijke en economische kwalen, maar is de gehele mensheid ziek. In dit opzicht vergaat het zelfs de christenheid niets beter dan de natuurlijke joden. De christenheid draagt in werkelijkheid een grotere verantwoordelijkheid voor het aangezicht van God. Indien het de oude natie Israël zo slecht is vergaan omdat ze zich niet beterde, zoals Jehovah haar bij monde van Jesaja had opgedragen, wat kunnen wij dan verwachten van het lot van de christenheid, en wel heel binnenkort? Wat er had kunnen gebeuren, beschrijft de profeet Jesaja als volgt:
5 „In dat geval zoudt gij roepen en Jehovah zelf zou antwoorden; gij zoudt om hulp schreeuwen en hij zou zeggen: ’Hier ben ik!’ Indien gij uit uw midden zult wegdoen het jukhout, het uitsteken van de vinger [met verachting of bij wijze van veroordeling] en het spreken van wat schadelijk is; en gij aan de hongerige uw eigen zielsbegeerte zult schenken, en gij de nedergebogen ziel zult verzadigen, dan zal uw licht stellig zelfs in de duisternis gaan stralen, en uw donkerheid zal zijn als de middag. En Jehovah zal u voortdurend moeten leiden en uw ziel moeten verzadigen zelfs in een verzengd land, en hij zal zelfs aan uw beenderen kracht geven; en gij moet worden als een welbesproeide tuin, en als de waterbron, waarvan de wateren niet liegen. En op uw aandrang zal men stellig de plaatsen die lange tijd verwoest waren, opbouwen; gij zult zelfs de grondvesten van opeenvolgende geslachten oprichten. En gij zult werkelijk de bressendichter worden genoemd, de hersteller van paden om aan te wonen.” — Jes. 58:9-12.
6. Welke vraag stellen wij over de mogelijkheden in het geval van Israëls hedendaagse tegenhanger, gezien de mogelijkheden die het Israël van Jesaja’s tijd voor ogen werden gesteld?
6 O, in welke nationale toestand had het oude Israël kunnen verkeren als het de duidelijke raad van Jehovah had opgevolgd! Gezien zijn almacht had hij gemakkelijk de toestanden kunnen teweegbrengen die overeenkomstig zijn woorden zouden bestaan als Israël zich zou ontdoen van de aanstotelijke dingen die niet alleen schadelijk waren voor henzelf, maar ook voor hun verbondsverhouding tot God. Doordat Israël dit niet deed, ging het van kwaad tot erger met hen. Wat Israël bij wijze van streng onderricht meemaakte in de eeuw nadat Jesaja had geprofeteerd, was verschrikkelijk. In het licht van dit alles, dat als een illustratie dient, komen wij ertoe te vragen: Hoe staat het met Israëls hedendaagse tegenhanger, de christenheid? In welke gezondheidstoestand had ze op maatschappelijk, economisch, moreel en religieus gebied kunnen verkeren indien ze het door de Goddelijke Geneesheer, Jehovah, voorgeschreven medicijn had ingenomen en de Koninkrijksboodschap had aanvaard die nu reeds meer dan een eeuw door zijn christelijke getuigen is bekendgemaakt?
7. Welke levende illustratie hebben wij in deze tijd van wat met de christenheid het geval had kunnen zijn?
7 Door wat er in deze tijd is gebeurd met degenen die werden afgebeeld door de zonen van Jesaja, de „kinderen” die Jehovah hem had gegeven en die door Jehovah werden gebruikt om de door de geest gezalfde discipelen van Jezus Christus af te beelden, beschikken wij over een illustratie met betrekking tot wat er met de christenheid had kunnen gebeuren (Jes. 8:18; Hebr. 2:13). Gedurende reeds meer dan 65 jaar hebben zij aan de wereld bekendgemaakt dat Jehovah’s Messiaanse koninkrijk thans op de schouders rust van de op de troon geplaatste Zoon van God, Jezus Christus als de Vredevorst (Jes. 9:6, 7). Aldus hebben zij voor honderdduizenden in wanhoop verkerende personen de sombere duisternis verdreven die de gehele aarde bedekt. Door middel van het Koninkrijksnieuws, zoals Jezus dit in Matthéüs 24:14 had voorzegd, hebben zij degenen die geestelijk hongerig waren, met iets gevoed dat het leven beter onderhoudt dan stoffelijk voedsel. Als gevolg hiervan zijn deze personen geestelijk hersteld.
8. Op welke verdere woorden van Jehovah, over de sabbat, slaan de geestelijk herstelde personen thans acht, met het oog op welke beloften?
8 Alle geestelijk herstelde personen slaan nu acht op Jehovah’s verdere leidinggevende woorden waarop het oude Israël geen acht heeft geslagen: „Indien gij met het oog op de sabbat uw voet zult terughouden met betrekking tot het doen van al wat uzelf behaagt op mijn heilige dag, en de sabbat werkelijk een heerlijke verrukking zult noemen, een heilige dag van Jehovah, een die verheerlijkt wordt, en hem werkelijk zult verheerlijken in plaats van uw eigen wegen te volgen, in plaats van datgene te vinden wat u behaagt en een woord te spreken — in dat geval zult gij uw heerlijke verrukking in Jehovah vinden, en ik wil u over de hoge plaatsen der aarde doen rijden; en ik wil u doen eten van de erfelijke bezitting van uw voorvader Jakob, want het is de mond van Jehovah die het heeft gesproken.” — Jes. 58:13, 14.
9. Staan opgedragen, gedoopte christenen thans onder een wekelijkse sabbatsregeling, en welke sabbatsperiode naderen zij snel?
9 Opgedragen, gedoopte christenen, zoals Jehovah’s Getuigen in deze tijd dit zijn, staan niet onder de verplichting een wekelijkse sabbat te onderhouden die op vrijdag met zonsondergang begint en op zaterdag met zonsondergang eindigt, want zij staan niet onder het wetsstelsel dat via de middelaar Mozes werd gegeven (Ex. 20:1-11). Ook heeft Jezus Christus, de Middelaar van het nieuwe verbond, zijn discipelen niet opgedragen de zondag als een sabbatdag te onderhouden. Zij weten dat zij in de zevende dag van de scheppingsweek van Jehovah God leven, gedurende welke dag hij is blijven rusten ten aanzien van het verrichten van rechtstreekse scheppingswerken met betrekking tot onze aarde (Gen. 1:1 tot en met 2:4). Zowel de wereldgebeurtenissen als de bijbelse chronologie geven te kennen dat wij nu snel de tijd naderen dat de duizendjarige regering van Jezus Christus zal beginnen. Zijn duizendjarige regering tot zegen van de gehele mensheid zal de laatste duizend jaar van Jehovah’s zevenduizend jaar durende rustdag beslaan. Christus’ regering zal een sabbatdag van heerlijke verrukking voor de gehele mensheid zijn.
10. Is de wekelijkse „sabbat” van de christenheid bijbels, en voor welk doel wordt hij thans voornamelijk gebruikt?
10 Meer dan vijftienhonderd jaar lang heeft de christenheid de zondag als een soort van christelijke sabbat onderhouden. De zondag is echter noch christelijk noch joods. Zoals door de naam ervan te kennen wordt gegeven, is de zondag in werkelijkheid een heidense feestdag ter ere van de zonnegod. In deze tijd onderhoudt de christenheid haar eigen zondag beslist niet als een rustdag tot eer van Jehovah en tot welzijn van het menselijke lichaam. In de meeste gevallen benut ze de zondag als een dag voor sport, picknicks, theaterbezoek en andere ongodsdienstige activiteiten en zelfzuchtige genoegens, om nog maar niet te spreken van gokken en allerlei immorele activiteiten.
11. Hoe onderhouden de christelijke getuigen van Jehovah een ware „sabbat”, waardoor zij zich naar Zijn eigen voorbeeld richten?
11 De christelijke getuigen van Jehovah onderhouden een voortdurende „sabbat” voor Jehovah God. Hoe? Door te rusten of zich te onthouden van hun eigen werken waarmee zij poogden zich voor God te rechtvaardigen ten einde hun eigen eeuwige redding te verdienen. Door geloof rusten zij in de verdienste of verlossende waarde van Christus’ loskoopoffer als de basis voor hun eeuwige redding. Op deze wijze brengen zij hun leven in overeenstemming met de betekenis van de grote zevende „dag” van Jehovah’s Scheppingsweek, gedurende welke figuurlijke „dag” hijzelf blijft rusten.
12. Wat is de huidige „sabbatsrust” die voor Gods volk ’overblijft’, en hoe gebruiken Jehovah’s Getuigen derhalve de joodse sabbat en de zondag van de christenheid?
12 Wij lezen over de wijze waarop een christen door middel van geloof Jehovah’s „sabbatsrust” van zeven millennia houdt: „Op één plaats heeft hij over de zevende dag het volgende gezegd: ’En God rustte op de zevende dag van al zijn werken.’ . . . Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God. Want wie Gods rust is ingegaan, heeft ook zelf gerust van zijn eigen werken, zoals God van de zijne” (Hebr. 4:4-10). Jehovah’s Getuigen rusten door middel van geloof in Christus’ slachtoffer als Gods voorziening voor menselijke redding. Zij kunnen dus volgens eer en geweten de joodse sabbatdag en de zondag van de christenheid gebruiken om het goede nieuws van Gods koninkrijk van huis tot huis te prediken.
Scheiding tussen de christenheid en de noodzakelijk Geneesheer
13. Wat voor soort van gedrag van de zijde van degenen die zich Gods volk noemen, heeft volgens Jesaja 59:1-4 een scheiding tussen hem en dit volk teweeggebracht?
13 Dat de christenheid zich thans niet in de toestand verheugt waarin ze had kunnen verkeren, komt niet omdat het de Almachtige God ontbreekt aan het vermogen om die wenselijke toestanden te bewerkstelligen. Waarom is het Israël uit de oudheid dan geen redding ten deel gevallen, en — in overeenstemming hiermee — waarom is de christenheid of de rest van de wereld geen redding ten deel gevallen? De reden wordt in de volgende woorden gegeven: „Ziet! De hand van Jehovah is niet te kort geworden zodat ze niet redden kan, noch is zijn oor te zwaar geworden zodat het niet horen kan. Neen, maar het zijn uw dwalingen die er de oorzaak van zijn geworden dat er een scheiding bestaat tussen u en uw God, en uw eigen zonden hebben zijn aangezicht voor u verborgen doen zijn, zodat hij niet hoort. Want uw eigen handpalmen zijn met bloed bezoedeld geworden, en uw vingers met dwaling. Uw eigen lippen hebben leugen gesproken. Uw eigen tong bleef niets dan onrechtvaardigheid mompelen. Er is niemand die roept in rechtvaardigheid, en volstrekt niemand is naar het gerecht gegaan in getrouwheid. Men heeft vertrouwd op onwerkelijkheid en heeft waardeloosheid gesproken. Men is zwanger geworden van moeite en heeft wat schadelijk is gebaard.” — Jes. 59:1-4.
14. Waarom zou de twintigste-eeuwse christenheid zich evenmin als het Israël van Jesaja’s tijd, in het goddelijke gerechtshof van blaam kunnen zuiveren?
14 Deze blik op het Israël in Jesaja’s tijd onthult veel details. Hoe kon Jehovah met mensen van zo’n natie vertrouwelijke omgang hebben of hen zegenen? De natie was verantwoordelijk voor de kloof die tussen hem en haar was ontstaan. Het zelfde geldt voor de kloof tussen hem en degenen die zich zijn volk noemen, de christenheid. Handen, vingers, lippen en tong houden zich alle bezig met wat slecht is, waardoor de christenheid zichzelf schade berokkent. Niet alleen druipen haar handen na twee wereldoorlogen van menselijk bloed, maar ze is nu zelfs voornemens menselijk bloed op een nog grotere schaal te vergieten, deze keer naar alle waarschijnlijkheid met kernbommen en andere duivelse middelen om talloze mensen een verschrikkelijke dood te laten sterven. Dat ze internationale problemen bij de Verenigde Naties of het Internationale Gerechtshof in Den Haag aanhangig maakt, is beslist niet hetzelfde als wanneer ze kwesties „in getrouwheid” ten aanschouwen van de gehele hemel en aarde aan het goddelijke gerechtshof zou voorleggen. Voor zo’n goddelijk hof zou de christenheid zich nooit van blaam kunnen zuiveren!
15, 16. Waarvan gaat men internationaal ’zwanger’, wat zal er natuurlijkerwijs worden voortgebracht en hoe noemt de bijbel al dit diplomatieke gepraat?
15 In de Verenigde Naties overtreffen de niet-christelijke natiën de natiën van de christenheid reeds in aantal. Toch zien haar geestelijken en religieuze leiders naar dat surrogaat voor Gods koninkrijk op als „de enige hoop van de wereld” en handelen en gedragen zij zich alsof dit zo was. Als dit geen ’vertrouwen op onwerkelijkheid’ is, wat is het dan wel? Is er met alle gepraat over het vertrouwen dat men moet stellen in de Verenigde Naties en andere door mensen gevormde instellingen voor wereldvrede en zekerheid — zowel in het openbaar als in de persoonlijke sfeer — geen „waardeloosheid gesproken”, vooral van de zijde van de christenheid? Wat blijkt al dit over en weer gepraat anders te zijn?
16 Aangezien men internationaal slechts van ’moeite zwanger gaat’, in plaats dat men in een vreedzame verhouding tot Jehovah God probeert te komen, kan natuurlijkerwijs alleen maar „wat schadelijk is” worden verwacht of worden voortgebracht. Wat een „probleemkind” zal dit onvermijdelijk blijken te zijn! Van Jehovah’s standpunt uit bezien, hebben natiën, zowel christelijke als niet-christelijke natiën, met al hun diplomatieke gepraat, alleen maar „leugen gesproken” en ’niets dan onrechtvaardigheid gemompeld’.
17. Als het ware waarmee worden degenen vergiftigd die zich Gods volk noemen, en waarom is de weg die zij hebben gevolgd, niet veilig voor reizigers?
17 In deze tijd worden de mensen, zowel binnen als buiten de christenheid, niet slechts chemisch, maar ook geestelijk vergiftigd. Volgens Jesaja 59:5-8 konden klagers voor het aangezicht van God, de Rechter van allen, zeggen: „De eieren van een giftige slang hebben zij uitgebroed, en louter een spinneweb bleven zij weven. Al wie van hun eieren at, stierf, en het ei dat werd stukgedrukt, daaruit kwam een adder. Ja, hun spinneweb zal niet als een kleed dienen, noch zullen zij zich met hun werken bedekken. Hun werken zijn schadelijke werken, en de activiteit van geweld is in hun handpalmen. Hun eigen voeten blijven naar louter slechtheid snellen, en zij haasten zich om onschuldig bloed te vergieten. Hun gedachten zijn schadelijke gedachten; gewelddadige plundering en verbreking zijn op hun hoofdwegen. De weg des vredes hebben zij genegeerd, en er is geen gerechtigheid in hun sporen. Hun paden hebben zij zich krom gemaakt. Volstrekt niemand die ze betreedt, zal werkelijk vrede kennen.”
18. Wat voor soort van voorbeeld is de christenheid geweest met betrekking tot het handhaven van vrede?
18 Als de christenheid in haar eigen gelederen geen vrede kan bewaren, hoe kunnen wij dan verwachten dat de rest van de wereld hiertoe in staat is? Ze is een slecht voorbeeld geweest en heeft het werkelijke christendom in een totaal verkeerd daglicht gesteld. Ze heeft luidruchtig om vrede en zekerheid geroepen, maar door zichzelf tot de tanden te wapenen, omdat ze haar wereldse partners niet vertrouwt, baant ze beslist niet de weg tot vrede.
19. Waartoe leidde de huichelachtige toestand in het Israël uit de oudheid met betrekking tot gerechtigheid en het onderscheiden van de juiste weg die moest worden gegaan?
19 „Daarom is de gerechtigheid verre van ons geworden”, vervolgt Jehovah’s profeet Jesaja, „en de rechtvaardigheid achterhaalt ons niet. Wij blijven hopen op licht, maar zie! duisternis; op lichtglans, maar in voortdurende donkerheid bleven wij wandelen. Wij blijven naar de wand tasten net als blinden, en als zij die geen ogen hebben, blijven wij tasten. Wij zijn gestruikeld op de volle middag net als in de avondduisternis; onder de kloeke lieden zijn wij net als doden.
20. (a) Traden de gevallen van opstand, de overtredingen en de zonden van Israël duidelijk aan het licht? (b) Hoe ging het onder die omstandigheden met gerechtigheid, rechtvaardigheid en waarheid?
20 Wij blijven allen brommen net als beren; en als duiven blijven wij treurig kirren. Wij bleven hopen op gerechtigheid, maar die was er niet; op redding, maar ze is verre van ons gebleven. Want onze daden van opstandigheid zijn vele geworden voor u; en wat onze zonden betreft, elk daarvan heeft tegen ons getuigd. Want onze daden van opstandigheid zijn bij ons; en wat onze dwalingen betreft, wij kennen ze maar al te goed. Er is overtreding geweest en een verloochenen van Jehovah; en er was een terugwijken van achter onze God, een spreken van onderdrukking en opstandigheid, een zwanger gaan en een mompelen van leugenwoorden recht uit het hart. En de gerechtigheid werd teruggedrongen, en de rechtvaardigheid zelf bleef eenvoudig op verre afstand staan. Want de waarheid is zelfs op het openbare plein gestruikeld, en wat rechtdoorzee is, kan niet binnenkomen. En de waarheid blijkt te ontbreken, en al wie van het kwade wijkt, wordt gewelddadig geplunderd.” — Jes. 59:9-15; Rom. 3:15-18.
21. Waarmee komt die beschrijving van het Israël in Jesaja’s tijd goed overeen, en hoeveel rooskleuriger had de toekomst er voor de mensheid kunnen uitzien?
21 Hoe goed komt die oude beschrijving overeen met de toestand die thans in de christenheid bestaat! Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 zijn Jehovah’s Getuigen ondanks hevige vervolging een zeer in het oog vallende plaats op het wereldtoneel gaan innemen. Hoe zou de situatie zijn geweest als er gunstig op de boodschap van Jehovah’s koninkrijk in handen van de verheerlijkte Christus was gereageerd, in plaats dat men zich er over de gehele wereld door middel van een onrechtvaardige bejegening en vervolging van Jehovah’s Getuigen tegen had verzet? Hoeveel beter zou de gezondheidstoestand van de mensheid, en vooral die van de christenheid, tegen deze tijd in alle opzichten zijn geweest! Hoeveel rooskleuriger had de toekomst er voor de mensheid kunnen uitzien!