Hoofdstuk 20
’De geringe wordt tot een machtige natie’
1. (a) Wat voorzei Jehovah met betrekking tot de omvang van de toename in het aantal ware aanbidders? (b) Wie brengt dit feitelijk tot stand, en hoe?
HET aantal aanbidders van Jehovah is lange tijd betrekkelijk klein geweest in vergelijking met de bevolking van de gehele mensheid. Maar in onze tijd neemt hun aantal toe met een snelheid die liefhebbers van rechtvaardigheid met geestdrift vervult. Met betrekking tot de omvang van de toename heeft Jehovah zelf voorzegd: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen” (Jesaja 60:22). Volgens die schriftplaats brengt Jehovah zelf dit tot stand. Hoe? Door ervoor te zorgen dat er onder zijn dienstknechten een toestand ontstaat die hen sterk doet afsteken tegen de nationale groepen rondom hen, zodat oprechte personen zich tot hen aangetrokken voelen.
2. (a) Tot wie wordt Jesaja 60:1, 2 gericht? (b) Op welke wijze ging de „heerlijkheid van Jehovah” over haar schijnen? (c) Hoe heeft het overblijfsel ’licht verspreid’?
2 Dit werd in Jesaja 60:1, 2 voorzegd. Hier richt Jehovah zich met de volgende woorden tot zijn „vrouw”, zijn organisatie die uit zowel loyale geestelijke schepselen in de hemel als door de geest verwekte zonen op aarde bestaat: „Sta op, o vrouw, verspreid licht, want uw licht is gekomen en over u is zelfs de heerlijkheid van Jehovah gaan schijnen. Want zie! duisternis zelf zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen; maar over u zal Jehovah gaan schijnen, en over u zal zijn heerlijkheid worden gezien.” De basis voor dit contrast is de geboorte van het Messiaanse koninkrijk in handen van Jezus Christus in 1914. Toen ging de „heerlijkheid van Jehovah” schijnen over zijn hemelse organisatie, die het Koninkrijk had voortgebracht. Er was reden tot grote verheuging onder hen (Openbaring 12:1, 2, 5, 10-12). En op aarde deelde het gezalfde overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen in die vreugde. Zij begonnen er in 1919 mee ’licht te verspreiden’, aangezien zij de wereldomvattende bekendmaking van Gods koninkrijk als de werkelijke en enige hoop der mensheid op zich namen. — 1 Petrus 2:9; Matthéüs 5:14-16.
3. (a) Waarom heeft, vooral sinds 1914, ’duisternis de aarde bedekt’? (b) Wat is de enige werkelijke oplossing?
3 In tegenstelling hiermee brak er voor de nationale groepen in de wereld, die streden voor het behoud van hun eigen soevereiniteit, in 1914 een tijdperk van geweld en onzekerheid aan waarvan ze zich nimmer hebben hersteld. Het gebrek aan stabiliteit sinds dat tijdstip heeft velen ertoe gebracht te beseffen dat zij in weerwil van de „wetenschappelijke vooruitgang” niet op een veilige en zekere toekomst kunnen rekenen. Ja, ’duisternis bedekt de aarde’. Waarom kunnen zij geen uitweg vinden? Omdat de naties Jehovah als Soeverein hebben verworpen. Er zijn hoogstens enkele regeerders die lippendienst verrichten voor een „God” wiens naam zij nimmer gebruiken. Zij zijn vastbesloten hun aangelegenheden zelf te besturen, maar de problemen waar zij tegenover staan, kunnen door de mens niet worden opgelost (Jeremia 8:9; Psalm 146:3-6). De huidige wereld, met haar hebzucht en corruptie, is haar „laatste dagen” ingegaan. Op geen enkele manier kan ze ontkomen aan de vernietiging die haar wacht. Alleen mensen die volledig geloof stellen in Gods koninkrijk kunnen met vertrouwen de toekomst tegemoet zien. Steeds meer oprechte personen beseffen dit en zij verbinden zich actief met Jehovah’s Getuigen, die niet alleen over het Koninkrijk spreken maar er ook ernstig naar streven overeenkomstig hetgeen zij prediken te leven.
’DE KLEINE WORDT TOT DUIZEND’
4. Aan welk bijeenvergaderingswerk werd, als een vervulling van Jesaja 60:4, eerst aandacht geschonken?
4 Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was het bijeenvergaderen van de Koninkrijkserfgenamen nog niet voltooid. Er waren nog meer tot het hemelse Jeruzalem behorende „zonen” en „dochters” nodig om het voorzegde aantal van de 144.000 die met Christus in de hemel zouden regeren, volledig te maken. Met de volgende woorden had Jehovah echter voorzegd hoe dit werk tot voltooiing zou komen: „Sla uw ogen rondom op en zie! Zij zijn allen bijeengebracht; zij zijn tot u gekomen. Van verre blijven uw eigen zonen komen, en uw dochters, die aan de zijde verzorgd zullen worden” (Jesaja 60:4). Als gevolg van de Koninkrijksbekendmaking sinds 1919 droegen duizenden meer zich aan Jehovah op, lieten zich dopen en werden met heilige geest gezalfd. Maar de hele groep Koninkrijkserfgenamen te zamen werd door Jezus slechts een „kleine kudde” genoemd (Lukas 12:32). Ten einde in vervulling te doen gaan wat in Jesaja 60:22 werd voorzegd, moesten er stellig nog meer personen tot de ware aanbidding bijeenvergaderd worden. Dit is ook inderdaad gebeurd!
5. Waar is, zoals in Jesaja 55:5 wordt beschreven, de verdere toename vandaan gekomen?
5 In Jesaja 55:5 wordt er als volgt over hen gesproken: „Zie! Een natie die gij niet kent, zult gij roepen, en degenen van een natie die u niet hebben gekend, zullen zelfs naar u toesnellen, ter wille van Jehovah, uw God, en wegens de Heilige Israëls, want hij zal u luister verleend hebben.” Dit zijn mensen die niet tot het geestelijke Israël behoren. Zij komen uit vele naties maar zij worden een verenigd volk, dat loyale ondersteuning aan Gods koninkrijk geeft. Zij vormen „een natie” die destijds voor het overblijfsel van het geestelijke Israël wegens hun nog onvolkomen begrip van de Schrift ’onbekend’ was, terwijl ook deze personen zelf Gods dienstknechten vroeger niet de hun toekomende erkenning hebben gegeven. Maar als gevolg van de prediking van het goede nieuws voelen zij zich tot hen aangetrokken, omdat zij beseffen dat deze geestelijke Israëlieten de ware God aanbidden en omdat zij in hen een geestelijke schoonheid zien die alleen maar aan Gods zegen toegeschreven kan worden.
6. Wat is de omvang van de Koninkrijksprediking, en met welke vreugdevolle resultaten?
6 Ondanks alles wat Satan heeft gedaan om de prediking van de Koninkrijksboodschap te verhinderen en de aandacht van de mensen op andere bezigheden te richten, blijft het licht der waarheid zelfs tot de meest afgelegen delen der aarde schijnen. Het resultaat is precies zoals God lang geleden profetisch tot zijn „vrouw” heeft gezegd: „Dan zult gij zien en stellig stralend worden, en uw hart zal werkelijk sidderen en zich verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden; zelfs het vermogen der natiën zal tot u komen. . . . En de lofprijzingen van Jehovah zullen zij aankondigen” (Jesaja 60:5, 6). Ja, een „grote schare” personen die eens een deel vormden van de van God vervreemde mensen-„zee”, mensen die in duisternis leefden vanwege de „dikke donkerheid” die de naties bedekt, hebben zich bij het geestelijke Israël aangesloten. In Gods ogen zijn zij werkelijk de kostbaarheden uit alle naties.
7. Hoe blijkt uit de bewoordingen waarin de toename wordt voorzegd, wat werkelijk kostbaar is in Jehovah’s ogen?
7 Ten tijde van de herbouw van Jehovah’s tempel in Jeruzalem bewoog hij zijn profeet Haggaï ertoe het volgende aan te kondigen: „’Ik wil alle natiën schudden, en de begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd” (Haggaï 2:7). Dit schudden van de naties leidt ten slotte tot hun vernietiging, maar vóór die tijd moeten „de begeerlijke dingen van alle natiën” daaruit bijeenvergaderd worden en in Jehovah’s grote geestelijke tempel, zijn universele huis van aanbidding, gebracht worden. Hier zullen zij veiligheid vinden wanneer de wereld in puin gelegd wordt. Zulke levende aanbidders zijn begeerlijk voor Jehovah. Hij is niet op hun materiële rijkdom uit (Micha 6:6-8). Het meest waardevolle dat zij Jehovah kunnen geven, is hun van ganser harte geschonken aanbidding. Zij komen met offers van volledige toewijding en ijverige dienst, en zij allen maken „de lofprijzingen van Jehovah” bekend. Wat een vreugde heeft het Jehovah’s loyale dienstknechten in de hemel en op aarde geschonken dat zulke personen op het toneel zijn verschenen!
8. Welke aanwijzingen geeft de bijbel met betrekking tot de omvang van de bijeenvergadering van toekomstige aardse erfgenamen van het Koninkrijk?
8 Hoevelen van deze aanbidders van Jehovah die de hoop koesteren op een paradijsaarde te leven, zullen er zijn? De bijbel stelt geen aantal vast, aangezien de liefdevolle voorzieningen van Jehovah openstaan voor wie maar ook uit alle naties. Een aanwijzing van wat er verwacht kan worden, treffen wij echter in Jesaja 60:8 aan, waar zij worden beschreven als duiven „die komen aanvliegen net als een wolk” — een wolk die de aarde eronder vrijwel verduistert. Dit duidt erop dat grote aantallen personen in een korte tijd naar Gods organisatie stromen. Als gevolg van deze grote toevloed van aanbidders van Jehovah zou, zoals was voorzegd, „de kleine” van het geestelijke Israël „tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie”. En Jehovah heeft gezegd dat hij „het te zijner tijd [zou] bespoedigen” (Jesaja 60:22). Klopt dit met wat er werkelijk plaatsvindt?
9. Tot in welke mate heeft die toename sinds 1935 plaatsgevonden?
9 Na de Eerste Wereldoorlog waren er slechts enkele duizenden die actief aan het openbare Koninkrijksgetuigeniswerk deelnamen. Tegen 1935 beliep hun totale aantal nog geen 60.000 over de gehele wereld. In 1941 passeerde het aantal Koninkrijksverkondigers de mijlpaal van 100.000. Tegen 1953 waren er ruim 500.000. Tien jaar later was het aantal van één miljoen bereikt. Tegen het begin van 1984 waren er 2.652.323. Gemiddeld besteden zij er ruim één miljoen uur per dag aan om anderen te laten zien waarom alleen Gods koninkrijk werkelijke hoop voor de toekomst biedt. In vergelijking met het aantal personen die er als Jehovah’s Getuigen blijk van geven onderdanen van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk te zijn, is het opmerkenswaardig dat er tegenwoordig zo’n zestig naties in de wereld zijn die een kleiner bevolkingsaantal hebben dan deze groeiende „natie”. Deze unieke „natie” mengt zich echter niet in de wereldlijke politiek, maar is exclusief toegewijd aan de dienst van de ware God.
10. (a) Welke omstandigheden maken deze groei tot iets wonderbaarlijks in onze ogen? (b) Waaruit blijkt dat er nog meer toename te verwachten is?
10 Vormt dit de volledige vervulling van deze profetie? Wat reeds heeft plaatsgevonden, voldoet ruimschoots aan de bijbelse beschrijving. En het is ook wonderbaarlijk wanneer wij de omstandigheden beschouwen waaronder dit werk verricht is — de hindernissen die zijn overwonnen, de bewijzen van goddelijke leiding om het voorspoedig te doen zijn en de toewijding die aan de dag is gelegd door degenen die er een aandeel aan hebben. Ook de veranderingen die het in het leven van mensen tot stand heeft gebracht, zijn wonderbaarlijk. Maar de toename in het aantal personen die openlijk hun standpunt voor Jehovah innemen, houdt niet op en gaat ook niet langzamer. In recente jaren hebben zich gemiddeld ruim 10.000 personen per maand voor de onderdompeling in water aangeboden, en het totale aantal stijgt ieder jaar. Door in overeenstemming te leven met datgene wat hun doop symboliseert, kunnen al deze personen het geruststellende vooruitzicht hebben het einde der wereld te overleven en de „nieuwe aarde” binnen te gaan.
11. (a) Hoe geeft de bijbel te kennen dat deze miljoenen allen een deel van een organisatie worden? (b) Wat is het voornaamste doel van die organisatie?
11 Deze miljoenen personen zijn niet slechts onafhankelijke bijbelonderzoekers die God individueel op hun eigen manier dienen. Zij zijn nederig een deel geworden van Jehovah’s zichtbare organisatie. Zoals wij hebben gezien, werden eerst de Koninkrijkserfgenamen „bijeengebracht”. Nu komen andere mensen uit de naties, personen die de hoop op aards leven koesteren, ’tot hen’ (Jesaja 60:4, 5). Zij zijn in „één kudde” onder „één herder”, Jezus Christus, verenigd (Johannes 10:16). De apostel Petrus beschreef ware christenen als een wereldomvattende ’gemeenschap van broeders’, en Paulus drong er bij hen op aan zich niet te isoleren maar op vergaderingen samen te komen, en dat te meer naarmate de dag voor de voltrekking van het goddelijk oordeel naderbij komt (1 Petrus 5:9; Hebreeën 10:23-25). Op deze wijze worden zij gesterkt en toegerust om een aandeel te hebben aan het grote doel waarvoor deze organisatie bestaat. Welk doel? Jehovah’s naam te verheerlijken. — 1 Petrus 2:9; Jesaja 12:4, 5.
EEN WERK DAT VERRICHT MOET WORDEN
12. (a) Hoe gaf Jezus te kennen aan welk werk wij allen dienen deel te nemen? (b) Hoe belangrijk is dit werk, en waarom?
12 Allen die zich met Jehovah’s organisatie verbinden, beseffen al gauw dat deze organisatie uit werkers bestaat. In navolging van Jezus Christus zijn zij allen actieve predikers van het koninkrijk Gods, door middel waarvan Jehovah’s naam gerechtvaardigd zal worden. Jezus zelf zei: „Ik moet . . . het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden” (Lukas 4:43). Hij sprak er ernstig over dat ook anderen het doen van Gods wil centraal moesten stellen in hun leven. Hij leerde zijn volgelingen hetzelfde werk te doen dat hij deed. Voor de tijd waarin wij leven, voorzei hij dat ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden tot een getuigenis voor alle natiën’ (Matthéüs 24:14). Dit is het allerbelangrijkste werk dat wie van ons maar ook in deze tijd kan verrichten. Waarom? Omdat wij door middel hiervan de rechtmatige soevereiniteit van Jehovah God, waarvan het welzijn van de gehele schepping afhangt, hoog houden. Door van ganser harte een aandeel aan deze activiteit te hebben, geven wij van onze waardering voor Jehovah’s overvloedige onverdiende goedheid blijk. Tevens helpen wij onze medemensen gebruik te maken van het enige middel waardoor het hun mogelijk wordt gemaakt de ophanden zijnde grote verdrukking te overleven. — Vergelijk 1 Timótheüs 4:15, 16.
13. (a) Welke toestand zou er, zoals in Jesaja 60:17 was voorzegd, in Jehovah’s organisatie bestaan? (b) Wat moeten wij doen om daarin volledig te delen? (c) Welk vooruitzicht hebben degenen die dit doen?
13 De omstandigheden die zij binnen Jehovah’s organisatie aantreffen, verwarmen hun hart. Hierover voorzei Jehovah bij monde van Jesaja: „Ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taakopleggers” (Jesaja 60:17). De vrede die er heerst, is niet louter theorie maar realiteit, een vrucht van Gods heilige geest. Dit betekent niet dat iemand die vrede volledig ervaart eenvoudig omdat hij zich met de organisatie verbonden heeft. Hij moet persoonlijk leren ’de dingen na te streven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen’ (Romeinen 14:19). Ten einde het hoofd te bieden aan de onvolmaaktheden van anderen, moet hij leren godvruchtige wijsheid ten toon te spreiden, blijk te geven van lankmoedigheid en zelfbeheersing, en net zo vergevensgezind te zijn jegens anderen als hij wil dat God dit jegens hem is. Ja, hij moet ook „vrede maken” (Jakobus 3:17, 18; Galáten 5:22, 23; Kolossenzen 3:12-14). Degenen die dit doen, scheppen er grote vreugde in deel uit te maken van de „machtige natie” die nu wordt geformeerd en die toegewijd is aan de dienst van Jehovah, „de gelukkige God” (1 Timótheüs 1:11). De leden van deze „natie” zullen gespaard worden wanneer Jehovah het oordeel voltrekt aan de gehele wereld die zich aan Satan als haar heerser onderwerpt.