Jehovah ’bespoedigt het’
„Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen.” — JESAJA 60:22.
1. Hoe steekt het vooruitzicht van Jehovah’s volk sterk af bij dat van Satans wereld, en hoe komt dat?
THANS heerst er niet alleen in Jehovah’s hemelse organisatie maar ook overal in de organisatie van Jehovah’s Getuigen hier op aarde uitbundige vreugde. Onze blijdschap steekt schril af bij de somberheid waarin Satans wereld gedompeld is (Ps. 144:15). Wij hebben geestelijk voedsel en geestelijke drank in overvloed, zodat wij „een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand” (Jes. 65:13-19). Wij zijn niet onkundig van de reden waarom de hedendaagse wereld in zo’n crisis verkeert. Onze hoop op een spoedige bevrijding door Gods koninkrijk wordt versterkt wanneer wij zien hoe als een vervulling van bijbelse profetieën het „aftellen” tot Armageddon onafwendbaar voortgaat. Wij weten dat deze „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” precies op „de bestemde tijd” zal komen, want het visioen „blijft voorthijgen naar het einde, en het zal geen leugen vertellen”. — Openb. 16:14, 16; Hab. 2:3.
2. Welke situatie heerst er in Jehovah’s organisatie, en tot welke vraag leidt dit?
2 Jehovah’s theocratische organisatie is zowel op aarde als in de hemel bestendig. Daarbij komt dat Jehovah als de Bron van dynamische energie, ’volledige sterkte in overvloed schenkt aan hen die op hem hopen’ (Jes. 40:29-31). Zijn organisatie bruist van activiteit en is voortdurend in beweging. (Vergelijk Ezechiël 1:15-21.) De 47.869 gemeenten van Jehovah’s Getuigen in 203 landen over de gehele aarde zijn goed georganiseerd om ijverig voort te rukken in het Koninkrijkswerk (Matth. 24:14). Hoe werd deze dynamische wereldomvattende organisatie voortgebracht?
3. (a) Hoe is Jesaja 60:17 heden ten dage in vervulling gegaan? (b) Welke soortgelijke regelingen leidden in bijbelse tijden tot voorspoed?
3 „Organisatie” was de titel van studieartikelen in De Wachttoren van augustus en september 1938. Hierin werd Jesaja 60:17 uitgebreid besproken, waar Jehovah zich tot zijn hemelse organisatie richt met de woorden: „In plaats van het koper zal ik goud brengen, en in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen, en in plaats van het hout, koper, en in plaats van de stenen, ijzer; en ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taakopleggers.” Als een weerspiegeling van deze verbeterde situatie werd Jehovah’s organisatie op aarde nieuw leven ingeblazen. Net zoals goud waardevoller is dan koper (en dit gaat ook op voor de andere materialen die hier worden genoemd), zo is de theocratische regeling die destijds in 1938 door het Wachttorengenootschap aan de gemeenten van Gods volk werd verklaard — en die zij van harte aanvaardden — verre te verkiezen boven vroegere democratische procedures. Ze is schriftuurlijk. Ze bewerkstelligt dat Gods volk goed georganiseerd is om Zijn werk te volbrengen, precies zoals soortgelijke regelingen in Mozes’ tijd en de vroege dagen van de christelijke gemeente tot voorspoed leidden. — Ex. 18:25; Hand. 6:3-7; Tit. 1:5; 1 Petr. 5:1-3.
4. (a) Hoe werden Jehovah’s Getuigen gesterkt voor de beproevingen die zij van 1939 tot 1945 ondergingen? (b) Waaruit bleek dat Jehovah’s zegen op die theocratische regeling rustte?
4 Zo werden in 1938, een jaar voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, de „opzieners” en „taakopleggers” in alle gemeenten „vrede” en „rechtvaardigheid”. Een krachtige, uniforme organisatorische regeling resulteerde in een vruchtbare toename. Jehovah zegende zijn verenigde getuigen. Tussen 1939 en 1945 verdubbelde hun aantal zich bijna, van 71.509 tot 141.606, en dit ondanks de druk en de vervolging van die oorlogsjaren.
’Geen geweld meer’
5. Hoe verschilt Jehovah’s volk wat „vrede” betreft van de wereld?
5 Hoe is het echter in de periode na de Tweede Wereldoorlog gegaan? Er heeft geen vrede onder de natiën der aarde geheerst. Naar verluidt zijn er in feite ruim 30.000.000 personen omgekomen in de „kleine oorlogen” die sedert 1945 zijn gestreden. Op een gegeven moment woedden er wel veertig „zakformaat-oorlogen” ergens op aarde. Wat zijn wij daarom gelukkig dat wij met een organisatie samenwerken die geweld heeft afgewezen! (Jes. 2:4; Spr. 20:22) Bovendien verheugen wij ons, als wereldomvattende organisatie, in vrede binnen onze gelederen. Door met „de God van vrede” te wandelen, zijn wij „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat,” gaan ervaren. — Fil. 4:7-9.
6, 7. (a) Waardoor valt Gods volk op? (b) Hoe is Jesaja 60:18 ten aanzien van ons in vervulling gegaan? (c) Waarin verschillen wij opvallend van de aanhangers van valse religie?
6 Aangezien er onder Jehovah’s volk „vrede” en „rechtvaardigheid” heerst, onderscheiden wij ons duidelijk als anders dan Satans wereld. Enkelen van onze buren, die dit hebben opgemerkt, hebben gezegd: ’Wij bewonderen jullie, maar wij stellen geen prijs op jullie religie.’ Maar is het niet onze religie die ons gemaakt heeft tot de mensen die wij zijn? Wij stellen geen belang in de tegenstrijdige ideologieën en de haat waardoor de natiën verdeeld worden gehouden. Onze tweeledige belangstelling gaat er veeleer naar uit (1) zachtmoedige mensen te onderwijzen in de weg tot redding door middel van Christus’ koninkrijk, en (2) Jehovah te loven, zijn naam aan alle volken voor te houden als een getuigenis. Wij zijn „geen deel van de wereld”. — Joh. 17:14, 16.
7 Aldus hebben wij een aandeel gehad aan de vervulling van Jehovah’s belofte: „Van geweld zal niet meer worden gehoord in uw land, noch van gewelddadige plundering of verbreking binnen uw grenzen. En gij zult uw eigen muren stellig Redding noemen en uw poorten Lof” (Jes. 60:18). Alle lof komt onze God Jehovah toe! De religieuze leiders van de christenheid (en al hun afvallige medestanders) onteren die naam en gaan daarin zelfs zo ver dat zij huichelachtig proberen zijn naam uit bijbelvertalingen weg te wissen. „Maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” — Micha 4:5.
8. (a) Welke aanmoediging geeft Jehovah zijn volk in Jesaja 60:19-21? (b) Door welke ’spruiten’ wordt Jehovah luister verleend, en in welk opzicht?
8 Jehovah moedigt ons aan in zijn naam te wandelen. In Jesaja 60:19-21 geeft hij zijn hemelse organisatie de verzekering dat hij voor haar „een voor onbepaalde tijd durend licht” zal zijn, een licht waarbij de glans van zon en maan zal verbleken. In geestelijk opzicht wordt hij haar luister en tevens vervult hij ten aanzien van haar volk de belofte: „Zij zullen allen rechtvaardig zijn; tot onbepaalde tijd zullen zij het land in bezit houden, de spruit van mijn planting, het werk van mijn handen, opdat mij luister wordt verleend.” Jehovah heeft „het land” van zijn getuigen — hun domein van activiteiten — waarlijk voorspoed geschonken. Hoe vruchtbaar het is, moge blijken uit het toenemende aantal ’spruiten’ dat het voortbrengt nu grote menigten nieuwelingen tot het Koninkrijk worden vergaderd en geholpen worden de christelijke persoonlijkheid aan te doen (Kol. 3:10, 12-14). Dit verleent Jehovah ’luister’, zijn kostbare naam wordt erdoor geëerd.
9. (a) Hoe zegent Jehovah zijn getuigen in Mexico, en waarom? (b) Wat schreef een nieuwsblad naar aanleiding van hun rechtschapenheid?
9 Een recent voorbeeld is Mexico. De afgelopen twee jaar is het hoogtepunt in verkondigers in dat land van 113.823 tot 151.807 gestegen — een prijzenswaardige toename van 33 procent! (Hun in 1984 gehouden Gedachtenisviering van Jezus’ dood werd door 695.369 personen bijgewoond.) Onze Mexicaanse broeders en zusters zijn zeer ijverig in hun velddienstactiviteit. Een nieuwsblad in Monterrey maakte onlangs ook melding van hun rechtschapenheid met betrekking tot de neutraliteitskwestie door onder meer te zeggen: „Wat een diep respect boezemen hun standvastigheid en de moed die hun overtuiging hun geeft ons in. Ook al worden hun kinderen van school gestuurd, zij verkiezen hun geloof, hun overtuiging, trouw te blijven. Hoe zou het zijn indien wij christenen allemaal zo waren, ongeacht tot welke groep of denominatie wij behoren? Mexico zou een stukje hemel zijn.”
10. (a) Waaruit blijkt dat Jehovah’s Getuigen zelfs daar waar hun werk verboden is, vruchtbaar zijn? (b) Welke vraag wordt hier gesteld?
10 Jehovah’s Getuigen blijven deze vruchten van lof voortbrengen, zelfs in landen waar de vervolging onafgebroken aanhoudt. Hoe opwindend was het in het verslag over het dienstjaar 1984 op te merken dat in 28 landen waar het werk door de regering is verboden of anderszins aan banden is gelegd, het totaalaantal verkondigers met 3,1 procent is toegenomen tot ruim een kwart miljoen, en het aantal pioniers met 23 procent is gestegen! Kunt u zich voorstellen wat het betekent om onder die omstandigheden te pionieren? In die landen hebben gemiddeld 6905 broeders en zusters van ons dit elke maand gedaan! Zou u, indien u daar waar u woont een betrekkelijke vrijheid geniet, kunnen proberen de gewone pioniersdienst in te gaan of op z’n minst af en toe in de hulppioniersdienst te staan? — Vergelijk Lukas 17:5, 6.
„Tot duizend worden”
11, 12. (a) Hoe luidt het eerste deel van de belofte die Jehovah nu zelf doet? (b) Wat zijn enkele voorbeelden van ’een kleine die tot duizend werd’? (c) Waarom is er zo’n snelle groei geweest?
11 Bij zijn eigen kostbare naam doet Jehovah nu een drieledige belofte (Jes. 60:22). Eerst vertelt hij ons: „De kleine zelf zal tot duizend worden.” Hebt u bij het lezen van de verslagen die in elk Jaarboek van Jehovah’s Getuigen staan, opgemerkt hoe vaak het is voorgekomen dat er in een land een begin werd gemaakt door slechts één Koninkrijksverkondiger, of door een paar, terwijl er nu duizenden in zo’n land zijn? De pionier bijvoorbeeld die de eerste getuige in Chili was, huurde een appartement en nodigde mensen uit voor een vergadering op zondag. Uiteindelijk kwam er één belangstellende. Deze man stelde de vraag: ’En de anderen, wanneer komen die?’ De pionier verzekerde hem: „Die komen nog wel.” En zij kwamen. Na ongeveer vijftig jaar is die „kleine” tot 23.985 geworden.
12 In Italië werden Jehovah’s Getuigen bitter vervolgd door het fascistische regime van Mussolini. In het naoorlogse jaar 1946 rapporteerden slechts 120 van hen velddienst. Maar bedenk dat er met Pinksteren in het jaar 33 G.T. ook maar 120 aanwezigen waren, en waarvan was dat niet het begin! (Hand. 1:15; 2:1-4, 41) Nu heeft Jehovah’s geest in Italië zich op een andere wijze gemanifesteerd. In 38 jaar tijd is het aantal verkondigers blijkens het laatste bericht tot een hoogtepunt van 119.408 uitgegroeid, een aantal dat een duizendvoudige toename zeer dicht benadert. Zoals in zoveel katholieke landen overal op aarde beleven Jehovah’s Getuigen in Italië een fenomenale groei. — Vergelijk Psalm 69:9; Jesaja 63:14.
„Een machtige natie”
13, 14. (a) Hoe is het tweede deel van Jehovah’s belofte vervuld? (b) Hoe zijn in dit verband 1 Petrus 2:9 en Jesaja 59:21 van toepassing? (c) Waardoor heeft onze prediking aan vaart gewonnen?
13 Het tweede deel van Jehovah’s drieledige belofte luidt: ’De geringe zal tot een machtige natie worden.’ Het was inderdaad een „geringe”, een verstrooid overblijfsel van gezalfden, die in 1919 in Jehovah’s „land” van gunst werd hersteld. Maar de „geringe” vermenigvuldigde zich, totdat het gehele geestelijke Israël was binnengekomen — het volledige aantal van 144.000 Koninkrijkserfgenamen (Rom. 11:25, 26). Werkelijk, het gezalfde overblijfsel op aarde is, als een deel van Gods „heilige natie”, uit de duisternis tot zijn wonderbaarlijke licht geroepen. Zij hebben het een vreugde gevonden alom de voortreffelijkheden van hun God, Jehovah, bekend te maken (1 Petr. 2:9). Hoewel hun aantal betrekkelijk gering is, zijn zij machtig geweest door Gods geest. „’Wat mij aangaat, dit is mijn verbond met hen’, heeft Jehovah gezegd. ’Mijn geest die op u is en mijn woorden die ik in uw mond heb gelegd — ze zullen niet weggenomen worden uit uw mond noch uit de mond van uw nageslacht noch uit de mond van het nageslacht van uw nageslacht’, heeft Jehovah gezegd, ’van nu aan zelfs tot onbepaalde tijd’.” — Jes. 59:21.
14 Met deze verklaring verzekert Jehovah ons dat onze bekendmaking van „goed nieuws over goede dingen” beslist succesvol zal zijn, iets waarom wij op deze ’dag van Jehovah’ vurig bidden. Onze prediking heeft aan vaart gewonnen doordat het figuurlijke „nageslacht” van het gezalfde overblijfsel, de „grote schare”, en ook hun „nageslacht” (nieuwelingen die zij naar Gods organisatie hebben geleid) deze boodschap van redding in hun mond hebben genomen en er een openbare bekendmaking van hebben gedaan. Het resultaat is, dat alle gemeenten blijven groeien, zowel in geestelijke gezindheid als in aantal. — Rom. 10:10, 15; Ps. 118:24, 25; 1 Thess. 3:12.
15. Hoe volkrijk is Gods figuurlijke „natie” geworden, en waarom is deze natie gelukkig?
15 Wat zijn de Koninkrijksvruchten de afgelopen tijd geweldig toegenomen! Nu er flinke aantallen van de „grote schare” bij gekomen zijn, telt Gods figuurlijke natie in totaal 2.842.531 actieve Getuigen. Dat is het meest recente hoogtepunt. Deze „natie” is volkrijker dan zo’n 92 natiën en geopolitieke gebieden van de wereld. Vol blijdschap herhalen wij de lieflijke woorden van de psalmist: „Het is de raad van Jehovah die tot onbepaalde tijd zal standhouden; de gedachten van zijn hart zijn voor het ene geslacht na het andere geslacht. Gelukkig is de natie wier God Jehovah is, het volk dat hij als zijn erfdeel heeft gekozen.” — Ps. 33:11, 12.
’Ik zal het bespoedigen’
16, 17. (a) Waaruit blijkt dat het derde deel van Jehovah’s belofte nu wordt vervuld? (b) Hoe is er liefde voor God en Christus getoond? (c) Welke vreugdevolle activiteit en geest heeft ertoe bijgedragen dat het werk werd ’bespoedigd’? (d) Hoe is Matthéüs 9:35-38 thans van toepassing?
16 Jehovah voegt nog een derde deel aan zijn belofte toe: „Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen.” Daar wij vlak voor de „grote verdrukking” staan, is het daar NU de tijd voor! (Mark. 13:10, 18, 19) De grote versnelling van het Koninkrijkswerk in de afgelopen twee jaar bevestigt dit. Deze ’bespoediging’ is overal op aarde waar te nemen, zelfs in landen waar Jehovah’s Getuigen hun liefde voor Jehovah God en Jezus Christus moeten tonen door onder vervolging of andere levensgevaarlijke omstandigheden te prediken. Nu de gelederen van de volle-tijdverkondigers steeds groeien, vormen de pioniers de voorhoede. En wat een vreugde ervaren zij in Jehovah’s dienst! — Spr. 10:22.
17 Deze blijde pioniersgeest heeft de gemeenten overal aangemoedigd hun aandeel aan de laatste inzameling te „bespoedigen”. Ondanks de grote toename kunnen wij zeggen dat ’de oogst groot is, maar er weinig werkers zijn’. In de huidige wereld zonder hoop kunnen wij, net als Jezus toen hij op aarde was, medelijden hebben met de mensen, want zij zijn inderdaad „gestroopt en heen en weer gedreven . . . als schapen zonder herder”. Daarom „[smeken wij] de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt”, en wij zijn blij te zien dat onze gebeden op zo’n wonderbaarlijke wijze worden verhoord. — Matth. 9:35-38.
18, 19. Wat zijn enkele berichten waaruit blijkt dat het wereldwijde veld ’wit is om geoogst te worden’?
18 Laten wij slechts één van de vele aansporende voorbeelden beschouwen: In april 1984 berichtte Ecuador 1048 hulppioniers in het veld, 106 procent meer dan vorig jaar april. In juni berichtte dit land 12.238 huisbijbelstudies, een toename van 24 procent voor dat jaar, en 8044 verkondigers, een toename van 17 procent. Het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering sprong omhoog tot 40.728, ofte wel ruim vijf aanwezigen per verkondiger. Uit de gehele wereld komen overeenkomstige berichten, en het wereldomvattende bezoekersaantal van 7.416.974 op de Gedachtenisviering op 15 april 1984 toont aan dat de velden „wit zijn” om degenen te ’oogsten’ die „voor het eeuwige leven” worden bijeengebracht. — Joh. 4:35, 36.
19 Vaak ’bespoedigt’ Jehovah het werk op treffende manieren. Een reizende opziener schrijft uit de tropische oerwouden van noordelijk Papoea Nieuw-Guinea: „Een man die contact had gehad met een speciale pionier keerde naar zijn geïsoleerde bergdorp terug. Verscheidene jaren later verscheen hij plotseling op een kringvergadering — met een verzoek. Deze nog niet gedoopte man had zo doeltreffend getuigenis gegeven aan zijn dorpsgenoten en de ’wilden’ in de omgeving, dat de dorpsoudsten nu graag wilden dat er Jehovah’s Getuigen kwamen om de geestelijke belangen van het gehele gebied te behartigen.” Wanneer het zaad eenmaal is geplant, is God degene die ’de wasdom blijft geven’. — 1 Kor. 3:6.
20. Hoe zijn de bijkantoren van het Wachttorengenootschap uitgebreid om de toename te kunnen opvangen?
20 Jehovah heeft zijn volk op vele manieren voorbereid op de grote toename die zich nu voordoet. Wij verheugen ons dat Jehovah er in de afgelopen jaren op zo’n wonderbaarlijke wijze voor heeft gezorgd dat de bijkantoorfaciliteiten van het Wachttorengenootschap werden uitgebreid. Thans zijn deze bijkantoren toegerust om kolossale vluchten „duiven” te helpen.
21. Hoe kunnen wij ons deel blijven bijdragen tot het „bespoedigen” van het werk?
21 Laten wij er daarom allemaal een aandeel aan hebben het licht van het goede nieuws van het Koninkrijk tot nog miljoenen meer te laten schijnen! Laten wij al deze „duiven” die op huis aan koersen de weg tot „redding” wijzen achter de beschermende muren van Jehovah’s organisatie en Jehovah’s „lof” in haar poorten vergroten. Mogen de Soevereine Heer Jehovah en het hoofd van de christelijke gemeente, onze geliefde Koning Jezus Christus, het werk blijven „bespoedigen” nu de Koninkrijksbekendmaking haar climax bereikt!
Overzicht van deze studie:
◻ Welke opmerkelijke vervulling van Jesaja 60:17 vond in 1938 plaats?
◻ Waarin stellen wij belang, in overeenstemming met Jesaja 60:18?
◻ Hoe verlenen berichten uit het veld „luister” aan Jehovah?
◻ Hoe bereikt de drieledige belofte in Jesaja 60:22 haar climax?
[Illustratie op blz. 18]
Op de voorpagina van De Wachttoren in de jaren ’30 stond Ezechiëls visioen van Jehovah’s dynamische organisatie uitgebeeld
[Illustratie op blz. 21]
Een gezonde pioniersgeest heeft bijgedragen tot de ’bespoediging’ van het oogstwerk