Gods Woord houdt uw geloof levend
„NIET ALLE MENSEN BEZITTEN GELOOF.” — 2 THESS. 3:2.
1, 2. (a) Wat hebben velen in de bibliotheken van de wereld opgeborgen? (b) Is dit reservoir van wijsheid nuttig?
ER ZIJN duizenden reservoirs van kennis op aarde waar inlichtingen op elk terrein van aardse activiteit constant ter beschikking worden gehouden. De mens heeft miljoenen boeken vervaardigd en in bibliotheken overal ter wereld opgeborgen. Al deze publikaties, zowel in particuliere als nationale bibliotheken, hebben de naam „het geheugen der mensheid” gekregen. „Ze zijn als een reusachtig brein dat zich alles herinnert wat geleerden, historici, dichters, filosofen en anderen hebben gedacht en geleerd” (The World Book Encyclopedia, Deel 12, blz. 212). De Bibliothèque Nationale in Parijs, de grootste in Europa, Ruslands Lenin-bibliotheek in Moskou, met meer dan 14.500.000 boeken, en de bibliotheek in Leningrad, met meer dan 11.800.000 boekdelen, de openbare leeszaal en bibliotheek van New York, met meer dan 7.500.000 boekwerken, en de Library of Congress, met 12.000.000 boeken en brochures, zijn slechts enkele bibliotheken die u een denkbeeld geven van de enorme schatkamer van kennis die er op aarde bestaat. De Library of Congress heeft een vloeroppervlakte van ruim 14 ha en 400 kilometer planken.
2 Het bericht van ’s mensen fouten, tekortkomingen en verrichtingen, documenten, zeldzame boeken, gesproken boeken en braille voor blinden, atlassen, dia’s, films, grammofoonplaten, medailles, munten, toneelstukken, kranten, kunst, microfilms en miljoenen boeken in duizenden talen zijn als bevroren gedachten opgeborgen. Er worden ingewikkelde computers gebruikt om deze reusachtige schatkamer van het menselijk denken aan te boren en de gewenste inlichtingen binnen enkele seconden te verzamelen, op te bergen en te voorschijn te brengen. De mens droomt eens een computer in de studeerkamer van zijn toekomstige huis te hebben die hem met alle bibliotheken ter wereld verbindt en hem al deze inlichtingen zo thuis bezorgt. De mens hoopt deze diepvriescentrale in de toekomst voor grotere verrichtingen te kunnen aanwenden.
3. (a) Hoe dienen wij de reusachtige schatkamer van ’s mensen wijsheid te bezien? (b) Hoe wordt de waarde ervan uiteindelijk bepaald?
3 Waar komt al deze kennis vandaan? Het is waar dat de mens door ijverige onderzoekingen, experimenten en ondervinding veel waardevolle feiten heeft opgetekend. De bibliotheken zijn eveneens gevuld met een enorme reeks theorieën, speculaties en ongefundeerde conclusies, gebaseerd op ’s mensen sympathieën en antipathieën. Geen wonder dat professor March heeft gezegd: „Er is geen eind aan het maken van boeken, maar evenals in het geval van het grote aantal vissen in de zee, zijn er betrekkelijk weinig die de moeite waard zijn om te nemen.” Ook de schrijver van het bijbelboek Prediker elimineert in hoofdstuk twaalf, de verzen negen tot veertien, heel wat van ’s mensen wijsheid en wijst op de bron van ware wijsheid. Hij schrijft: „Behalve dat Prediker wijs geweest is, heeft hij het volk in kennis onderwezen; en hij overwoog en onderzocht, hij stelde vele spreuken op. Prediker zocht welgevallige woorden te vinden, een oprecht geschrift, betrouwbare woorden. De woorden der wijzen zijn als prikkelen; als ingeslagen nagelen zijn de verzamelingen daarvan; gegeven zijn zij door één herder. . . . wees gewaarschuwd; er is geen einde aan het maken van veel boeken en veel doorvorsen is afmatting voor het lichaam. . . . God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.” Tijdens het zendingsbezoek van de christelijke apostel Paulus aan Éfeze werden velen gelovigen en verbrandden zulke waardeloze boeken, waarvan de waarde op vijftigduizend zilverstukken werd geschat (Hand. 19:19). Volgens een voetnoot op bladzijde 323 van Weymouth’s New Testament in Modern Speech waren ze „waarschijnlijk 2000 Engelse ponden, of 10.000 dollar waard”.
4. Van welke waarde voor ’s mensen geloof zijn de scheppingswerken die op aarde zichtbaar zijn?
4 Er is echter nog een andere indrukwekkende plaats waar men kennis tot zich kan nemen. De oppervlakte ervan is 510.065.000 vierkante kilometer, meer dan die van alle bibliotheken van de mens bij elkaar. Ja, de aarde vormt een indrukwekkende bibliotheek, waarin over een afstand van kilometers en kilometers scheppingswijsheid uitgestald ligt. De openbaringen van deze wijsheid vermeerderen ’s mensen kennis van God, de Schepper, zoals ook in Romeinen 1:20 wordt gezegd: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid.” Vanaf zijn observatiepost, de aarde, kan de mens naar de hemel opkijken en luisteren terwijl Gods schepping spreekt. „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; de dag doet sprake toestromen aan den dag, en de nacht predikt kennis aan den nacht. Het is geen sprake en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet vernomen” (Ps. 19:2-4 1-3). De opgedane indrukken blijven ons levenslang bij en verstandige mensen geven de eer aan de grote Schepper.
5. (a) Waarom is de bijbel het belangrijkste boek in de bibliotheek? (b) Wat heeft hij met geloof te maken?
5 En Jehovah God heeft hieraan het belangrijkste boek op ’s werelds boekenplanken toegevoegd: Zijn Woord, de bijbel. Dit boek verschilt van de werken van mensen. Het geeft geen raad gebaseerd op de sympathieën en antipathieën van de mens. Het is gebaseerd op waarheden en feiten. Het is een levend woord. Dit woord is machtig en oefent een kracht uit die niet in publikaties van menselijke oorsprong te vinden is. De apostel Paulus brengt dit als volgt onder woorden: „Het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt zelfs zover door dat het ziel en geest, en gewrichten en hun merg scheidt, en het kan gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden” (Hebr. 4:12). Meer dan 1500 jaar nadat met het schrijven van de bijbel een begin was gemaakt, kwam Gods Zoon naar de aarde. Hij bestudeerde dit zelfde woord der waarheid en gebruikte het in zijn bediening. In gebed tot zijn hemelse Vader zei hij: „Uw woord is waarheid” (Joh. 17:17). Is het dus waar? Is het in voorbijgegane jaren waar gebleken? Is het slechts gedeeltelijk nauwkeurig en gedeeltelijk vaag, zodat het op alle situaties van toepassing zou zijn? Is de erin vervatte raad in deze tijd praktisch? Aangezien dit Woord van God de schatkamer van geloofopbouwende kennis is, moet het waar zijn. Iedereen die graag geloof wil bezitten, moet het onderzoeken en dit feit voor zichzelf vaststellen. Wil men geloof hebben, dan moet men geloven dat God bestaat en dat zijn Woord waar is en krachtsinspanningen in het werk stellen om dat geloof met voedsel levend te houden en te beschermen: „Zonder geloof [is het] onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” — Hebr. 11:6.
6. Geef schriftuurlijke feiten die de voordelen van Gods Woord bewijzen.
6 De Israëlieten waren een tijd lang met Mozes samen geweest; veertig jaar hadden zij in een woestijnachtig gebied met hem rondgetrokken. In die jaren hadden zij naar de wetten van God geluisterd, waren hun raadgevingen verstrekt en beloofde bevrijdingen en zegeningen in het vooruitzicht gesteld. Welnu, waren deze betrouwbaar? Luistert u maar eens naar het bericht van Jozua: „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen. Geen woord daarvan is onvervuld gebleven” (Joz. 23:14, NW). Ziet u wel, Jozua verklaarde openlijk dat Jehovah’s Woord betrouwbaar was; en Gods eigen Zoon heeft ditzelfde Woord, en wat er tot aan zijn komst naar de aarde nog aan was toegevoegd, onderzocht en hij heeft gezegd dat Gods Woord waar was.
GELOOF ONTWIKKELEN
7. (a) Waarom bezitten vele mensen geen geloof? (b) Hoe beschrijft Paulus de broeders in Thessaloníka echter?
7 Om geloof te ontwikkelen, moet men kennis verwerven. Om dat geloof levend te houden, moet men blijven studeren. De kennis die iemands geloof levend houdt, is niet afkomstig van de reusachtige berg menselijke wijsheid. Velen hebben religieuze leerstellingen en levenswijzen uitgedacht, bepaalde denkbeelden aanvaard en zelfs hun leven naar aanwijzingen van mensen gevormd. Maar na een tijd, misschien een halve mensenleeftijd later, ontdekken zij dat deze denkbeelden onjuist zijn en in strijd met hetgeen in de bijbel wordt onderwezen, en zij raken ontmoedigd. Het aantal mensen dat in deze categorie valt, loopt in de miljoenen en zij zijn in elke gemeenschap op aarde te vinden. Het vacuüm dat door ongefundeerd onderwijs en een verkeerde voorstelling van zaken is ontstaan, heeft bloedarme anti-God politieke stelsels, inerte religieuze organisaties en levenloze commerciële systemen voortgebracht. Het is niet moeilijk in te zien dat, de grootste schatkamer van direct beschikbare menselijke wijsheid ten spijt, ’s mensen doen en laten ten opzichte van zijn naaste niet verbetert. Let u echter eens op de opmerking van de apostel Paulus als hij in 2 Thessalonicenzen 1:3 schrijft: „Wij zijn verplicht God altijd voor u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof op buitengewone wijze groeit en de liefde jegens elkaar van een ieder van u zonder uitzondering, toeneemt.”
8. Hoe hielden de Thessalonicenzen hun geloof levend, en waarom is hier meer voor nodig dan aansporing?
8 Vraag uzelf eens af: Verbeteren de betrekkingen tussen de mensen in uw omgeving? onder uw geloofsgenoten? Paulus zei dat zijn broeders in Thessaloníka vooruitgingen in geloof en in liefde jegens elkaar. Waarom? Onderzoek hun wijze van doen maar eens wat nader en sla 1 Thessalonicenzen 2:13 op: „Ja, daarom ook danken wij God zonder ophouden, want toen gij Gods woord hebt ontvangen, hetwelk gij van ons hebt gehoord, hebt gij het niet als het woord van mensen aangenomen, maar, wat het ook inderdaad is, als het woord van God, dat ook in u, gelovigen, werkzaam is.” En zij deden nog iets anders, waartoe Paulus hen in 1 Thessalonicenzen 5:21 aanspoorde: „Vergewist u van alles, houdt vast aan dat wat voortreffelijk is.” Ja, Gods Woord moet worden nagevorst. Er is meer dan aansporing voor nodig om het geloof levend te houden. De christenheid zegt voortdurend: ’Wij moeten onze medemens helpen’, maar doen zij nog meer? Zo stond er enige tijd geleden op aanplakbiljetten in de ondergrondse in de stad New York te lezen: „Gods werk moet werkelijk dat van onszelf zijn — Zet uw geloof aan het werk — Vandaag.” Miljoenen lezen dit, maar hoevelen geven er gehoor aan? Er moet eerst geloof aanwezig zijn, en dat komt door een studie van Gods betrouwbare Woord. Dat Woord zegt in Romeinen 10:14: „Hoe zullen zij echter hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt?”
9. Hoe wordt in Jeremia 17:5-8 tegenover elkaar gesteld wat het tot gevolg heeft als iemand geen geloof heeft en als hij gelovig is?
9 U vindt in publikaties van mensen misschien wijsheid die u imponeert, maar uw vreugde verandert in teleurstelling als tijdens het onderzoek blijkt dat de schrijver kortzichtig is en dat de publikatie trouwens door zelfzucht werd ingegeven. De oprechtste auteur is beperkt in zijn bekwaamheid en in het materiaal dat hem ter beschikking staat, en de voortschrijdende wetenschappen in aanmerking genomen, stellig kortzichtig. Niet dat wij zeggen dat alle wijsheid die de mens heeft vergaard teleurstellend is of u niet opbouwt. Er is veel waardevol onderricht te verkrijgen, doch hiernaast hebben wij Gods Woord nodig om geloof op te bouwen. Vele jaren geleden zei Jehovah het volgende tot de joden: „Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van den HERE wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op den HERE vertrouwt, wiens betrouwen de HERE is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen.” — Jer. 17:5-8.
10. (a) Wie heeft de bijbel geschreven? (b) Hoe kan hij dus als geloofopbouwend voedsel worden gebruikt?
10 Hebt u opgemerkt waar de boom zijn kracht vandaan haalde? Van een goed wortelstelsel dat tot in de waterbron reikte. Op die manier wordt ook het geloof levend gehouden. U moet geloofopbouwend voedsel hebben. Er is slechts één plaats waar dat soort van voedsel te krijgen is en wel in Gods Woord. Dit Woord is speciaal bereid voor christenen. Gods Woord de bijbel werd voortgebracht door Zijn geest. Zijn geest is er in feite zo nauw mee verbonden dat Paulus in Efeziërs 6:17 opmerkt: „en het zwaard van de geest, dat is, Gods woord.” O ja, mensen hebben het geschreven; het is geen verborgen geheim dat er ongeveer veertig mannen werden gebruikt om de bijbel te schrijven. Het was echter niet hùn wil die te boek werd gesteld of tot uitdrukking werd gebracht, „want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd” (2 Petr. 1:21). God was verantwoordelijk voor de woorden of beelden met betrekking tot zijn voornemens die zij neerschreven. Is het voor God moeilijker om ideeën en uitdrukkingen in gewillige, vruchtbare hersenen te planten, dan om nietige zaadjes te doen ontkiemen, te laten opschieten en tot hoge bomen van een woud te laten opgroeien?
11. Toon aan hoe het voor Jehovah mogelijk is de mens te gebruiken om zijn Woord nauwkeurig op te tekenen, zodat het geïnspireerd is.
11 Eeuwen geleden heeft Jehovah bepaalde grenzen vastgesteld die thans nog steeds van kracht zijn. Over de gehele aarde hebben bezielde schepselen de sterke drang zich voort te planten. De plantengroei blijft zich vermenigvuldigen. Hoewel er verschillende factoren en methoden worden gebruikt, wordt er bij de voortplanting een vastomlijnd patroon gevolgd en het produkt is het evenbeeld van de ouders. Welk een wijsheid en wetten zijn er in werking om dit proces gaande te houden, en dan te beseffen dat wij na honderden jaren nog steeds dieren, vogels, vissen, mensen en vegetatie hebben, en alle in overvloed binnen hun soort! Bij de vermenigvuldiging van de plantenwereld zijn er nog vele andere dingen betrokken om een succesvol resultaat op te leveren, zoals het weer, de vochtigheid en het voedsel in de bodem, waarbij verschillende planten een bepaalde soort van grond of grond van een bepaalde chemische samenstelling moeten hebben. Veel planten hangen voor het voortbrengen van vruchten of zaad van bestuiving af. Wind, water, vogels en insekten verlenen deze dienst. Bijen verrichten deze taak in ruil voor stuifmeel of nectar, de grondstof voor honing. De bloemen bijvoorbeeld nodigen de bij door hun kleur en geur tot hun nectarschat uit, en doordat de bij in de bloem moet doordringen om erbij te komen, neemt ze stuifmeel aan die ze op een naburige bloem overbrengt, waardoor ze voor bestuiving zorgt. Welk een wijsheid schuilt er achter zulk een ingewikkelde regeling! Toch verrichten al deze in elkaar grijpende schakels hun werk uitstekend en zonder enige overmatige moeite of inspanning. Ja, er zijn bastaarden, ontstaan uit kruisingen, en de mens heeft variaties voortgebracht, maar binnen dezelfde familie of soort waarin wel voortplanting mogelijk is. Doch neem nu eens een muilezel, een bastaard van een ezel en een paard; het nageslacht is onvruchtbaar en kan zich niet voortplanten. Het heeft de grens bereikt en kan niet verder gaan. Zou het voor God ook maar enigszins moeilijker zijn de gelovige mens zijn woord te laten optekenen en dat woord door dezelfde kracht te laten beschermen die ervoor zorgt dat deze andere grenzen blijven bestaan?
12. Beschrijf in hoeverre de bijbel verkrijgbaar is.
12 Jehovah heeft dus zesenzestig boeken met van levensbelang zijnde inlichtingen verschaft en deze hebben wij tot op de huidige dag in onze bijbel. Nog niet zo lang geleden werd gerapporteerd: „De bijbel is, in zijn geheel of gedeeltelijk, in 1136 verschillende talen vertaald. In 215 hiervan is de gehele bijbel vertaald en in 273 de volledige christelijke Geschriften . . . In 1958 heeft één Amerikaans bijbelgenootschap alleen al meer dan 16,6 miljoen exemplaren van de bijbel verspreid en drie nieuwe talen toegevoegd aan het aantal waarin hij thans verschijnt, hetgeen het totaal op 1136 heeft gebracht” (Time van 25 mei 1959). Gedurende de afgelopen 500 jaar zijn er miljarden exemplaren van de bijbel gedrukt, thans, in zijn geheel of gedeeltelijk, in meer dan 1280 talen. Hierdoor is de bijbel voor meer dan 90 percent van de wereldbevolking verkrijgbaar. Hij bestaat reeds lange tijd, terwijl bepaalde gedeelten ervan de mens langer dan 3480 jaar met goede raad hebben bijgestaan.
GEMAKKELIJK TE BEGRIJPEN
13. Leg uit waarom de bijbel gemakkelijk te begrijpen dient te zijn, doch wat ons moeilijkheden zal opleveren.
13 Iets anders is dat de bijbel, vanuit het gezichtspunt van de woorden en zinnen die erin worden gebruikt, gemakkelijk te begrijpen is. „A. S. Cook schat de vocabulaire van de Engelse Authorized Version op 6568 woorden of op 9884 als de verbuigingen van zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden of werkwoorden worden meegerekend” (In The Nation van 12 september 1912). Degenen die niet zoveel onderwijs hebben genoten, kunnen, als zij zich inspannen, al gauw kennis van de bijbel verkrijgen, en als zij eenmaal wat geloof hebben verkregen, kunnen zij dit levend houden en er beetje bij beetje aan toevoegen naarmate zij hun studiebekwaamheid verbeteren. Weliswaar staan er in oudere vertalingen enkele verouderde woorden of uitdrukkingen, doch men kan deze leren begrijpen door moderne vertalingen te raadplegen. De bijbel gebruikt alledaagse begrippen, illustraties en symbolen. Ze werden begrepen door boeren, vissers, schaapherders, regeerders, belastinginners en huisvrouwen. Leest u, als u wilt, Matthéüs hoofdstuk dertien eens; als een bepaalde uitdrukking of beschrijving u moeilijkheden oplevert, heeft de geografische ligging van het land waarin u woont er wellicht iets mee te maken. Worden er in uw land vijgen, mosterdzaadjes, dorens, sleepnetten, parels en andere zaken gebruikt, zodat u weet wat ermee wordt bedoeld? Ze werden gebruikt in het land waarin Jezus de illustraties uitsprak die in Matthéüs hoofdstuk dertien staan opgetekend.
14. Hoe luidt 2 Thessalonicenzen 2:6, 7 in de Statenvertaling? Wat gaan wij doen ten einde deze tekst te begrijpen?
14 Laten wij, om te zien hoe lonend een studie van de bijbel is, 2 Thessalonicenzen 2:6, 7 beschouwen. De tekst lijkt heel moeilijk te begrijpen, doch wij zullen elk woord of begrip onderzoeken om te zien hoe alles in elkaar grijpt. Deze verzen luiden in de Statenvertaling: „En nu, wat hem wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijnen eigen tijd. Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem nu wederhoudt, Die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden.” Wat betekent dit? De woorden op zich zijn wel te begrijpen, doch met de betekenis ervan is het anders gesteld. Laten wij eens gedachte voor gedachte van deze tekst analyseren.
15. Waarom heeft Paulus Twee Thessalonicenzen geschreven?
15 Eerst de context. Paulus schreef deze brief om de Thessalonicenzen te helpen hun geloof levend te houden. Hij vertelt hun: „Niet alle mensen bezitten geloof . . . de Heer is getrouw en hij zal u standvastig maken . . . wij horen dat zekeren onder u wanordelijk wandelen, in het geheel niet werkend, maar zich inlatend met wat hen niet aangaat” (2 Thess. 3:2, 3, 11). Paulus had hen geprezen wegens hun groei in het geloof (2 Thess. 1:3), maar hij was bang dat iets of iemand dat geloof te gronde zou richten; trouwens, hij zei dat het „reeds aan het werk” was. — 2 Thess. 2:7.
16-20. (a) Op wie heeft „gij” de eerste keer dat het voorkomt, betrekking? (b) Verklaar de zinsnede „wat hem wederhoudt”. (c) Wie is de eerstgenoemde „hij”? (d) Wanneer en hoe wordt hij „geopenbaard”?
16 De twee brieven Eén en Twee Thessalonicenzen werden aan de gemeente van christenen te Thessaloníka, in Macedonië, geschreven (c. 50–51 G.T.) (1 Thess. 1:1; 2 Thess. 1:1). Het eerste „gij” moet dus betrekking hebben op die christenen daar destijds, terwijl het persoonlijke voornaamwoord natuurlijk net zo goed van toepassing is op christenen in deze tijd (Rom. 15:4). Wat is de betekenis van „wat hem wederhoudt”? In het woord „wederhouden” ligt de gedachte opgesloten van beletten of belemmeren. De christelijke apostelen ontvingen van Jezus Christus de autoriteit als een belemmering op te treden (Matth. 10:1). „Zolang de twaalf apostelen van Christus leefden en toezicht op de christelijke gemeente uitoefenden, hielden zij de afval, het tot Babylonische religie vervallen, tegen of vertraagden deze. Zij werkten als een belemmering voor de ontwikkeling van een religieuze organisatie die beweerde christelijk te zijn, doch die in werkelijkheid antichristelijk en Babylonisch was.” — „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!, blz. 474.
17 De apostelen hadden de autoriteit de gemeente in onderworpenheid aan Christus te houden; doch zij die als een belemmering voor wetteloos gedrag in de gemeente dienden, zouden in de dood worden weggenomen en dan zou de gemeente tot wetteloosheid en valse leerstellingen vervallen (2 Kor. 10:2-6; 2 Thess. 2:3-12; 2 Tim. 4:3, 4; Hand. 20:29, 30). Ook in Matthéüs 18:18 toont Jezus duidelijk aan welk een belemmerende kracht deze rijpe mannen, onder leiding van Jehovah’s geest, in de gemeente zouden bezitten. Zie ook Efeziërs 4:11-13 en Handelingen 20:28. Paulus, een van zulke mannen, werkte als een belemmering, zoals uit 2 Thessalonicenzen 3:6 blijkt: „Wij bevelen u nu, broeders, in de naam van de Heer Jezus Christus, u terug te trekken van iedere broeder die wanordelijk en niet overeenkomstig de overlevering die gij van ons hebt ontvangen, wandelt.” — Zie ook 2 Thessalonicenzen 3:10-15; 1 Thessalonicenzen 4:1-8; Kolossenzen 2:8; Handelingen 20:31; Efeziërs 4:17–6:9; 1 Korinthiërs 5:1-5; 2 Korinthiërs 10:2-6.
18 „Hij” — dit is degene die geopenbaard zou worden. „Hij” is degene naar wie in 3 vers drie wordt verwezen als „de mens der zonde”, „de zoon des verderfs” (SV). Merk op hoe Paulus hen in Handelingen 20:29, 30 beschrijft: „Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.” Deze afvallige leiders van zogenaamde christenen zouden in kracht en invloed toenemen en zodra de belemmering weggedaan was, de leiding overnemen.
19 Deze klasse van zogenaamde christenen betrad sinds Pinksteren 33 G.T., en vooral na de dood van de twaalf getrouwe apostelen van Jezus Christus, het toneel. Zij zijn tot de religieuze geestelijkheid van de christenheid georganiseerd en vormen een dominerend deel van Babylon de Grote. Daar Babylon de Grote nog altijd functioneert, is deze „mens der zonde” of „mens der wetteloosheid” er nog steeds.
20 „Geopenbaard”. Van Dale’s Groot woordenboek der Nederlandse taal zegt: „Aan het licht brengen, bekend of zichtbaar doen worden . . . aan het licht komen, bekend worden . . . zich kenbaar maken; . . . bovennatuurlijke waarheden, die de mens met zijn verstand niet heeft kunnen vinden, bekendmaken.” Toen de apostelen gestorven waren, kwam deze klasse van zogenaamde christenen dus openlijk voor de dag; „hij” werd op zijn tijd geopenbaard. — 2 Petr. 2:1-3.
21. Waarom zegt Paulus: „De verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht”?
21 „De verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht.” Toen Paulus omstreeks 51 G.T. zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen schreef, was deze „verborgenheid” of dit heimelijk afvallen van ware bijbelse leerstellingen reeds aan de gang. Invloedrijke mannen in de gemeente gingen reeds door de knieën voor Babylonische aanbidding.
22. Geef de betekenis weer van „die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden”.
22 „Die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden.” In dit woord „wederhouden” ligt dus de gedachte opgesloten van een belemmering. Dat is de betekenis die wij in gedachten zullen houden. In Handelingen 20:29 zegt Paulus: „Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen.” Zie ook 2 Petrus 1:12 tot 2:3. Bij de dood van de apostelen was de belemmerende kracht van de apostelen verdwenen. Het stoplicht stond op veilig en de wolven kwamen met alle macht binnen.
23. Wat betekent 2 Thessalonicenzen 2:6, 7 voor ons in deze tijd?
23 Als u nu denkt aan wat uw onderzoek u heeft geleerd en dit samenvoegt, komt het hierop neer: Als christen weet u dat de getrouwe apostelen de afvallige leiders van zogenaamde christenen ervan weerhielden Babylonische aanbidding in te voeren. Deze belemmering zou met de dood van de apostelen echter verdwenen zijn en deze wolven zouden openlijk voor de dag komen en de gemeente tot Babylonische aanbidding brengen.
24. Wat zal geloof voor u en anderen doen?
24 Uw geloof is dus een handwijzer die aangeeft dat u een reservoir van waarheid bezit die voor anderen beschikbaar is. Als dat reservoir tot op een gevaarlijk laag peil is verdampt, bent u de eerste die verlies lijdt doordat u zegeningen van Jehovah moet ontberen, terwijl zij die voor geloofopbouwende kennis naar u toekomen, met lege handen moeten heengaan. Gods Woord dringt er voortdurend op aan regelmatig uw geloof op te bouwen door u met Gods Woord, „de heilige geschriften . . . die u wijs kunnen maken tot redding door middel van het geloof in verband met Christus Jezus”, te voeden (2 Tim. 3:15). Jezus zelf beschrijft hoe het geloof werkt, hetgeen als volgt in Johannes 7:38 staat opgetekend: „Wie geloof in mij stelt, zoals de Schrift heeft gezegd: ’Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.’” Onze schat zal dan in wijsheid uit Gods woord bestaan en ons geloof zal levend zijn.