„De weg des levens” of „de weg des doods” — welke van de twee?
„En tot dit volk zult gij zeggen: ’Dit heeft Jehovah gezegd: „Ziet, ik stel voor uw aangezicht de weg des levens op de weg des doods.”’” — Jer. 21:8.
1. Welke vragen rijzen er met betrekking tot het feit dat wij thans tussen „de weg des levens en de weg des doods” moeten kiezen?
IS DE situatie werkelijk zo ernstig als hier wordt gesuggereerd? Worden wij er allemaal mee geconfronteerd? Moet de gehele wereld thans kiezen tussen „de weg des levens en de weg des doods”? Is dit werkelijk mogelijk? Is de dood niet iets normaals? Zo ja, waarom staat de mensheid er thans dan anders voor dan vroeger het geval was? In de afgelopen duizenden jaren hebben mannen, vrouwen, kinderen en baby’s zich niet aan de dood kunnen onttrekken. Zij hadden geen andere keus. Waarom zou er dan in deze tijd gezegd moeten worden dat wij nu ten slotte voor de keus staan of wij „de weg des levens” of „de weg des doods” zullen bewandelen? Welke kans hebben wij om aan de oude vijand DE DOOD te ontkomen?
2, 3. (a) Wanneer stond volgens de oude geschiedenis een gehele wereld voor een plotselinge dood, allemaal gezamenlijk en tegelijkertijd? (b) Waardoor werd de keus tussen in leven blijven en sterven toen mogelijk gemaakt?
2 Welnu, het is niet de eerste keer dat een hele mensenwereld voor de dood staat, een plotselinge dood voor allemaal tegelijk. Geschiedschrijvers wijzen op een soortgelijke gebeurtenis die zich vroeger heeft voorgedaan. Eén geschiedschrijver zegt: „Door het woord van God [waren er] in de oudheid hemelen . . . en een aarde, compact staande uit het water en te midden van water; en door die middelen werd de toenmalige wereld vernietigd toen ze door water werd overstroomd.” — 2 Petr. 3:5, 6.
3 Die geschiedschrijver, de christelijke apostel Petrus, schreef over de wereldomvattende vloed in Noachs dagen. Werd de wereld van die tijd voor de keus geplaatst de weg des levens of de weg des doods op te gaan? Zeer beslist! Het was een kwestie van hetzij ongelovig buiten de ark blijven die door Noach en zijn gezin was gebouwd, waardoor men de vloed niet overleefde, of samen met Noach en zijn gezin de ark binnengaan, waardoor men aan een gewelddadige dood met de goddeloze wereld ontkwam.
4, 5. (a) Waarom zijn wij allen thans in leven, ondanks de vloed van Noachs dagen? (b) Waarom dient de les die door Noach en zijn gezin werd verschaft, thans niet aan ons verspild te zijn?
4 Eerder in dezelfde brief schreef de apostel Petrus dat „hij [God] zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard, toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht”. — 2 Petr. 2:5.
5 Dat wij thans, meer dan drieënveertighonderd jaar later, hier zijn, hebben wij te danken aan het feit dat Noach en zijn gezin de weg des levens hebben gekozen voordat de zondvloed losbarstte. Laten wij thans niet verzuimen de les ter harte te nemen die Noach en zijn gezin hebben verschaft. Waarom niet? Omdat de Heilige Schrift een soortgelijk einde voorzegt voor de goddeloze mensenwereld die inmiddels is ontstaan en de aarde nu vervult.
6. Waarom is het voor ons thans dringend „de weg des levens” te kiezen en „de weg des doods” te verwerpen?
6 Naarmate dat voorzegde einde nadert, komen wij logischerwijs voor net zo’n keus te staan als waarvoor Noach en zijn gezin zich gesteld zagen. Onsektarische bijbelonderzoekers zijn te weten gekomen dat wij in „het besluit van het samenstel van dingen” leven, doordat zij hebben gezien hoe bijbelse profetieën die 1914 kenmerkten als het jaar waarin de 2520 jaren van de „tijden der heidenen” zouden eindigen, sinds de Eerste Wereldoorlog in vervulling zijn gegaan (Matth. 24:3). Thans, in dit jaar 1980, bevinden wij ons heel ver in de laatste periode van dit samenstel van dingen. Thans is het voor ons derhalve dringender dan ooit „de weg des levens” te kiezen en „de weg des doods” te verwerpen. De Levengever van allen die adem hebben, heeft ons deze keus op barmhartige wijze voorgelegd.
7, 8. (a) In de dagen van welke in de oudheid levende persoon werd een illustratie van een overeenkomstige situatie verschaft? (b) Tot in welke mate wilde Jehovah dat de profeet in de openbaarheid zou komen te staan?
7 Behalve dat de bijbel over de vloed van Noachs dagen spreekt, beschikken wij in de menselijke geschiedenis over nog een illustratie waarin men kon kiezen tussen in leven blijven en een abrupt einde aan het voorrecht in leven te mogen zijn. Deze hield verband met de natie Israël gedurende de dagen van de priester-profeet Jeremia, de zoon van Hilkía (Jer. 1:1-5). Jehovah God had hem tot „profeet voor de natiën” gemaakt. Dus ook al behoren wij niet tot Jeremia’s eigen volk, toch heeft datgene wat deze internationale profeet heeft gezegd en gedaan, een bepaalde uitwerking op ons.
8 De God die Jeremia als Zijn woordvoerder aanstelde wilde dat Jeremia sterk in de openbaarheid zou komen te staan als iemand die de aandacht zou trekken van koningen, van vorsten, van priesters, van de bevolking, ja, van een wereldheerser, Nebukadnezar, de koning van Babylon. Door middel van zijn opgetekende profetieën, die bewaard zijn gebleven opdat wij allen die in deze kritieke tijd leven, er tijdig aandacht aan kunnen schenken, eist hij ook thans de aandacht van de wereld op. — Jer. 1:18, 19; 39:11-14; vergelijk Romeinen 15:4.
9. Hoe kwam Jeremia’s tijd, wat politieke veranderingen op aarde betreft, overeen met onze periode sinds 1914?
9 Het ouder wordende geslacht dat getuige is geweest van de wereldgebeurtenissen die zich sinds 1914 G.T. hebben voorgedaan, heeft gezien hoe zich veel veranderingen onder de heersers der natiën hebben voltrokken. Ook Jeremia heeft politieke veranderingen meegemaakt. Nadat de goede koning Josía in 628 v.G.T. was gestorven, heeft Jeremia drie zonen van Josía en een kleinzoon van deze koning, de troon van het koninkrijk Juda zien bestijgen. Nadat Josía’s zoon Joahaz slechts drie maanden te Jeruzalem had geregeerd, werd hij afgezet en door zijn broer Jojakim opgevolgd. Nadat deze zoon van Josía in 618 v.G.T. een ontijdige dood had gevonden, regeerde zijn jonge zoon Jojachin drie maanden, waarna hij zich aan Nebukadnezar, de koning van Babylon, overgaf. Nebukadnezar maakte toen de overgebleven zoon van Josía, namelijk Zedekía, tot de nieuwe koning van Juda. In het elfde jaar van Zedekía’s slechte regering viel Jeruzalem in handen van de Babyloniërs en werd Zedekía naar Babylon gedeporteerd, terwijl Jeruzalem en zijn tempel in puin achterbleven. — 2 Kron. 35:23–36:21.
10. Waarom was het voor Jeremia niet eenvoudig Jehovah’s boodschappen te moeten bekendmaken, en voor wie in deze tijd is hij een aanmoedigend voorbeeld?
10 Jeremia zag de morele en religieuze toestand onder die laatste vier koningen van Juda voortdurend achteruitgaan. Hebben wij onder de politieke heersers van de natiën die christelijk beweren te zijn, iets even afschuwelijks kunnen waarnemen? Het was voor Jeremia niet eenvoudig zich te kwijten van zijn toewijzing op grond waarvan hij verplicht was krachtig Jeruzalems ondergang en de omverwerping van zijn Davidische koninkrijk bekend te maken. Evenzo is het voor de Jeremiaklasse in deze tijd niet gemakkelijk geweest Jehovah’s profetieën bekend te maken waarin de rampspoedige vernietiging werd voorzegd van de christenheid, met al haar kerkgebouwen, kathedralen en basilieken, die thans zo’n toeristische attractie vormen. Dit vormt er de oorzaak voor dat de Jeremiaklasse zo anders is dan de geestelijken van de christenheid en dat er zoveel bezwaren tegen haar worden opgeworpen. Jeremia uit de oudheid is echter een bijzonder stimulerend voorbeeld voor deze hedendaagse tegenhanger van hem geweest.
11. Wat droeg Jehovah Jeremia op te doen en te zeggen, ten einde diens oordeelsboodschap aanschouwelijk voor te stellen?
11 Ten einde Jeremia’s oordeelsboodschap aanschouwelijk voor te stellen, zei God op een zeker moment:
„Ga, en gij moet een aardewerken pottenbakkerspul nemen en enigen van de oudere mannen van het volk en enigen van de oudere mannen der priesters [als getuigen]. En gij moet uitgaan naar het dal van de zoon van Hinnom, dat aan de ingang van de Schervenpoort ligt. En daar moet gij de woorden uitroepen die ik tot u zal spreken. En gij moet zeggen: ’Hoort het woord van Jehovah, o gij koningen van Juda en gij inwoners van Jeruzalem. Dit heeft Jehovah der legerscharen, de God van Israël, gezegd:
„Zie, ik breng een rampspoed over deze plaats, waarvan een ieder die het hoort, de oren zullen tuiten, omdat zij mij verlaten hebben en ertoe zijn overgegaan deze plaats onherkenbaar te maken en er offerrook te brengen aan andere goden, die zij niet hadden gekend, noch zij, noch hun voorvaders, noch de koningen van Juda, en zij deze plaats gevuld hebben met het bloed der onschuldigen. En zij bouwden de hoge plaatsen van de Baäl om hun zonen in het vuur te verbranden als volledige brandoffers voor de Baäl, iets wat ik niet geboden had en waarvan ik niet gesproken had en wat in mijn hart niet was opgekomen.”’” — Jer. 19:1-5.
12. Wat zei Jeremia na de pul in stukken gegooid te hebben over Tofeth en het dal van Hinnom?
12 Waarin zou de „rampspoed” bestaan, het bericht dat de oren zou doen tuiten? De „plaats” die aan valse goden was gewijd, zou verontreinigd worden doordat de afgodenaanbidders daar ’gedood’ zouden worden (Jer. 19:6). Nadat Jeremia dit had bekendgemaakt, smeet hij onder het toeziende oog van zowel de oudere mannen van het volk als de oudere mannen der priesters, de pul aan stukken op de grond en zei:
„Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Evenzo zal ik dit volk en deze stad breken, zoals men het pottenbakkersvat breekt zodat het niet meer hersteld kan worden; en in Tofeth zal men begraven totdat er geen plaats meer is om te begraven.’” — Jer. 19:10, 11.
13. Wat maakte Jeremia daarna in het voorhof van de tempel van Jeruzalem bekend?
13 Na die gedramatiseerde handeling voor het oog van de ouderlingen, was het er de juiste tijd voor een overeenkomstige boodschap aan de inwoners van Jeruzalem bekend te maken. Jeremia liet de scherven van de gebroken pul dus in de buurt van de Schervenpoort achter en ging door de stad in noordelijke richting naar het voorhof van de tempel. Daar zei hij ten aanhoren van alle toehoorders:
„Dit heeft Jehovah der legerscharen, de God van Israël, gezegd: ’Zie, ik breng over deze stad en over al haar steden [in de omtrek] heel de rampspoed die ik tegen haar gesproken heb, omdat zij hun nek hebben verhard om mijn woorden niet te gehoorzamen.’” — Jer. 19:14, 15.
RELIGIEUZE VERVOLGING EN DE UITWERKING HIERVAN
14. Hoe handelde Pashur tegenover Jeremia, en waarom?
14 De ouderlingen die Jeremia de pul in het dal van Hinnom hadden zien breken en die zijn veroordelende woorden hadden gehoord, voelden zich niet gerechtigd iets tegen hem te ondernemen. De voornaamste gemachtigde van de tempel, namelijk Pashur, de zoon van Immer, de priester, voelde zich echter wel gerechtigd handelend op te treden. Jeremia had de leugens die hij had geprofeteerd, niet bevestigd. Verontwaardigd sloeg Pashur hem in het gezicht en liet hem in de Benjaminpoort van de tempel, in de noordelijke muur, in het openbare blok sluiten. Wat een patriottisme, zullen veel waarnemers misschien hebben gedacht, want Pashur was pro-Egyptisch en vertrouwde erop dat Egypte’s militaire macht zou voorkomen dat Jehovah’s door bemiddeling van Jeremia gesproken woord om door toedoen van de Babyloniërs rampspoed over het koninkrijk Juda te brengen, in vervulling zou gaan. Pashurs patriottisme leverde hem echter geen compliment van Jehovah op. Hij streed tegen God!
15. Waarin veranderde Jehovah Pashurs naam, en met welke profetische betekenis?
15 Nadat Pashur Jeremia de volgende dag had vrijgelaten, had Jehovah een boodschap voor Pashur. Zijn naam is een combinatie van de twee Hebreeuwse woorden Pasj en Chur. Te zamen vat men deze woorden op in de betekenis van „Wat rondom is overgebleven”. Een woordspeling makend op de betekenis van de naam Pashur, liet Jehovah Jeremia derhalve onder inspiratie een naamsverandering aanbrengen:
„Jehovah heeft uw naam niet Pashur genoemd, maar Schrik Rondom [Magormissabib, Hebreeuws]. Want dit heeft Jehovah gezegd: ’Zie, ik maak u tot een schrik voor uzelf en voor al degenen die u liefhebben [of, uw vrienden], en zij zullen stellig vallen door het zwaard van hun vijanden, terwijl uw ogen het zullen zien; en heel Juda zal ik in de hand van de koning van Babylon geven, en hij zal hen werkelijk in ballingschap naar Babylon voeren en hen met het zwaard verslaan. En ik wil alle opgeslagen goederen van deze stad en heel haar opbrengst en al haar kostbaarheden prijsgeven; en al de schatten van de koningen van Juda zal ik in de hand van hun vijanden geven. En zij zullen ze stellig plunderen en meenemen en naar Babylon brengen. En wat u betreft, o Pashur, en alle bewoners van uw huis, gij zult in ballingschap gaan; en te Babylon zult gij komen en daar zult gij sterven en daar zult gijzelf begraven worden met al degenen die u liefhebben, omdat gij op grond van de leugen tot hen hebt geprofeteerd.’” — Jer. 20:3-6.
16. Op welke weg leidde Pashur anderen, en wat komt hier thans mee overeen?
16 Uit deze woorden van Jehovah blijkt duidelijk dat Pashur voor zichzelf „de weg des doods” had gekozen. En door zijn valse geprofeteer leidde hij ook zijn religieuze vrienden of degenen die hem liefhadden, op deze zelfde weg. In overeenstemming hiermee worden thans honderden miljoenen kerkgangers die deel uitmaken van de christenheid, op die „weg des doods” geleid. Dit is echter niet aan de Jeremiaklasse te wijten.
17. Hoe overtrof de demonstratie die in 1919 te Cedar Point, Ohio, werd verschaft, die waarbij Jeremia de pul in het dal van Hinnom stukgooide?
17 Op dramatische wijze illustreerde Jeremia Jehovah’s profetie door de aardewerken pul in het dal van Hinnom stuk te gooien. De Jeremiaklasse heeft de christenheid door veel grotere openbare demonstraties van haar naderende ondergang in kennis gesteld. Neem bijvoorbeeld het congres in Cedar Point, in de Amerikaanse staat Ohio, in september 1919. Voor een gehoor van 10.000 mensen hield de president van de Watch Tower Bible and Tract Society daar een toespraak waarin hij uiteenzette dat de zegen die de geestelijkheid aan de toen voorgestelde Volkenbond gaf, vruchteloos zou blijken te zijn. Die internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid zou geen succes hebben. Toen de Duitse dictator Adolf Hitler de christenheid in 1939 in de Tweede Wereldoorlog stortte, heeft deze vredesorganisatie de christenheid inderdaad teleurgesteld.
18. Hoe heeft de Jeremiaklasse in 1933 nog een demonstratie verschaft?
18 Laten wij voor nog een voorbeeld het jaar 1933 nemen. Dit jaar werd tot een Heilig Jaar uitgeroepen vanwege de 1900ste herdenking van de offerandelijke dood van Jezus Christus. In de aankondiging die de paus met betrekking tot deze viering deed, werden voordelen beloofd op het gebied van de vrede en voorspoed van in het bijzonder de christenheid en ook van de gehele wereld, en dit ondanks het feit dat Hitler de dictator van de republiek Duitsland was geworden. De Jeremiaklasse heeft zulke pauselijke beloften echter moedig betwist. Op zondag 23 april hield de president van het Wachttorengenootschap via een keten van radiostations, met WBBR, in de stad New York, als hoofdstation, een uurlezing over „De uitwerking van het Heilige Jaar op vrede en voorspoed”. Doordat deze opzienbarende boodschap, die de oren deed tuiten, in de uitgave van 10 mei 1933 van het veertiendaagse tijdschrift The Golden Age (Het gouden tijdperk) werd gepubliceerd, werd er een wereldomvattende publiciteit aan gegeven. Onmiddellijk lieten de geestelijken van de christenheid luide protesten horen, terwijl zij hun toevlucht namen tot politieke druk en de Jeremiaklasse vervolgden. Dit heeft de wereldvrede en veiligheid echter niet kunnen waarborgen, evenmin als dit in de volgende Heilige Jaren van 1950 en 1975 het geval is geweest. In de komende „grote verdrukking” staat de christenheid nog steeds vernietiging te wachten.
19. Hoe vinden Pashurs naamsverandering en de daarmee gepaard gaande oordeelsprofetie hun tegenhanger met betrekking tot de geestelijken van de christenheid van thans?
19 Aldus kan er in deze twintigste eeuw gewezen worden op een hedendaags tegenbeeld van de klap in het gezicht die Pashur, de voornaamste gemachtigde van de tempel, Jeremia gaf. Evenals die patriottische religieuze leider uit de oudheid, hebben de geestelijken van de christenheid de Jeremiaklasse ’in het blok gesloten’. Waarom? Ten einde hen in het openbaar aan schande bloot te stellen en om de bekendmaking van Jehovah’s voornemen tegen het huichelachtige naamchristendom, ja, tegen alle valse religie en haar politieke begunstigers en handlangers, te dwarsbomen. Een dergelijk gedrag is noch voor Pashur uit de oudheid noch voor de geestelijken van de christenheid goed afgelopen. Jehovah veranderde Pashurs naam in Magormissabib, wat „Schrik Rondom” betekent. Deze „schrik” zou verband houden met de ontzettende vernietiging in 607 v.G.T. Ook was Pashur gedoemd om als balling in Babylon te sterven. Wat de hedendaagse navolgers van Pashur betreft, deze klasse van geestelijken werd aan de kaak gesteld en tot de eeuwige vernietiging veroordeeld.
20. Hoe werden de geestelijken van de christenheid in 1951 als een veroordeelde klasse aan de kaak gesteld?
20 Al vanaf de eerste eeuw is de identiteit van wat de apostel Paulus „de zoon des verderfs” of „de zoon der vernietiging” noemde, altijd een raadsel geweest voor christenen. Maar op Jehovah’s bestemde tijd zou deze „verborgenheid der ongerechtigheid” of „het mysterie van deze wetteloosheid” uit de doeken gedaan worden (2 Thess. 2:3, 7, Statenvertaling; NW). Daarom publiceerde de Jeremiaklasse in 1951 het boek Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan? (Engels; in 1954 in het Nederlands) Het boek werd in dat jaar op het internationale congres van Jehovah’s Getuigen in Londen (Engeland) verkrijgbaar gesteld. In hoofdstuk 25 van dit boek werd het onderwerp „Rode religie en de ’mens der wetteloosheid’” behandeld. Op bladzijde 320 lezen wij over de „afval”:
Dat Christelijke leiders van het ware Christendom afvielen en een klasse of stelsel van de „mens der wetteloosheid” vormden, begon dus kort nadat de twaalf apostelen waren gestorven. Toen de apostelen dus niet langer in de weg stonden, kwam de samengestelde wetteloze mens openlijk voor de dag en volgde zijn zelf-verheffende, wetteloze handelwijze. Hij wierp zich op als een afvallige geestelijkheid die de macht had over de religieuze belangen van belijdende Christenen. Het woord van de geestelijken was machtiger dan het geschreven Woord van God. De geestelijken stelden de overleveringen en geboden van mensen boven de wetten van God en maakten deze wetten van nul en gener waarde. Door titels aan te nemen als „Weleerwaarde,” „Zeereerwaarde,” „Hoogeerwaarde,” „Godgeleerde,” en zelfs „plaatsvervangend god” voor de paus, hebben zij zich in hun tempels, kathedralen en kerkgebouwen tot voorwerpen van verering verhoogd en hebben zij de verering en vrees die men Jehovah God en zijn Zoon Jezus Christus verschuldigd is, geroofd. Zij beweerden zonen van God te zijn, maar zij maakten zich voor hun parochianen en kudden tot goden of geestelijk machtigen.
21. Wanneer de „zoon der vernietiging” verdwijnt, wat zal dan eveneens verdwijnen, te midden van welke situatie voor degenen die naamchristenen zijn?
21 Het bovengenoemde boek zette moedig uiteen dat de afvallige „mens der wetteloosheid”-klasse in de naderende „grote verdrukking” de voorzegde vernietiging zal ondergaan, te zamen met alle andere Babylonische valse religies. Wanneer de „mens der wetteloosheid” van de christenheid, „de zoon der vernietiging”, verdwijnt, zal de christenheid zelf ook verdwijnen. Als dit gebeurt, hetgeen schokkend zal zijn voor religieuze gevoelens, zal er niet alleen voor degenen die naamchristenen zijn, maar ook voor alle anderen die onschriftuurlijke, onbijbelse religies aanhangen, „schrik rondom” zijn. — 2 Thess. 2:8-12; zie ook het boek „Babylon de Grote is gevallen!” — Gods koninkrijk heerst!, dat in 1971 in het Nederlands is uitgegeven, hoofdstuk 6, waarin commentaar wordt gegeven op Openbaring hoofdstuk 17.
NAAR DE ZIJDE VAN GODS OORDEELSVOLTREKKERS VLUCHTEN
22. Hoe kunnen wij het vermijden met de „zoon der vernietiging” van de christenheid vernietigd te worden, zoals in Jeremia’s tijd werd geïllustreerd?
22 De weg van de christenheid is „de weg des doods”. Laten wij die niet langer bewandelen. De tijd laat nog steeds toe dat iemand eraan kan ontkomen te zamen met haar „zoon der vernietiging” terechtgesteld te worden. Kijk maar naar Jeremia als een illustratie hiervan. Hoewel hij als een gevangene in het Voorhof van de Wacht van Zedekía werd vastgehouden toen hongersnood, pestilentie en oorlogsgeweld overal om hem heen slachtoffers eisten, overleefde hij de vernietiging van Jeruzalem en werd hij niet als balling naar Babylon weggevoerd. Personen die Jehovah vreesden en die Jeremia als vrienden bijstonden, bleven met hem in leven. In deze tijd staat de gelegenheid om in leven te blijven, ook voor ons open.
23. Waarom bestond er toen geen basis op grond waarvan Jehovah via Jeremia een gunstige boodschap aan Zedekía kon geven?
23 Destijds in 609 v.G.T. trokken de Babylonische veroveraars naar Jeruzalem op (Jer. 21:13). Aangezien koning Zedekía besefte wat er ophanden was, zond hij een paar personen naar Jeremia toe om inlichtingen in te winnen, in de hoop een gunstige boodschap van Jehovah te ontvangen. Welke reden bezat koning Zedekía echter om via Jeremia een gunstig woord te verwachten? In Jeruzalem en in het gehele koninkrijk Juda maakte men zich schuldig aan de volgende dingen waarop Jehovah de aandacht vestigde: het verbreken van Zijn verbond met Israël, de aanbidding van andere goden, onrechtvaardige vonnissen, beroving van hulpelozen door afzetters, uitbuiting van weduwen en vaderloze kinderen, het onthouden van welverdiend loon aan arbeiders, het vergieten van onschuldig bloed, valselijk profeteren (Jer. 21:12; 22:3, 13-16; 23:14, 16). Jeremia moest noodzakelijkerwijs moed vatten om Jehovah’s ongewijzigde boodschap van rampspoed voor de overtreders van Gods verbond onverschrokken bekend te maken. — Jer. 21:1-7; 1:7, 8, 17.
24. Hoe hebben wij in Jeremia een schitterend voorbeeld met betrekking tot de tegenwoordige bekendmaking van Jehovah’s boodschap aan de christenheid?
24 Wat een voortreffelijk voorbeeld heeft Jeremia Jehovah’s Getuigen in deze tijd gegeven! In religieus, moreel, maatschappelijk en rechterlijk opzicht zijn de toestanden thans overal in de christenheid slecht, zonder hoop op verbetering. Evenals in het geval van Jeremia, neemt Jehovah thans geen blad voor de mond om zijn rechterlijke beslissing met betrekking tot de christenheid bekend te maken. Hij heeft zijn Jeremiaklasse de opdracht gegeven de hedendaagse tegenhanger van het Jeruzalem en Juda uit de oudheid een overeenkomstige onverbloemde boodschap bekend te maken. De Jeremiaklasse moet zonder iets terug te houden en onwankelbaar vasthouden aan alles wat Hij haar in Zijn Woord opdraagt te doen.
25. Waarheen trekken alle wereldse natiën thans op, en hoe legde het boek Bevrijding! uit wat daar plaatsvindt?
25 Alle natiën, met inbegrip van die van de christenheid, trekken op naar Har–mágedon. Die naam duidt niet louter op een algemeen gevecht tussen aanhangers van het kapitalisme en de arbeidersbeweging, met een wereldomvattende, totale anarchie als gevolg. Het is geen oorlog tussen mensen onderling, maar is iets veel ernstigers en rampspoedigers. Destijds in 1926 werd er een begin mee gemaakt dit feit duidelijk te maken. In het boek Bevrijding!, waarvan de Engelse uitgave in mei 1926, tijdens het algemene congres van de Internationale Bijbelonderzoekersvereniging te Londen (Engeland), verkrijgbaar werd gesteld, werd gezegd:
De heiligen nemen aan den eigenlijken strijd geen deel. Dit is de strijd des almachtigen Gods en de strijd wordt aangevoerd door Zijn geliefden Zoon, den Priester, van wien Melchizedek een voorbeeld was. Lang geleden schreef Jehova’s profeet over dit uur: „De Heer (Jehova) is aan Uwe rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns. Hij zal recht doen onder de Heidenen; Hij zal het vol doode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.” (Psalm 110:5, 6) Hij strijdt tevens voor de redding der menschheid, opdat zij van haar verdrukker bevrijd moge worden, en Hij strijdt voor de gezalfden Gods, opdat zij voor hun trouw getuigenis voor den naam Jehova’s gerechtvaardigd mogen worden. . . .
Zoo zal Satan’s rijk van de aarde in de vergetelheid weggevaagd worden. De naam Jehova’s zal gerechtvaardigd worden. Doch alle menschelijke woorden, die dezen grooten en verschrikkelijken dag des Heeren pogen te beschrijven, zijn te armzalig. . . .
Moge toch niemand zichzelf misleiden door te denken, dat de strijd van Armageddon slechts een strijd tusschen menschen of alleen maar een voorstelling is. De Schrift toont zeer duidelijk aan, dat het een werkelijke strijd zal zijn. Het is de strijd des almachtigen Gods, waarin Hij de aarde zal zuiveren van die booze organisatie, die Satan gedurende al deze eeuwen gebruikt heeft, om de menschheid te verblinden. — De bladzijden 287, 289, 290.
26. Wat mag de Jeremiaklasse, evenals Jeremia, thans niet doen om wereldse heersers te behagen?
26 Met die „strijd van Armageddon” eindigt de „grote verdrukking”, waarin het wereldrijk van valse religie, met inbegrip van de christenheid, zal worden vernietigd (Openb. 16:13-16; 17:1-18). De Jeremiaklasse kan dit feit niet bagatelliseren louter om de met Zedekía te vergelijken politieke heersers van de christenheid of zelfs die van de gehele wereld te behagen. Zij moeten beginselvast te werk gaan, evenals Jeremia dit in gehoorzaamheid aan zijn opdracht van Jehovah deed toen hij tot koning Zedekía sprak.
27. Tegenover welke oordeelsvoltrekkers zullen de mensen in de oorlog te Har–mágedon staan?
27 In de „oorlog van de grote dag” te Har–mágedon krijgen de heersers van dit samenstel van dingen te maken met de Almachtige God, niet slechts met medemensen. Degenen die de politieke bestuurders van dit samenstel van dingen op patriottische wijze ondersteunen, zullen geconfronteerd worden met de oordeelsvoltrekkers onder Jehovah’s bevel. In Jeremia’s tijd waren de oordeelsvoltrekkers de Babylonische legers onder koning Nebukadnezar. In de komende oorlog te Har–mágedon zullen dit Jehovah’s heilige engelen onder leiding van zijn Zoon Jezus Christus zijn. — Openb. 16:12; 19:11-21.
28, 29. Welke keus dienen wij, gewone mensen, te doen, waardoor wij acht slaan op Jehovah’s woorden in Jeremia 21:8-10?
28 De heersers van de christenheid hebben koning Zedekía van Jeruzalem nagevolgd door te weigeren zich te veranderen en er geen moeite voor te doen met God verzoend te geraken. Wat dienen wij, gewone mensen, derhalve te doen, aangezien wereldvernietiging ophanden is? (Jer. 21:11, 12; 22:3-5) Wij moeten op individuele basis iets doen. Wij moeten de „weg des levens” op grond van een persoonlijke keus gaan bewandelen. Elkeen van ons moet acht slaan op Gods door bemiddeling van Jeremia gesproken woorden:
29 „En tot dit volk zult gij zeggen: ’Dit heeft Jehovah gezegd; „Ziet, ik stel voor uw aangezicht de weg des levens en de weg des doods. Wie in deze stad blijft, zal sterven door het zwaard en door de hongersnood en door de pestilentie; maar wie er uitgaat en werkelijk vervalt aan de Chaldeeën die u belegeren, zal in leven blijven en zijn ziel zal hem stellig ten buit worden. Want ik heb mijn aangezicht tegen deze stad gesteld tot rampspoed en niet ten goede,” is de uitspraak van Jehovah. „In de hand van de koning van Babylon zal ze gegeven worden, en hij zal ze stellig met vuur verbranden.”’” — Jer. 21:8-10.
30. Waarom was het destijds niet onpatriottisch of verraderlijk wanneer een jood ’aan de Chaldeeën verviel’?
30 Door ’aan de Chaldeeën te vervallen’, die het koninkrijk Juda belegerden, handelde een jood niet onpatriottisch of verraderlijk Hij was slechts gehoorzaam aan Jehovah God, de onzichtbare hemelse koning van Israël. Dit was „de weg des levens”, terwijl de ongehoorzame handelwijze die de joodse patriotten verkozen te volgen, „de weg des doods” was.
31. Met wier situatie in de eerste eeuw G.T. kwam de situatie toen overeen?
31 De situatie kwam overeen met die van de gekerstende joden van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening. Jezus Christus voorzei de vernietiging van de herbouwde stad Jeruzalem door de Romeinse legers, die hij met de uitdrukking „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” aanduidde. — Matth. 24:15.
32. Welke instructies gaf Jezus derhalve aan zijn opgedragen volgelingen?
32 Jezus onderrichtte zijn opgedragen volgelingen derhalve met de woorden: „Dan zal het einde komen. Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten. Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet naar het huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen . . . want er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:14-22.
33. Wat hadden gehoorzaamheid aan Jezus’ gebod en veronachtzaming ervan, in de periode tussen 66 en 70 G.T. tot gevolg?
33 De gelovige, gekerstende joden gehoorzaamden dit gebod van hun Meester. Toen de Romeinse legioenen zich na hun mislukte aanval op Jeruzalem en zijn tempel in 66 G.T. hadden teruggetrokken, hebben de in gevaar gebrachte christenen de gehele provincie Judéa verlaten. Zij waren niet afvallig aan de zaak van de joden. Zij waren gehoorzaam aan hun Leider Jezus Christus, en daarom was de handelwijze die zij verkozen te volgen, „de weg des levens”. De patriottische joden kozen „de weg des doods” en kwamen ten getale van 1.100.000 om toen de Romeinse legioenen onder generaal Titus Jeruzalem in 70 G.T. verwoestten.
34. Waarheen zullen degenen die leven in een nieuwe ordening liefhebben, zonder uitstel vluchten?
34 Wat zullen wij, met zulke historische voorbeelden voor ogen, thans doen? Wij leven in wat Christus’ discipelen „het besluit van het samenstel van dingen” noemden. „Dit geslacht” staat nu voor de weergaloze „grote verdrukking” die over de wereld zal komen en die werd afgebeeld door de verwoesting van Jeruzalem. Het gaat er nu om „de weg des levens” of „de weg des doods” te kiezen. De Jeremiaklasse heeft „de weg des levens” gekozen. Deze klasse toont aan dat anderen hetzelfde kunnen doen. Allen die graag eeuwig leven in een rechtvaardige nieuwe ordening willen ontvangen, zullen de door God geschonken gelegenheid om „de weg des levens” te kiezen, zonder verder uitstel willen aangrijpen. Zij zullen naar de zijde van Jehovah’s oordeelsvoltrekkers vluchten. — Matth. 24:3, 34.
[Illustratie op blz. 19]
WBBR, Staten Island, N.Y.