-
Jehovah — onze hoop om een nieuwe ordening binnen te gaanDe Wachttoren 1979 | 15 november
-
-
kwamen zij onder een zielverschroeiende vervloeking te staan. — Jer. 2:13-18.
24. Waarop richten de Jeremiaklasse en de „grote schare” evenwel hun respect en hoop, en waar aanbidden zij de ware bron van levend water?
24 In tegenstelling tot die Israëlieten hebben de leden van de tegenwoordige Jeremiaklasse Jehovah tot hun Hoop gemaakt. Zij respecteren zijn troon van universele soevereiniteit. Zij aanbidden hem als hun God in zijn geestelijke tempel of heiligdom. Zij stellen vertrouwen in hem, niet in een aardse mens of in een menselijke wereldmacht met kernwapens. Zij gaan thans een „grote schare” erin voor hun vertrouwen in Jehovah te stellen. Terwijl zij de weg van de afvallige christenheid mijden, zeggen zij heel verstandig: „Er is de glorierijke troon in den hoge van de aanvang af; het is de plaats van ons heiligdom. O Jehovah, de hoop van Israël, allen die u verlaten, zullen beschaamd [teleurgesteld] worden. Zij die afvallig worden van mij zullen zelfs in de aarde geschreven worden, omdat zij de bron van levend water, Jehovah, hebben verlaten.” — Jer. 17:12, 13.
25. Door welke handelwijze te volgen, zullen wij derhalve de Nieuwe Ordening onder de Messías Jezus kunnen binnengaan?
25 Laten wij derhalve de door mensen gemaakte „gebroken regenbakken”, die geen water van redding van wereldrampspoed houden, verlaten. Laten wij ons tot Jehovah wenden. Hij kan ons gedurende de „grote verdrukking” beschermen en ons veilig in zijn nieuwe ordening onder Jezus de Messías brengen.
-
-
’Zij die Jehovah verlaten, zullen vergaan’De Wachttoren 1979 | 15 november
-
-
’Zij die Jehovah verlaten, zullen vergaan’
In de tijd van de profeet Jesaja waren velen van de inwoners van Jeruzalem en het land Juda ontrouw aan Jehovah, hun God. Zij waren diep verwikkeld in afgodische praktijken. Daarom waren de volgende woorden die Jehovah Jesaja liet uitspreken, tegen hen gericht: „Zij die Jehovah verlaten, zullen aan hun eind komen. Want zij zullen beschaamd worden over de machtige bomen die gij hebt begeerd, en gij zult schaamrood worden wegens de tuinen die gij hebt verkozen.” — Jes. 1:28, 29.
In de tuinen of heilige wouden bracht het volk gewoonlijk offers aan valse goden en brandde men wierook voor hen (Jes. 65:3; 66:17). Ook „de machtige bomen” speelden een rol in een dergelijke afgodenaanbidding. Ten tijde van de tenuitvoerlegging van Jehovah’s oordelen zouden de heilige bomen en tuinen voor de afgodenaanbidders een reden blijken te zijn om beschaamd te worden. De goden die zij hadden gediend, zouden niet in staat zijn hen te beschutten of te beschermen tegen de dag van toorn.
De profetie van Jesaja vervolgt: „Want gij zult worden als een grote boom waarvan het loof verwelkt, en als een tuin die geen water heeft” (Jes. 1:30). Door aldus het beeld van de „grote boom” en de „tuin” op de afgodenaanbidders over te brengen, toonde de profetie aan hoe de ontrouwe mensen als gevolg van de hitte van Gods toorn zouden ’verwelken’ en als een tuin in een droog jaargetijde zouden opdrogen. „En”, zo zegt de profetie verder, „de energieke man [de afgodenaanbidder] zal stellig tot vlasafval worden [als de brandbare, gebroken, ruwe deeltjes van vlas], en het produkt van zijn activiteit [de afgod] tot een vonk; en beide [de afgodenaanbidder en de afgod] zullen stellig tegelijkertijd in vlammen opgaan, zonder dat er iemand blust” (Jes. 1:31). Wat is dit een krachtige waarschuwing tegen afgoderij! Het valt niet te betwijfelen dat ’zij die Jehovah verlaten, zullen vergaan’.
-