-
Ebed-Melech — een moedig manDe Wachttoren 1979 | 15 april
-
-
zouden veroorzaken. Terwijl enkele mannen overmeesterd zouden kunnen worden, zouden 30 mannen voldoende zijn om het hoofd te bieden aan eventuele problemen die in verband met de beraamde redding zouden kunnen rijzen.
Ebed-Melech begon Zedekía’s bevel onmiddellijk ten uitvoer te brengen. De manier waarop hij dit deed, getuigt verder van zijn meedogende bezorgdheid voor de profeet. Aangezien de put diep was en Jeremia in de modder was weggezonden, zou er heel wat kracht voor nodig zijn om hem omhoog te trekken. Touw zonder meer zou derhalve in het vlees van de profeet kunnen snijden. Ook is het heel goed mogelijk dat Jeremia oorspronkelijk op een ruwe wijze in de put was neergelaten. De huid in de omgeving van zijn oksels kan derhalve pijnlijk en rauw geweest zijn. Ebed-Melech heeft klaarblijkelijk zorgvuldig met de situatie rekening gehouden. Hij nam versleten lompen en versleten lappen met zich mee en liet deze met touwen naar Jeremia zakken, opdat de profeet ze onder zijn oksels kon leggen en om de touwen kon wikkelen. De lompen en de lappen vingen dus de druk op van de touwen die werden gebruikt om Jeremia uit de put omhoog te halen. — Jer. 38:11-13.
Waarom was Ebed-Melech zo moedig? Hoewel hij een buitenlander was die te midden van een volk woonde dat veel smaad over Jehovah God bracht, was hij vertrouwen in de Allerhoogste gaan stellen. Ja, vertrouwen in Jehovah vormde de basis op grond waarvan Ebed-Melech een gehate profeet moedig te hulp kwam. Om deze reden ontging de Ethiopische eunuch zijn beloning niet. Door bemiddeling van Jeremia ontving hij Jehovah’s verzekering: „Zie, ik doe mijn woorden over deze stad in vervulling gaan tot rampspoed en niet ten goede, en ze zullen stellig op die dag voor uw aangezicht geschieden. En ik wil u op die dag bevrijden, . . . en gij zult niet gegeven worden in de hand van de mannen voor wie gijzelf bang zijt. Want ik zal u zonder mankeren ontkoming verschaffen, en door het zwaard zult gij niet vallen, en uw ziel zal u stellig ten buit worden, omdat gij op mij hebt vertrouwd” (Jer. 39:16-18). Volgens deze woorden zou Ebed-Melech getuige zijn van de door Jeremia voorzegde vernietiging van Jeruzalem. Toch zou hij er niet bevreesd voor hoeven te zijn. Evenals Ebed-Melech het leven van Jeremia als kostbaar had beschouwd, zou Jehovah God Ebed-Melechs leven als kostbaar beschouwen en hem in het leven behouden.
Wat een voortreffelijk voorbeeld heeft Ebed-Melech ons gegeven door niet toe te geven aan mensenvrees maar zich moedig aan de zijde van Jehovah’s profeet te scharen! De Allerhoogste vergat Ebed-Melechs rechtvaardige daad niet. Ook zal hij onze getrouwe dienst niet vergeten, waartoe ook behoort dat wij onze broeders te hulp komen als zij in nood verkeren. De bijbel zegt ons: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond doordat gij de heiligen hebt gediend en blijft dienen, zou vergeten” (Hebr. 6:10). Mogen wij er dus naar streven net als Ebed-Melech moedig te zijn.
-
-
„Blijmoedige gever”De Wachttoren 1979 | 15 april
-
-
„Blijmoedige gever”
„Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.” — 2 Kor. 9:7.
-