Zet u met geheel uw hart in voor de belangen der nieuwe wereld
„Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw geest en geheel uw kracht”. — Mark. 12:30, NW.
1. Wat verwacht Jehovah van zijn schepselen?
JEHOVAH legt er in zijn Woord de nadruk op dat hij een God is die exclusieve toewijding eist. Hij verwacht van zijn schepselen dat zij ijverig zijn en hem met geheel hun hart dienen. Hij kan met het oog op de strijdvraag waarbij zijn naam en oppermacht is betrokken, van de zijde van hen die zich voor hem willen uitspreken, geen onverschilligheid of lauwheid tolereren. Zelf is hij ook ijverig voor zijn nieuwe wereld, welke zijn eer zal hooghouden. Die nieuwe wereld is een van zijn belangen en hij zet zich met geheel zijn hart voor de behartiging van de belangen hiervan in. De eigenschap om iets van ganser harte te doen, is kenmerkend voor Jehovah.
2. Waarom kunnen wij zeggen dat Jezus Christus z’n dienst met geheel zijn hart verrichtte?
2 Christus Jezus was een volmaakt voorbeeld voor ons doordat hij in zijn bediening, zijn daden en zijn toewijding een geest aan de dag legde waaruit bleek dat hij zich met geheel zijn hart voor Jehovah’s zaak inzette. Het is wonderbaarlijk om na te denken over al het werk dat hij in de drie en een half jaar van zijn bediening verzette. Hij bediende een natie van ruim twee miljoen personen; elke dag opnieuw verdrongen de mensen zich om hem heen; en hij diende hen met geheel zijn hart, waarvoor hij soms zijn maaltijden of zijn nachtrust verschoof. Wanneer hij een lange dag van dienst achter de rug had, nam hij er vaak nog de tijd voor zijn discipelen te onderwijzen en op te leiden, terwijl hij dit weer door een gehele nacht van gebed liet volgen. Hij heeft zijn ziel waarlijk in de dood uitgestort. Heeft hij er tijdens al deze activiteiten ooit blijk van gegeven zijn werk halfslachtig te verrichten? Heeft hij zich er ooit van afgemaakt? In het verslag van Markus 7:37 (PC) wordt gezegd dat de menigten „ten hoogste verbaasd [stonden], en ze zeiden: Hij heeft alles wèl gedaan”. Wat een schitterend voorbeeld van dienst welke van ganser harte wordt verricht! Terecht zei hij: „Mijn spijze is den wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen”. Hij schepte behagen in zijn werk, evenals men van een goed maal kan genieten. De reden? Gods wet was in zijn hart. „Een ieder die volmaakt is onderwezen, zal”, op zijn minst in zijn ijver en exclusieve toewijding aan Jehovah’s Nieuwe-Wereldbelangen, „gelijk zijn leraar zijn”. — Joh. 4:34; Luk. 6:40, NW.
3. (a) Is de mens in staat iets met geheel zijn hart te doen? Waarom? (b) Welke raad geeft Paulus aan degenen die met geheel hun hart christenen willen zijn?
3 De mens blijkt over het vermogen te beschikken met geheel zijn hart ergens mee bezig te kunnen zijn. Let maar eens op een spelend kind, hoe het — onbewust van gevaar, koude, hitte of vermoeidheid — met geheel zijn hart in zijn spel opgaat! Het is een en al belangstelling en aandacht en verlangt er helemaal niet naar ermee op te houden, terwijl het dit alleen maar doet wanneer het moet. Hoe staat het wat dit betreft met volwassenen? Wanneer het erop aankomt dingen te doen waar zij belangstelling voor hebben, is er van geen halfslachtigheid sprake. De sportliefhebber vormt hier een goed voorbeeld van: Of hij nu jaagt, vist of atletiek beoefent, zijn daden worden door zijn hart geleid. Vaak wordt er veel van zijn fysieke krachten gevergd en soms zullen ze nauwelijks voldoende zijn om aan de drang van het verlangen en de activiteit te voldoen; verlangend, ja, hijgend, jaagt hij echter het doel van datgene waar zijn belangstelling naar uitgaat, na. Het is eens voorgekomen dat een hardloper zich geheel en al voor zijn wedstrijd inzette en zijn doel als winnaar bereikte, maar daarna van uitputting dood neerviel. Hij had met hart en ziel aan de wedstrijd deelgenomen, zelfs ten koste van zijn eigen leven. Paulus merkte de ijver en algehele overgave van de deelnemers aan wedstrijden in zijn dagen op en gebruikte deze als illustratie van de christelijke handelwijze. Hij zei: „Laten wij daarom dus, omdat wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, ook iedere last en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen, en met volharding de ons voor ogen gestelde wedloop lopen, oplettend ziende naar de leider en volmaker van ons geloof, Jezus”. Ja, zet alles opzij wat u ervan kan weerhouden met geheel uw hart aan de wedloop deel te nemen en met onverdeelde aandacht naar het volmaakte voorbeeld des geloofs, dat door Jezus werd gesteld, te kijken. — Hebr. 12:1, 2, NW.
4. Welk verband bestaat er tussen de hoedanigheid iets met geheel het hart te doen en geloof?
4 Hier vestigt de apostel Paulus onze aandacht op de rol welke geloof ten aanzien van onze hoedanigheid om iets met geheel ons hart te doen, speelt. Deze hoedanigheid is net zomin een geheim gevoel als dit van geloof gezegd kan worden. Geloof wordt bewezen door wat de dienstknecht van Jehovah doet. Een volhardend geloof dat zich in daden uit, brengt aan het licht of de dienstknecht het werk voor zijn Meester met geheel zijn hart verricht. Iemand die werkelijk geloof stelt in Jehovah en zijn kostbare beloften, zal dit tonen door wat hij doet, door zijn houding ten opzichte van de voornemens en belangen van Jehovah, daar Jezus ons geloof toch heeft vervolmaakt. — Jak. 2:17.
EEN VAN GANSER HARTE BELEDEN GELOOF IN ACTIE
5. Waarom is Abel een voorbeeld voor christenen in deze tijd?
5 Tot de „grote wolk van getuigen rondom ons”, waarover Paulus tegenover de Hebreeën gewaagde, behoren vele getuigen van Jehovah uit de oudheid. Zij bezaten niet een halfslachtig of wankelend geloof in Jehovah’s Nieuwe-Wereldbeloften. Er bestaat geen twijfel over dat zij God met geheel hun hart dienden, terwijl zij hun volledige geloof manifesteerden door wat zij deden. Abel, die toch veel minder inlichtingen van Jehovah had ontvangen dan wij thans betreffende de nieuwe wereld bezitten, gaf bijvoorbeeld blijk van zijn geloof door met geheel zijn hart het allerbeste beschikbare offer, „de eerstelingen van zijn kudde” te brengen. Kaïn bracht een halfslachtig offer van „enkele vruchten van de grond”. Welk offer werd door Jehovah aanvaard? Het van ganser harte gebrachte offer des geloofs van Abel, namelijk, het beste van zijn kudden. De ware geschiedenis toont dus aan dat Jehovah er sinds het allereerste geslacht van de menselijke geschiedenis blijk van heeft gegeven in degenen behagen te scheppen die hem met geheel hun hart, en dus niet halfslachtig, dienen. — Gen. 4:3-5, NW; Hebr. 11:4.
6. Hoe diende Henoch Nieuwe-Wereldbelangen?
6 Hoewel er in het bijbelse bericht niet veel over Henoch wordt gezegd, bestaat er toch geen twijfel over dat hij een dienstknecht van Jehovah is geweest die er blijk van heeft gegeven hem met geheel zijn hart toegewijd te zijn door temidden van slechte mensen als een profeet van Jehovah te dienen. Doordat hij de vernietiging der goddelozen — welke aan de oprichting van de nieuwe wereld moet voorafgaan — voorzegde, diende hij de Nieuwe-Wereldbelangen. — Gen. 5:22; Hebr. 11:5; Judas 14, 15.
7. Door middel van welke daden demonstreerden Noach en zijn gezin hun geloof?
7 Er is nog veel meer over Noachs van ganser harte verrichte dienst voor Jehovah opgetekend. Nooit rees er twijfel in zijn geest over wat Jehovah had voorzegd, en die leidde ertoe dat hij door zijn daden uitdrukking aan zijn geloof gaf, want hij heeft „godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin”. Niemand had weliswaar ooit een vloed gezien of eerder van zo’n ark gehoord, maar Noach en zijn gezin trokken Jehovah’s woorden nimmer ook maar een ogenblik in twijfel. Zij gaven zich geheel om de ark in overeenstemming met Jehovah’s instructies te bouwen. Dit was wel nodig, want het was een reusachtig bouwprogramma dat in een beperkte tijd ten uitvoer gebracht moest worden. De ark was 140 meter lang, 23 meter breed en 14 meter hoog, met drie verdiepingen en vele kamers van binnen. Er werd ook gepredikt, en dit alles geschiedde temidden van een bevolking van goddeloze mensen en gematerialiseerde engelen. Een oude wereld liep ten einde en een nieuwe stond op het punt haar intrede te doen. De grondigheid van hun werk werd beloond: de enorme kist bleef nadat de vloed was begonnen, vele maanden drijven en zij overleefden de ramp. Aldus ontstond er een nieuwe wereld, hoewel Jehovah’s vastgestelde tijd voor het herstel van de paradijstoestand op aarde, nog niet was aangebroken. Er zouden de mensen nog meer gelegenheden worden geschonken om hun geloof van ganser harte in daden om te zetten. — Gen. 6:9 tot en met 8:5; 2 Petr. 2:5; 3:6; Hebr. 11:7, NW.
8. (a) Hoe zette Abraham zich met geheel zijn hart in voor de nieuwe wereld? (b) Waarom schaamde Jehovah zich er niet voor als de God van Abraham, Isaäk en Jakob aangeroepen te worden?
8 Abraham moest Jehovah met geheel zijn hart dienen. Het was voor hem geen kleinigheid al zijn bezittingen bijeen te pakken ten einde met zijn gezin, slaven, levende have en zijn gehele bezit naar een vreemd gebied te verhuizen, hierbij een goede erfenis achterlatend. Zijn geloof werd het zwaarste beproefd toen Jehovah hem opdroeg Isaäk, de zoon die hij zozeer liefhad, als een brandoffer te offeren. Zonder te aarzelen, trof Abraham de nodige voorbereidingen om Isaäk te offeren, terwijl hij er in zijn hart zeker van was dat Jehovah hem uit de doden kon opwekken. Door deze handelingen werd zijn geloof vervolmaakt. Jehovah kwam door bemiddeling van zijn engel tussenbeide, waardoor Isaäk werd gespaard terwijl aan Abraham de belofte werd gedaan dat zijn nakomelingen via Isaäk ontelbaar zouden worden, als de korrels van het zand aan de oever der zee. Abraham beleefde het de zonen van Isaäk te zien, en zij woonden allen in tenten, ’want zij verwachtten de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is’. Hoewel zij niet verwachtten de oprichting van de nieuwe wereld in hun dagen mee te maken, verrichtten zij deze dingen toch in overeenstemming met Jehovah’s wil met geheel hun hart, terwijl zij zich in alles door hun vaste geloof in Jehovah’s beloften lieten leiden. „In dat geloof zijn dezen allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. . . . Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid”. Wanneer zij zich niet van harte op Jehovah’s beloften hadden verlaten, hadden zij naar de plaats waar zij vandaan waren gekomen, kunnen terugkeren, maar zij deden dit niet. Zij dienden Jehovah met geheel hun hart op de plaats die hij hun had toegewezen. — Gen. 22:1-19; Hebr. 11:8-20; Jak. 2:21-23.
9. Verklaar welke houding Jakob en Esau ten opzichte van de Nieuwe-Wereldbelangen aan de dag legden en welk resultaat dit had.
9 De belangrijkste in de bijbel genoemde tweeling geeft een contrast te zien wat houding ten opzichte van de Nieuwe-Wereldbelangen betreft. Isaäks twee zonen bezaten een verschillende hartetoestand. Jakob bleek met geheel zijn hart belangstelling voor Jehovah’s beloften te hebben terwijl Esau zich meer voor zichzelf, voor de jacht en het leven in het open veld interesseerde. Jehovah’s aan Abraham en zijn zaad gedane belofte en het aandeel dat hij hierin als een nakomeling kon hebben, waren in zijn ogen in vergelijking met brood en een linzenschotel van slechts weinig waarde; Esau gaf er dus blijk van dat het geboorterecht in zijn ogen verachtelijk was door het voor wat voedsel aan Jakob te verkopen. Verder koos hij, in tegenstelling tot Jakob, vrouwen uit de ongelovigen, waardoor hij zijn ouders veel verdriet deed. Jakob had met zijn gehele hart belangstelling voor Jehovah’s belofte en koos zorgvuldig vrouwen die in Jehovah geloofden en met hem konden samenwerken wanneer hij in de gezinskring theocratisch onderricht gaf. Door geloof werd Jakob ertoe gedreven Jehovah vurig te dienen, op grond waarvan Jehovah zijn naam in Israël veranderde, daar hij het hoofd van de natie werd door middel waarvan het zaad der belofte zou komen. Esau’s nakomelingen waren echter tegen Jehovah’s voornemens en zijn volk gekant, kozen de zijde van Jehovah’s vijanden en werden ertoe veroordeeld om als volk vernietigd te worden. Gedurende de oorlogsperiode der Maccabeeën vóór de tijd van Christus werden zij volledig onderworpen, om nooit meer als een natie op te staan. — Gen. 25:27-34; 26:34, 35; 32:28; Jer. 49:7-22.
10. Welke verstandige keuze deed Mozes in Egypte?
10 Het materialisme heeft de zuivere aanbidding uit het leven van sommige mensen verdrongen, maar Mozes kan niet tot dezulken worden gerekend. Hoewel hij in een tijd werd geboren dat zijn natie in benauwdheid verkeerde, terwijl alle manlijke baby’s ertoe waren veroordeeld bij de geboorte te sterven, werd Mozes bewaard en gebruikte Jehovah hem ten behoeve van zijn voornemen. Mozes bracht zijn eerste levensjaren bij zijn moeder door, die als „voedster” in dienst stond van de Egyptische prinses. Gedurende die tijd werd Mozes over Jehovah’s voornemen en wil onderricht. Later werd hij „onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en [hij] was machtig in zijn woorden en werken”. Welk onderwijs oefende de meeste invloed op hem uit? „Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao’s dochter, maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; en hij heeft den smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield den blik gericht op de vergelding”. Hoewel hij vond dat hij niet goed was toegerust om tegen Farao te spreken, gaf hij zich met hart en ziel aan het werk dat met de tien plagen waardoor Egypte werd geteisterd, in verband stond, en waardoor hij het de Egyptenaren overduidelijk maakte dat hij met geheel zijn hart aan Jehovah’s zijde stond. — Hand. 7:22; Hebr. 11:24-26.
11, 12. Welke van ganser harte verrichte diensten bewees Mozes Israël?
11 Na de bevrijding uit Egypte treedt Mozes als leider en profeet in Israël op de voorgrond. Hij spreidde ijver voor Jehovah’s zaak tentoon. Elke keer wanneer Israël een twistzieke of opstandige geest aan de dag legde, demonstreerde Mozes hoe hij met geheel zijn hart voor rechtvaardigheid was. Hoe zou hij anders kwaad hebben kunnen zijn toen de natie het gouden kalf had gemaakt om dat te aanbidden in plaats van Jehovah te vereren, of toen Korach en zijn mannen zich opstandig tegen de theocratische dienstaanstellingen welke door Jehovah waren gedaan, verzetten? Toen Israël zich bij de immorele aanbidding van Baäl-Peor aansloot, gaf Mozes terecht bevel dat allen die hierbij betrokken waren geweest, gedood moesten worden. Hij voerde de legers van Israël in een succesvolle strijd tegen de Amoritische koningen Sihon en Og aan.
12 Mozes stelde zijn krachten graag ter beschikking om als rechter dienst te doen ten einde zijn mede-Israëlieten te helpen. Hij was ijverig en oprecht in zijn loyaliteit jegens Jehovah, terwijl hij zijn geloof door middel van zijn werken bewees. Hij was zulk een voorbeeld van dienst welke van ganser harte wordt verricht, dat de gehele natie er alleen reeds voordeel van had moeten trekken door slechts te zien hoe hij Jehovah diende. Zijn geest om Jehovah met zijn gehele hart te dienen, bleek ook uit de krachtige raadgevingen die hij, zoals in Deuteronomium staat opgetekend, de natie gaf. Wat hij in Deuteronomium 31:1-8 zei, toont aan hoe sterk zijn geloof in Jehovah na vele jaren van dienst was geworden. Doordat Mozes zijn dienst met geheel zijn hart verrichtte, kwam hij ervoor in aanmerking een profeet van Jehovah te zijn; zelfs een van de Psalmen (90) wordt aan hem toegeschreven, en misschien werd de eenennegentigste psalm ook door hem geschreven. Wat zou hij hebben gemist wanneer hij de „schatten van Egypte” had gekozen!
13. Hoe ontving een niet-Israëlitische, die met geheel haar hart aan Jehovah’s zijde stond, een zegen?
13 Voor niet-Israëlieten golden dezelfde vereisten van Jehovah. Een aanvaardbaar geloof werd door van harte ten uitvoer gebrachte daden getoond. Een nauwkeurige beschouwing van Rachabs in Jozua 2:9-13 opgetekende woorden, zal voor iedereen het bewijs vormen hoe onwrikbaar zij in Jehovah’s macht en dat Jericho stellig vernietigd zou worden, geloofde. Zij beschermde de verspieders, hielp hen te ontkomen en gaf hun nauwkeurige inlichtingen over de gedachten der mensen inzake de komst van de natie Israël, welke boodschap, wanneer deze aan Jozua werd overgebracht, alleen maar tot gevolg kon hebben dat de legers van Israël werden aangemoedigd. Daar zij zich nauwkeurig aan de voorwaarden voor bevrijding die door Jehovah’s vertegenwoordigers waren uiteengezet, hield, kwam zij niet om toen Jericho ten val werd gebracht. Haar leven werd niet alleen door haar geloof, maar ook door haar daden gered: „Is niet evenzo Rachab, de hoer, uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers in huis nam en langs een anderen weg liet heengaan?” Rachab verkreeg meer dan alleen haar leven. Zij keerde de prostitutie de rug toe, werd de vrouw van Salmon en ontving het voorrecht tot de voorouders van Christus te behoren. — Jak. 2:25; Matth. 1:5; Hebr. 11:31.
14. (a) Welke gebeurtenissen in het leven van Gideon tonen aan hoe Jehovah hen beschouwt die hem niet van harte zijn toegewijd? (b) Hoe gaf Gideon er blijk van theocratisch te zijn?
14 Jehovah’s dienstknechten die hem met geheel hun hart zijn toegewijd, zijn theocratisch. Gideon verzekerde zich ervan dat Jehovah met hem was en bereidde zich onbevreesd voor op de strijd tegen Midian. Jehovah maakte, door de halfslachtigen en bevreesden te verwijderen, duidelijk dat híj de Bevrijder was. Er waren tweeëndertigduizend mannen bijeenvergaderd. Eerst trokken 22.000 zich terug; vervolgens werden 9700 ongeschikt geoordeeld. Slechts 300 ten volle waakzame mannen bleven over. Gideon weifelde niet. Terwijl hij en zijn mannen gewetensvol Jehovah’s leiding volgden, omringden zij het grote vijandelijke kamp van ruim 120.000 strijders aan drie zijden met grote lege kruiken, fakkels en trompetten. Weifelende mannen die geen geloof bezaten, waren hier niet op hun plaats, en daarom had Jehovah hen verwijderd. Jehovah’s tactiek om het kleine leger zo te leiden dat de strijders op de trompetten zouden blazen en zouden roepen „Jehovah’s zwaard en dat van Gideon!” vervulde het hart van de vijand met vrees, zodat zij op onordelijke wijze het donker in vluchtten. Gideon en zijn 300 mannen zetten de achtervolging in, en alhoewel zij vermoeid waren, hielden zij er niet mee op totdat de koningen van Midian gevangen waren genomen en de overwinning volledig was. Zij die hun dienst met geheel hun hart verrichten, geven de strijd niet op totdat de overwinning is behaald. De bijzondere overwinning die Jehovah Gideon had geschonken, veranderde niets aan zijn toewijding aan Jehovah met geheel zijn hart en deed hem ook niet zijn evenwicht verliezen. Hij bleef in zijn zienswijze theocratisch. Hij was door Jehovah gebruikt om diens werk te doen. Toen de mannen van Israël Gideon later vroegen hun regeerder te worden, weigerde hij dit door te zeggen: „Jehovah is degene die over u zal regeren”. — Richt. 8:23, NW; Hebr. 11:32.
ANDERE VOORBEELDEN VAN EEN MET HART EN ZIEL GESCHONKEN TOEWIJDING
15. (a) Hoe diende Barak Jehovah met geheel zijn hart? (b) Welke voorbeelden zijn er van getrouwe vrouwen in de dagen van Barak?
15 Een onderdrukking van twintig jaar deed Barak en Debora niet hun liefde voor Jehovah verliezen. Zij bleven in Jehovah’s oppermacht geloven, terwijl zij op de tijd wachtten dat zij van koning Jabin van Kanaän en generaal Sisera verlost zouden worden. Hoewel Barak met zijn tienduizend Israëlieten tegenover een grote overmacht stond die over veel betere wapens beschikte, gaf hij met geheel zijn hart gehoor aan Jehovah’s woorden welke door de profetes Debora werden uitgesproken: „Breek op, want dit is de dag, dat de HERE Sisera in uw macht gegeven heeft: is niet de HERE vóór u uitgetogen?” Door zijn verheven macht had Jehovah de legers van Kanaän stellig zonder enige actie van de zijde van Barak kunnen verslaan, maar Jehovah wilde zien hoe zijn volk niets zou achterhouden wanneer er een geschilpunt waarbij zijn naam was betrokken, ontstond en dat het „een volk [is], dat zijn leven waagt, en de dood durft trotseren”. Jehovah streed dus voor zijn dienstknechten door de oorlogswagens te verdrijven en weg te vagen. Door middel van deze strijd werd ook een andere vrouw, Jaël, doordat zij Sisera onbevreesd geheel alleen ter dood bracht, in de gelegenheid gesteld te tonen hoe zij God met geheel haar hart diende. — Richt. 4:14, 21; 5:18, PC; Hebr. 11:32.
16. Vermeld gebeurtenissen uit Simsons leven waaruit zijn exclusieve toewijding blijkt.
16 Ook Simson was een strijder voor Jehovah’s zaak. Daar de vijandelijke Filistijnen Jehovah’s volk onderdrukten, deed Jehovah Simson opstaan om „de leiding te nemen in het redden van Israël uit de handen der Filistijnen”. Jehovah’s geest leidde hem ertoe een vrouw uit de Filistijnen te nemen opdat hij in de gelegenheid zou zijn vele goddeloze mannen te doden, hetgeen hij ook deed. Later stond Simson het in zijn algehele vertrouwen op Jehovah toe dat men hem bond en in de handen der Filistijnen overleverde. Met de hulp van Jehovah’s geest verbrak hij zijn banden en versloeg hij geheel alleen duizend van zijn vijanden. In het boek Richteren worden vele van zijn heldendaden tegen de goddeloze Filistijnen vermeld, met als hoogtepunt de verwoesting die hij aanrichtte toen hij het huis van de valse aanbidding van Dagon op duizenden Filistijnen liet neerstorten, waardoor niet een van hen Simsons gevangenneming aan hun demonengod kon toeschrijven. De ernstige fysieke handicap van blindheid ontmoedigde hem niet. Jehovah gebruikte zijn getrouwe dienstknecht tot aan het einde toe. — Richt. 13:5, NW; 16:30; Hebr. 11:32.
17. Waarom zwoer Jefta zijn eed?
17 Jefta is een in het oog springend voorbeeld van een strijder die met zijn gehele hart de nieuwe wereld voorstond. Dat hij de zoon van een prostituée was en door anderen werd veracht, ontmoedigde hem niet Jehovah te dienen. Dat was van ondergeschikt belang. Zijn belangstelling ging er allereerst naar uit de heerschappij welke Ammon over aanbidders van Jehovah uitoefende, af te werpen. Onder de leiding van Jehovah’s geest trok Jefta ten strijde, maar voordat hij de strijd met de vijand aanbond, zwoer hij zijn beroemde eed, de eed van een man die zich in elk opzicht voor een overwinning ten behoeve van de eer van Jehovah’s naam interesseert: „Indien Gij de Ammonieten in mijn macht geeft, dan zal hetgeen mij uit de deur van mijn huis tegemoet komt, wanneer ik behouden van de Ammonieten terugkeer, de HERE, toebehoren, en ik zal het ten brandoffer brengen”. — Richt. 11:30, 31.
18. Hoe vormen Jefta en zijn dochter voorbeelden voor theocratische gezinnen in deze tijd?
18 Toen hij de overwinning had behaald, was degene die hem bij zijn zegevierende terugtocht tegemoetkwam, niemand minder dan zijn dochter, zijn enige kind. Jefta had zijn dochter klaarblijkelijk zo opgevoed dat zij Jehovah evenzeer van harte was toegewijd als hijzelf, want ook zij gaf er blijk van Jehovah’s overwinning op de eerste plaats te stellen en zij bracht haar sterke verlangen tot uitdrukking in overeenstemming met de eed te handelen. Zij was iets geworden dat aan Jehovah was gewijd en moest derhalve aan de priesters in de tabernakel te Silo worden overgedragen, waar zij geen echtgenoot of gezin mocht hebben maar Jehovah te zamen met de Gibeonieten aanbad. Deze geest van zelfopoffering van de zijde van Jefta en zijn enige kind treedt in de bijbel als een voorbeeld van een van ganser harte geschonken toewijding op de voorgrond, een voorbeeld dat alle theocratische ouders en kinderen van na die tijd dienen na te volgen. — Richt. 11:34-39.
19. Uit welke gebeurtenissen in Davids leven blijkt dat hij geheel en al op het doen van Jehovah’s wil was ingesteld?
19 De herdersjongen David werd ten slotte koning. Verloor hij doordat hij een belangrijke positie verwierf en autoriteit verkreeg de hoedanigheid Jehovah God met geheel zijn hart toegewijd te zijn? Als een jongeling streed hij in de naam van Jehovah der legerscharen tegen Goliath, waarbij hij geloof in zijn hart droeg in plaats van een schild en een speer in zijn hand. Later moest hij koning Sauls moorddadige achtervolging en verder ook andere grote gevaren in het gebied der Filistijnen verduren. In vele grote veldslagen was hij de legeraanvoerder en toen hij de Jebusieten overwon, vestigde hij zich te Jeruzalem, waarna hij zich de heerschappij verwierf over de reeds lang tegen hem gekante vijanden, de Filistijnen, en hij de grenzen van de natie door middel van militaire overwinningen uitbreidde. David kende ook huiselijke moeilijkheden doordat er toen Absalom tegen hem opstond, in zijn eigen huisgezin naar het zwaard werd gegrepen; ook ondervond hij moeilijkheden met zijn vrouw Michal, de dochter van Saul. Door Davids van ganser harte beleden geloof en zijn liefde voor Jehovah’s aanbidding en rechtvaardiging, zijn grote belangstelling voor de ark van Jehovah en het bijeenbrengen van materiaal voor de tempel te Jeruzalem, waarvan Jehovah de bouw aan Salomo toewees, wordt geopenbaard dat hij zijn gehele leven een ijverige, ware aanbidder is geweest. Zijn toewijding wordt in de door hem gecomponeerde psalmen weerspiegeld. Uit zijn laatste woorden aan Salomo, zijn troonopvolger, om Jehovah’s geboden te houden, blijkt dat zijn hartetoestand geheel en al op het doen van Jehovah’s wil was ingesteld. In al zijn ervaringen bewees David Jehovah exclusief te zijn toegewijd en hem vastberaden te loven. — 1 Kon. 2:3; Ps. 108:2, 4; Hebr. 11:32.
20. Wie is een in het oog springend voorbeeld van iemand die Jehovah zijn leven lang diende, en welke beproevingen doorstond hij?
20 Er waren voor Christus’ dagen vele profeten. Samuël behoorde tot de belangrijksten onder hen. Hij vormde een voorbeeld van een getuige voor Jehovah die Hem van de tijd af dat hij werd gespeend tot zijn dood exclusief diende. In zijn jeugd diende hij met de hogepriester Eli in de tabernakel te Silo, zonder evenwel het slechte voorbeeld van de zonen van Eli te volgen, die met de vrouwen welke aan de ingang van de tent der samenkomst dienden, gemeenschap hadden. Hij bleef in moreel opzicht rein. Samuël veroordeelde de afgodische, door Jehovah’s verbondsvolk bedreven praktijken, bracht juiste offers en bleef Israël gedurende al de dagen van zijn leven richten, daarbij geregeld als een kringdienaar door de natie reizend. Hij was het die bedroefd van hart werd toen het volk om een koning vroeg en Jehovah’s heerschappij over hen verwierp. Het was Samuël die, zonder vrees voor wat de ongehoorzame koning Saul zou doen, zich met de volgende woorden tegen hem verzette: „Heeft de HERE evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan horen naar des HEREN stem? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen. Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij. . . . Omdat gij het woord des HEREN verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn”. Later deed Samuël, met de mogelijkheid voor ogen dat Saul hem zou doden, Jehovah’s wil door David tot koning te zalven. Deze profeet, die Jehovah met geheel zijn hart was toegewijd, was aangenaam in Jehovah’s ogen. — 1 Sam. 2:22; 7:16; 15:22, 23; Hebr. 11:32.
21. Welk ongeëvenaarde bericht is bewaard gebleven, ten einde thans door ons beschouwd te worden, en welke reactie dient het bij ons teweeg te brengen wanneer wij er kennis van nemen?
21 In de mannen uit de oudheid die in Jehovah’s ogen aanvaardbaar bleken te zijn, moest geloof en een van ganser harte geschonken toewijding worden gevonden. Door Jehovah’s geest geholpen, riepen zij in de loop der eeuwen een bericht in het leven dat door geen enkele andere groep van mensen — niet door de machtige mannen van Egypte, noch door de priesters van Babylon of de vorsten van Perzië en Griekenland — is geëvenaard. Alleen Jehovah’s getrouwe getuigen konden beschreven worden als mensen die „door geloof koninkrijken een nederlaag toebrachten in de strijd, rechtvaardigheid tot stand brachten, beloften verkregen, de muilen van leeuwen stopten, de kracht van vuur verdroegen, aan de scherpte van het zwaard ontkwamen, van een zwakke toestand krachtig werden gemaakt, dapper werden in oorlog en de legers van vreemdelingen op de vlucht joegen. Vrouwen hebben hun doden door opstanding ontvangen; maar andere mensen werden gemarteld omdat zij geen verlossing door een of ander rantsoen wilden aannemen, opdat zij een betere opstanding mochten verkrijgen. Ja, anderen hebben hun beproeving ontvangen door gehoon en geselingen, ja, meer dan dat, door banden en gevangenissen. Zij werden gestenigd, beproefd, in stukken gezaagd, stierven doordat zij met het zwaard werden vermoord, liepen rond in schapevachten, in geitevellen, terwijl zij ontbering leden, in verdrukking verkeerden en mishandeling ondergingen; en de wereld was hun niet waardig. Zij doolden rond in woestijnen, bergen, holen en grotten der aarde”. Ja, de tijd zou ons, zoals Paulus schreef, ontbreken om alle heldendaden en daden des geloofs welke in de Hebreeuwse Geschriften voor ons zijn opgetekend, in details te vertellen. Het bericht is echter voorhanden, en met een goed doel: opdat wij door deze voorbeelden van mensen die Jehovah eeuwen geleden met een volledig geloof in de oprichting van de rechtvaardige, thans zo nabije nieuwe wereld van ganser harte dienden, tot daden worden aangezet en opdat wij leren dat alleen mannen en vrouwen met een onverdeeld geloof, die Jehovah met geheel hun hart liefhebben, de goedkeuring van de grote Levengever die de macht heeft doden op te wekken, verwerven. — Hebr. 11:32-38, NW; 1 Kor. 10:11.