Hoofdstuk 12
Voor vernietiging of overleving geïdentificeerd?
1. Tot het beschouwen van welke vragen worden wij door deze les aangemoedigd?
DOOR de religieuze situatie die thans bestaat, worden wij gedwongen te laten zien wat er werkelijk in ons hart leeft. Hebben wij Jehovah en zijn wegen waarlijk lief? Zijn wij net als zijn Zoon, Jezus Christus, tot wie werd gezegd: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat”? (Hebreeën 1:9) Zijn wij bereid dit openlijk te tonen zodat anderen weten welk standpunt wij hebben ingenomen? Door het bijbelse verslag omtrent Jehu en Jonadab, de zoon van Rechab, worden wij geholpen onze positie te onderzoeken.
2. Wie waren Jehu en Jonadab?
2 In de tiende eeuw v.G.T. werd Jehu tot koning over het tienstammenrijk Israël gezalfd, dat zijn hoofdstad in Samária had. Hij werd belast met de opdracht allen die tot het goddeloze huis van koning Achab behoorden te vernietigen, met inbegrip van koningin Izébel, die de Baälaanbidding in Israël had bevorderd en had geprobeerd de aanbidding van Jehovah uit te roeien. Jonadab, een Keniet (dus geen Israëliet), was ongetwijfeld op de hoogte van dit terechtstellingsprogramma van Jehu toen hij Jehu tegemoet ging. Maar hoe sterk was Jonadabs liefde voor Jehovah? Zou hij zich openlijk identificeren als iemand die de vaste overtuiging had dat alleen Jehovah, de ware God, aanbeden moest worden?
„IS UW HART OPRECHT MET MIJ?”
3. Hoe maakte Jonadab openlijk bekend welk standpunt hij met betrekking tot de aanbidding van Jehovah had ingenomen?
3 Nadat de twee mannen groeten hadden uitgewisseld, nodigde Jehu Jonadab ertoe uit duidelijk te maken welk standpunt hij had ingenomen. „Is uw hart oprecht met mij,” vroeg Jehu, „net zoals míjn hart met uw hart is?” Zonder te aarzelen, antwoordde Jonadab: „Ja.” „Indien het zo is, geef mij dan werkelijk uw hand”, was Jehu’s antwoord. Hij nam Jonadab dus bij zich op de wagen en zei: „Ga toch met mij mee en zie hoe ik geen mededinging ten opzichte van Jehovah duld.” Jonadab liet zich niet door vrees weerhouden. — 2 Koningen 10:15, 16; zie Deuteronomium 6:13-15.
4, 5. (a) Hoe liet Jehu de Baälaanbidders zich identificeren? (b) Tot welke actie ging Jehu toen over, en waar bevond Jonadab zich? (c) Wat is uw reactie op die verdelging van Baälaanbidders?
4 Nadat Jehu in Samária was aangekomen, trof hij maatregelen die van alle Baälaanbidders vereisten dat zij zich zouden identificeren. De profeten, de priesters en alle aanbidders van Baäl werden bijeengeroepen voor een groot slachtoffer in het huis van Baäl. Zij werden ervan in kennis gesteld dat al wie niet kwam, zijn leven zou verliezen. Jehu liet voor alle aanbidders van Baäl kleren halen die zij moesten dragen zodat zij duidelijk geïdentificeerd zouden zijn. Allen die beweerden ook aanbidders van Jehovah te zijn, werden aldus gedwongen te laten zien wie zij werkelijk dienden. Het scheen dus een uur van glorie te zijn voor Baäl en voor Satan de Duivel, de valse god die in werkelijkheid door Baäl werd vertegenwoordigd.
5 Dit was niet de plaats voor ware aanbidders van Jehovah. Er werd een onderzoek ingesteld om er zeker van te zijn dat alleen de aanbidders van Baäl aanwezig waren. Toen ging de ceremonie van start. Ondertussen maakten Jehu’s mannen zich buiten gereed, en op een teken van Jehu gingen zij tot actie over. „Slaat hen neer! Laat er niet één uitgaan”, luidde zijn bevel. Geen enkele aanbidder van Baäl ontkwam aan de dood. Het huis van Baäl werd afgebroken. „Zo verdelgde Jehu Baäl uit Israël.” Jonadab bevond zich als getuige van deze gebeurtenissen aan Jehu’s zijde (2 Koningen 10:18-28). Wat is uw persoonlijke reactie op datgene wat plaatsvond? Beseffen wij, hoewel niemand van ons behagen schept in de dood van anderen, zelfs niet van goddeloze mensen, waarom dit noodzakelijk was en waarom het in de bijbel staat opgetekend opdat wij het in deze tijd kunnen lezen? — Vergelijk Ezechiël 33:11.
6. (a) Hoe zal Babylon de Grote worden vernietigd? (b) Hoe gaf Jezus er tijdens zijn verblijf op aarde blijk van dat hij geen mededinging ten opzichte van Jehovah duldde?
6 Dit verslag machtigt ons niet om gebouwen te vernietigen die het eigendom zijn van religieuze groeperingen of mensen te verdelgen die toegewijd zijn aan valse aanbidding. Jehovah heeft niet zijn hedendaagse getuigen maar de verheerlijkte Jezus Christus als de Grotere Jehu aangesteld om Zijn rechtvaardige oordelen te voltrekken. Door toe te staan dat de gecombineerde politieke machten hun eigen haat jegens Babylon de Grote tot uitdrukking brengen, zal de hemelse Koning de uitroeiing van het wereldrijk van valse religie bewerkstelligen (Openbaring 6:2; 17:16; 19:1, 2). Toen Jezus op aarde was, weigerde hij zelfs maar één daad van aanbidding te verrichten waardoor de Duivel geëerd zou worden. Hij sprak er openlijk zijn veroordeling over uit dat Jehovah’s Woord terzijde werd gesteld ter wille van menselijke overleveringen en dat de aanbidding van God gebruikt werd als een middel voor commercieel gewin. Hij duldde geen mededinging ten opzichte van Jehovah. — Lukas 4:5-8; Matthéüs 15:3-9; 21:12, 13.
7. (a) Wat zijn enkele van de hedendaagse bewijzen van Baälsdienst? (b) Waarom heeft Christus als Koning deze dingen getolereerd?
7 Waarom laat Christus, die thans te midden van zijn vijanden regeert, dan toe dat de hedendaagse Baälsdienst schijnbaar floreert? Waarom staat hij toe dat mensen ogenschijnlijk ongestraft de god van dit samenstel van dingen kunnen eren door Jehovah’s vereisten naast zich neer te leggen? Waarom duldt hij het dat zij te werk gaan alsof God er niets op tegen heeft dat zij zich aan seksuele immoraliteit overgeven, een materialistische levenswijze verheerlijken, spiritistische praktijken beoefenen terwijl zij beweren christenen te zijn, en Babylonische leerstellingen onderwijzen alsof deze het woord van God zijn? Het drama uit de oudheid laat zien dat hij dit allemaal toelaat om mensen op de proef te stellen en hen openlijk te laten tonen wie zij aanbidden, zodat duidelijk blijkt of zij het verdienen behouden of terechtgesteld te worden.
8. Welke ernstige vragen dienen wij onszelf te stellen?
8 Welke handelwijze hebt u verkozen? Hebt u afstand gedaan van alle praktijken waardoor u als een beoefenaar van de hedendaagse Baälsdienst geïdentificeerd zou kunnen worden? Hebt u zich afgescheiden van de wereld en uw standpunt als een ware aanbidder van Jehovah ingenomen? — 2 Korinthiërs 6:17.
9. (a) Wat zullen wij doen indien wij werkelijk als Jonadab zijn? (b) Hoe beklemtonen de vermelde schriftplaatsen de belangrijkheid van deze dingen?
9 Jonadab was als een niet-Israëlitische aanbidder van Jehovah een voorafschaduwing van de „andere schapen”, die nu worden bijeengebracht als mensen die de hoop koesteren eeuwig op aarde te leven. Weerspiegelt u de geest van Jonadab? Bent u bereid u openlijk te vereenzelvigen met de Grotere Jehu en met zijn gezalfde volgelingen op aarde, die de naderbij komende „dag der wraak van de zijde van onze God” bekendmaken? Hebt u samen met hen een aandeel aan dat dringende werk? (Jesaja 61:1, 2; Lukas 9:26; Zacharia 8:23) Schenkt u Jehovah uw exclusieve toewijding en laat u niet toe dat er ook maar iets inbreuk maakt op de plaats die hij in uw hart dient in te nemen? (Matthéüs 6:24; 1 Johannes 2:15-17) Geeft u er in uw leven blijk van dat uw verhouding tot hem uw kostbaarste bezit is en dat al het andere daaromheen is opgebouwd? — Psalm 37:4; Spreuken 3:1-6.
BEZIT U HET KENTEKEN?
10. Hoe laat de bijbel zien dat alleen aanbidders van Jehovah in leven zullen blijven?
10 Het zou een schromelijke vergissing zijn de gevolgtrekking te maken dat indien iemand een „goed” leven tracht te leiden en hij religies mijdt die dingen doen welke in Gods Woord duidelijk worden veroordeeld, dit alles is wat van hem wordt verlangd. Allen die hopen in leven te blijven en de „nieuwe aarde” binnen te gaan, moeten ook onmiskenbaar geïdentificeerd zijn als aanbidders van Jehovah (Openbaring 14:6, 7; Psalm 37:34; Joël 2:32). Deze boodschap wordt overgebracht in een visioen dat aan de profeet Ezechiël werd gegeven voordat Jeruzalem in 607 v.G.T. werd verwoest.
11. (a) Beschrijf het in Ezechiël 9:1-11 opgetekende visioen. (b) Wat was de sleutel tot overleving?
11 Ezechiël hoorde hoe Jehovah degenen ontbood die waren aangesteld om het ontrouwe Jeruzalem en zijn inwoners ten verderve te brengen. Hij zag zes mannen met verpletteringswapens in hun hand, en er was ook één in linnen geklede man, met een schrijversinkthoorn aan zijn heupen. Eerst zei Jehovah tot deze in linnen geklede man: „Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en gij moet een kenteken zetten op het voorhoofd van de mannen die zuchten en kermen over al de verfoeilijkheden die in haar midden gedaan worden.” Vervolgens zei hij tot de zes anderen: „Trekt achter hem aan de stad door en slaat neer. Laat uw oog geen leed gevoelen en voelt helemaal geen mededogen. Grijsaard, jongeling en maagd en klein kind en vrouwen dient gij te doden — ten verderve. Maar nadert geen enkele man op wie het kenteken is, en bij mijn heiligdom dient gij te beginnen.” Ezechiël zag in het visioen de vernietiging die hierop volgde en die zo omvangrijk was dat het scheen alsof alle nog in het land overgebleven Israëlieten ten verderve werden gebracht (Ezechiël 9:1-11). Wat was de sleutel tot overleving? Het kenteken dat door de man met de schrijversinkthoorn op iemands voorhoofd werd gezet.
12. (a) Over welke verfoeilijkheden ’zuchtten en kermden’ de gekentekenden? (b) Waarom zou Jehovah walgen van zulke dingen?
12 Alleen personen die ’zuchtten en kermden over al de verfoeilijkheden’ die in Jeruzalem werden bedreven, werden voor overleving gekentekend. Wat waren die „verfoeilijkheden”? Er worden er vijf opgesomd: (1) Een „symbool van jaloezie” aan de ingang van het binnenste voorhof van Jehovah’s tempel. Wat ook de vorm ervan geweest moge zijn, aan dit voorwerp werd de toewijding geschonken die de Israëlieten aan Jehovah verschuldigd waren (1 Koningen 14:22-24). (2) Op de muur gegrifte afbeeldingen van kruipend gedierte en van gruwelijke beesten, waarvoor midden in het binnenste voorhof van de tempel reukwerk werd geofferd. (3) Vrouwen die weenden over de dood van de god Tammuz, een andere naam voor Nimrod, die opstandeling tegen Jehovah (Genesis 10:9). (4) Mannen die van een schandelijke minachting blijk gaven door met hun rug naar Jehovah’s tempel voor de zon neer te buigen (Deuteronomium 4:15-19). (5) Als een laatste belediging zag hij hoe mensen het land met geweld vulden en ook een „rank”, waarschijnlijk een sekssymbool, naar Jehovah’s neus uitstaken. Kunt u begrijpen waarom Jehovah van hen walgde? — Ezechiël 8:5-17.
13. (a) Geef commentaar op elk van de hedendaagse praktijken die zich met die „verfoeilijkheden” laten vergelijken. (b) Hoe denkt u over deze praktijken?
13 Wat is uw persoonlijke reactie op de hedendaagse praktijken van de christenheid die zich met deze „verfoeilijkheden” laten vergelijken? (1) In veel van haar kerken staan beelden waarvoor mensen zich in aanbidding neerbuigen, ofschoon de bijbel hiertegen waarschuwt (1 Korinthiërs 10:14; vergelijk 2 Koningen 17:40, 41). (2) De christenheid gaat mee met de tendens om de theorie dat de mens uit de dieren geëvolueerd is in de plaats te stellen van de bijbelse scheppingsleer; ook doet ze hartstochtelijk mee aan de verering van nationale symbolen, die vaak wilde dieren en vogels als emblemen hebben. (3) In haar aanbidding speelt het kruis, dat sedert aloude tijden een religieus symbool van Tammuz is, een belangrijke rol, en ze neemt deel aan ceremoniën waarmee rouw wordt bedreven over degenen die gestorven zijn in bloedige oorlogen die een weerspiegeling vormen van de geest van Nimrod. (Zie echter Johannes 17:16, 17.) (4) Ze keert datgene wat God via zijn Woord zegt, de rug toe en kiest in plaats daarvan de „verlichting” die door de moderne wetenschap en de menselijke filosofie wordt geboden (1 Timótheüs 6:20, 21; vergelijk Jeremia 2:13). (5) Alsof dat nog niet genoeg is, verleent ze op bepaalde plaatsen steun aan revoluties en neemt ze een tolerant standpunt in ten aanzien van seksuele immoraliteit, terwijl ze belijdt in de naam van God te spreken (2 Petrus 2:1, 2). Sommige mensen beschouwen deze tendensen als liberaal. Misschien zijn zij het niet met al die tendensen eens, maar enkele ervan worden wellicht door hen gehuldigd of op zijn minst vergoelijkt. Hoe denkt u over zulke godonterende praktijken waardoor men van de Schepper der mensheid wordt afgekeerd?
14. Waarom betekent het feit dat iemand ontgoocheld is door de kerken, nog niet per se dat hij ook een overlevende zal zijn?
14 Veel mensen zijn ontgoocheld door de kerken en bezoeken geen kerkdiensten meer. Zij zijn misschien ook wel zeer verontrust over de gewelddaad en de oneerlijkheid in de wereld. Maar dit hoeft nog niet te betekenen dat zij ook voor overleving gekentekend zijn. Zij moeten gekentekend worden door de ’man met de schrijversinkthoorn’. De feiten tonen aan dat „de getrouwe en beleidvolle slaaf” dat kentekenwerk in deze tijd verricht. — Matthéüs 24:45-47.
15. (a) Wat is het kenteken? (b) Hoe krijgt men dit?
15 Allen die als Gods goedgekeurden gekentekend willen worden, moeten het onderricht aanvaarden waarin Jehovah via die „slaaf”-klasse voorziet en ware aanbidders van Jehovah worden. Zij mogen geen personen zijn die Jehovah met hun mond eren maar die in werkelijkheid de wegen van de wereld liefhebben (Jesaja 29:13, 14; 1 Johannes 2:15). Zij moeten Jehovah en zijn maatstaven liefhebben en bedroefd van hart zijn, ja, „zuchten en kermen”, over leerstellingen en praktijken die hem onteren. Niemand zal met inkt een letterlijk kenteken op hun voorhoofd zetten. Maar wanneer zij het symbolische kenteken bezitten, zal het allen duidelijk zijn dat zij als opgedragen, gedoopte christenen de in Efeziërs 4:24 beschreven „nieuwe persoonlijkheid” hebben aangedaan. Zij hebben een levend geloof. In het openbaar en in hun privé-leven streven zij ernaar datgene te doen wat Jehovah tot eer zal strekken. Niet alleen personen die uit de christenheid zijn gekomen maar allen die, ongeacht hun achtergrond, het einde der wereld hopen te overleven en als metgezellen van de gezalfde klasse de „nieuwe aarde” hopen te betreden, moeten dit kenteken bezitten.
16. Waarom is dit visioen vooral belangrijk voor kinderen en hun ouders?
16 Van bijzonder belang is het feit dat aan Jehovah’s oordeelsvoltrekkers werd gezegd dat overtreders tegen Jehovah niet gespaard mochten worden, ongeacht hun leeftijd of hun geslacht, en of zij nu wel of niet getrouwd waren. Gehuwden moeten individueel gekentekend zijn om gespaard te worden. Ouders die niet toestaan dat hun kinderen het kenteken ontvangen of hen niet als dienstknechten van Jehovah grootbrengen, dragen de verantwoordelijkheid voor wat er met die kinderen gebeurt. Alhoewel gehoorzame kinderen van godvruchtige ouders door Jehovah als „heilig” worden beschouwd, is dit met opstandige kinderen niet het geval (1 Korinthiërs 7:14; Psalm 102:28; Spreuken 20:11; 30:17). Indien kinderen oud genoeg zijn om gedoopte christenen te worden maar niet overeenkomstig de vereisten willen leven, zullen zij, of zij nu wel of niet gedoopt zijn, niet vanwege hun leeftijd gespaard worden. Hoe belangrijk is het derhalve dat een ieder die de leeftijd heeft bereikt waarop hij persoonlijk verantwoordelijk gesteld kan worden, duidelijk gekentekend is als iemand die opgedragen is aan God en zijn wil doet!
17. Wat hebben wij hier met betrekking tot Jehovah’s mededogen geleerd?
17 Jehovah heeft van groot mededogen met de mensen blijk gegeven door zijn getuigen naar hen toe te zenden om hen te waarschuwen voor de ophanden zijnde vernietiging en hun de weg naar veiligheid te wijzen. Maar hij is goed op de hoogte van het bericht dat de valse religie heeft opgebouwd en de rotte vruchten die ze heeft voortgebracht. Wanneer Babylon de Grote wordt vernietigd, zal er geen mededogen worden betoond ten aanzien van personen die hardnekkig aan dit stelsel vasthouden. Willen wij de toekomstige voltrekking van het goddelijk oordeel overleven, dan moeten wij als ware aanbidders van Jehovah, de Schepper van hemel en aarde, in de voetstappen van Jezus Christus treden.
[Illustraties op blz. 95]
Bezit u werkelijk het kenteken dat nodig is voor overleving?