-
Kunt u zich dit herinneren?De Wachttoren 1975 | 1 januari
-
-
Waardevolle dingen kunnen bescherming verlenen. Beschouwt men hun vermogen om te beschermen echter als onbeperkt, dan is dit slechts verbeelding. Ze kunnen geen goede gezondheid, een gelukkig gezinsleven en andere onontbeerlijke dingen verzekeren. — Blz. 643.
● Wat is erbij betrokken een onberouwvolle zondaar als een „mens uit de natiën en als een belastinginner” te beschouwen? — Matth. 18:17.
Ware christenen zullen zich niet verbroederen met personen die uit de gemeente zijn verwijderd. Maar zij zullen zulke personen nog steeds met de normale hoffelijkheid en consideratie bejegenen. En vooral de ouderlingen in de gemeente zullen zich erom bekommeren degenen te helpen die geen grove zonde meer beoefenen en er blijk van geven weer een deel van de gemeente te willen worden. — Blz. 685, 686, 694, 695.
● Wat is voor iemand die te benaderen wil zijn, absoluut noodzakelijk?
Het belangrijkste is, een oprechte, ware belangstelling voor andere mensen te hebben, gepaard met gepaste nederigheid. — Blz. 701, 702.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1975 | 1 januari
-
-
Vragen van lezers
● Waarom doen Jehovah’s getuigen niet mee aan nieuwjaarsvieringen? — V.S.
De nieuwjaarsvieringen die verband houden met het einde van het ene jaar en het begin van het volgende op 1 januari, hebben vals-religieuze connecties. De eerste dag van januari was voor de Romeinse god Janus, die twee gezichten had, heilig en was daarom een heidense feestdag. Er is echter nòg een krachtige reden waarom christenen zich van deze vieringen onthouden.
Christenen krijgen de volgende vermaning: „Laten wij betamelijk wandelen, . . . niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in ongeoorloofde gemeenschap en losbandig gedrag” ( Rom. 13:13). Nieuwjaarsvieringen worden echter heel dikwijls door zulke praktijken en excessen gekenmerkt. In de Standard Dictionary of Folklore, Mythology, and Legend wordt opgemerkt: „In vele westerse landen wordt het aflopen van het oude jaar en het aanbreken van het nieuwe gekenmerkt door uitgebreide danspartijen, drinken en gewoonlijk orgiastisch gedrag.” Over niet-westerse culturen merkt hetzelfde boekwerk op dat ook daar „het einde van het ene jaar en het begin van het volgende als een moment van genot wordt beschouwd”.
Wanneer iemand aan een nieuwjaarsviering meedoet, zou dit, ook al bewaart hij zijn zelfbeheersing, kunnen betekenen dat hij het onbeteugelde gedrag van anderen door de vingers ziet en een gebruik goedkeurt dat in valse religie geworteld is. Dat Jehovah’s getuigen weigeren aan zulke vieringen mee te doen, betekent niet dat zij niet van ontspanning en verpozing houden. Daar houden zij wel van. Maar zij trachten een goed geweten voor God en de mensen te behouden door excessen te vermijden en door ook niet de schijn te wekken dat zij heidense feesten vieren.
● Is het juist wanneer een christelijke vrouw haar oorlelletjes laat doorsteken om er oorbellen in te kunnen dragen? — B. C., Canada.
De Schrift geeft geen inlichtingen op grond waarvan deze vraag met een positief ja of nee beantwoord kan worden. Of een vrouw voor dit doel haar oorlelletjes wil laten doorsteken, is in feite een zaak die zij zelf moet beslissen.
Wij hebben wel het beginsel in Leviticus 19:28, waarin het de Israëlieten werd verboden wegens een overleden ziel insnijdingen in hun vlees te maken. Dit was een gewoonte die werd aangetroffen onder degenen die er een vals-religieuze geloofsovertuiging op na hielden. Sommigen zijn misschien de mening toegedaan dat dit verbod in beginsel ook op andere onnodige insnijdingen van toepassing is.
Men kan ook overwegen dat toen God oorspronkelijk het menselijke lichaam ontwierp, hij zijn werk „zeer goed” vond. Het spreekt vanzelf dat men zijn lichaam niet ernstig zal willen ontsieren of misvormen. — Gen. 1:27, 31.
Aan de andere kant maakt de bijbel inderdaad melding van oorringen (alsook van neusringen), en niemand kan thans zeggen of bij dit gebruik het doorsteken van de oren betrokken was of niet. — Gen. 24:22, 47; Ex. 32:2; 35:22; Ezech. 16:12.
Er zij ook opgemerkt dat het Wetsverbond bepaalde dat het oor van een Hebreeuwse slaaf die de vereiste periode van slavernij had vervuld en een slaaf van een goede meester wilde blijven, doorstoken moest worden (Ex. 21:2-6). Als een teken hiervan moest de meester een van de oorlelletjes van de slaaf met een priem doorsteken. Dit was natuurlijk niet eenvoudig ter versiering, zoals in het geval van het doorsteken van oren voor het dragen van oorsieraden,
-