Tyrus — de stad waar Mammon de god was
HAALT u zich eens een Foenicisch schip uit de oudheid voor de geest. Stelt u het zich eens voor als het schitterendste schip dat de zeeën bevaart. Het is uit het beste materiaal gemaakt en heeft een bemanning, samengesteld uit de bekwaamste zeelui ter wereld. Dit trotse schip dat in het zevenentwintigste hoofdstuk van Ezechiël wordt beschreven, vertegenwoordigt de vroegere stad Tyrus, de markt van de wereld en de stad waar handel de opperheerschappij voerde. Zoals Gods profeet voorzei, zou dit luisterrijke schip in de toekomst schipbreuk lijden.
Tyrus was een stad wier inwoners materialistisch waren; zij aanbaden de Mammon. De Grieken noemden deze Kanaänieten met wie zij handel dreven, „Foeniciërs” (purper), vanwege de purperkleurige verf en stoffen welke een van hun belangrijke handelsartikelen vormden.
De religie van de stad was de Kanaänitische valse religie. Tyrus’ inwoners aanbaden de godin Astarte. Evenals de naam Baäl — de naam van de overeenkomstige manlijke godheid — komt men de naam Astarte vaak in de bijbel tegen. De Baäl van Tyrus werd Melkarth genoemd, de beschermgod van de stad. Tyrus was van mening dat het Astarte en Melkarth aanbad, maar het was voornamelijk de Mammon.
Gods Woord schrijft over Tyrus dat de stad een „overvloed aan allerlei goederen” bezat (Ezech. 27:12). De stad zelf was als het ware één grote uitstalling van de schitterendste produkten; ze was het commerciële centrum van de oude wereld. Tarsis zond zilver, ijzer, tin en lood. Armenië bracht in Tyrus paarden van een beroemd ras op de markt. Dedan stuurde ivoor en ebbenhout, Edom smaragden, borduurwerk, fijn linnen en koraal. Juda en Israël voorzagen Tyrus van tarwe, honing en balsem. Uit Damascus kwam de befaamde Helbon-wijn, Arabië zond lammeren en geiten, de heerlijkste specerijen en allerlei soorten kostbare stenen en goud. Tyrus’ markten boden een overvloed aan uitzonderlijk mooie gewaden en sieraden; men kon er ook rijk versierde cederhouten kisten kopen.
TROTSE WERELDSTAD DER SIDONIËRS
De oude Kanaänitische stad Sidon was als het ware de moeder van Tyrus. Sidon liet munten slaan met het volgende opschrift: „Moeder van Kambē, Hippo, Kition, Tyrus.” Daar kolonisten uit Sidon Tyrus stichtten, bleven Tyrus’ inwoners zich Sidoniërs noemen. De bijbel beschrijft Tyrus als de „maagd, dochter van Sidon” en zijn handeldrijvende inwoners als „de handelaars van Sidon” (Jes. 23:12, 2). Op zijn geldstukken noemde Tyrus zich „de Wereldstad der Sidoniërs”. Na verloop van tijd overtrof deze „dochter van Sidon” haar moeder in heerlijkheid en grandeur.
Deze Sidonische wereldstad nam wat rijkdom, macht, roem en ouderdom betreft, een zeer verheven positie in. In de achtste eeuw v. Chr. noemde Jesaja Tyrus een „uitgelaten stad, welker oorsprong is van de dagen van ouds” (Jes. 23:7). Reeds in Jozua’s tijd was het een sterke stad, want hij sprak over „de vesting Tyrus”. — Joz. 19:29.
Met de rijkdommen en kostbaarheden der aarde binnen haar muren, kende Tyrus’ trots geen grenzen. Opgeblazen vertrouwde Tyrus op zijn eigen wijsheid, rijkdommen, verbonden en militaire macht. De meeste manlijke inwoners van Tyrus hadden het te druk met de aanbidding van de Mammon, om in het leger te dienen. Daarom gebruikte Tyrus zijn rijkdom om voor zijn veldtochten soldaten uit andere landen te huren: „Perzen, Lydiërs en Puteeërs dienden in uw leger als uw krijgslieden” (Ezech. 27:10). Tyrus beschouwde zichzelf als een onneembare stad. Vijf jaar lang belegerde de Assyrische koning Salmanéser Tyrus; toch slaagde hij er niet in de stad in te nemen. Het is dan ook geen wonder dat Tyrus zichzelf op zijn geldstukken als „heilig en ongeschonden” beschreef.
TYRUS’ ZONDEN EN JEHOVAH’S VONNIS
In drie hoofdstukken van Ezechiël (zesentwintig tot en met achtentwintig) lezen wij van Gods vonnis over Tyrus. Gods profeet zegt dat Tyrus als een schip is, dat door een storm overvallen zal worden en met zijn gehele lading en bemanning zal zinken. Wat had Tyrus gedaan, waardoor het de wraak van de ware en levende God, Jehovah, over zich bracht? God zei tot de koning van Tyrus: ’Wegens uw rijkdom verhief uw hart zich.’ — Ezech. 28:5, OB.
Jehovah’s wraak kwam echter niet alleen over hen vanwege hun door de Mammon veroorzaakte trots. Tyrus’ begeerte naar rijkdom leidde tot een andere zonde: het verkocht Israëlieten als slaven. De situatie was niet altijd zo geweest. Toen Hiram koning van Tyrus was, was de verhouding tussen Jeruzalem en Tyrus vriendschappelijk. Hiram zond David hout en werklieden voor zijn paleis en koning Salomo stuurde hij materiaal voor Jehovah’s tempel. Nadat het koninkrijk was uiteengevallen, verslechterden de betrekkingen evenwel, en wel voornamelijk omdat het op de Mammon ingestelde Tyrus niet aan „het verbond der broederen” dacht. Gods profeet Amos zei dit omdat Tyrus in groten getale joden op zijn slavenmarkten bracht en hen naar ver verwijderde heidense landen verkocht. Door bemiddeling van zijn profeet Joël verklaarde Jehovah: „De kinderen van Juda en van Jeruzalem hebt gij verkocht aan de Ioniërs. . . . Ik zal de vergelding op uw eigen hoofd doen neerdalen.” Tyrus zou zwaar gestraft worden. Jehovah zei: „Ik [zal] vuur werpen binnen den muur van Tyrus, zodat het zijn burchten verteert.” — Joël 3:6, 7; Amos 1:9, SV; 1:10.
In Gods ogen was Tyrus aan nog meer dingen schuldig. Ook nu was het weer de liefde voor de Mammon welke de stad aan de dag legde waardoor ze een overtreding beging. Toen het leger van koning Nebukadnezar van Babylon in 607 v. Chr. Jeruzalem vernietigde, jubelden de inwoners van Tyrus! Jeruzalem had altijd vele kooplieden aangetrokken. Nu deze stad uit de weg was geruimd, juichte Tyrus: „Ha! verbroken is zij, die deur der volken; naar mijn kant staat zij open; nu zij vernield is, krijg ik volop.” — Ezech. 26:2.
Daar Tyrus zichzelf onneembaar achtte en het er wel zeker van was dat zijn handel zich zou uitbreiden, verwachtte het een glorieuze toekomst. Toen de stad alleen maar aan grotere voorspoed dacht, zei Jehovah echter door bemiddeling van zijn profeet: „Ik zàl u, Tyrus! Vele volken stuw Ik tegen u op, zoals de zee haar golven opstuwt. Die zullen de muren van Tyrus vernielen en zijn torens omverhalen; ook het puin zal Ik er uit wegvegen [het stof van haar afschrappen, AS] en het maken tot een kale rots. Een droogplaats voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van den Here HERE.” — Ezech. 26:3-5.
Welk een verschrikkelijke toekomst wachtte Tyrus — om zó grondig afgeschrapt te worden dat het in een kale rots zou veranderen en in een plaats waar vissers hun netten te drogen zouden leggen!
Welk volk zou God als eerste van de „vele volken” tegen Tyrus laten optrekken? „Zo zegt de Here HERE: Zie, tegen Tyrus breng Ik van uit het Noorden Nebukadrezar, den koning van Babel.” — Ezech. 26:7.
NEBUKADNEZARS LANGDURIGE BELEGERING
In overeenstemming met de profetie trok de koning van Babylon kort na de val van Jeruzalem, tegen Tyrus op. Tyrus zag de toekomst echter met vertrouwen tegemoet. Had de stad niet vijf jaar lang Salmanéser weerstaan, zodat deze koning ten slotte het beleg had moeten opbreken? Nebukadnezar viel het zelfbewuste Tyrus aan en belegerde de stad. Zeven jaren gingen voorbij, tien jaren, en nog steeds bood Tyrus weerstand. De koning van Babylon zal zijn pogingen zeker staken en naar huis terugkeren, moeten de inwoners wel hebben gedacht. De stad bleef evenwel belegerd. Twaalf jaren gingen voorbij. Nog steeds bood Tyrus verzet. Toen, eindelijk, na dertien jaar, behaalde de belegeringsmachine van Nebukadnezar de overwinning. Tyrus viel en de stad werd met de grond gelijk gemaakt.
Hoe kostbaar was deze veldtocht voor de koning van Babylon! Wat hadden de soldaten niet te doorstaan gehad: „Alle hoofden zijn kaal geworden en alle schouders ontveld, maar noch hem noch zijn leger is uit Tyrus enig loon ten deel gevallen voor den strijd dien hij daartegen gevoerd heeft” (Ezech. 29:18). De schatten van Tyrus ontgingen Nebukadnezar. Hoe dat zo? Tijdens het langdurige beleg werd het grootste gedeelte van de schatten naar een klein eiland, dat ruim driekwart kilometer van het vasteland verwijderd, in zee lag, overgebracht.
Zou Nebukadnezar zonder betaling de terugtocht moeten aanvaarden? Neen. Hij had voor de Almachtige God een dienst verricht door Tyrus te vernietigen. Daarom voorzei Jehovah hoe hij de koning van Nebukadnezar compensatie zou verschaffen: „Zie, Ik ga aan Nebukadrezar, den koning van Babel, het land Egypte geven, om daaruit den rijkdom weg te voeren, buit te behalen en roof te plegen: dat zal het loon zijn voor zijn leger. Als vergoeding voor zijn dienst, zal Ik hem het land Egypte geven, want zij hebben voor Mij gewerkt” (Ezech. 29:19, 20). Kort hierna veroverde de koning van Babylon Egypte en ontving hij de oorlogsbuit als betaling voor het feit dat hij het trotse, de Mammon aanbiddende Tyrus, tot een puinhoop had gemaakt.
HET NIEUWE TYRUS, DE EILANDSTAD
De stad Tyrus op het vasteland bestond nu niet meer. Het Tyrus van nu was een eilandstad met een oppervlakte van ongeveer 60 ha. Om zoveel mogelijk mensen op het eiland te kunnen huisvesten, bouwden de bewoners huizen met verscheidene verdiepingen. Na verloop van tijd werd Tyrus weer een sterke en voorspoedige stad, en weer aanbad het voornamelijk de Mammon. Wat een rijkdommen stroomden de stad binnen! Het nieuwe Tyrus, de eilandstad, beschrijvend, zei Gods profeet Zacharia: „Tyrus heeft zich een vesting gebouwd, zilver opgehoopt als stof, en goud als slijk op de straten.” — Zach. 9:3, PC.
Tyrus voelde zich weer trots en veilig. De Griekse historicus Diodorus Siculus schreef: „Tyrus had door zijn positie van eiland, zijn versterkingen en de overvloedig gevulde pakhuizen die het had aangelegd, het volste vertrouwen in de toekomst.” Jehovah’s wraak rustte echter nog steeds op de stad. Gods profeet deed daarom ten aanzien van de rijke eilandstad de volgende uitspraak: „Toch zal de Heer het veroveren, zijn bolwerk in de zee verpletteren, en dan wordt het verteerd door het vuur.” — Zach. 9:4, PC.
Voor de Allerhoogste God Jehovah brak de tijd aan dat hij Tyrus’ ’bolwerk in de zee zou verpletteren’. In 333 v. Chr. versloeg Alexander van Macedonië in de slag bij Issus de Perzische koning Darius. Alexander richtte nu zijn aandacht op Tyrus. Toen hij ter plaatse arriveerde, zond Tyrus een groep van afgevaardigden met geschenken naar hem toe. Alexander vroeg of hij de stad zou mogen betreden om in de grote tempel van Melkarth een offer te brengen. De inwoners van Tyrus weigerden dit. Zij wilden de Macedonische monarch wel als vriend, maar niet als meester accepteren. Alexander was zo woedend over deze koppige houding, dat hij het besluit nam de stad te veroveren. Maar hoe? Tyrus was een eiland.
ALEXANDER BOUWT EEN DAM
Om Tyrus’ muren te kunnen aanvallen, zette hij zijn leger aan de bouw van een dam naar het eiland. Waar haalde hij het materiaal voor deze dam vandaan? Wel, van de enorme ruïnes van het oude Tyrus. Alexanders mannen sleepten er stenen en hout uit weg en begonnen een ongeveer 65 m brede dam aan te leggen. Toen men nog meer bouwmateriaal nodig had, gaf Alexander het bevel al het puin van de verwoeste stad bij elkaar te halen en in het water te werpen. Zoals de historicus Arrianus vertelt, schrapte Alexander zelfs het stof van het oude Tyrus bijeen voor zijn dam. Aldus verging het oude Tyrus, de stad op het vasteland, geheel en al, zoals lang tevoren door God was voorzegd: „Ook het puin zal Ik er uit wegvegen [het stof van haar afschrappen, AS] en het maken tot een kale rots. . . . uw stenen, balken en puin in het water werpen.” — Ezech. 26:4, 12.
Alexander bleef aan de dam werken. De voortgang van het werk werd bemoeilijkt doordat de vloot van Tyrus herhaaldelijk aanvallen deed. Soms vuurden de inwoners van de bedreigde stad een regen van projectielen af; andere keren bespotten zij Alexanders soldaten, door te zeggen dat het een verheffend gezicht was om deze veroveraars als dieren zware lasten op hun rug te zien dragen. Door het gespot in woede ontstoken en geïnspireerd door Alexanders aanwezigheid, zetten de soldaten alles op alles. Langzamerhand drong het echter tot Alexander door dat hij zonder een vloot geen succes zou behalen.
Uit Cyprus en Sidon, Aradus (Arvad) en Byblus, wist Alexander vele schepen te krijgen. Ten slotte bracht de Macedonische veroveraar een armada van 200 schepen bijeen. Zijn vloot was nu sterker dan die van Tyrus. Met de Tyrische vloot in de haven opgesloten, kwam Alexanders werk pas goed op gang.
Al gauw reikte de dam tot aan de stadsmuren, die tot een hoogte van 50 m optorenden. De stormrammen trokken op de stad los, en er werd hevig slag geleverd. Aan beide zijden vocht men als leeuwen. Voortdurend lieten de inwoners van de stad gloeiend heet zand op de aanvallers neerregenen. Alexander wierp belegeringswerktuigen in de strijd, waardoor men pijlen, stenen en brandende toortsen op de belegerden liet neerkomen. Hij bouwde enorme torens van wel twintig verdiepingen hoog; de bovenste bevonden zich op een hoogte van ruim 53 m. Deze torens waren één groot wapenarsenaal. Ten slotte beklommen Alexanders soldaten na een beleg van zeven maanden, in augustus 332 v. Chr., de muren van Tyrus, veroorzaakten de stormrammen er bressen in en wist zijn vloot de haven binnen te dringen. Tyrus viel.
Vanwege het koppige verzet dat de stad had geboden, stak Alexander haar in brand, slachtte 8000 inwoners met het zwaard af, spietste 2000 op palen en verkocht 30.000 als slaven. Op deze wijze gingen de woorden van Gods profeten betreffende de ondergang van het oude Tyrus door de vernietiging van de eilandstad door Alexander de Grote, volledig in vervulling — en wel bijna tweehonderd jaar na Zacharia’s voorzegging, ongeveer driehonderd jaar na die van Ezechiël en Jeremia, ruim driehonderd jaar na Joëls woorden en meer dan vierhonderd jaar nadat Amos en Jesaja deze gebeurtenis voorzeiden!
BEZOEKERS AAN TYRUS
In de jaren die op Alexanders verovering van Tyrus volgden, slaagde de eilandstad er meermalen in alles weer op te bouwen, alleen maar om door vele natiën veroverd te worden. Het laatste spoortje van Tyrus’ onafhankelijke bestaan werd door de Romeinse keizer Augustus weggevaagd. In 638 n. Chr. werd de stad door de moslims ingenomen en in 1124 door de kruisvaarders. Laatstgenoemden moesten haar in 1291 opgeven, toen de stad bijna tot een steenhoop werd gemaakt. Nadat de Turken Tyrus in 1516 hadden ingenomen, werd de stad al gauw een verlaten plek. Toen Sandys Tyrus omstreeks 1619 bezocht, zei hij: „Dit eens zo beroemde Tyrus is thans niet meer dan een hoop ruïnes.”
In 1697 verklaarde Maundrell over Tyrus: „De huidige inwoners zijn slechts een paar arme stakkers die in onderaardse holen leven en hoofdzakelijk van visserij bestaan; zij schijnen hoofdzakelijk door de Goddelijke Voorzienigheid op deze plaats in leven te zijn gehouden, met het doel er een zichtbaar bewijs van te vormen dat God zijn woord betreffende Tyrus in vervulling heeft doen gaan, te weten, dat het als een kale rots zou worden, een plaats waar vissers hun netten zouden drogen.”
In 1751 bezocht de Zweedse natuurkenner Hasselquist Tyrus en zei hij: „Er bevinden zich hier ongeveer tien inwoners, Turken en christenen, die van visserij leven.”
In 1838 bracht dr. Robinson een bezoek aan Tyrus en schreef later in zijn Biblical Researches: „Ik vervolgde mijn tocht langs de gehele westelijke en noordelijke kust van het schiereiland, en peinsde over de pracht en praal, de trots en de ondergang van het vroegere Tyrus. Het kleine eiland was hier eens bedekt met paleizen en omringd door zijn vloot. . . . Maar helaas! . . . Tyrus is inderdaad een ’kale rots, een droogplaats voor netten’ geworden! Onder de golven ligt de zeebodem bezaaid met de enige overgebleven tekenen van haar vroegere glorie — gebroken kolommen van rood en grijs graniet, die soms in aantallen van wel veertig of vijftig bij elkaar liggen, of marmeren pilaren; en de krotten die thans hier en daar op deze plaats zijn neergezet, zijn niet in tegenspraak met het gevreesde vonnis: ’Gij zult niet meer worden herbouwd.’”
Tyrus telt thans niet meer inwoners dan toen dr. Robinson er was. Het heet thans Soer (de oude naam in het Arabisch), en is een dorp van 5000 inwoners op het noordelijke gedeelte van het vroegere eiland. Alexanders dam bestaat nog steeds; het vroegere eiland, dat thans een schiereiland is, is door een driekwart km brede landtong rechtstreeks met het vasteland verbonden. Terwijl het eens een centrum van wereldhandel was, heeft het nu wat onbetekende handel in katoen en tabak; de vissers hebben hectares verlaten grond tot hun beschikking om er hun netten te drogen te leggen.
De bijbellezer heeft grote belangstelling voor Tyrus, want er zijn maar weinig steden die zo duidelijk de absolute zekerheid van Jehovah’s profetische Woord aantonen. „Wie is als Tyrus, de verwoeste, midden in de zee?” sprak Gods profeet toen Tyrus nog de markt van de wereld was en de zeeën beheerste. „Nu zijt gij in stukken gebroken, weggevaagd van de zee, verzwolgen in waterdiepten; uw koopwaar en al uw opvarenden — weggezonken zijn zij met u. . . . Een verschrikking zijt gij geworden, verdwenen zij gij — voor altijd!” — Ezech. 27:32, 34, 36.
[Kaart op blz. 133]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Vermoedelijke plaats van de stad Tyrus op het vasteland
Middellandse Zee
TYRUS (Eilandstad)
Dam
Los stuifzand
Vermoedelijke vroegere kustlijn
Schaal
meter
0
500
Noord