Vragen van lezers
● In Daniël 11:37 (AS) lezen wij betreffende de „koning van het noorden”: „Evenmin zal hij acht slaan op . . . de wens van vrouwen”. Wie zijn de „vrouwen” waarnaar hier wordt verwezen? — J.H., V.S.
Een vrouw wordt in de Schrift, van Genesis tot en met Openbaring, herhaaldelijk gebruikt om een stad of organisatie te symboliseren (Gen. 3:15; Jes. 62:2; Gal. 4:26; Openb. 12:1). Evenals God Adam als „een hulp voor hem” een vrouw gaf, zo hebben ook organisaties degenen als een hulp of dienstmaagd gediend die hen in het leven hebben geroepen of macht over hen uitoefenden. Dit is niet alleen waar met betrekking tot Jehovah God, zoals in de voorgaande schriftuurplaatsen werd opgemerkt, maar ook ten aanzien van Satan de Duivel, want ook deze heeft zijn vrouw: „De vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde”. — Openb. 17:18.
Daar de „koning van het noorden” niet een enkele persoon is, maar naar het regerende element van een moderne totalitaire wereldmacht verwijst, moet de uitdrukking „vrouwen” in Daniël 11:37 in een symbolische betekenis worden opgevat. De uitdrukking „vrouwen” verwijst daarom naar al die groepen of organisaties die aan de koning van het noorden in zijn gebied als zwakkere vaten of dienstmaagden dienstbaar zijn. Dit zijn de culturele, wetenschappelijke, religieuze en soortgelijke lichamen of organisaties die bepaalde verlangens koesteren en hun eigen vormen van aanbidding of „goden” bezitten, welke door de koning van het noorden in zijn aanbidding van de „god der vestingen” echter worden genegeerd. Tot deze „vrouwen” behoren ook de satellietlanden, en in het bijzonder de hoofden daarvan, die er met betrekking tot hun eigen land bepaalde ambities of verlangens op na houden welke door de koning van het noorden, wanneer deze verlangens niet met zijn plannen overeenstemmen, echter worden genegeerd. Dit was zo in het geval van Hongarije en zoals onlangs in de pers werd vermeld, ook in enige mate met betrekking tot Polen. Er kan gezegd worden dat maarschalk Tito Joegoslavië onder communistisch Rusland vandaan heeft gehaald omdat hij zijn wensen of verlangens niet ondergeschikt wilde maken; hij wilde niet voor communistisch Rusland de rol van vrouw of dienstmaagd spelen. Allen die zich wel onderwerpen, zijn voor de dominerende koning van het noorden als „vrouwen”.
● Is het met het oog op de bepaling in het Genesisverslag dat alles naar zijn soort zou voortbrengen, toegestaan om planten of dieren te kruisen ten einde bastaardsoorten voort te brengen? — F.B., V.S.
Toen Jehovah God het plantenleven schiep, bepaalde hij dat het zich door middel van scheuten of zaadvoortbrenging „naar hun soorten” zou voortplanten. Toen hij de grote verscheidenheid van waterdieren schiep, werden ze erop ingesteld zich „naar hun soorten” te vermenigvuldigen, en ook „elk gevleugeld vliegend schepsel naar zijn soort” (Gen. 1:11, 12, 21, NW). Het voornaamste vereiste in deze bespreking is de definitie van het woord „soort” zoals de bijbel dit gebruikt. Op bladzijde 104 van „Vergewist u van alles” wordt er de volgende schriftuurlijke definitie van gegeven: „Een familie of groep van levende schepselen of dingen die zich onderling laten kruisen maar zich niet laten kruisen met anderen buiten hun familie. (Dat wil zeggen, wier geslachtscellen zich zullen verenigen ten einde nakomelingen te vormen of beginnen te vormen; maar met die van een andere ’soort’ of familie zijn ze absoluut onverenigbaar)”. Deze definitie is dezelfde als die welke al eens aan „species” werd gegeven. De uitdrukking „species” werd toen gebruikt om het nakomelingschap van een enkel speciaal geschapen paar aan te duiden. Met de komst van de valse evolutietheorie is de betekenis van de uitdrukking „species” veranderd en volgens het hedendaagse wetenschappelijke gebruik van dit woord kunnen talrijke species alle van een en dezelfde bijbelse soort zijn. Wanneer er zich in de ene soort variaties voordoen, spreken evolutionisten over sommige ervan als nieuwe species en gebruiken dit als een bewijs dat species veranderen; volgens hun beperkte definitie van „species” is dit waar, maar species veranderen niet wanneer wij ons aan de oude definitie van de uitdrukking vasthouden welke in overeenstemming is met de hierboven gegeven bijbelse definitie.
Nu wij deze fundamentele beginselen kennen, kan de vraag duidelijk worden beantwoord. Er is geen bezwaar tegen dat de mens door middel van selectie, mutaties of kruising nieuwe planten- of dierensoorten ontwikkelt. Elke bastaardsoort die hij door middel van zijn kruisingsexperimenten zou kunnen voortbrengen, is geen schending van Gods bepaling in het Genesisverslag dat het leven zich naar zijn soort zou voortplanten. Waarom niet? Omdat, indien planten of dieren onderling vruchtbaar zijn en een nakomelingschap voortbrengen, ze tot dezelfde soort behoren; er is geen sprake van het overschrijden van de soortgrens. Het is onmogelijk deze grens te overschrijden, omdat Jehovah de soorten zo geschapen heeft. De mens kan het in Genesis opgetekende gebod betreffende de soorten niet schenden, omdat twee verschillende soorten onderling niet vruchtbaar zijn en geen nakomelingschap kunnen verwekken. Door middel van selectieve voortplanting, kruising en mutaties kan er een grote verscheidenheid van planten of dieren worden voortgebracht, maar deze vallen alle binnen de grenzen van hun soort. De wetenschap heeft geen bewijs om dit met succes te kunnen weerleggen.
De bijbel spreekt over paarden, ezels en muildieren, welke uitdrukkingen alle uit verschillende Hebreeuwse woorden zijn vertaald. Een muildier is een kruising tussen een ezelhengst en een paardenmerrie, en is een bastaard. Slechts in enkele zeldzame gevallen hebben muildieren nakomelingen voortgebracht. Het was de joden niet toegestaan hun eigen muildieren te fokken, maar zij mochten wel muildieren gebruiken die zij door bemiddeling van een niet-jood in hun bezit hadden gekregen. Het werd als een uitmuntend rijdier beschouwd; zelfs koning David had er een voor zijn gebruik (1 Kon. 1:33, 38, 44). Een na de terugkeer van de joden uit de Babylonische gevangenschap gehouden telling toonde aan dat zij 245 muildieren bezaten. Wij kunnen bastaarden derhalve niet als onschriftuurlijk van de hand wijzen.
● Ezechiël 3:18 toont aan dat indien de wachter geen waarschuwing laat horen, de goddeloze zou sterven, maar dat van de ontrouwe wachter zijn bloed geëist zou worden. Is dit niet in strijd met Jezus’ woorden dat, indien menselijke predikers zouden zwijgen, de stenen het zouden uitroepen? — R.J., Indonesië.
Er is geen sprake van een tegenstrijdigheid, omdat de twee schriftuurplaatsen naar verschillende zaken verwijzen en derhalve niet met elkaar te vergelijken zijn. Ezechiël 3:18 toont de verantwoordelijkheid van Jehovah’s wachter-klasse om de waarschuwing te laten horen. Indien de waarschuwing niet werd gegeven en de goddeloze zou omkomen, zou dit geen onrechtvaardigheid zijn, want de goddeloze zou in zijn eigen ongerechtigheid sterven. Niettemin rust er op de wachter die niet waarschuwt, een zware verantwoordelijkheid. De profetie laat echter zien dat voordat Armageddon begint, het goede nieuws van het Koninkrijk als een waarschuwing op de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden. De wachter-klasse zal in de mate welke Jehovah noodzakelijk acht, het werk getrouw verrichten, en met Armageddon zullen allen voor God onder persoonlijke, gezins- of gemeenschapsverantwoordelijkheid komen te staan. Een ieder van de wachter-klasse die weigert de waarschuwing te laten horen, zal door God hiervoor verantwoordelijk worden gehouden en voor zijn nalatigheid, waardoor anderen zonder waarschuwing sterven, worden terechtgesteld.
Het was een andere situatie toen Jezus Jeruzalem binnenging en zich als Koning aanbood. Wij lezen hierover: „Toen Hij reeds dichterbij kwam, aan de glooiing van de Olijfberg, begon de gehele menigte der discipelen vol blijdschap God te prijzen, met luider stem, om al de krachten, die zij gezien hadden, en zij zeiden: Gezegend Hij, die komt, de Koning, in den naam des Heren; in den hemel vrede en ere in de hoogste hemelen! En enigen der Farizeeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf uw discipelen. En Hij antwoordde en zeide: Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen” (Luk. 19:37-40). Hij zei hier niet dat indien alle predikers die hij had onderwezen en opgeleid, zouden zwijgen, de stenen het predikingswerk zouden verrichten, maar veeleer verwees hij hier naar de speciale bekendmaking die zijn discipelen deden en waartegen de Farizeeën bezwaar maakten. Zijn discipelen riepen de woorden, waarvan in Psalm 118:26 was voorzegd dat ze bij deze gelegenheid geuit zouden worden. Die profetische door Jehovah geïnspireerde psalm zou zeer zeker in vervulling gaan, want Jehovah’s woorden keren niet ledig tot hem terug (Jes. 55:11). Indien het door een gedwongen zwijgen van zijn discipelen noodzakelijk zou zijn, zouden de stenen het in vervulling van Psalm 118:26 hebben uitgeroepen.
Terloops zij opgemerkt dat Jezus letterlijke stenen bedoelde. Voor God zou het gemakkelijker zijn in vervulling van de profetie het door stenen te laten uitroepen dan voor ons om een grammofoon te laten spelen. Habakuk 2:11 spreekt over een steen die het uit de muur tegen de persoon die deze muur ten koste van beroving, onderdrukking en het doden van anderen heeft opgetrokken, uitschreeuwt. Het zou onjuist zijn te beweren dat er hier met de stenen engelen worden bedoeld over wie als „vlammende stenen” wordt gesproken (Ezech. 28:14). Jezus sprak hier niet in duistere of symbolische termen, maar in eenvoudige, krachtige en letterlijke taal. Evenmin had Jezus de wetenschap der archeologie in gedachten, die in de afgelopen jaren veel van de bijbelse geschiedenis en de profetieën heeft bevestigd door zo nu en dan monumenten of andere stenen voorwerpen te ontdekken. Bij die gelegenheid in het verleden moesten er specifieke woorden worden gesproken, en indien Jezus’ discipelen ze niet hadden geuit, zouden de stenen dit hebben gedaan.
Jezus’ verklaring betreffende de stenen was derhalve in die tijd en in het tegenwoordige tegenbeeld waarin Jezus in 1918 als de Fundamentsteen voor Sion werd aangeboden, van toepassing, terwijl Ezechiël 3:18 op deze tijd waarin de waarschuwing voor Armageddon gegeven moet worden, betrekking heeft. De twee teksten verwijzen naar verschillende dingen en kunnen daarom niet alsof ze op een zelfde zaak betrekking hebben, met elkaar worden vergeleken. De waarschuwing moet nu worden gegeven. Een wachter-klasse zal ze nu laten weerklinken omdat er getrouwe wachters zijn die dit doen, hoewel er ook ontrouwe wachters zijn die het zullen nalaten. De profetieën laten zien dat Jehovah’s getrouwe getuigen dit werk onder leiding van Christus Jezus ten uitvoer brengen. — Matth. 24:14; Hand. 1:8.
● In 1 Korinthiërs 11:29 lezen wij: „Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt”. Is het lichaam waarover hier wordt gesproken, nog steeds Christus’ menselijke lichaam, waarvan in de omliggende teksten melding wordt gemaakt, of is het het lichaam van de 144.000 geestelijke zonen?
Ja, het lichaam waarnaar hier wordt verwezen en dat men, wil men zich geen oordeel eten, dient te onderscheiden, is nog steeds het letterlijke lichaam van de Here Jezus Christus, hetzelfde lichaam als dat waarvan in de voorgaande verzen van dit hoofdstuk melding wordt gemaakt. Het is niet het uit 144.000 leden samengestelde lichaam van Christus. Waar de apostel Paulus hier de nadruk op legt, is de noodzaak dat de deelhebbers de waarde van Christus’ offer ten behoeve van hen, naar waarde weten te schatten en in hun gevoeligheid niet zo afgestompt zullen zijn dat zij aan het symbolische brood deelhebben zonder er eerbied voor te bezitten dat het brood Jezus Christus’ kostbare offer symboliseert, waardoor zij dit symbool dus op een wijze zouden eten die het offer van Christus onwaardig is en de waardigheid ervan naar beneden haalt.