-
De Quran — In overeenstemming met zichzelf?De Wachttoren 1952 | 1 november
-
-
teksten, zijn vrijwel alle gelovigen van de zogenaamde Christenheid gedoemd eeuwig gepijnigd te worden. Is dat in overeenstemming met de eigenschappen van lankmoedigheid en barmhartigheid die de Quran aan God toeschrijft?
Wij lezen vervolgens in Soera 2, vers 285 (Keyzer): „Wij maken geen onderscheid tusschen zijne profeten [enige van Zijn Apostelen, Rodwell]”, terwijl ons in vers 254 van dezelfde soera wordt gezegd: „Onder de apostelen hebben wij eenigen boven de anderen bevoorregt.” En nog een voorbeeld van een tegenstrijdigheid in één soera, wordt in Soera 56 gevonden, waar wij eerst lezen dat „velen van de vroegere godsdiensten, en ENKELEN van den lateren” het paradijs zullen verkrijgen, terwijl ons verder op wordt gezegd dat „velen van de vroegere godsdiensten, en VELEN van den lateren” het zullen verkrijgen. Zie de verzen 11-16 en 37-39, Keyzer.
Deze tegenstrijdigheden zijn niet alleen openbaar voor hen die de Quran niet erkennen als een goddelijke openbaring. De Moslim-commentators hebben er een harde dobber aan te trachten de verschillende passages te verklaren en met elkaar in overeenstemming te brengen en derhalve nemen zij meer of minder vaak hun toevlucht tot „afschaffing”, waarbij de latere de vroegere verdringen. „Als wij verzen uit dit boek afschaffen of u doen vergeten, dan geven wij betere, of vervangen die door gelijksoortige.” Hoeveel verzen zouden er dan wel afgeschaft moeten worden, met het oog op hetgeen wij hebben opgemerkt? En zowel de verzen die de andere verdringen als de afgeschafte verzen blijven in de Quran, en van alle wordt verondersteld dat zij voor eeuwig hebben bestaan. Er kan zelfs niet eens altijd definitief worden gezegd welke tekst is verdrongen en welke de verdringer is, daar het niet definitief bekend is waar en wanneer elk vers van iedere soera werd geschreven.
Enkele Moslim-commentators, zoals Râzî, veroordelen anderen omdat zij te vlug hun toevlucht nemen tot afschaffing ten einde de moeilijkheid op te lossen. Een geliefkoosde methode is daarom de verschillende verklaringen achter elkander te plaatsen, zoals Ali dit doet bij Soera 7:46, van welk vers gewoonlijk wordt aangenomen dat het iets in verband met het vagevuur leert. Ali zegt dan: „Dit is een moeilijke passage en de Commentators hebben deze passage op verschillende manieren uitgelegd.” Soms zullen deze commentators aangeven naar welke verklaring zij zelf overhellen, maar vaker weigeren zij zich bloot te geven. Zoals Imam Râzî het eens uitdrukte: „Dit zijn de verschillende verklaringen — alleen de Heer weet de ware verklaring.”
Aangezien de commentators van de Quran ook vertalers zijn, bemerken wij dat zij gebruik maken van vrije vertalingen om zodoende deze tegenstrijdigheden te verzachten. Bijvoorbeeld: Soera 4:157, 158 zegt (gedeeltelijk): „Want zij hebben hem [Jezus] stellig, niet gedood: — Neen, maar God heeft hem tot zich opgenomen” (Ali). Maar Soera 3:55 vermeldt duidelijk, volgens het oorspronkelijke Arabisch en de Engelse vertaling van Sale: „Toen God zeide: O Jezus, waarlijk Ik zal u doen sterven, en Ik zal u tot mij opnemen.” Merk op hoe handig Ali deze zaak in het reine brengt: „Zie! God zeide: ’O Jezus, Ik zal u verkiezen en u tot mij nemen.’”
Zoals Ali in zijn voetnoten echter zelf toegeeft, bestaat hierover veel twijfel, en er zijn vele veronderstellingen en meningsverschillen tussen de Moslim-theologen over deze zaak; sommigen zijn van mening dat Jezus wel is gestorven, anderen zeggen van niet. Een Iman zegt over dit onderwerp: „Over het algemeen genomen, doen de meningen die wij hebben uitgesproken, ons te midden van twijfelachtige en verwarrende vragen belanden; maar wanneer wij bedenken dat de inspiratie van Mohammed, in alles wat hij aan ons heeft geopenbaard, is bevestigd door een onoverwinnelijk wonder [de Quran], kan het bestaan van zulke onzekerheden in geen enkel opzicht een overwicht vormen tegen de tekst van de Quran. En per slot van rekening berust de ware leiding bij de Heer.” Maar hoe kan de inspiratie van Mohammed de authenticiteit van de Quran ondersteunen, wanneer de Quran, zelf als het beste bewijs van Mohammeds goddelijke zending wordt beschouwd?
In Soera 2:2 lezen wij: „In dit boek bestaat geen onzekerheid” (Sale). Maar dit kan stellig niet van de Moslim-commentators van de Quran worden gezegd. Dit alles vormt een stilzwijgende erkenning dat de tegenstrijdigheden werkelijk bestaan en niet alleen schijnen te bestaan als gevolg van gebrek aan geloof of gebrek aan begrip van de zijde der „ongeloovigen”.
Voor sommigen worden enige van deze tegenstrijdigheden door de geschiedenis van de Islam verklaard. Bijvoorbeeld: De verzen waarin Mohammed wordt gezegd dat hij slechts een waarschuwer is, en waarin hem wordt verboden geweld te gebruiken in de religie, worden hoofdzakelijk in de vroegere soera’s of de soera’s uit Mekka gevonden. In die tijd kon Mohammed zijn toevlucht niet tot de wereldlijke arm nemen, daar hij zelf werd vervolgd.
Onder de eerste bekeerlingen van Mohammed waren enige pelgrims van Yathrib, die zich tot hem bekeerden toen zij in hun vaderstad waren teruggekeerd waar zij een grote aanhang kregen. Weldra konden zij de verstotene van Mekka een koninklijke ontvangst in hun stad bereiden terwijl zij zelfs de naam in Medina, de „stad van de profeet”, veranderden. Geleidelijk aan speelde Mohammed het klaar de positie van regeerder van de stad in te nemen. En daarom bemerken wij dat in de soera’s die in Medina werden geschreven, geweld in de religie wordt bepleit.
Met het oog op het voorgaande kunnen wij niet aan de gevolgtrekking ontkomen dat, noch de boodschap van de Quran noch zijn literaire waarde hem aan ons aanbeveelt als zijnde van goddelijke oorsprong, want het Woord van God moet in de eerste plaats met zichzelf in overeenstemming zijn, niet waar?
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1952 | 1 november
-
-
Vragen van lezers
● Het nieuwe boek What has Religion Done for Mankind? toont aan dat er slechts één klasse ongehoorzame engelen bestaat, niet twee klassen. Kwamen zij voor het eerst in Eden in opstand of in de dagen van Noach? Verder, wie waren de geesten in de gevangenis tot wie de opgestane Jezus heeft gepredikt, kunnen zij zich bekeren en gered worden, en indien niet, waarom werd er dan tot hen gepredikt? — G.G., New York.
Er is geen enkele schriftuurplaats waardoor wordt aangetoond dat enige engelen tezamen met de overdekkende cherub, in Eden in opstand kwamen. Eén schriftuurplaats welke eens zodanig werd toegepast, is Ezechiël 28:18, in welke tekst wordt gezegd dat Satan zijn heiligdommen heeft ontheiligd door de veelheid zijner ongerechtigheden. Men kan deze schriftuurplaats op zijn hoogst de betekenis geven, dat hij een geestelijke macht onder zich had en deze ontheiligde, maar de tekst toont niet aan dat een dergelijke ontheiliging in Eden is geschied. Het kan in de dagen van Noach geweest zijn, tegen welke tijd Satan een ’veelheid der ongerechtigheden’ opgebouwd kon hebben, die hij zou kunnen gebruiken als argumenten; terwijl hij daarentegen in Eden nauwelijks tijd zou hebben gehad een dergelijke veelheid der ongerechtigheden op te stapelen. Volgens enige moderne Bijbelvertalingen kan de tekst echter een veel geringere betekenis hebben dan de bovengenoemde. An American Translation gebruikt niet het woord „heiligdommen” alsof door dit woord werd verwezen naar woonplaatsen van medeplichtigen, maar zegt: „Gij hebt uw heiligheid ontwijd.” De vertaling van Moffatt zegt: „Gij hebt uw heilige positie ontwijd.”
-