-
Dopen volgt op het maken van discipelenDe Wachttoren 1973 | 1 augustus
-
-
bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus ?
(2) Hebt u zich op grond van dit geloof in God en zijn voorziening voor redding, onvoorwaardelijk aan God opgedragen om voortaan zijn wil te doen, zoals hij deze door bemiddeling van Jezus Christus en door middel van de bijbel, onder de verlichtende kracht van de heilige geest, aan u openbaart?
Indien u vindt dat u deze vragen met „JA” kunt beantwoorden, zou het juist zijn met de presiderende opziener in de gemeente van Jehovah’s getuigen waarmee u bent verbonden, te spreken met het oogmerk te worden gedoopt. Na de doop kunt ook u ernaar uitzien een aandeel te hebben aan het wereldomvattende werk dat bestaat in het maken van discipelen, met de zegen van Christus Jezus, die heeft beloofd met zijn volgelingen te zijn „tot het besluit van het samenstel van dingen”. — Matth. 28:18-20.
-
-
Acht slaan op goddelijke waarschuwing getuigt van wijsheidDe Wachttoren 1973 | 1 augustus
-
-
Acht slaan op goddelijke waarschuwing getuigt van wijsheid
JEHOVAH’S handelwijze met de mensheid heeft altijd de grote waarde weerspiegeld die hij aan menselijk leven hecht. Hij is niet haastig geweest met een veroordeling uit te spreken maar heeft volken en natiën op barmhartige wijze gelegenheden geboden hun wegen te veranderen (Jer. 18:6-10). Dit blijkt vooral uit de wijze waarop hij de natie Israël heeft bejegend. Jehovah verwekte telkens weer profeten om de ontrouwe natie ertoe aan te moedigen haar slechte weg te verlaten. — Jes. 55:6, 7; Ezech. 33:10, 11.
Een van deze profeten was Ezechiël, die in 613 v.G.T. als balling in Babylon met zijn profetische werk begon. Ezechiëls positie was gelijk die van een wachter op wie de verantwoordelijkheid rustte mensen in tijd van gevaar te waarschuwen. Degenen die geen acht sloegen op de waarschuwing moesten de verantwoordelijkheid voor hun eigen dood dragen. Ook al zou Ezechiël als wachter in zijn plicht te kort schieten, dan verdiende het volk door hun wetteloosheid toch de dood en zou hun dood dus geen onrechtvaardigheid zijn geweest. Ezechiël zou dan echter schuldig zijn geweest aan strafrechtelijke nalatigheid (Ezech. 33:1-6). Ezechiël hiervan doordringend, verklaarde Jehovah:
„Wat . . . u betreft, o mensenzoon, tot een wachter heb ik u gemaakt voor het huis van Israël, en uit mijn mond moet gij het woord horen en hen mijnentwege waarschuwen. Wanneer ik tot een goddeloze zeg: ’O goddeloze, gij zult beslist sterven!’ maar gij werkelijk niet vrijuit spreekt om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, zal hijzelf als een goddeloze in zijn eigen dwaling sterven, maar zijn bloed zal ik van uw eigen hand terugeisen. Maar wat u aangaat, ingeval gij werkelijk een goddeloze waarschuwt voor zijn weg, opdat hij zich ervan afkere, maar hij zich werkelijk niet afkeert van zijn weg, zal hijzelf in zijn eigen dwaling sterven, terwijl gijzelf stellig uw eigen ziel zult bevrijden.” — Ezech. 33:7-9.
Degenen die gunstig reageren op de waarschuwing die God bij monde van zijn dienstknechten geeft, hebben geen reden te vrezen dat zij veroordeeld zullen worden wegens hun vroegere bericht. Jehovah God heeft „geen behagen in de dood van de goddeloze, maar daarin dat een goddeloze zich afkeert van zijn weg en werkelijk blijft leven” (Ezech. 33:11). Als rechtvaardige personen een getrouwe handelwijze laten varen, zal hun het oordeel natuurlijk niet worden bespaard. Of iemand zal sterven of blijft leven hangt van zijn positie af ten tijde dat het goddelijke oordeel wordt voltrokken. Jehovah zei bij monde van Ezechiël:
„Wanneer ik tot de goddeloze zeg: ’Gij zult beslist sterven’, en hij zich werkelijk afkeert van zijn zonde en gerechtigheid en rechtvaardigheid oefent, en de goddeloze zelfs het in pand gegevene teruggeeft, zelfs het weggeroofde terugbetaalt en werkelijk in de inzettingen des levens wandelt door geen onrecht te doen, zal hij beslist blijven leven. Hij zal niet sterven. Geen van zijn zonden waarmee hij heeft gezondigd, zal tegen hem in herinnering worden gebracht. Gerechtigheid en rechtvaardigheid heeft hij geoefend. Hij zal beslist blijven leven. Wanneer een rechtvaardige zich afkeert van zijn rechtvaardigheid en werkelijk onrecht doet, moet hij ook daarvoor sterven. En wanneer een goddeloze zich afkeert van zijn goddeloosheid en werkelijk gerechtigheid en rechtvaardigheid oefent, zal . . . hijzelf . . . blijven leven.” — Ezech. 33:14-16, 18, 19.
Hoe barmhartig van Jehovah God ervoor te zorgen dat er ruimschoots wordt gewaarschuwd!
-