Materialisme of een geestelijke gezindheid — Wat hebben wij nodig?
Hoe heeft het materialisme de mensheid in zijn greep gekregen? Hoe kan men zijn geestelijke gezindheid versterken?
WIJ MOETEN onze keus bepalen, of wij het nu willen of niet. Van alle kanten wordt er druk op ons uitgeoefend om ons tot een materialistische levenswijze te brengen. In de Journal of Retailing verklaarde de marktonderzoeker V. Lebow: „Onze geweldig produktieve economie vergt een consumptieve levenswijze, waarbij wij het kopen en verbruiken van goederen tot een ritueel maken en geestelijke voldoening, zelfvoldoening, putten uit het consumeren. . . . Het tempo waarin goederen geconsumeerd, opgebrand, versleten, vervangen en afgedankt moeten zijn, wordt steeds opgevoerd.”
Of wij nu in een gedeelte van de wereld leven waar de plaatselijke economie voor een groot deel afhankelijk is van materialistische consumptie of niet, wij zullen in elk geval geconfronteerd worden met de belangrijke vraag: Materialisme of een geestelijke gezindheid? Louter het verwaarlozen van geestelijke waarden maakt ons al tot een materialist. Een materialist behoeft namelijk niet noodzakelijkerwijs veel stoffelijke bezittingen te hebben, want zelfs iemand die arm is, kan een materialist zijn, wanneer hij zijn geestelijke gezindheid verwaarloost.
Wanneer men bemerkt wat een bewonderende blikken degenen die het allerlaatste op het gebied van luxe bezitten, trekken, kan de begeerte om evenveel aandacht te krijgen een vurig verlangen doen ontstaan naar artikelen die men voordien onbelangrijk vond maar die nu, mede ten gevolge van geraffineerde reclamemethoden, onontbeerlijk schijnen. Hoewel men beseft dat het inkomen hiervoor niet toereikend is, verzacht men de door de prijs veroorzaakte pijn met het pijnstillende middel van de afbetaling. Wanneer men alle termijnen heeft voldaan, bemerkt men echter vaak, dat het gekochte niet langer in de mode is, dat het in onbruik is geraakt of verouderd is; dan begint de vicieuze cirkel weer opnieuw.
HET VOORZIET NIET IN ’S MENSEN BEHOEFTEN
Nu rijst echter de vraag: Hoe praktisch is een materialistische levenswijze? Het antwoord is duidelijk wanneer wij eens letten op het steeds toenemende aantal ziekten en zenuwstoringen. De afgelopen dertig jaar zijn er ongeveer 800 nieuwe soorten van ziekten aan het licht gebracht. Nemen wij daarentegen de primitieve Indiaanse stammen uit noord-Brazilië, die geen „hoger onderwijs” hebben genoten en niet in het bezit zijn van onze moderne gemakken, dan komen wij tot de verrassende ontdekking dat bij hen ziekten als tuberculose, kanker en hartkwalen nagenoeg niet voorkomen. Dr. W. H. Holden, een Amerikaanse ontdekkingsreiziger, schrijft hun gezondheid toe aan hun eenvoudige voeding, aan het feit dat zij zich niet overeten en aan het ontbreken van spanning, druk, geldzorgen en het verlangen om vooral niet achter te blijven bij hun kennissen. Van de oudste Indianen van die stammen was de bloeddruk ongeveer even hoog als die van een man van drieëntwintig jaar in de Verenigde Staten.
Alhoewel wij anderen wellicht bewonderende blikken kunnen ontlokken door onze stoffelijke welvaartsartikelen, is de kans heel groot dat ze een sta-in-de-weg vormen voor een ware geestelijke gezindheid. De wijze koning Salomo besefte dit en zei: „Sommigen stellen zich rijk aan, terwijl zij in het geheel niets hebben” (Spr. 13:7). Ja, dan ontbreekt het inspirerende levensdoel, namelijk het verwerven van Gods goedkeuring. Er is geen wederzijds vertrouwen en men ontbeert ware vrienden, want de allernaaste metgezellen blijken onze grootste concurrenten te zijn. Bovenal mist men de vrede en zekerheid die voortvloeien uit de wetenschap dat God met welgevallen op onze levensloop ziet. M. W. Bingay, de vroegere hoofdredacteur van de Detroit Free Press, zegt: „In de halve eeuw van mijn journalistieke loopbaan ben ik met veel heel rijke mensen in aanraking gekomen, maar ik heb er nimmer een gekend wiens miljoenen hem innerlijke vrede en geluk brachten.”
Wanneer degenen wier levenswijze grotendeels is gebaseerd op stoffelijke voorspoed om een grotere geestelijke gezindheid roepen, wordt het vraagstuk nog dringender. De Newyorkse industrieel B. Moreel heeft eens gezegd: „Laten wij, wanneer wij over een hogere levensstandaard spreken, niet alleen denken aan de gewone gebruiks- en luxeartikelen; een levensstandaard heeft namelijk niet alleen met stoffelijke dingen te maken. Wij moeten tevens plannen maken voor een steeds hogere maatstaf ten aanzien van ons geestelijke leven.”
De slag is vooral hard aangekomen bij degenen die verantwoordelijk zijn voor het geestelijke leiderschap. De geestelijke E. R. Taylor van de „First United Church” in Ottawa, Canada, klaagde: „Het meest hebben wij behoefte aan kracht, de soort van kracht die de vroege kerk tot daden aanzette en haar tot een levende, zeer belangrijke macht maakte.”
MISDADIGE GEESTELIJKE LEIDERS
Waarom merkt men niets van deze zeer belangrijke macht, zelfs niet in landen waar men in het algemeen belangstelling voor religie heeft? Het antwoord vindt men in de bijbel, en wel in Jeremia 2:13, waar staat: „Mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.” In plaats dat zij de mensen naar Gods Woord verwijzen, betitelen vele hedendaagse geestelijken de bijbel als onpraktisch en verwijzen zij de mensen naar menselijke organisaties als de Verenigde Naties. De geestelijken verduisteren maar al te vaak de duidelijke waarheid uit de bijbel door evolutie-filosofieën, moderne psychiatrie en menselijke leerstellingen die strijdig zijn met Gods Woord en het gezonde verstand.
Deze geestelijke leiders worden door de vruchten van hun filosofie als misdadig gebrandmerkt. J. E. Hoover, hoofd van de Amerikaanse Federale Recherche, bericht: „Noodgedwongen moeten wij in de Verenigde Staten elk jaar bijna vijf maal zoveel geld aan misdadigers besteden als aan alle vormen van openbaar en bijzonder onderwijs.” Des te treffender is dit, wanneer wij bemerken dat 85 percent van deze misdadigers belijdt tot een christelijke religie te behoren.
Wat moeten wij wel denken van de religieuze leiders die de religie populariseren met het doel grotere menigten te trekken en een betere reactie te krijgen op de voortdurende smeekbeden om geld? Hoe dacht God over Israëls herders, die geestelijke misdadigers werden? Gods profeet geeft ons te kennen: „Wee den herders van Israël, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij.” — Ezech. 34:2-4.
Hoe kunnen de herders die religie tot een handelsaangelegenheid maken de ware geestelijke gezindheid bevorderen? Sta eens stil bij wat Jezus deed in de paschatijd van 33 n. Chr. Grote menigten joden uit de omliggende districten van Judéa kwamen naar Jeruzalem om daar het pascha te vieren. De tempelbelasting werd in de tempel in de plaatselijke munteenheid voldaan, terwijl men dan tegelijkertijd verschillende offerdieren en duiven aanbood. Aangezien dit tot hun vorm van aanbidding behoorde, konden de priesters zich ermee verenigen dat er binnen het tempelterrein in de voorhof der heidenen stalletjes en kramen werden opgezet waar men geld kon wisselen en offerdieren kon kopen. Wie zou durven betwijfelen of dit gepast was; dit gebeurde immers in zulk een heilige omgeving en met de sanctie van de aan God opgedragen priesters? Het was niet alleen gemakkelijk, maar het gold bovendien alles toch een religieus doel! Oppervlakkig gezien, was het allemaal heel passend. Hoe anders dacht Jezus hier echter over. Toen hij het tempelterrein betrad, wierp hij hun geldtafeltjes om, stelde hij hun hebzucht aan de kaak en liet hij uitkomen dat hun vorm van aanbidding slechts een leeg, formalistisch, uiterlijk vertoon van zelf-rechtvaardigheid was. — Matth. 21:12, NW.
De gepopulariseerde religie heeft geen hecht fundament gelegd voor een ware geestelijke gezindheid. Duidelijk blijkt dit uit de jeugd, die zich alleen voor stoffelijke genoegens interesseert. Een negentienjarige jongeman zei, als woordvoerder van Londense tienergroepen: „Ik veronderstel dat het de tieners ontbreekt aan het verlangen om naar de kerk te blijven gaan. Mogelijk uit luiheid. Maar wat dan nog? U wendt zich tot religie wanneer u zich eenzaam voelt of iets mist. Het ontbreekt tieners echter aan niets. . . . Wij leiden een uitgesproken materialistisch leven. Een tiener heeft geen behoefte aan God. Hij heeft zijn eigen god.” Jeugdigen noch volwassenen hebben echter op het altaar van het materialisme het geluk gevonden dat zij zochten; zij hebben er geen zekere hoop voor de toekomst verkregen. Slechts de ware geestelijke gezindheid kan ons die brengen.
HOE DE WARE GEESTELIJKE GEZINDHEID TE VERWERVEN
De ware geestelijke gezindheid staat lijnrecht tegenover zinnelijkheid of wereldsgezindheid en is het oprechte verlangen Gods goedkeuring te verwerven, de wens Gods wil te doen. Men wordt werkelijk geestelijk gezind wanneer men het zelfzuchtige verlangen naar prestige en eerbewijzen weet te overwinnen. Zo zei Jezus tot de joden: „Ik neem geen heerlijkheid van mensen aan, maar ik weet wel dat gij de liefde Gods niet in u hebt. Ik ben in de naam van mijn Vader gekomen, maar gij aanvaardt mij niet; indien iemand anders in zijn eigen naam kwam, zoudt gij hem aanvaarden. Hoe kunt gij geloven wanneer gij heerlijkheid van elkaar aanneemt en niet de heerlijkheid zoekt die van de enige God komt?” (Joh. 5:41-44, NW) Wanneer wij heerlijkheid voor onszelf zoeken, zijn wij wereldsgezind; wanneer wij de heerlijkheid zoeken die van de enige ware God komt, zijn wij daarentegen geestelijk gezind.
Een ware geestelijke gezindheid is een op nauwkeurige kennis van Gods Woord gebaseerde dynamische kracht, waardoor ons leven wordt hervormd en een inspirerend doel krijgt. Onze gehele persoonlijkheid wordt erdoor hervormd, precies zoals de apostel Paulus dit zei: „Legt de oude persoonlijkheid met haar praktijken af en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd.” — Kol. 3:9, 10, NW.
Degenen die u dit tijdschrift hebben doen toekomen, Jehovah’s getuigen, demonstreren op wereldomvattende schaal een ware geestelijke gezindheid. In de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen bestaan geen scheidsmuren op raciaal, nationaal of religieus terrein en hun morele maatstaven ontlenen zij aan de bijbel, want daarin wordt te kennen gegeven wat men moet doen om leven in Gods nieuwe wereld te verwerven. Tot een ware geestelijke gezindheid behoort derhalve niet alleen een juist geloof, maar ook een juist gedrag, een gedrag dat in overeenstemming is met het Woord Gods.
Uit dit alles moeten wij echter niet afleiden dat Jehovah’s getuigen zich alle stoffelijke gemakken ontzeggen waaraan elk mens behoefte heeft. Zij leggen echter de nadruk op het bestuderen van Gods Woord en brengen dit in hun dagelijks leven in praktijk. Zij weten dat zij om hun ware geestelijke gezindheid te behouden, selectief moeten zijn ten aanzien van wat zij lezen, want de lectuur van deze wereld is verdorven; ze draagt niet bij tot het opbouwen van een geestelijke gezindheid, maar is veeleer afbrekend. Populaire romans bijvoorbeeld stellen het seksuele leven of gewelddadigheid, of beide, op de voorgrond. Zo verklaart een autoriteit op dit gebied: „Uitgeverijen willen graag [boeken] hebben, waarvan de letterkundige waarde bestaat uit de sensuele beschrijving van seksuele episoden.”
Neen, de lectuur van deze wereld heeft een verlammende uitwerking op onze geestelijke gezindheid; ze is daarom niet geschikt voor mensen die een ware geestelijke gezindheid willen verwerven. Dezen moeten zich door Gods Woord laten leiden ten aanzien van hetgeen waarmee zij hun geest voeden: „Al wat waar is, al wat van ernstig belang is, al wat rechtvaardig is, al wat eerbaar is, al wat liefelijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en al wat lof verdient, blijft deze dingen bedenken.” — Fil. 4:8, NW.
ANDEREN HELPEN EEN GEESTELIJKE GEZINDHEID TE VERWERVEN
Een stimulans voor onze geestelijke gezindheid vormt de hulp die wij anderen bieden wanneer wij hen erop wijzen hoe belangrijk een geestelijke gezindheid voor hen is. G. Gdovin gaf dienaangaande in het katholieke tijdschrift Information van augustus 1959 het volgende commentaar op de activiteiten van Jehovah’s getuigen: „De katholieke leken kunnen één belangrijke les van de leden van Jehovah’s getuigen leren. Hun religie moet zo’n belangrijke plaats in hun leven gaan innemen, dat zij bereid zijn meer uren aan het verdiepen van hun kennis te besteden dan zij tot nog toe hebben gedaan — als ware het ’een zaak van leven en dood’.”
Doordat Jehovah’s getuigen het afgelopen jaar in meer dan 600.000 gezinnen in 194 gebieden bijbelstudiën hebben geleid en met anderen over de zegeningen van Gods koninkrijk hebben gesproken, hebben zij 142 miljoen uren besteed aan het verrijken van het leven van anderen. Dit is hun antwoord op Jezus’ gebod om ’eerst het koninkrijk te zoeken’ en op zijn profetie dat „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde [zal] worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën”. — Matth. 6:33; 24:14, NW.
Jehovah’s getuigen zijn bereid ook u te helpen de ware geestelijke gezindheid te verwerven. Zij willen graag eens bij u thuis een gesprek over de bijbel hebben. Bovendien nodigen zij u uit om te komen luisteren naar de versterkende lezingen over bijbelse onderwerpen welke er nagenoeg elke zondag in hun Koninkrijkszalen worden gehouden.
Streef naar een geestelijke gezindheid. Waarom zou u uw leven vergooien met het streven naar tijdelijk aanzien? Zoek de heerlijkheid die van de ware God komt. Wat kiest u: materialisme of een geestelijke gezindheid? Wanneer u de juiste keuze doet, zullen leven en geluk uw deel zijn.