Voorschriften voor de hemelse priesterschap
„En zij zullen mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en niet heilig en het onderscheid doen kennen tussen onrein en rein.” — Ezech. 44:23.
1. In welk opzicht verschilt de priesterschap onder Christus van alle andere priesterschappen, en waarom dienen de typologische voorschriften van de priesterschap onze aandacht te hebben?
PRIESTERSCHAPPEN van menselijke oorsprong zijn geneigd zichzelf als wet te beschouwen, hun eigen voorschriften uit te vaardigen en te herzien en naar macht en invloed te streven ten einde hun eigen zelfzuchtige doeleinden te verwezenlijken. Dit is niet het geval met de groep van priesters die zich gehoorzaam aan de grote Hogepriester, Christus Jezus, onderwerpt. Hun eerste zorg is dat zij personen blijken te zijn die nauwgezet in de voetstappen van hun hogepriester treden, zowel nu als in alle eeuwigheid, want alleen dan kunnen zij van de goedkeuring van de zuivere en heilige God, Jehovah, verzekerd zijn. Zij zijn zich ervan bewust dat zij anderen zowel door hun voorbeeld als door geboden moeten onderwijzen. Tot leiding van hen op het gebied van de juiste aanbidding zijn er voorschriften verschaft, waarvan er vele duidelijk vooraf werden aangekondigd door de typologische voorschriften die op de Aäronische priesterschap en haar diensten betrekking hadden. Door de profetische voorbeelden of typen en de latere, door Christus Jezus en zijn geïnspireerde discipelen gegeven geboden met elkaar te vergelijken, kunnen wij derhalve tot ons welzijn leren dat zulke priesterlijke voorschriften stellig van goddelijke oorsprong zijn. — 1 Petr. 2:21; 1 Tim. 4:11, 12.
2. Welke betekenis heeft de reinheid die de Aäronische priesterschap werd voorgeschreven, voor Christus’ gezalfde volgelingen?
2 De fysieke reinheid die de typologische priesterschap werd voorgeschreven, betekent voor Christus’ volgelingen bijvoorbeeld meer dan een overeenkomstige reinheid op het gebied van het lichaam, de kleding en de algemene verschijning. Ze duidt op een reinheid van handen met betrekking tot verkeerde daden en een zuiverheid van hart met betrekking tot een verkeerde denkwijze. Ze duidt op een reiniging van vals-religieuze gedachten door middel van de zuivere leer uit Gods geschreven Woord. Zo kon Jezus tot zijn discipelen zeggen: „Gij zijt reeds rein vanwege het woord dat ik tot u heb gesproken.” Zij die het voorrecht genieten heilige dienst voor Jehovah te verrichten, moeten zich door een herhaaldelijk zelfonderzoek op grond van Gods vereisten zowel geestelijk als lichamelijk in een reine toestand bewaren. — Joh. 15:3; Ps. 24:3-5.
3. Van welke extra verantwoordelijkheid moeten degenen zich kwijten die in de „ware tent” dienst verrichten?
3 Van priesters die onder Christus Jezus dienst verrichten, wordt meer verlangd dan dat zij in een reine persoonlijke verhouding tot Jehovah en zijn organisatie voor zuivere aanbidding blijven staan. Zij moeten bereid zijn de verantwoordelijkheid op zich te nemen aan anderen de juiste leiding te verschaffen, terwijl zij zich ervan vergewissen dat deze mensen die leiding inderdaad volgen. Dus evenals de typologische priesters de fysieke toestand van de aanbidders onderzochten en er toezicht op hielden, moet de hemelse groep van priesters er eveneens op toezien dat medeaanbidders in deze tijd zowel moreel als geestelijk rein blijven. Zij moeten de ernstige geesteshouding bezitten die door iemand uit hun eigen midden aan de dag werd gelegd toen hij schreef: „Want ik ben jaloers over u met een goddelijke jaloezie, want ik persoonlijk heb u aan één man ten huwelijk beloofd om u als een eerbare maagd aan de Christus aan te bieden. Maar ik ben bevreesd dat op de een of andere wijze, evenals de slang door haar sluwheid Eva verleid heeft, uw geest verdorven zou kunnen worden en zou afwijken van de oprechtheid en de eerbaarheid die de Christus toekomen.” — 2 Kor. 11:2, 3.
4. Welke verantwoordelijkheid draagt de christelijke priesterschap met betrekking tot de offers van aanbidders?
4 In Israël moesten de priesters toezicht uitoefenen op de offers van het volk en deze goedkeuren, opdat men er zeker van was dat ze voldeden aan de vereisten die Jehovah zelf voor elke speciale situatie had vastgesteld. Zo kon er bijvoorbeeld geen duif worden geofferd als er een jonge bok werd voorgeschreven. Ook kon er geen dier dat lam of anderszins waardeloos was geofferd worden als de offeraar iets beters aan te bieden had (Mal. 1:14). In overeenstemming hiermee dienen de onderpriesters van Christus of hun aangestelde assistenten, mannen in verantwoordelijke posities, er thans bezorgd op toe te zien dat iedereen aan Jehovah het lofoffer aanbiedt dat evenredig is aan zijn bekwaamheid. En ook dient er aan elke aanbidder hulp te worden geboden, zodat zijn bekwaamheid voortdurend door vriendelijke en liefdevolle raad en door een getrouw voorbeeld wordt opgebouwd. De betekenis van de typologische offers die door de individuele Israëlieten werden gebracht, wordt door de apostel Paulus uitgelegd als hij schrijft: „Laten wij door bemiddeling van hem [Christus Jezus] God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken. Vergeet bovendien niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig.” — Hebr. 13:15, 16.
5. Waarop duidt het toezicht dat de priesters op de werkelijke toestand van de aanbidders zelf uitoefenden?
5 Wanneer wij in gedachten houden dat het in die oude tijden kon voorkomen dat iemand zonder werkelijke toewijding of met de een of andere onzuivere of zelfzuchtige beweegreden, zoals in het geval van Kaïn, een offer aan de Heer bracht, weten wij dat het belangrijk is zorgvuldig aandacht te schenken aan de beweegreden voor dienst en aanbidding van Jehovah. Degenen in de gemeenten die een verantwoordelijke positie bekleden, zullen altijd in gedachten houden dat oprechte dankbaarheid aan Jehovah iedereen tot het aanbieden van zijn offers van aanbidding dient aan te sporen. Zonder deze beweegreden zou het offer wel eens totaal waardeloos kunnen zijn. Ze dient ook de basis te zijn op grond waarvan wij ons aan Jehovah offeren door ons aan hem op te dragen. Hoe belangrijk is dan de dienst die erin bestaat toekomstige aanbidders door middel van studie te helpen God en Christus te leren kennen! Wanneer zulk een kennis in een goed en eerlijk hart wordt opgenomen, kweekt dit dankbaarheid aan, een overheersend verlangen waardering tot uitdrukking te brengen. Christenen die dit gezonde fundamentele inzicht bezitten, hoeven er niet toe te worden aangezet of gedwongen hun offers aan Jehovah aan te bieden. Een geanimeerde bijbelse bespreking en vriendelijke, praktische raadgevingen zijn het doeltreffendst. ’Neem mijn weldadige juk op u’, luidt de uitnodiging van de Hogepriester, Christus Jezus. — Matth. 11:29, 30.
SLACHTOFFERS
6. Op welke voorzieningen waarvoor aanbidders in deze tijd waardering kunnen tonen, duiden de regelingen die voor de aanbidding van de Israëlieten in de tent waren getroffen?
6 De priesterschap onder Aäron had tot taak voor alle diensten van het heiligdom zorg te dragen. Op dit punt kunnen wij erover nadenken hoe gemakkelijk het voor de Israëlieten in het algemeen werd gemaakt hun offers aan Jehovah te brengen. Hadden de levieten niet reeds voor de onnoemelijk vele details gezorgd, zodat de heilige plaats met al haar voorwerpen en voorzieningen altijd in gereedheid was? Op dezelfde wijze kunnen gemeenten van christenen waardering hebben voor de grote hoeveelheid werk die door dienaren in verantwoordelijke posities is verricht om schema’s samen te stellen, programma’s voor te bereiden, regelingen te treffen voor vergaderingen en doeltreffende predikingsveldtochten te organiseren, en dit alles met het doel de oprechte aanbidding van de gehele gemeente te vergemakkelijken. — 1 Tim. 5:17.
7. Hoe dient de geesteshouding te zijn van degenen die de christelijke priesterschap vormen, en met welke uitwerking op de aanbidders?
7 Sta er eens bij stil hoe aanmoedigend en verfrissend het voor aanbidders van Jehovah geweest moet zijn hun offers bij getrouwe priesters te brengen, die verheugd waren over hun dienstvoorrecht in de tent, in plaats van bij korzelige, aanmatigende of zelfs slechte priesters, zoals de zonen van Eli! Broeders in verantwoordelijke posities zouden er thans zo gemakkelijk toe kunnen komen alleen maar aan de zware lading verantwoordelijkheid te denken die op hen komt te rusten, en de wonderbaarlijke resultaten die Jehovah geeft door aanbidders te vermenigvuldigen, over het hoofd te zien. Vreugde en verantwoordelijkheid moeten hand in hand gaan. De apostel Paulus was zeer evenwichtig op dit gebied, want hij drukte zich als volgt uit: „Behalve die dingen, welke van uitwendige aard zijn, bestormt mij nog van dag tot dag de zorg voor alle gemeenten.” „Niettegenstaande dat, ook al word ik als een drankoffer uitgegoten op het slachtoffer en de openbare dienst waartoe geloof u heeft geleid, dan ben ik blij en verheug mij met u allen.” — 2 Kor. 11:28; Fil. 2:17.
8. Hoe dienen in de diensten van de christelijke priesterschap kracht en vastberadenheid met liefde te worden gecombineerd?
8 De getrouwe priesters onder Aäron moesten liefdevolle consideratie ten aanzien van de omstandigheden van de mensen, met kracht en vastberadenheid combineren. Jehovah’s vereisten moesten per slot van rekening ten uitvoer worden gebracht en aan zijn wet moest de hand worden gehouden. Zij moesten de wijze waarop Jehovah met de mensen handelde, weerspiegelen door vastberaden te zijn waar hij vastberaden was en vergevensgezind waar hij vergevensgezind was. Pinehas moest de Israëliet doden die voor het vrouwelijke lokaas viel dat hem door de heidense religie werd toegestoken (Num. 25:7, 8). Hij en zijn medepriesters moesten echter een andere houding aan de dag leggen jegens degenen die door zonde waren overmand en blijk gaven van oprecht berouw. Zij moesten Jehovah’s eigen houding overnemen zoals die in Jesaja 66:2 onder woorden wordt gebracht: „Op zulken sla Ik acht: op den ellendige, den verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft.” Zo moet er in de christelijke gemeente vastberadenheid worden getoond door onbeschaamde overtreders van Gods wetten te verdrijven, terwijl degenen die in zwakheid tot zonde vervallen zijn en daarna berouw hebben, liefdevol hersteld moeten worden.
HUWELIJK
9. Op welke werkelijkheid in deze tijd duiden de huwelijksvereisten van de typologische priesterschap?
9 In Israël werd het de priesters verboden een huwelijksverbintenis met een buitenlandse aan te gaan. Het was zelfs zo, dat de Israëlieten in het algemeen voor een dergelijke handelwijze werden gewaarschuwd. Het gevaar bestond dat een heidense huwelijkspartner iemand ertoe zou kunnen brengen van de ware, reine aanbidding af te vallen. Dit voorschrift kan een letterlijke toepassing hebben in de christelijke gemeente in deze tijd, want de apostel Paulus schreef: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen” (2 Kor. 6:14). Dit vormt er ook een waarschuwing voor, alle soorten van intergeloofbewegingen of -handelingen te vermijden. Wanneer men zich zelfs maar aansluit in het gebed — hetzij gesproken of gezongen — van iemand die geen opgedragen dienstknecht van Jehovah is, zou dit hem schuldig kunnen maken aan de beoefening van intergeloof.
10. Hoe moeten de leden van de priesterschap onder Christus het verbod op bedwelmende drank tijdens het verrichten van hun dienst opvatten?
10 Dat aan de Aäronische priesters werd geboden zich van bedwelmende drank te onthouden als zij in de heilige plaats dienst verrichtten, had ten doel ervoor te zorgen dat de nadering tot Jehovah met het juiste respect zou geschieden, terwijl hierdoor tevens de zekerheid verkregen zou worden dat de priesterschap klaarwakker en waakzaam was met betrekking tot haar taken om de mensen in de reine aanbidding te helpen. In deze tijd zullen degenen die dienst hebben te verrichten in de prediking in het veld of tijdens gemeentevergaderingen dit voorschrift letterlijk toepassen. Ook zij moeten Jehovah respecteren en waardering hebben voor de heiligheid van alle dingen die op de openbare aanbidding betrekking hebben (1 Kor. 11:20, 21). In deze tijd moeten christenen ook op hun hoede zijn voor alle listige vormen waarin de bedwelmende, slaap verwekkende leerstellingen van Babylon de Grote worden aangeboden.
11. Wat kunnen wij leren van het feit dat de typologische priesters hun deel van de slachtoffers aten en van de voorschriften daaromtrent?
11 Het was de priesters niet toegestaan hun deel van de slachtoffers buiten de heilige grenzen van hun eigen huishouding te eten. De apostel Paulus verwees naar deze voorziening toen hij gelastte: „Weet gij niet dat degenen die heilige plichten vervullen, de dingen van de tempel eten, en dat zij die voortdurend het altaar bedienen, een deel voor zichzelf hebben met het altaar? Aldus heeft de Heer ook voor de verkondigers van het goede nieuws bepaald dat zij van het goede nieuws leven” (1 Kor. 9:13, 14). Personen die — in ruil voor het feit dat zij zich geheel aan diensten ter bevordering van de aanbidding van medechristenen of aan het onderwijzen en prediken in de velddienst wijden — worden geholpen in hun levensonderhoud te voorzien of die een kleine geldelijke toelage ontvangen, worden dus in werkelijkheid met heilige dingen beloond, met geldelijke middelen en andere goederen die aan de dienst van de Heer zijn gewijd. „De werker is zijn loon waard”, is de wijze waarop dit beginsel in de Schrift wordt beschreven (Luk. 10:7). Dat loon, in welke vorm het ook bestaat, is echter heilig en moet niet op een dwaze, wereldse manier door de werker worden gebruikt, en ook niet om zichzelf te verrijken, maar op een wijze waardoor de gelegenheid van de werker om zijn of haar rondom de opdracht aan Jehovah opgebouwde levenswerk te blijven vervullen, zal worden uitgebreid en verbeterd.
TROMPETTEN
12, 13. Waarop duidt de priesterlijke taak de heilige trompetten te laten weerklinken?
12 Alleen de Aäronische priesters hadden de machtiging ontvangen de heilige trompetten te laten weerklinken. De klanken die zij voortbrachten, moesten duidelijk en begrijpelijk zijn, zodat de mensen wisten wat er van hen werd verlangd. De apostel Paulus schreef: „Want wie toch zal zich voor de strijd gereedmaken als de trompet een onduidelijk signaal geeft? Zo is het ook met ulieden: Indien gij door middel van de tong geen gemakkelijk te begrijpen taal spreekt, hoe zal men dan weten wat er wordt gesproken? Gij zult feitelijk in de lucht spreken” (1 Kor. 14:8, 9). Christus’ onderpriesters dragen derhalve de verantwoordelijkheid in deze tijd een duidelijke, gemakkelijk te begrijpen boodschap uit Gods Woord aan alle mensen bekend te maken, een boodschap die in de hedendaagse taal is gesteld en zich onderscheidt van de onware, opschepperige en bevooroordeelde boodschappen van menselijke organisaties. Onbevreesd, en hierbij dit tijdschrift op een zeer in het oog springende wijze gebruikend, zoals zij dit al ruim vijfentachtig jaar hebben gedaan, maken de onderpriesters van Christus Jezus een duidelijke boodschap uit Gods Woord voor deze tijd waarin wij leven, bekend. Ook hebben zij, door Jehovah’s onverdiende goedheid, het voorrecht gehad de Nieuwe-Wereldvertaling — de bijbel in gemakkelijk te begrijpen hedendaagse taal — te vervaardigen en te publiceren. Dat dit alles een duidelijk trompetsignaal vormt, wordt volledig bewezen door de grote schare van mensen uit alle rassen en natiën die erop reageren en er oprecht moeite voor doen Jehovah door middel van de opdracht te naderen.
13 Er dient niet over het hoofd gezien te worden dat door middel van deze zelfde „trompet”-boodschap de oproep weerklinkt tot oorlog tegen Jehovah’s vijanden. Het is waar dat degenen die hier gunstig op reageren, niet aan een letterlijke oorlogvoering met vleselijke, door mensen gemaakte wapens deelnemen. Zij rusten zich echter wel toe met de „wapenrusting” en de wapens die door God zijn verschaft, en als zij in de strijd tegen bovenmenselijke, duivelse vijanden voorttrekken, geeft God hun de kracht bolwerken van dwaling omver te halen en gevangenen te bevrijden die naar mentale en geestelijke vrijheid verlangen om God te dienen. — Ef. 6:10-18; 2 Kor. 10:3-6.
GEEN LAND ALS ERFDEEL
14. Welke betekenis heeft de voorziening van het erfdeel van de typologische priesterschap wanneer deze op Christus’ groep van priesters van toepassing wordt gebracht?
14 Dat de priesters en levieten geen land als erfdeel mochten ontvangen, is ook uiterst betekenisvol. De Schrift verklaart: „En de HERE zeide tot Aäron: . . . Ik ben uw deel en uw erfdeel onder de Israëlieten. Wat nu de Levieten betreft, zie, Ik geef hun alle tienden in Israël als erfdeel, een vergoeding voor den dienst dien zij verrichten, den dienst van de tent der samenkomst” (Num. 18:20, 21). De leden van de hemelse priesterschap onder Christus zien niet naar een aards erfdeel uit, want hun „burgerschap bestaat in de hemelen”. Wanneer de leden van het overblijfsel van de onderpriesters nog steeds hier in het vlees dienst verrichten en de heilige dingen van Gods zichtbare organisatie voor zuivere aanbidding behartigen, hebben zij derhalve geen zelfzuchtige belangstelling voor materiële bezittingen. Alles wat zij hebben, wordt vol toewijding aan Jehovah en zijn „ware tent” geschonken. — Fil. 3:20.
15. Welke extra verantwoordelijkheid rust er op de christelijke priesterschap, en hebben zij zich er getrouw van gekweten?
15 Door bemiddeling van zijn profeet verklaarde Jehovah: „Want het zijn de lippen van een priester die kennis dienen te bewaren, en het is de wet die men uit zijn mond dient te zoeken; want hij is de boodschapper van Jehovah der legerscharen” (Mal. 2:7, NW). Er rust in deze tijd dus een ernstige verantwoordelijkheid op het overblijfsel van de groep van Christus’ onderpriesters. Zij hebben de verplichting medeaanbidders over de gehele aarde „te rechter tijd hun [geestelijke] voedsel” te blijven verschaffen (Matth. 24:45). Hebben zij zich getrouw van deze opdracht gekweten? Gelukkig kunnen wij Ja antwoorden. Zij hebben nu reeds vele tientallen jaren achtereen op de bladzijden van De Wachttoren een dieet van geloofopbouwende kennis gepubliceerd. In deze uitgaven hebben zij ondubbelzinnig de vereisten van de zuivere en heilige God met betrekking tot de vele verschillende facetten van menselijke activiteiten uiteengezet. Op het gebied van al deze uiterst belangrijke hedendaagse kwesties zijn Gods gedachten duidelijk uiteengezet. De nadruk is gevestigd op de bijbel als het levende Woord, een gids in alle aangelegenheden voor degenen die de Bron van het leven zoeken.
16, 17. Op welke verantwoordelijkheid van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” duidt het beheer over de tienden van geheel Israël, en wat wordt ermee gedaan?
16 Aangezien de natie Israël zowel haar bestaan als haar bezittingen en ten slotte haar land aan Jehovah had te danken, kon hij zeer terecht eisen dat het tiende deel van alles wat zij hadden verworven, de eerstgeborene van hun dieren of de waarde ervan en de waarde van hun eerstgeboren kinderen, aan de levieten zou worden betaald. Op deze wijze werd er een voorziening getroffen voor het onderhoud van de tent der samenkomst en voor alle regelingen voor de zuivere aanbidding. De priesters waren er verantwoordelijk voor deze voorzieningen op een verstandige en oordeelkundige wijze te gebruiken, in gedachten houdend dat alle waardevolle dingen die aldus aan hun zorg werden toevertrouwd, de oprechte en toegewijde aanbidding van hun mede-Israëlieten vertegenwoordigden. — Num. 18:8.
17 Waarop wijst dit wanneer wij aan de werkelijkheid denken die met de priesterschap onder Christus in verband staat? Klaarblijkelijk duidt dit op een verantwoordelijkheid die op de „getrouwe en beleidvolle slaaf” rust en op degenen in de gemeenten die door deze slaaf zijn aangesteld, om erop toe te zien dat de talrijke kleine bijdragen die door opgedragen christenen over de gehele wereld zijn geschonken, geheel worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn geofferd, namelijk, de uitgebreide bekendmaking van dit goede nieuws van het opgerichte Koninkrijk aan alle natiën. Dat hier getrouw voor wordt gezorgd, blijkt uit het verslag van de vele nieuwe en grotere bijkantoren en drukkerijen, waar steeds meer opgedragen mannen en vrouwen druk bezig zijn om bijbelse lectuur in tientallen talen voort te brengen en te distribueren. Het blijkt ook uit de steeds grotere hoeveelheden gedrukte hulpmiddelen voor bijbelstudie die door drukkerijen van de Watch Tower Bible and Tract Society worden verzonden. Het blijkt ook uit de grote aantallen speciaal opgeleide bedienaren van het evangelie die naar afgelegen plaatsen — zowel hun eigen land als daarbuiten — worden gezonden om mensen die waarheid en rechtvaardigheid liefhebben, voor een studie van het levengevende Woord van God en voor deelneming aan het aanbieden van lofoffers te organiseren.
HET ONDERHOUDEN VAN DE SABBAT
18. Welke waarde had de voorziening van de sabbat voor de Israëlieten?
18 Het onderhouden van de sabbat, een van de verplichtingen die Jehovah de Israëlieten oplegde, zou terecht onder het speciale toezicht van de priesters komen. Als Gods vertegenwoordigers waren zij er verantwoordelijk voor dat die rustdagen getrouw werden nageleefd (Ezech. 44:24). Het doel van de sabbat wordt als volgt onder woorden gebracht: „Gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de HERE, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekten arm; daarom heeft u de HERE, uw God, geboden den sabbatdag te houden” (Deut. 5:15). Voor de godvruchtige jood zou deze dag niet alleen een welkome verademing betekenen van werk, maar hij zou ook in de gelegenheid zijn te overdenken in welk een wonderbaarlijke bevrijding God had voorzien, te zamen met alle daarop volgende zegeningen van overwinning en voorspoed in het land dat hij aan Israël had gegeven. Hij zou er daardoor toe worden bewogen zijn liefdevolle dankbaarheid jegens de Gever van elke goede gave tot uitdrukking te brengen door zijn beste bezittingen als een offer aan Jehovah te schenken.
19, 20. Hoe is dit op christelijke aanbidders van toepassing, en welke verantwoordelijkheid komt hierdoor op de christelijke priesterschap te rusten?
19 Aangezien het beginsel dat achter de Mozaïsche wet staat, en niet de letter ervan, op de volgelingen van Christus Jezus van toepassing is, heeft deze aangelegenheid van het onderhouden van de sabbat zelfs nog een diepere betekenis voor hen. Vanaf het moment waarop elke christen zich door middel van de opdracht aan Jehovah aanbiedt, is hij verplicht elke dag, en dit zeven dagen per week en tweeënvijftig weken per jaar, te leven alsof deze een sabbat van rust was. Geen rust van goeddoen en het verrichten van de dienst van God, maar rust van zelfzuchtige werkzaamheden die ten doel hebben persoonlijke ambities te verwezenlijken. Daarentegen stelt hij de aanbidding van God op de eerste plaats in zijn leven, en zelfs als hij werelds werk moet verrichten ten einde in het levensonderhoud van zichzelf en zijn gezin te voorzien, verliest hij nooit het feit uit het oog dat hij een opgedragen slaaf van God is. Hij is zich altijd bewust van de wonderbaarlijke bevrijding van de zonde en de heerschappij van de dood, waardoor Jehovah door middel van het slachtoffer van zijn geliefde Zoon heeft voorzien. Zijn leven dient een leven van lof voor Jehovah te zijn.
20 De onderpriesters van Christus dienen derhalve zeer terecht toezicht uit te oefenen op het onderhouden van een dergelijke geestelijke sabbat. Zij moeten degenen die God naderen, helpen inzien dat het juist is hun leven aan Jehovah op te dragen. Zij moeten ook allen die een leven van opgedragen dienst aan Jehovah zijn gaan leiden helpen, zich hier getrouw aan te houden en deze ware rust van zelfzuchtige werken, duidelijk voor ogen te houden. Daarom worden allen die God liefhebben, herhaaldelijk in dit tijdschrift herinnerd aan hun verplichting geregeld voor studie en opleiding bijeen te komen, want dit is de wijze waarop alle aanbidders ertoe worden aangespoord Jehovah lief te hebben en hun liefde door juiste werken te bewijzen. — Hebr. 10:24, 25.
VOORBEELDEN
21. Zijn de vereisten voor aanbidding en gedrag van de christelijke priesterschap ook op anderen van toepassing? Leg uit waarom.
21 Het is niet zo dat alleen de gezalfde volgelingen van Christus Jezus hun Hogepriester moeten volgen door Gods vereisten door middel van geboden en het juiste voorbeeld te onderwijzen, maar anderen die Jehovah willen behagen, moeten hun voorbeeld op hun beurt navolgen. Allen die de Bron van het leven naderen en zijn gunst verwerven, moeten zich ook fysiek, moreel en geestelijk rein houden; zij moeten Jehovah naar hun beste vermogen dienen en met een goede beweegreden; zij moeten taken en verantwoordelijkheden in Gods gemeente met vreugde en waardering op zich nemen; zij moeten de juiste aanbidding krachtdadig voorstaan; zij moeten zich rein houden van onnodige omgang met wereldse personen; zij moeten gelegenheden voor Koninkrijksdienst altijd met eerbied en waakzaamheid tegemoet treden; zij moeten alle voorzieningen die Jehovah voor hen heeft getroffen, op een wijze gebruiken waardoor de Gever wordt geëerd; zij moeten bereid zijn de boodschap van God duidelijk en begrijpelijk aan anderen uit te dragen; zij moeten bereid zijn zichzelf en hun bezittingen aan de bevordering van de Koninkrijksbelangen te wijden, terwijl zij vanzelfsprekend juiste en redelijke voorzieningen treffen voor degenen die van hen afhankelijk zijn. Jehovah nodigt al zijn aanbidders uit overeenkomstig dezelfde hoge maatstaf te leven die in zijn geschreven Woord is uiteengezet.
22. Aan de hand waarvan kunnen degenen die tot de hemelse priesterschap zijn geroepen, derhalve herkend worden, en welke uitwerking heeft dit op alle andere oprechte aanbidders?
22 Jehovah’s voorziening voor een heilige priesterschap onder Christus, de grote Hogepriester, is getroffen opdat allen die dit willen, kunnen komen om onderricht ten leven te ontvangen (Openb. 22:17). Op een typologische wijze onthulde hij welke voorschriften voor een dergelijke groep van hemelse priesters zouden gelden. Hij verschafte ook schaduwbeelden met betrekking tot de manier waarop die priesterschap voor doeltreffende dienst zou worden gemachtigd. Dit heeft hij gedaan om ons vertrouwen in het bestaan en de autoriteit van zulk een priesterschap op te bouwen. Wat geweldig te beseffen dat wij een volledig geïnstalleerde en machtige Hogepriester hebben, te zamen met de groep van priesters die hem assisteert, om ons in al onze zwakheden en problemen te helpen, zodat wij de zuivere en heilige God, Jehovah, kunnen naderen en ten slotte goedgekeurd voor zijn aangezicht kunnen staan!