Menselijk geluk onder een goddelijke regering
HET zou heerlijk zijn in gezondheid in een op een tuin gelijkende omgeving te leven. Met schone, heldere meren en rivieren, gezond voedsel en zuivere lucht zou het leven werkelijk aangenaam kunnen zijn. Als daarenboven alle mensen voor een gemeenschappelijke zaak zouden samenwerken, en wel om de hulpbronnen van de aarde tot welzijn van de mensheid aan te wenden, zou werken een lust zijn. De aarde zou werkelijk een paradijs zijn.
Om zo’n begerenswaardige toestand tot stand te brengen, zou er natuurlijk meer nodig zijn dan louter een verrukkelijke omgeving en meewerkende mensen. Er zou een zuivere, onkreukbare regering nodig zijn. Men geeft immers grif toe dat „als de rechtvaardigen heersen, . . . het volk [zich verheugt]; als de boze regeert, . . . de mensen [zuchten]” (Spr. 29:2, Petrus-Canisiusvertaling). Door mensen ontworpen regeringsvormen zijn in gebreke gebleven de gewenste toestanden tot stand te brengen. Wil dit zeggen dat zo’n wenselijke regering onmogelijk is?
De Schepper vertelt ons in de bijbel dat hij zich een rechtvaardige regering voor de aarde heeft voorgenomen. Hij is „de gelukkige God” en aangezien hij de Schepper van de mens is, weet hij wat voor regering mensen nodig hebben om gelukkig te zijn (1 Tim. 1:11). Door bemiddeling van zijn profeet Ezechiël heeft hij het ontwerp voor die regering onthuld.
Als Eigenaar van de aarde, heeft Jehovah deze planeet aan de mens als zijn tehuis toegewezen. Als Soevereine Regeerder zal hij personen op aarde een plaats geven waar hij verkiest, niet louter voor zijn eigen genoegen, maar ter wille van het grootste geluk van alle betrokkenen. — Ex. 19:5; Ps. 115:16.
EEN ILLUSTRATIE
Ter illustratie hiervan gaf Jehovah de profeet Ezechiël een visioen waarin Hij de plaats van elk van de twaalf stammen van Israël vaststelde, met de aangegeven grenzen. Op de hierbij afgedrukte kaart zult u zien dat er een strook land, aangeduid als „de overste”, was dat het domein van het bestuur zou zijn, met zeven stroken ten noorden van deze strook en evenwijdig ermee. Ten zuiden ervan lagen de toewijzingen van de overige vijf stammen van Israël. De gebiedsstroken liepen van de Middellandse Zee naar het oosten tot aan de rivier de Jordaan of tot aan de Dode Zee. — Ezech. 47:15-20.
De stam Levi had geen toegewezen erfdeel omdat deze dienst verrichtte in Jehovah’s heiligdom, dat in de strook van het bestuursdomein, en wel in een gedeelte van 25.000 el (ongeveer 13 kilometer) in het vierkant, stond. (De el die bij het meten werd gebruikt, was „een el en een handbreedte” [ongeveer 51,8 centimeter].) Dit vierkante stuk land, dat „de bijdrage die gijlieden dient bij te dragen” werd genoemd, lag in de buurt van het gebied van de berg Moría. — Ezech. 43:13; 48:8, 9.
Deze land-„bijdrage” moest weer worden verdeeld in drie stroken land van elk 25.000 el lang. De noordelijke en de middelste strook waren elk 10.000 el breed, terwijl de zuidelijke strook 5000 el breed was. De noordelijke strook was aan de levieten die geen priesters waren, toegewezen (Ezech. 48:13, 14). In het middelste deel van 10.000 el van de „bijdrage” stond Jehovah’s heiligdom en dit deel werd een „heilige bijdrage voor de priesters” en „iets allerheiligst, aan de grens van de levieten”, genoemd. — Ezech. 48:10-12.
Middenin de zuidelijkste strook land van 5000 el (2,6 kilometer) breed, lag de „stad” die 5000 el in het vierkant was. Elke zijde van de stadsmuur was 4500 el en rondom de hele stad lag een strook weidegrond van 250 el breed (Ezech. 48:15-17). Aan elke zijde van de stad (ten oosten en ten westen) lag een gebied van 10.000 el lang bij 5000 el breed. Dit open land moest worden bebouwd en de opbrengst moest tot voedsel dienen van allen die in de stad werkten. Deze werkers bestonden uit leden van alle twaalf niet-levitische stammen. — Ezech. 48:18, 19.
ZICHTBARE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE HEMELSE REGERING
Het zichtbare hoofd van deze visionaire stadsregering was de „overste”. Het aan hem toegewezen gebied was behoorlijk groot en bestond uit het land aan weerszijden van de „bijdrage” van 25.000 el in het vierkant. Deze 25.000 el brede strook strekte zich helemaal uit tot aan de Middellandse Zee ten westen en tot aan de rivier de Jordaan en de Dode Zee ten oosten van de „bijdrage”. — Ezech. 47:18, 20.
Het is opmerkenswaard dat in de stad in Ezechiëls visioen geen tempel stond, hoewel de tempel dichtbij, in de speciale „bijdrage”, lag. De priesters en levieten woonden of werkten niet in deze stad. Derhalve zou in de vervulling van het visioen onder de duizendjarige regering van de Messías, de visionaire stad niet de hemelse stad, het Nieuwe Jeruzalem, gevormd door Christus’ gemeente van geestelijke Israëlieten, zijn Bruid, afbeelden (Openb. 20:3, 4, 6; 21:1, 2, 9-21). Zij immers zijn priesters, „een koninklijke priesterschap”, en hun namen zijn ingeschreven in de hemelen (1 Petr. 2:9; Hebr. 12:23). Dientengevolge beeldt de „stad” niet de hemelse regering van Jezus Christus en zijn 144.000 medekoningen en -priesters af, maar in plaats daarvan een aardse zichtbare bestuurszetel over de aangelegenheden van de losgekochte mensheid.
De „overste” in het visioen is derhalve geen symbolische afbeelding van Jezus Christus. De overste diende in het ’profane’ deel, niet in de tempel, terwijl Jezus Christus de grote Hogepriester is die in het hemelse gebied van Jehovah’s geestelijke tempel dient (Hebr. 3:1; 8:1). Weliswaar noemde Jehovah de Messías in een eerder hoofdstuk van Ezechiëls profetie „een overste”, maar daar spreekt God over die overste als „mijn knecht David”, terwijl dit niet wordt gezegd ten aanzien van de overste in dit visioen van de „stad”. David was de koning van Israël in wiens geslachtslijn de Messías kwam wat zijn vleselijke afkomst betreft (Ezech. 34:24; 37:25; Hand. 2:29-36). Jezus Christus is als de voorzegde Messías de hemelse Koning alsook de Hogepriester.
Wie beeldt de „overste” in het tempelvisioen dan symbolisch af? Evenals de uitdrukking „dienstknecht” vaak een collectieve betekenis had, zoals waar Jehovah de natie Israël zijn „dienstknecht” noemde, heeft ook „overste” een collectieve betekenis. Hij beeldt degenen af die door de hemelse Messías Jezus onder leiding van de „nieuwe hemel” als zijn zichtbare vertegenwoordigers op de „nieuwe aarde” worden aangesteld. — Jes. 43:10; Openb. 21:1, 2.
Zich tot de Koning Jezus Christus richtend en doelend op diens aardse kinderen, schreef de psalmist profetisch: „In plaats van uw [aardse] voorvaders zullen uw zonen blijken te zijn, die gij tot vorsten zult aanstellen op de gehele aarde” (Ps. 45:16). Christus zal erop toezien dat zij en anderen — die, doordat zij door bemiddeling van hem leven ontvangen zijn „zonen” zijn geworden — als rechtvaardige „vorsten” op de aarde de aangelegenheden van de mensheid op rechtvaardige wijze besturen en haar in zekerheid doen wonen, want dit wordt in Jesaja hoofdstuk 32 met de volgende schitterende woorden gewaarborgd:
„Zie! Een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter gerechtigheid. En ieder moet als een wijkplaats voor de wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land.
En in de wildernis zal gerechtigheid stellig verblijf houden, en in de boomgaard zal louter rechtvaardigheid wonen. En het werk van de ware rechtvaardigheid moet vrede worden, en de dienst van de ware rechtvaardigheid, gerustheid en zekerheid tot onbepaalde tijd. En mijn volk moet in een vredige verblijfplaats wonen en in woonsteden van volledig vertrouwen en in ongestoorde rustplaatsen.” — Jes. 32:1, 2, 16-18.
Jehovah heeft dit op kleine schaal voor zijn volk gedaan toen hij hen uit ballingschap in Babylon herstelde om Jeruzalem en haar tempel te herbouwen. Hoeveel te meer zal hij dit dan tijdens Christus’ duizendjarige regering voor de mensen van de gehele aarde doen! Dan zullen Christus’ woorden tot zijn apostelen in vervulling gaan dat zij met hem „de twaalf stammen Israëls [zullen] oordelen”, dat wil zeggen, dat zij door bemiddeling van de rechtvaardige zichtbare vorstelijke vertegenwoordigers op aarde de gehele losgekochte mensheid zullen oordelen. — Matth. 19:28; Luk. 22:29, 30.
DE NAAM VAN DE STAD IS BETEKENISVOL
Vrijwilligers uit alle delen der aarde en uit alle gelederen van de losgekochte mensheid zullen dan komen om actief met de „overste”-klasse samen te werken. Dit zal in de „stad” zijn, die de zichtbare officiële zetel van de „overste”-klasse voor het besturen van de aangelegenheden van de hele mensheid symboliseert. In Ezechiëls visioen werden drie poorten in elk van de vier stadsmuren afgebeeld, die voor alle twaalf stammen Israëls openstonden (Ezech. 48:30-34). Dit met een stad te vergelijken bestuur zal volmaakt het hemelse Nieuwe Jeruzalem weerspiegelen, dat twaalf poorten heeft waarin de namen van de „twaalf stammen der zonen Israëls” staan gegrift (Openb. 21:12). De toegankelijkheid en liefdevolle zorg van Christus en zijn onderpriesters zullen dus ook door het ’vorstelijke’ bestuur op aarde worden getoond. Er zal vrije toegang zijn voor allen die in een belangrijke zaak hulp willen ontvangen.
Ezechiëls profetie besluit met de naam van deze stad te vermelden: „Rondom zal ze achttienduizend el zijn [de omtrek]; en de naam van de stad zal vanaf die dag zijn: Jehovah zelf is daar” (Ezech. 48:35). Het is precies zoals Openbaring 21:3 belooft: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn.” Jehovah zelf zal van zijn goddelijke tegenwoordigheid blijk geven door zijn liefdevolle, weldadige aandacht op de „stad” te richten. De vrucht van zijn geest zal daar in overvloedige mate tot zijn eer ten toon worden gespreid, namelijk „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing”. — Gal. 5:22, 23.
Aangezien Jehovah’s geest door bemiddeling van die „vorsten” werkzaam is, kunnen wij dan zeker zijn van een rechtvaardige regering die de eer van God, gerechtigheid en rechtvaardigheid en het geluk van de mensen beoogt. Jezus Christus, de grote Hogepriester, en zijn onderpriesters in de hemel zullen de zondeverzoenende waarde van Christus’ offer, met alle voordelen daarvan, aanwenden. Het met een stad te vergelijken zichtbare bestuur zal, geheel onder leiding van de „nieuwe hemel”, de gehele mensheid in het herstelde Paradijs op aarde tot volmaaktheid naar hart, geest en lichaam helpen opheffen. Openbaring 21:4 gaat verder met te zeggen: „En [God] zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.”
EEN WERKELIJKE HOOP DIE NU MOET WORDEN AANGEGREPEN
Onder invloed van dit samenstel van dingen en wegens de zonde die wij van onze voorvader Adam hebben overgeërfd, is het thans zelfs voor een ware christen een voortdurende strijd om de slechte, verderfelijke neigingen van het onvolmaakte vlees te overwinnen (Rom. 7:19, 24, 25). Mensen zijn uit zichzelf hulpeloos, en door de invloed van Satan, „de god van dit samenstel van dingen”, en gebrek aan bezorgdheid voor het welzijn van de mensen van de zijde van de regeringen der aarde, zijn zij in een jammerlijke toestand geraakt (2 Kor. 4:4). Onder de rechtvaardige ’nieuwe hemelen en nieuwe aarde’, met het bestuur van godvrezende vorsten op aarde, zal echter de profetie in vervulling gaan: „De aarde zal vervuld worden van het kennen van Jehovah’s heerlijkheid, ja, zoals de wateren de zee bedekken” (Hab. 2:14; 2 Petr. 3:13). Wanneer zij Jehovah God en zijn alles overtreffende liefderijke goedheid, zijn wijsheid, zijn gerechtigheid en zijn voorzieningen voor het geluk van de mensheid leren kennen, zullen zij hem verheerlijken en zijn wegen navolgen. Dan zal in vervulling gaan wat de psalmist profetisch zong: „Wat liefderijke goedheid en trouw betreft, ze hebben elkaar ontmoet; rechtvaardigheid en vrede — ze hebben elkaar gekust. Louter trouw zal uit de aarde zelf spruiten, en louter rechtvaardigheid zal uit de hemel zelf neerzien. Ook zal Jehovah van zijn zijde geven wat goed is, en ons eigen land zal zijn opbrengst geven.” — Ps. 85:10-12.
Als u iemand bent die deze goede dingen wenst, ziet u ongetwijfeld dat ze in dit huidige samenstel van dingen niet worden beoefend. Misschien bent u wel bedroefd en ontsteld over de dingen die u ziet gebeuren (Ezech. 9:4). Als dit zo is, toon dan nu uw liefde voor rechtvaardigheid. God stelt u in de gelegenheid bevrijd te worden, zoals hij ook ten aanzien van de rechtvaardige Lot te midden van de verdorven stad Sodom heeft gedaan (2 Petr. 2:7-9). Wacht niet kalm af, want Jehovah gaat deze verdorven wereld en allen die zich eraan vastklampen, vernietigen (2 Petr. 3:7-9; 1 Petr. 4:17-19). Doe stappen om nu Gods wil te leren kennen en deze tot uw levenswijze te maken.
[Diagram/Kaart op blz. 68]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
HEILIGE BIJDRAGE en de TWAALF STAMMEN
TOEGANG VAN HAMATH
DAN
ASER
NAFTALI
Zee van Galiléa
MANASSE
EFRAÏM
RUBEN
JUDA
Jordaan
DE OVERSTE
Heilige Bijdrage
En-Eglaïm
BENJAMIN
Engédi
SIMEON
Zoutzee
ISSASCHAR
ZÉBULON
Tamar
GAD
Meribath-Kades
S. van beek van Egypte
SCHAAL IN KM
0——10——20——30——40
[Diagram]
Vergroting van de Heilige Bijdrage
A
B
C
a b c m
l d
D k E e D
j f
m i h g
„A” is het deel van de levieten; B, Heiligdom van Jehovah; C, Deel van de priesters; D, Produktieve land van de stad; E, Stad: Jehovah zelf is daar (Jehovah-sjammah).
Poorten: a, van Ruben; b, van Juda; c, van Levi; d, van Jozef; e, van Benjamin; f, van Dan; g, van Simeon; h, van Issaschar; i, van Zébulon; j, van Gad; k, van Aser; l, van Náftali.
Weiland: m.