Door vier woorden een verandering in wereldheerschappij
1. (a) Welke vier woorden bleken enorm veel in te houden? (b) Wat zijn enkele van de dingen die ze veroorzaakten of te kennen gaven?
MENE, MENE, TEKEL UFARSIN — vier woordjes die de koning van een wereldmacht bijna krankzinnig maakten van angst, die een wereldrijk deden vallen, een koning en zijn mederegeerder van de troon stootten, een ander in hun plaats stelden, het einde van de Semitische wereldoverheersing aankondigden en deze in Arische handen deden overgaan, de gehele priesterschap van een natie als vals en hun goden als machteloos aan de kaak stelden, en die Jehovah als de grote Soeverein verhoogden. Wat een verwoestende uitwerking hadden deze woorden! Ze eisten eveneens dat een van de joodse ballingen in Babylon ongewone moed aan de dag zou leggen, maar hadden ook tot resultaat dat duidelijk tot uiting kwam dat zijn aanbidding de juiste aanbidding van de ware en levende God was.
2. Wat zijn enkele van de dingen die wij moeten weten om te kunnen begrijpen waarom deze woorden zoveel inhielden?
2 Ten einde te begrijpen waarom deze woorden zoveel inhielden, dienen wij de achtergrond te kennen. In voorgaande uitgaven van De Wachttoren hebben wij besproken hoe Jeruzalem in gevangenschap raakte aan Babylon, hoe Babylon zich verheugde en de joden en hun God bespotte, en dat ze de gevangenen geen enkele hoop bood ooit vrijgelaten te worden. Daar bleef het echter niet bij, want in de nacht dat deze woorden verschenen, werd de God van de Israëlieten, Jehovah, in nog veel ergere mate gehoond en bespot, waardoor ongetwijfeld meer dan ooit de tijd voor deze woorden was aangebroken.
EEN NACHT DIE BEPALEND WAS VOOR DE GESCHIEDENIS
3. (a) Wat moet er in 539 v. Chr., op de zestiende dag van de zevende maand (Tisjri), wel in Daniël en andere bejaarde joodse ballingen in Babylon zijn omgegaan? (b) Waarom en onder welke omstandigheden viert koning Belsazar feest?
3 Voor het verslag gaan wij terug naar het jaar 539 vóór Christus, naar de zestiende dag van de maanmaand Tisjri, de zevende maand van het joodse gewijde jaar.a Dit was voor de Israëlieten in hun eigen land de door God vastgestelde tijd geweest om in de tempel te Jeruzalem het loofhuttenfeest of het feest der inzameling te vieren (Lev. 23:33-36). Het was voor hen het vreugdevolste feest van het jaar. Achtenzestig jaar waren zij nu al niet in staat geweest dit feest te onderhouden, daar zij zich in Babylon in gevangenschap bevonden. In deze nacht echter vieren anderen feest, zij het om een heel andere reden. Ter herdenking van een Babylonische gebeurtenis heeft koning Belsazar duizend van zijn machthebbers bijeengeroepen en in zijn paleis recht hij een buitensporige braspartij aan. Ook de anderen in de stad Babylon verkeren in feeststemming. Hoe kunnen zij echter in zo’n stemming verkeren, terwijl de legers van Kores voor de stad staan? Kores heeft het leger van Nabonedos, de vader van Belsazar en de eerste heerser in het rijk, reeds verslagen, waarop deze heeft moeten vluchten naar Borsippa, nog een belangrijke stad in Babylonië. Wel, de Babyloniërs voelen zich binnen hun stad volkomen veilig, beschermd door de muren en door de machtige Eufraat en de gracht. Zou de God van de joden in deze nacht iets doen waarover de in gevangenschap verkerende joden zich kunnen verheugen?
4. Wie wordt door de gebeurtenissen van die nacht plotseling op de voorgrond geplaatst, en waarom?
4 Gods dienstknecht en profeet Daniël was toen hij in 617 v. Chr. met andere joodse gevangenen door koning Nebukadnezar naar Babylon werd gevoerd, nog maar een jongen. Nu is hij al op hoge leeftijd, maar zijn geest is nog levend en actief omdat hij zijn geloof in Jehovah heeft bewaard, zijn Woord is blijven bestuderen en hem is blijven dienen. Door de gebeurtenissen van deze nacht wordt hij plotseling op de voorgrond geplaatst. Hij verhaalt:
5. Hoe misbruikt koning Belsazar tijdens zijn grote feestmaaltijd de vaten of het gerei van Gods huis dat te Jeruzalem was, wie daagt hij uit en wie roemt hij?
5 „Koning Belsazar richtte een groten maaltijd aan voor zijn machthebbers, duizend in getal; en in tegenwoordigheid van die duizend was hij aan het wijn drinken. Belsazar beval bij het genot van den wijn, dat men het gouden en zilveren gerei zou brengen, dat zijn [groot]vader Nebukadnezar uit den tempel te Jeruzalem had weggevoerd, . . . en de koning en zijn machthebbers, zijn gemalinnen en zijn bijvrouwen, dronken daaruit; zij dronken wijn en roemden de goden van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen.” — Dan. 5:1-4.
6. Waarom is Belsazars feest meer dan een gewone braspartij?
6 Bij dit nachtelijk gebeuren gaat het om meer dan de gebruikelijke Babylonische brasserij. De eeuwenoude haat van Babylon jegens Jehovah en zijn volk treedt duidelijk op de voorgrond. Met Jehovah wordt opzettelijk de spot gedreven en de goden van Babylon worden boven Hem verhoogd. Israël is nu reeds achtenzestig jaar in gevangenschap, op grond waarvan de Babyloniërs de mening zijn toegedaan dat hun goden superieur zijn en dat Jehovah zijn volk nimmer kan bevrijden, ook al heeft hij bij monde van Jesaja en Jeremia voorzegd dat Babylon zal vallen. Bij het genot en onder de invloed van de wijn voelt de pochende Belsazar zich zekerder dan ooit tevoren. Maar kijk eens! — dat gedeelte van de wand dat door de luchter wordt verlicht! Belsazar kan zijn ogen nauwelijks geloven! Daniël vertelt ons wat Belsazar ziet:
7. Wat gebeurt er nu, en welke uitwerking heeft dit op de koning?
7 „Terzelfder tijd verschenen vingers van een mensenhand, die tegenover den luchter op de kalk van den wand van het koninklijk paleis schreven, en de koning zag den rug van de hand, die aan het schrijven was. Toen verschoot de koning van kleur, en zijn gedachten verontrustten hem, zijn heupgewrichten werden los en zijn knieën stieten tegen elkaar.” — Dan. 5:5, 6.
8. (a) Welke uitwerking hebben de letters op de wand op de feestvierders? (b) Op wie doet Belsazar een beroep, en welke beloning stelt hij in het vooruitzicht?
8 Wel, komt aan, Belsazar en jullie allemaal, pochende, dronken machthebbers — gaat jullie goden van goud, zilver, koper, hout en steen maar weer roemen, als jullie daarvoor ten minste nog voldoende kracht over hebben! Iedereen is echter verstomd; de brassende feestvierders worden plotseling nuchter, terwijl hun de ogen bijna uit het hoofd puilen als de mysterieuze hand de woorden één voor één neerschrijft. De koning komt weer zover tot bezinning dat hij zich tot de enigen wendt van wie hij denkt dat zij hulp kunnen bieden. Hij roept luid om de vertegenwoordigers van de Babylonische goden, de Chaldeeën, de bezweerders en de astrologen. Bevend wijst hij naar de vier noodlottige woorden op de wand en kondigt aan: „Ieder die dit schrift kan lezen en mij de uitlegging daarvan kan te kennen geven, . . . zal als de derde in het koninkrijk heersen.” — Dan. 5:7.
9. (a) Wie is de eerste heerser in Babylon, maar waar is hij op dit moment? (b) Welke bijzondere gelegenheid wordt de Babylonische religieuze leiders nu geboden?
9 Belsazar is de tweede heerser in het koninkrijk en mederegent van zijn vader Nabonedos, de eerste heerser, die nu te Borsippa is. Belsazars zoon zou natuurlijk recht hebben op deze positie, maar Belsazar is zelfs bereid dit recht van zijn zoon op te offeren en het aan de persoon te geven die de schrikaanjagende woorden kan uitleggen. Wat een prachtige gelegenheid voor de goden van Babylon om te bewijzen hoe wijs zij zijn en hun autoriteit te laten gelden, indien zij er ten minste toe in staat zijn! Welk een gelegenheid wordt een van de leiders der Babylonische religie nu geboden om zich zelf en terzelfder tijd zijn goden tot een tot nu toe ongekende plaats te verhogen, indien hij daartoe in staat is. Wat moet er wel niet in hen omgaan! Zullen deze wijze religieuze mannen de koning het antwoord kunnen verschaffen?
10. Waarom zijn de wijzen van Babylon niet in staat Belsazars vrees weg te nemen?
10 „Toen waren al de wijzen des konings, die gekomen waren, niet in staat het schrift te lezen en de uitlegging daarvan den koning bekend te maken. Daarop werd koning Belsazar ten zeerste ontsteld en hij verschoot van kleur; ook zijn machthebbers waren ontzet.” — Dan. 5:8, 9.
11. Welk probleem kunnen de goden van Belsazar niet voor hem oplossen?
11 Deze boodschap is echter van hemelse oorsprong. Ze moet voor de koning van het allergrootste belang zijn. De goden van Belsazar hebben hem in de steek gelaten. De wijzen, de magie-beoefenende priesters, de astrologen en ook de regerende edelen staan verstomd. Is er nog uit enige bron hulp te verwachten?
JEHOVAH’S MOEDIGE GETUIGE GEROEPEN
12. (a) Welke raad ontvangt Belsazar van de koningin? (b) Welke redenen voert de koningin aan om Daniël te laten komen?
12 Er is er één in het koninkrijk die hem de raad kan geven tot welke bron hij zich dient te wenden. Dat is de koningin, klaarblijkelijk de moeder van Belsazar, Nitocris, de dochter van Nebukadnezar bij zijn vrouw met dezelfde naam.b Al heeft Belsazar dan niets uit de geschiedenis geleerd, zij wel. „Naar aanleiding van de woorden van den koning en zijn machthebbers trad de koningin de feestzaal binnen. De koningin nam het woord en zeide: O, koning, . . . er is een man in uw koninkrijk, in wien de geest der heilige goden woont, en in wien in de dagen van uw vader [Nebukadnezar] verlichting, verstand en wijsheid, als de wijsheid der goden, gevonden werd . . . Omdat . . . een uitnemende geest en kennis en verstand, uitlegging van dromen, onthulling van verborgenheden en ontwarring van knopen in hem gevonden wordt, in Daniël, wien de koning den naam Beltsazar gegeven heeft, laat dan nu Daniël geroepen worden en hij zal de uitlegging te kennen geven.” — Dan. 5:10-12.
13. Waarom is het vernederend voor de koning, de edelen en de wijzen van Babylon dat Daniël wordt geroepen?
13 Wat een vernedering voor Belsazar en zijn machthebbers, en vooral voor de priesters en astrologen, dat nu Daniël geroepen moet worden, deze dienstknecht van de God Jehovah, de God van de joden, die kort tevoren nog door de brassende feestvierders werd gehoond! Belsazar is echter wanhopig. Er wordt nagegaan waar Daniël zich bevindt en hij wordt voor de koning geleid. De koning spreekt:
14. Wat moet Belsazar met betrekking tot de wijzen van Babylon tegenover Daniël erkennen, en welke belofte doet bij Daniël?
14 „Zijt gij die Daniël, die tot de ballingen van Juda behoort, welke de koning, mijn vader, uit Juda heeft weggevoerd? Nu, ik heb van u gehoord, dat de geest der goden in u woont, en dat verlichting, verstand en wijsheid in bijzondere mate in u gevonden worden. En nu zijn tot mij gebracht de wijzen, de bezweerders, opdat zij dit schrift zouden lezen en mij de uitlegging daarvan zouden bekendmaken, maar zij zijn niet in staat de uitlegging van de woorden te kennen te geven; maar ik heb van u gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven en knopen ontwarren; nu dan, indien gij het schrift kunt lezen en mij de uitlegging daarvan kunt bekendmaken, dan zult gij met purper bekleed worden en een gouden keten zal om uw hals gehangen worden, en gij zult als de derde in het koninkrijk heersen.” — Dan. 5:13-16.
DANIËL LEGT DE WOORDEN UIT
15. (a) Hoe beschouwt Daniël het aanbod van Belsazar, en waarom? (b) Waarom stemt hij erin toe het schrift uit te leggen?
15 Hoe diep vernederd zijn de magie-beoefenende priesters! Zij bekijken Daniël vol afgunst, maar toch ook wel met enige angstige spanning, want zij hebben het schrift niet kunnen uitleggen. Komt Daniël onder de indruk van het aanbod van Belsazar? Niet in het minst. Aan de hand van Jeremia’s profetie weet hij dat het nog maar twee jaar duurt voordat de zeventig jaar van gevangenschap zijn verstreken. Zou hij deze eervolle positie krijgen, dan zou dit dus maar voor korte tijd zijn. Voor Daniël schuilt het waardevolle in de gelegenheid die hij heeft om als een getuige voor God op te treden — om bij deze wel zeer bijzondere gebeurtenis een getuige voor Jehovah te zijn. Daarom antwoordt hij de koning:
16. Aan welke historische gebeurtenis die Belsazar bekend is, herinnert Daniël de koning in zijn inleiding?
16 „Behoud uw geschenken, en schenk uw gaven aan een ander; nochtans zal ik het schrift voor den koning lezen en hem de uitlegging bekendmaken. O koning, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnezar koninklijke macht, grootheid, eer en majesteit geschonken, en ten gevolge van de grootheid die Hij hem geschonken had, leefden alle volken, natiën en talen voor hem in vrees en beven . . . Maar toen zijn hart zich verhief en zijn geest zich verhardde, zodat hij overmoedig werd, is hij van zijn koninklijken troon gestoten, en heeft men de eer van hem weggenomen; ja, uit de gemeenschap der mensen werd hij verstoten en zijn hart werd aan dat van de dieren gelijk, en bij de wilde ezels was zijn verblijfplaats; men gaf hem gras te eten als den runderen en door den dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat hij erkende, dat God, de Allerhoogste, macht heeft over het koningschap der mensen en daarin aanstelt wien Hij wil.
17. Hoe heeft Belsazar getoond dat hij hieruit geen lering heeft getrokken, en wat werd hem daarom gezonden?
17 Gij echter, zijn zoon Belsazar, hebt uw hart niet verootmoedigd, hoewel gij dit alles wist, maar gij hebt u tegen den Heer des hemels verheven; men heeft het gerei uit zijn tempel voor u gebracht, en gij en uw machthebbers, uw gemalinnen en uw bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken; gij hebt de goden geroemd van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien of horen of kennis hebben, maar den God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt. Toen is door Hem de rug van een hand gezonden en dat schrift geschreven. Dit is het schrift, dat geschreven is: Mene, mene, tekel ufarsin.
18. Hoe luidt het schrift, en welke uitleg geeft Daniël aan elk woord?
18 Dit is de uitlegging van de woorden: Mene: God heeft uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt;
Tekel: gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden;
Peres: uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven.” — Dan. 5:17-28.
19. (a) Wat heeft Daniël bij deze gelegenheid nodig? (b) Wat geeft Daniël de moed om zo vrijuit te spreken?
19 Er is van Daniëls zijde veel moed voor nodig om ten overstaan van deze koning van de Derde Wereldmacht, al zijn edelen en de religieuze autoriteiten van dit wereldrijk te spreken, want Daniël is een slaaf, hij behoort tot de gehate joden en is een dienstknecht van Jehovah, de God die zij slechts kort tevoren hebben gehoond. Daniël koestert echter geen vrees voor hem die de macht heeft het lichaam te vernietigen maar de ziel niet kan vernietigen. Hij spreekt onbevreesd als een waarachtige getuige van zijn God, Jehovah.
20. Wat kan Belsazar heel goed uit Daniëls woorden opmaken?
20 In dat wat Daniël heeft gezegd, schuilt veel waarover Belsazar kan nadenken. Indien Jehovah God Nebukadnezar, de stichter van een wereldrijk en de machtigste koning van de Babylonische dynastie, van de troon heeft gestoten en deze zeven jaar lang tegen overweldigers heeft beveiligd, totdat Nebukadnezar zijn verstand terugkreeg, hoe gemakkelijk kan hij dan met Belsazar hetzelfde doen! Hij kan zelfs op elk tijdstip dat hem behaagt, zowel Belsazar als Nabonedos van de troon stoten en het koninkrijk aan de Meden en Perzen geven, om het nooit weer terug te geven aan Belsazar, wat hij nog wel had gedaan met betrekking tot zijn grootvader Nebukadnezar. Nu zal Jehovah echter juist hiertoe overgaan, want zijn tijd voor de val van Babylon is aangebroken en de tijd dat de joden bevrijd zullen worden, komt naderbij. Op grond van de woorden die Daniël tot hem gesproken heeft, kan Belsazar er zeker van zijn dat God zijn koninkrijk in zeer ernstige mate te licht bevonden heeft. God kan zijn koninkrijk breken of verdelen en de Meden en Perzen er gelijktijdig en gezamenlijk over laten heersen, of er eerst een koning van de Meden en daarna een Perzische koning over laten regeren.
EEN VOORBEELD VAN MOED
21. Waarom aanvaardt Daniël de beloning die Belsazar hem overeenkomstig zijn belofte aanbiedt?
21 Daniëls moed wordt beloond. Belsazar geeft niet het bevel de uitlegger van deze veroordelende boodschap ter dood te brengen, maar doet zijn woord gestand, en Daniël wordt tot derde heerser in het koninkrijk uitgeroepen (Dan. 5:29). Daniël aanvaardt deze eer niet om zich zelf te verhogen, neen niet om de heerlijkheid die hem daardoor persoonlijk ten deel valt, maar om God te verheerlijken, die niet alleen het bewijs heeft geleverd dat de religieuze leiders van Babylon misleiders zijn, maar ook duidelijk heeft vastgesteld dat Hij de Soeverein is.
22. Hoe moet Daniël zich gevoeld hebben toen hij de feestzaal verliet?
22 In welk een ellendige toestand bleven Belsazar en zijn edelen achter toen Daniël de feestzaal verliet! Met deze vier woorden was Babylons verschrikkelijke vonnis getekend. In hun geest moet de vraag zijn gerezen: ’Zal het snel gebeuren?’ ’Misschien vannacht nog wel!’ Daniël moet zijn God wel hebben gedankt omdat deze het hem in Zijn liefderijke goedheid en barmhartigheid had vergund deze tijd mee te maken en gebruikt te worden om Gods oordeel tot uitdrukking te brengen. Hoezeer zag hij ernaar uit dat de joden binnen de komende twee jaar bevrijd zouden worden en dat zij te Jeruzalem de ware aanbidding zouden herstellen! In diezelfde nacht viel Babylon inderdaad. De treffende details daarvan zullen in de volgende uitgave van De Wachttoren worden besproken.
23. (a) Hoe kunnen wij uit dit verslag kracht putten? (b) Waartoe spoort het ons aan?
23 Uit dit verslag kunnen wij kracht putten. Wij kunnen er zeker van zijn dat Jehovah de beloften die hij zijn getrouwe volk heeft gedaan, nimmer zal vergeten. Uit het voortreffelijke voorbeeld van Daniël kunnen wij de moed putten om tegenover alle mensen, van alle rangen en standen, vrijmoedig de Koninkrijksboodschap bekend te maken, met inbegrip van de dag van Gods wraak. Wij kunnen ervan verzekerd zijn dat God zijn dienstknechten zal steunen, hen zal rechtvaardigen en hun de overwinning zal geven over elke mogelijke tegenstand van de zijde van de vals-religieuze leiders van Babylon de Grote. Wij leven in de dag dat de Grotere Kores, Christus Jezus, als Koning heerst. Babylon de Grote is in elk opzicht te licht bevonden, haar dagen zijn geteld en zij is gevallen, zodat haar gevangenen eruit kunnen trekken. Deze voldongen feiten betekenen voor ons een extra aansporing om alle mogelijke krachtsinspanningen te doen ten einde nog meer mensen te helpen eruit weg te vluchten, en ze verzekeren ons dat Babylon de Grote in de nabije toekomst volledig verwoest zal worden. — Openb. 18:2, 4, 8; 17:16, 18, NW.
[Voetnoten]
a De in deze paragraaf vermelde datum komt overeen met die op de bladzijden 170 en 171 van het boek Nabonidus and Belshazzar, door R.P. Dougherty, waarin de datums worden aangegeven overeenkomstig de beroemde Kroniek van Nabonedos, die over de val van Babylon handelt. Volgens het boek Darius the Mede, door J. C. Whitcomb, op bladzijde 70, par. 4, bladzijde 22 bovenaan en bladzijde 17, par. 1-4, komt de nacht van de 16de Tisjri (Ethanim) overeen met de nacht van 11-12 oktober, Juliaanse kalender, of 5-6 oktober, Gregoriaanse kalender, de tijdrekening die wij thans aanhouden. Zie ook bladzijde 14, par. 1, onder „Cyrus”, van Babylonian Chronology 626 B.C. — A.D. 75, door Parker en Dubberstein, uitgave van 1956.
b Zie Darius the Mede (bladzijde 73, voetnoot), door J.C. Whitcomb jr.