-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 18De Wachttoren 1959 | 15 oktober
-
-
echter aan de hand van de geschiedkundige feiten die zich gedurende de afgelopen vijfentwintighonderd jaar hebben ontvouwd, de bijna voltooide uitlegging ervan — op enkele zeer dramatische onderdelen na die nog vervuld moeten worden — met onze ogen waarnemen, kunnen wij goed begrijpen waarom Daniël zo ontsteld was.
2, 3. Hoe beschreef Daniël de verschrikkelijke droom?
2 Hier volgt Daniëls beschrijving van de verschrikkelijke droom:
3 „Ik had in den nacht een gezicht en zie, de vier winden des hemels brachten de grote zee in beroering, en vier grote dieren stegen uit de zee op, het ene verschillend van het andere. Het eerste geleek op een leeuw, en het had adelaarsvleugels. Terwijl ik bleef toezien, werden het de vleugels uitgerukt, en werd het van den grond opgeheven en op twee voeten overeind gezet als een mens, en werd het een mensenhart gegeven. En zie, een ander dier, het tweede, geleek op een beer; het richtte zich op de ene zijde op, en drie ribben waren in zijn muil tussen zijn tanden; en men sprak tegen hem aldus: sta op, eet veel vlees. Daarna zag ik, en zie, een ander dier, gelijk een panter; het had vier vogelvleugels op zijn rug en vier koppen. En aan hem werd heerschappij gegeven. Daarna zag ik in de nachtgezichten en zie, een vierde dier, vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk; het had grote, ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten; en dit dier verschilde van alle vorige, en het had tien horens. Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in dien horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.” — Dan. 7:2-8.
(Wordt vervolgd)
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1959 | 15 oktober
-
-
Vragen van lezers
● Waarom zei Jezus de door hem genezen personen aan niemand iets over de door hen ondervonden wonderen te vertellen, en waarom zei hij zijn discipelen aan niemand te vertellen dat hij de Christus was? — M.C., Ohio.
Nadat twee blinde mannen van Jezus het gezicht hadden ontvangen, ’verbood hij hun ten strengste en zeide: Ziet toe, niemand mag dit weten’ (Matth. 9:30). Na een melaatse gereinigd te hebben, gaf Jezus „hem een strenge vermaning en zond hem terstond weg, en Hij zeide tot hem: Zie toe, dat gij niemand iets zegt, maar ga heen, toon u aan de priester en offer voor uw reiniging hetgeen Mozes heeft voorgeschreven, hun tot een getuigenis”. De man ging het wonder echter overal rondbazuinen zodat Jezus vanwege de menigten die hem in zijn bewegingen hinderden „niet meer openlijk de stad kon binnenkomen” (Mark. 1:40-45). Nadat Jezus een dove en met een spraakgebrek behepte man had genezen, ’gebood hij hun het niemand te zeggen’ (Mark. 7:33-36). Christus Jezus deed dit omdat hij niet in het openbaar op de straten aangeprezen wilde worden waardoor de mensen op basis van deze geruchten een beslissing betreffende hem zouden nemen. Hij wilde dat de mensen zelf zouden zien en horen en op basis van hun eigen persoonlijke ervaring met hem een beslissing zouden nemen.
Om dezelfde reden legde hij zijn discipelen de verplichting op hem niet als de Messias bekend te maken. In plaats van dit op de straten openbaar te maken en deze kwestie op grond van de verklaringen der discipelen in zulke openbare gelegenheden te laten beslissen, moest elkeen zelf een onderzoek instellen en op grond van het bewijs zijn eigen beslissing nemen. Vandaar dat Jezus toen hij zijn discipelen vroeg wie de mensen dachten dat hij was, ten antwoord kreeg dat sommigen in de veronderstelling verkeerden dat hij Elia, Johannes de Doper, Jeremia of een van de andere profeten was. Toen hij zijn discipelen vroeg wat hun mening was, en Petrus hun geloof tot uitdrukking bracht door te zeggen, „Gij zijt de Christus”, „verbood Hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeggen: Hij is de Christus”. Een ieder moest zijn eigen beslissing nemen, juist zoals uit dit gesprek met de discipelen bleek dat de mensen dit deden en tot verschillende conclusies waren gekomen. Zij waren in het bezit van de Hebreeuwse Geschriften en kenden de profetieën betreffende de Messias, en zij konden Jezus’ werken zien en zijn woorden horen. Zij hadden zelf te beslissen. — Matth. 16:13-20.
-