Eén wereld, één regering, onder Gods soevereiniteit
1. Hoe wordt soevereiniteit gedefinieerd, en hoe is ze van invloed op onze aarde?
EEUWENLANG heeft men beweerd dat de soevereiniteit van een regering haar fundamentele oorsprong vindt in het geregeerde volk.a In het rijk van de politieke wetenschap is soevereiniteit naar verluidt „het oppergezag in een Staat waardoor de regering wordt uitgeoefend”.b In de laatste tijd zijn steeds meer landen overgegaan tot de gedachte dat de soevereiniteit bij het volk berust.c In sommige landen wordt echter nog steeds erkend dat het oppergezag in de Staat in handen is van de soeverein, zoals de koning of de keizer. Hoe dan ook, er is thans niet één man of één nationale groep van mensen die soevereiniteit over heel de aarde uitoefent. Onze aarde is veeleer de plaats van vele soevereiniteiten. Dit is een voorname oorzaak van twist en conflicten. De aarde heeft geen rust, geen wereldomvattende vrede.
2. Waarom worden wij allen beïnvloed door de nationale soevereiniteiten over de gehele aarde, en welk patriottische standpunt nemen sommigen ten opzichte van hun nationale regering in?
2 Wij allen worden beïnvloed door de soevereiniteiten die over de gehele aarde worden uitgeoefend. Betrekkelijk weinigen van ons zijn wat men „iemand zonder een land” zou kunnen noemen. De meesten van ons zijn leden van een of andere natie, burgers van een of ander land. Als zodanig wordt er van ons verwacht dat wij nationale trots bezitten. Wij worden erg gevoelig gemaakt met betrekking tot onze nationaliteit, zodat wij gebelgd zijn en ons beledigd voelen wanneer de natie die wij vertegenwoordigen, door het slijk wordt gehaald. Tijdens internationale geschillen nemen veel aanhangers van een nationale regering het patriottische standpunt in dat tot uitdrukking wordt gebracht in de woorden „Juist of verkeerd, het is mijn land!”
3. Welke soevereiniteit oefenen de natiën thans naar binnen en naar buiten uit?
3 Tegenwoordig eisen meer natiën dan ooit tevoren in de menselijke geschiedenis de loyaliteit van hun burgers op. In het wereldlichaam dat als de Verenigde Naties bekend staat, bevinden zich momenteel 138 lid-staten van diverse politieke oriëntering. Er zijn nog andere natiën die nog niet bij de organisatie der Verenigde Naties aangesloten zijn. Elk van deze natiën, of ze nu al dan niet lid zijn van de Verenigde Naties, waakt angstvallig over haar soevereiniteit naar binnen en over haar soevereiniteit naar buiten. Elke natie maakt aanspraak op en beschermt die regeringsmacht die een politieke staat intern bezit over zijn eigen burgers en zelfs over buitenlanders die binnen de nationale grenzen wonen en over privé-schepen van zijn burgers die zich in volle zee bevinden. In de uitoefening van de soevereiniteit naar buiten handelt elke natie overeenkomstig het recht waar ze op staat om betrekkingen met elke buitenlandse politieke staat aan te gaan, hetzij door een vredesverdrag te sluiten of door de oorlog te verklaren. Vanuit het huidige menselijke standpunt bezien, schijnt dit alles een juiste en natuurlijke zaak. Men beschouwt het als patriottisch!
4. Welke politieke beweging werd gedurende deze eeuw epidemisch, en welke vraag wordt opgeworpen met betrekking tot broederschap tussen natiën en onder afzonderlijke personen?
4 De feiten van de moderne geschiedenis tonen aan dat in deze twintigste eeuw, sinds de eerste oorlog op wereldomvattende schaal werd gestreden, het nationalisme op de voorgrond is getreden. Volgens de winnende zijde werd deze oorlog gestreden om de wereld veilig te maken voor democratie. Het streven van alle volken naar nationale soevereiniteit door nieuwe politieke staten te scheppen, werd epidemisch. Het nationalisme werd een plaag voor de gehele mensheid. In plaats dat de wereldtoestanden rustiger werden doordat aan de wens van de plaatselijke volken die een eigen natie wilden vormen werd voldaan, namen de problemen op nationaal en internationaal gebied alleen maar toe. Nadat de nu niet meer bestaande Volkenbond negentien jaar lang heeft gefunctioneerd en vervolgens de Verenigde Naties nog eens dertig jaar werkzaam zijn geweest, is er thans geen broederschap tussen de natiën, evenals er geen „broederschap onder de mensen” is. En zijn toch alle mensen „onder de huid” geen broeders? Zijn niet alle natiën broedernatiën, gevormd door burgers die „onder de huid” broeders zijn? Waarom ontbreekt het dan over de gehele wereld aan deze broederschap die alle mensen overal ertoe zou moeten bewegen als liefdevolle broeders van één grote menselijke familie te handelen?
5. Hebben wij op aarde „één wereld” onder „één regering”, en voor wie zou dit iets wenselijks zijn?
5 Wij moeten bekennen dat de mensheid tegenwoordig niet „één wereld” is en dat ze, ondanks het bestaan van de Verenigde Naties, niet onder „één regering” staat. Zouden wij graag zien dat de gehele levende mensheid „één wereld” onder „één regering” was? Met het oog op de menselijke ervaring gedurende de afgelopen zesduizend jaar zou dat iets zeer wenselijks zijn voor allen van ons die verlangen naar harmonie, vrede, gerechtigheid, zekerheid, een prettige onderlinge omgang en levensvreugde.
6, 7. (a) Waarom zijn de volken der aarde nog nooit zo dicht tot elkaar gebracht en zo afhankelijk van elkaar geweest als thans? (b) Hoevelen zouden door een volgende wereldoorlog getroffen worden, en waarom?
6 Wij allen, ongeacht waar wij op deze planeet leven, zijn gebonden aan deze aarde. Het is waar dat zes ruimtevluchten mensen op de maan hebben gebracht, maar om in leven te blijven, moesten deze mensen naar onze aarde terugkeren. Zij waren blij naar deze aarde te kunnen terugkeren. Het was de bedoeling dat zij hier zouden leven en alleen hier kunnen menselijke schepselen, als menselijke wezens, voor eeuwig leven. Mensen zijn, waar zij ook op deze planeet wonen, naasten van elkaar, want zij leven allen op de ene aarde. Zij zijn over het algemeen aan dezelfde levensbehoeften onderworpen En nu hebben de middelen van snelle communicatie via telefoon, telegraaf, radio en televisie, en de diverse middelen om over land, over zee en in de lucht te reizen, alle volken nog dichter tot elkaar gebracht dan ooit tevoren. Nog nooit zijn de volken der aarde zo afhankelijk van elkaar geweest als thans.
7 Net als in één groot menselijk lichaam wordt elk andere deel van de menselijke maatschappij beïnvloed door wat er met één bepaald deel van de menselijke familie gebeurt. Met het oog op de vooruitgang in de wetenschap van de moderne oorlogvoering zou een volgende wereldoorlog, een oorlog waarin gebruik wordt gemaakt van kernwapens met intercontinentale ballistische projectielen, rampspoedige gevolgen voor alle zowel menselijke als dierlijke schepselen op onze aarde hebben.
8, 9. (a) Met welk gevaar wordt de gehele mensheid bedreigd, en wat is er van de zijde van alle natiën voor nodig om het ergste te voorkomen? (b) Welke waarschuwing voor de ondergang kwam er eind januari uit het verre Oosten, en wie werden daarin opgeroepen tot samenwerking?
8 De gehele mensheid wordt nu met het gevaar van uitroeiing bedreigd. Men erkent thans dat er één gemeenschappelijke menselijke krachtsinspanning over de gehele aardbol voor nodig is om zo’n wereldramp af te wenden. Louter eigenbelang van de zijde der mensen maakt dit gebiedend. Maar waar onder de zelfzuchtige mensen van tegenwoordig is het gevoel van een bittere noodzaak tot samenwerking om het ergste te voorkomen? Een oproep hiertoe komt uit het verre Oosten:
9 Onder de kop „Miki: Zonder samenwerking is de mensheid ten ondergang gedoemd”, bericht de in Singapore (Azië) verschijnende Times van 26 januari 1975: „TOKIO, zat. — Eerste minister Takeo Miki waarschuwde gisteren dat de wereld ten ondergang gedoemd is indien individuele nationale belangen ’bekrompen en kortzichtig’ worden behartigd. De heer Miki zei in een rede ter omlijning van de partijpolitiek die hij uitsprak in de Diet (parlement): ’De wereld wordt steeds kleiner en de gehele mensheid deelt hetzelfde lot aan boord van hetzelfde schip.’ Hij beklemtoonde de noodzaak van internationale samenwerking en onderlinge afhankelijkheid tussen de natiën. . . . ’Tot onze spijt heeft de wereld echter nog niet het stadium bereikt waarin deze onderlinge afhankelijkheid ten volle wordt verwezenlijkt. Indien deze situatie blijft bestaan, is het duidelijk dat wij in de niet al te verre toekomst ten ondergang gedoemd zullen zijn. In deze eeuw kan geen enkele natie of afzonderlijke persoon nog langer zelfstandig met succes vooruitkomen. Het uiteindelijke doel van het diplomatieke streven van elk land is natuurlijk zijn nationale belangen te verzekeren. Aan deze uitspraak dient echter geen bekrompen en kortzichtige uitleg te worden gegeven.’”
WAT ER AAN INTERNATIONALE SAMENWERKING ONTBREEKT
10. Waardoor zou de verenigende kracht van de internationale samenwerking die werd aanbevolen, worden ondermijnd?
10 Dit was beslist een ernstige waarschuwing die de Japanse premier liet horen. Hij blijft er vast van overtuigd dat de mensheid nu moet kiezen tussen volledige internationale samenwerking en de ondergang! Naar zijn mening echter dient de nationale soevereiniteit van elke politieke staat niet te worden opgeofferd, ook al bestaat deze samenwerking. Bijgevolg dient het „uiteindelijke doel van het diplomatieke streven” te zijn, de nationale belangen van elk land te verzekeren. Op die manier zouden de nationale groepen overal aan hun nationale soevereiniteit vasthouden. Hierdoor zou er nationale trots met alle verdeeldheid brengende gevolgen van dien blijven bestaan. Hierdoor zou de ware innerlijke eenheid tussen nationale groepen dus worden tegengewerkt. Het zou een zwak punt zijn waardoor de kracht van internationale samenwerking zou worden ondermijnd. Het zou nooit „één regering” tot gevolg hebben! Laat staan „één wereld”!
11. Wat is het hoogst belangrijke dat aan zo’n internationale samenwerking zou ontbreken?
11 Is de samenwerking tussen soevereine politieke staten dus het enige wat ervoor nodig is om de mensenwereld voor de ondergang te behoeden? Klaarblijkelijk is er meer voor nodig, iets wat hoogst belangrijk is. De nu niet meer bestaande Volkenbond heeft niet in die behoefte voorzien. De thans functionerende Verenigde Naties voorzien er evenmin in. Politieke deskundigen van de wereld zouden kunnen vragen: Wat is er dan voor nodig, waaraan het die organisaties voor internationale samenwerking ontbreekt? Wij antwoorden: De onzelfzuchtige samenwerking met Degene die vele natiën beweren te aanbidden. Wie Diegene is, kunnen wij vaststellen op grond van het lied dat men vroeger in een Noordamerikaans land als een nationaal volkslied beschouwde. Het is getiteld „My Country, ’Tis of Thee” (U, mijn land, [bezing ik]), of eenvoudig „America”. Het laatste vers van dit lied, bij het spelen waarvan de toehoorders gingen staan, luidt vrij vertaald als volgt:
„God onzer vaderen,
Met lofzang naderen
Wij tot uw eer.
Schenk ons land door uw kracht,
Vrijheid in al haar pracht,
Bescherm ons door uw macht,
Groot’ God en Heer.”
12. (a) Hoe beweert een geallieerde natie eveneens dat God haar hemelse Soeverein is? (b) Hoe bewijst een natie die dit zingt, of God al dan niet haar Soeverein is?
12 Bovendien werd dit volkslied gezongen op de wijs van het Engelse nationale volkslied, getiteld „God Save Our Gracious King (Queen)” (God behoede onze goedertieren koning [koningin]). In overeenstemming met dat laatste vers van het lied „America” heeft het Hooggerechtshof van de natie beslist dat de Verenigde Staten een christelijke natie zijn. Ook in Engeland bestaat nog steeds een verbintenis tussen Kerk en Staat; de Anglicaanse Kerk is de gevestigde staatskerk. De God van de bijbel is de godheid waarop hier wordt gedoeld. Alle natiën van de christenheid belijden deze God van de Heilige Schrift te aanbidden. Door hem met de woorden „Groot’ God en Heer” te bezingen, erkennen de Amerikanen die met dat patriottische lied kunnen instemmen, op welluidende wijze God, „God onzer vaderen”, als de soeverein, die boven de president van de Verenigde Staten van Amerika staat. Maar zeggen de zangers van het volkslied soms meer dan zij menen? Laten zij hem werkelijk de Soeverein van hun natie, alsook van de rest van het universum zijn? De zangers bewijzen of Hij hun werkelijke Soeverein is door al dan niet onderdanig met hem samen te werken.
13. (a) Wie is, zoals blijkt uit de King James-vertaling van de bijbel, de Soeverein van het Universum? (b) Dus hoe alleen kan er „één wereld” onder „één regering” tot stand komen?
13 De vertaling van de bijbel in het Engels die in 1611 op gezag van koning Jacobus (James) I van Engeland ontstond en in de kerken van het land voorgelezen moest worden, wijst op de soevereiniteit van deze God. In Psalm 83:18 staat in die vertaling: „Opdat men weet dat gij, wiens naam alleen JEHOVAH is, de Allerhoogste over heel de aarde zijt.” Als een vervulling van het gebed dat in die Psalm is vervat, zullen alle mensen, alle menselijke bewoners der aarde, alsnog weten dat de God wiens naam Jehovah is, de hoogste Soeverein van allen en derhalve ook de Soeverein over onze aarde is. De meeste politieke natiën aanbidden thans niet Jehovah als hun God, zoals de natiën van de christenheid dit beweren. Maar hoewel de zogenoemde „christelijke” natiën belijden de God te aanbidden wiens naam volgens de bijbel Jehovah is, werken zij in feite niet met Hem samen. In werkelijkheid werkt dus niet één van de natiën die lid zijn van de organisatie der Verenigde Naties met de Allerhoogste God, Jehovah, samen. Alleen wanneer de gehele levende mensheid gehoorzaam met deze Universele Soeverein samenwerkt, kan er „één wereld” onder „één regering” tot stand komen.
VOOR WIENS SOEVEREINITEIT ZULLEN WIJ BESLISSEN?
14. Waarom moet een ieder van ons thans een persoonlijke beslissing nemen ten aanzien van de strijdvraag die met betrekking tot de gehele aarde moet worden beslecht?
14 Is dat hetgeen wij met heel ons hart wensen? Aangezien de politieke staten dat niet op Gods wijze wensen en aangezien zij weigeren met Hem samen te werken, wordt het aan een ieder van ons overgelaten een persoonlijke beslissing te nemen ten aanzien van de strijdvraag die binnenkort met betrekking tot de gehele aarde moet worden beslecht. Zal een ieder van ons gepast respect tonen voor Jehovah’s universele soevereiniteit en er in overeenstemming mee leven? Alleen door dit te doen, zullen wij het voorrecht ontvangen ons in „één wereld, één regering, onder Gods soevereiniteit”, te verheugen.
15. Wat verklaart waarom de projecten van de natiën ondanks internationale samenwerking hebben gefaald?
15 Wanneer wij allen samenwerken en als een verenigd lichaam handelen, kunnen wij gewoonlijk dingen gedaan krijgen. Wanneer wij met de Soevereine Heer, Jehovah God, samenwerken, kunnen wij er zeker van zijn succes te oogsten. Dit feit helpt ons te begrijpen waarom de natiën geen succes hebben geoogst in hun internationale projecten. Het is waar dat de natiën, met het oog op de wanhopige situatie waarin ze zich thans bevinden, de wereld onder één wereldregeling trachten te verenigen. Er is zelfs sprake van om de wereldsoevereiniteit aan de organisatie der Verenigde Naties over te dragen. Maar is de „ene wereld” der mensheid onder „één regering” die de natiën ter wille van wereldvrede tot stand zouden willen brengen, ook de „ene wereld” onder „één regering” die de Soevereine Heer, Jehovah God, in gedachten heeft? Is dat hetgeen Hij in zijn onfeilbare geschreven Woord, de bijbel, heeft voorzegd?
16, 17. (a) Hoe hebben natiën negentien eeuwen geleden in Jeruzalem samengewerkt in een slecht werk? (b) Hoe spraken degenen die een gebed opzonden waarin zij van deze boze samenwerking gewag maakten, God aan, en wat vroegen zij Hem te doen?
16 Wij weten dat menselijke schepselen en natiën zowel in een slecht werk als in een goed werk kunnen samenwerken. Het was nog geen volle tweeduizend jaar geleden dat natiën zich in een slecht werk aaneensloten. Zij werkten samen, maar niet in samenwerking met de Allerhoogste God des hemels. Dit werd op een zeer plechtige wijze in de stad Jeruzalem onder de aandacht gebracht, nadat enkele mannen wegens het prediken in de tempel van de stad waren gearresteerd, voor het Opperste Gerechtshof waren verhoord en onder bedreigingen waren vrijgelaten. Over de botsing van soevereiniteiten die daar op dat moment bij betrokken was, vertelt het historische verslag ons het volgende:
17 „Nadat zij waren vrijgelaten, gingen zij naar hun eigen mensen en berichtten wat de overpriesters en de oudere mannen allemaal tot hen hadden gezegd. Toen zij dit hoorden, verhieven zij eensgezind hun stem tot God en zeiden: ’Soevereine Heer, gij zijt Degene die de hemel en de aarde en de zee en alle dingen die daarin zijn, hebt gemaakt, en die door middel van heilige geest bij monde van onze voorvader David, uw knecht, hebt gezegd: „Waarom zijn natiën in tumult geraakt en hebben volken op ijdele dingen gezonnen? De koningen der aarde hebben zich opgesteld en de regeerders hebben zich als één blok aaneengesloten tegen Jehovah en tegen zijn gezalfde [Messías].” Zo ook waren in deze stad zowel Herodes als Pontius Pilatus, te zamen met mensen der natiën en met volken van Israël, in werkelijkheid vergaderd tegen uw heilige dienstknecht Jezus, die gij hebt gezalfd, om alles te doen wat uw hand en raad van tevoren had bepaald dat zou geschieden. Nu dan, Jehovah, schenk aandacht aan hun bedreigingen, en geef uw slaven dat zij met alle vrijmoedigheid uw woord blijven spreken.’” — Handelingen 4:23-29.
18. Waarbij vroegen die biddende christenen God hen te willen helpen, en wat was het resultaat van de verhoring van hun gebed?
18 Die discipelen van Jezus, de Messías, namen een persoonlijke beslissing en schaarden zich aan de zijde van de universele soevereiniteit van de Schepper van hemel en aarde. Daarom vroegen zij Hem in gebed hen te willen helpen de beslissing en bedreigingen van het nationale Opperste Gerechtshof te negeren en gewoon door te gaan met de verboden prediking van Gods boodschap omtrent zijn gezalfde Dienstknecht, Jezus, de Messías. Zij ontmaskerden de politieke samenzwering van koning Herodes Antipas, die de nationale groep der Idumeeërs vertegenwoordigde, en stadhouder Pontius Pilatus, die het Romeinse Rijk en Tiberius Caesar vertegenwoordigde, en de niet tot het christendom bekeerde joden. Hun gebed werd verhoord, en deze ondersteuners van de soevereiniteit van de Heer Jehovah God zetten de prediking van het goede nieuws voort, zowel onder de joden als, later, onder de heidense natiën. Het resultaat was dat duizenden gelovigen zich aan de zijde van de Soevereine Heer Jehovah schaarden, om in zijn Messiaanse voornemen met hem samen te werken.
19. Welke vervulling van Davids worden uit Psalm 2 hebben wij, in tegenstelling tot de situatie negentien eeuwen geleden, bereikt, en waarom dienen wij er zorgvuldig op toe te zien welke beslissing wij nemen?
19 Thans hebben wij de climax bereikt in deze door God geleide loop der gebeurtenissen die tot „één wereld” onder „één regering” met God als de Universele Soeverein leidt. De profetische woorden van David die werden opgenomen in het gebed dat de discipelen van de Messías negentien eeuwen geleden in Jeruzalem opzonden, hadden slechts een eerste of miniatuurvervulling. Ze betrof destijds koning Herodes en stadhouder Pontius Pilatus en het joodse volk en de Romeinse soldaten die door hen werden gebruikt om Jezus, de Messías, aan een martelpaal te nagelen. In onze twintigste eeuw verschaffen de wereldgebeurtenissen sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in het jaar 1914 het bewijs dat wij de laatste vervulling, de vervulling op grote schaal, van die woorden van David uit Psalm 2 hebben bereikt. De strijdvraag van de goddelijke soevereiniteit moet thans, meer dan op enig tijdstip in het verleden, beslecht worden. Onze persoonlijke beslissing ten aanzien van de strijdvraag zal uitermate belangrijk zijn wat de gevolgen voor een ieder van ons betreft.
20, 21. (a) Tot wie kunnen wij ons met succes wenden voor leiding bij het nemen van de juiste beslissing? (b) Tot wie wendde de psalmist zich volgens Psalm 73:24, 25, 28 voor raad?
20 Ten einde ons te helpen de beslissing te nemen die ertoe zal leiden dat wij ons zullen verheugen in „één wereld, één regering”, onder goddelijke soevereiniteit, hebben wij leiding nodig. Kunnen wij ons voor leiding in dit opzicht tot de wereldse natiën wenden? Neen, want zij zijn verbijsterd en zinken steeds dieper weg in het moeras van verslagenheid omdat ze geen uitweg weten uit hun toenemende moeilijkheden. Wij kunnen ons evenmin met succes tot de religieuze instellingen van de natiën wenden, want de religieuze raad die zij aan de politieke heersers hebben gegeven, heeft ertoe geleid dat de natiën in de huidige internationale impasse zijn geraakt. Voor de nodige up-to-date, realistische, praktische raad die ons op de juiste weg leidt, moeten wij ons tot het geschreven Woord wenden dat ons door Degene is verschaft die deze wereldbenauwdheid lang geleden heeft voorzegd. Dit was de verstandige handelwijze die door de geïnspireerde psalmist uit de oudheid werd gevolgd. Zich tot de goddelijke Auteur van dat profetische Woord richtend, zei de psalmist:
21 „Met uw raad zult gij mij leiden, en daarna zult gij mij zelfs tot heerlijkheid voeren. Wie heb ik in de hemel? En buiten u heb ik werkelijk geen ander behagen op aarde. Maar wat mij betreft, het naderen tot God is goed voor mij. In de Soevereine Heer, Jehovah, heb ik mijn toevlucht gesteld, om al uw werken bekend te maken.” — Psalm 73:24, 25, 28.
22. Waarvan kunnen wij, op grond van de woorden van de psalmist, dus zeker zijn?
22 Door thans de Soeverein van het gehele universum tot onze toevlucht te kiezen, kunnen ook wij er zeker van zijn dat hij ons met zijn raad zal leiden en ons daarna tot onverwelkelijke heerlijkheid zal voeren.
DE ENE REGERING VOOR ÉÉN WERELD ONDER GODS SOEVEREINITEIT
23. Welke conclusie met betrekking tot het bestuur van de mensheid zijn raadgevers van de wereld genoodzaakt te trekken?
23 Raadgevers en adviseurs met betrekking tot wereldaangelegenheden raken voortdurend gefrustreerd. Of zij de gedachte nu prettig vinden of niet, zij zijn genoodzaakt de conclusie te trekken dat de menselijke familie, hoewel ze thans zesduizend jaar oud is, niet in staat is zichzelf te besturen. Ze heeft niet uit zichzelf de soort van regering voortgebracht die de gehele mensheid tot één wereld heeft gemaakt of kan maken.
24. Waarom kan men, op grond van het begin dat God de mensheid gaf, hem er niet de schuld van geven dat de mensheid thans niet „één wereld” is?
24 Wie treft de schuld hiervoor? Niet de Schepper van de menselijke familie en derhalve niet hun hemelse Vader. De gehele mensheid is ontstaan uit de ene oorspronkelijke mens die door de Soevereine Heer, Jehovah God, op aarde tot bestaan werd gebracht. Daarna maakte de Schepper uit een deel van het volmaakte lichaam van deze man, dat hij als basis gebruikte, de eerste, oorspronkelijke vrouw, opdat de gehele mensheid als de nakomelingen van dit oorspronkelijke mensenpaar één vlees zou zijn. Dit feit werd negentienhonderd jaar geleden duidelijk uiteengezet aan de filosofen van het Griekse hoogste gerechtshof, de Areópagus, in het oude Athene. Tot deze eminente rechters zei de christelijke apostel Paulus: „Hij [God] heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen, en hij heeft de gezette tijden en de vastgestelde grenzen van de woonplaats der mensen verordend, opdat zij God zouden zoeken.” — Handelingen 17:22-27; Genesis 2:7-25; 1:26-31.
25, 26. (a) Wat was vanaf het begin Gods bedoeling met betrekking tot de mensheid? (b) Hoe werd aan Adam getoond dat onderworpenheid aan Gods soevereiniteit een levenswijze was met de eeuwigheid in het vooruitzicht?
25 Het was Gods bedoeling dat de menselijke familie „één wereld” der mensheid zou zijn, één mensenmaatschappij waarvan allen van hetzelfde been, vlees en bloed zouden zijn. Deze verenigde mensenmaatschappij zou op de gehele oppervlakte van de aarde wonen, terwijl deze aarde als hun eeuwige tehuis in een met een park te vergelijken tuin of paradijs veranderd zou worden. De mensheid zou de vissen, de vogels en de landdieren in onderworpenheid moeten hebben, maar de mensheid zelf zou in onderworpenheid moeten zijn aan de soevereiniteit van de Universele Regeerder en Schepper, de Allerhoogste, „wiens naam JEHOVA is” (Psalm 83:18, Vertaling van Van der Palm). Als ’s mensen Soeverein maakte Jehovah God aan de eerste mens de goddelijke wet bekend, en door die wet te gehoorzamen, zou de volmaakte mens voor eeuwig op aarde kunnen leven.
26 Deze wet gebood volmaakte gehoorzaamheid aan de Universele Soeverein, want God zei tot de man, Adam: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:16, 17). Een tijdlang hielden de man, Adam, en zijn vrouw, Eva, zich aan dat goddelijke gebod van loyale gehoorzaamheid. De menselijke familie had een volmaakt begin. Onderworpenheid aan de Universele Soeverein, Jehovah God, was de levenswijze met de eeuwigheid in het vooruitzicht. Het beginsel dat daar werd uiteengezet, geldt ook voor ons in deze tijd. Zullen wij het volgen?
27. Wat heeft er plaatsgevonden, zoals te kennen wordt gegeven door het feit dat er thans geen eenheid in de mensenwereld bestaat, en wanneer heeft dit plaatsgevonden, en naar aanleiding waarvan?
27 Iedereen zal moeten toegeven dat de menselijke familie thans niet „één wereld”, niet een onverdeelde mensenmaatschappij is, ook al is ze van één vlees en bloed. Er zijn momenteel vele aanmatigende menselijke soevereiniteiten op aarde, en deze verdelen de loyaliteit van de mensen. Het is onloochenbaar dat er in het verre verleden, voordat er een zoon aan Adam en Eva werd geboren, een onttrekking aan de universele soevereiniteit van de Allerhoogste God, de Schepper, moet zijn geweest. Wat vormde de aanleiding hiertoe? Alleen de bijbel, Gods geschreven Woord, geeft het deugdelijke antwoord. De verkeerde aanleiding kwam uit het onzichtbare rijk, uit de geestenwereld. Daar zag een van de geestenonderdanen van Jehovah’s soevereiniteit een gelegenheid om een eigen onafhankelijke soevereiniteit op te zetten.
28. Met welke handelwijze die deze geestenopstandeling volgde om de mens ertoe te brengen tegen Gods soevereiniteit in opstand te komen, stroken de benamingen die hem werden gegeven?
28 Satan werd een passende naam voor deze opstandeling, want de naam betekent „Tegenstrever”, dat wil zeggen tegen Jehovah God. Duivel werd eveneens een passende benaming voor hem, want het woord betekent „Lasteraar”, en Satan gebruikte laster tegen zijn Soevereine Heer ten einde te bedriegen en te misleiden. Tegenover de vrouw Eva deed de Duivel het dan ook voorkomen alsof haar hemelse Vader een zelfzuchtige leugenaar was jegens wie strikte gehoorzaamheid niet passend was. Daar Eva deze leugen geloofde, at zij van de verboden vrucht en verbrak haar onderworpenheid aan de soevereiniteit van haar hemelse Vader. In overeenstemming met het snode plan van de Duivel ging zij nog verder: zij haalde haar echtgenoot Adam ertoe over zich bij haar aan te sluiten door eveneens tegen onderworpenheid aan de rechtmatige soevereiniteit van zijn God en Vader in opstand te komen. Het liep precies zo af als Satan de Duivel zich had voorgesteld: Tot op deze dag is de mensenwereld geboren in zonde tegen God, in niet-onderworpenheid aan de soevereiniteit van de Allerhoogste God Jehovah. — Genesis 3:1 tot 4:16; Romeinen 5:12.
29, 30. (a) Hoe is de mensheid sindsdien verdeeld geweest ten aanzien van de kwestie van onderworpenheid aan een soevereiniteit? (b) Hoe oefende God soevereiniteit naar buiten uit in zijn betrekkingen met de opstandige soeverein?
29 Sinds die opstand destijds in de Hof van Eden zijn de nakomelingen van Adam en Eva verdeeld geweest tussen onderworpenheid aan de universele soevereiniteit van Jehovah God en onderworpenheid aan de soevereiniteit van Satan de Duivel, die door Jezus „de heerser van deze wereld” werd genoemd (Johannes 12:31; 14:30; 16:11). Jehovah God sloot geen verdrag met deze pas tot stand gebrachte inferieure soevereiniteit. Door zijn macht als Rechtmatige Soeverein aan te wenden die zijn betrekkingen met vreemde regeringen bestuurt, verklaarde Jehovah God de oorlog aan de vijandelijke soeverein. Jehovah God toonde zijn opperste verachting voor deze Satanische soeverein door hem met een laag bij de grond levende slang te vergelijken en tot hem te zeggen, als sprak hij tot de slang die door de Duivel was gebruikt om Eva te bedriegen:
30 „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen [zoals het vertreden van de kop van een slang om zijn hersenen te verbrijzelen] en gij [als een slang die op de loer ligt] zult hem in de hiel vermorzelen.” — Genesis 3:1-15.
31. Voor hoe lang verklaarde God de oorlog aan de vreemde soeverein, en hoe gaf Paulus dit in Romeinen 16:20 te kennen?
31 Jehovah God verklaarde daar de eeuwige oorlog aan de opstandige soeverein en alle ondersteuners van de soevereiniteit van deze sluwe opstandeling, die vanaf het begin zijn identiteit voor menselijke schepselen trachtte te verbergen. Jehovah God is zijn „buitenlandse politiek” van oorlogvoering tegen de vijand van zowel Hem als de mensheid niet vergeten. Meer dan vier millennia nadat de grote Tegenstander de vreemde soevereiniteit in Eden opzette, inspireerde Jehovah God de christelijke apostel Paulus ertoe het volgende te schrijven aan de gemeente die in de zetel van het Romeinse Rijk gevestigd was: „Wat de God die vrede geeft betreft, hij zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen. Moge de onverdiende goedheid van onze Heer Jezus met u zijn.” — Romeinen 16:20. Vergelijk Exodus 17:14; Jesaja 45:7.
32. (a) Wie zal er worden gebruikt om de grote Slang onder de voeten te verbrijzelen, en hoe spoedig zal dit gebeuren? (b) Hoe werd het vermorzelen van de „hiel” van Gods beloofde Zaad tot stand gebracht, en hoe was er genezing?
32 De tijd waarop de grote Slang, Satan de Duivel, en zijn „zaad” „binnenkort” verbrijzeld zullen worden, moet nu, na het verstrijken van meer dan negentienhonderd jaar, nabij zijn. De voornaamste van het beloofde „Zaad” van Gods „vrouw”, Jezus Christus, is thans met voldoende macht bekleed om deze Satanische auteur van alle aardse soevereiniteit die vreemd is aan Jehovah God, de enige Gever van vrede, te verbrijzelen. Destijds in de eerste eeuw van onze Gewone Tijdrekening werd dit „Zaad” van Gods „vrouw” in de hiel vermorzeld. Dit geschiedde als het resultaat van die samenzwering tussen de „volken van Israël” en koning Herodes Antipas en de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus. De „hiel”-wond die door de grote Slang werd toegebracht, veroorzaakte op de paschadag van 33 G.T. inderdaad de dood van Jezus Christus, maar slechts een fysieke dood. En overeenkomstig Gods voornemen moest Jezus in ieder geval een offerandelijke dood sterven. Maar de offerandelijke loopbaan bleef niet onbeloond. Op de derde dag van Jezus’ dood wekte de Almachtige God hem uit de doden op tot onsterfelijk geestelijk leven in de hemel. God zette hem aan Zijn eigen rechterhand om daar te wachten tot de tijd dat de grote Slang in de kop verbrijzeld zou worden. — Hebreeën 10:12, 13; 12:2; Lukas 12:4, 5.
33. Welke regering predikte Jezus als mens in het openbaar, en vanaf wanneer?
33 Terwijl Jezus, de Messías, nog een volmaakt mens op aarde was, predikte hij onophoudelijk de Regering die, onder Gods soevereiniteit, de gehele mensheid zal regeren en de gehoorzamen tot „één wereld” zal maken. Hij ging verder waar zijn voorloper, Johannes de Doper, was opgehouden, want het verslag vertelt ons: „Toen hij nu hoorde dat Johannes was gevangengenomen, trok hij zich terug naar [de provincie] Galiléa. . . . Van die tijd af begon Jezus te prediken en te zeggen: ’Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’” — Matthéüs 4:12-17.
34. Wegens welke keus die Jezus deed toen hij door de Duivel werd verzocht, bewees hij zich waardig die Koninkrijksboodschap te prediken?
34 Jezus zou nooit waardig zijn geweest de prediking van die boodschap op te nemen, indien hij niet enkele maanden voordien de juiste beslissing had genomen. Bij die kritieke gelegenheid bevond Jezus zich in de wildernis van Judéa, waar hij veertig dagen lang in de eenzaamheid had gevast. Toen kwam de onzichtbare, opstandige soeverein bij hem om hem te verzoeken en van zijn Messiaanse loopbaan af te brengen. Met betrekking tot de derde en laatste verzoeking vertelt het bericht ons: „Wederom nam de Duivel hem mee naar een ongewoon hoge berg, en hij toonde hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en hij zei tot hem: ’Ik zal u al deze dingen geven indien gij neervalt en een daad van aanbidding jegens mij verricht.’” Wat de Duivel Jezus hier aanbood, was niet de „ene regering” waardoor de gehele gehoorzame mensheid tot „één wereld” gemaakt zou worden. Het was niet een wereldregering onder Gòds soevereiniteit, maar onder de soevereiniteit van de Duivel. Voor wiens soevereiniteit Jezus een ondubbelzinnige beslissing nam, vertelt het verslag ons vervolgens met de woorden: „Toen zei Jezus tot hem: ’Ga weg, Satan [Tegenstrever]! Want er staat geschreven: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.”’” — Matthéüs 4:1-10.
35, 36. Waarom liet Jezus zich, nadat hij de schare op wonderbaarlijke wijze had gevoed, niet door het volk tot koning maken, en waarom bood hij zich niettemin als een vervulling van Zacharia 9:9 op formele wijze aan?
35 Door voor de soevereiniteit van zijn God, Jehovah, te beslissen, was Jezus het volmaakte voorbeeld dat wij allen in deze tijd dienen te volgen. Maar wij moeten evenals Jezus aan onze beslissing voor Gods soevereiniteit vasthouden. Bij een latere gelegenheid, nadat hij een schare toehoorders van vijfduizend mannen en hun gezinnen op wonderbaarlijke wijze had gevoed, wilden velen deze wonderdoener, die hun voedsel had verschaft, tot hun aardse koning maken. Maar Jezus verijdelde hun pogingen door uit hun midden vandaan te gaan. Hij wist dat voor hem de tijd nog niet was gekomen om zich als een vervulling van de profetie op formele wijze aan de joden als hun Messiaanse koning aan te bieden (Johannes 6:1-15). Op Gods bestemde tijd, op zondag, 9 Nisan van het jaar 33 G.T., reed Jezus, zoals in Zacharia 9:9 was voorzegd, Jeruzalem binnen en ging hij naar de tempel, waar de hogepriester van de natie dienst deed. Jezus weerhield de grote mensenmenigte die hem vergezelde er niet van hem luidkeels als koning aan te bevelen met de woorden:
36 „Red toch! Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam! Gezegend is het komende koninkrijk van onze vader David! Red toch in de hoogste hoogten!” — Markus 11:1-11, NW; Diaglott.
37. Wanneer maakten de „volken van Israël” hun beslissing ten aanzien van soevereiniteit duidelijk in het openbaar bekend, en hoe ging Pilatus met hun beslissing akkoord?
37 Toen was voor de „volken van Israël”, zoals zij werden vertegenwoordigd door hun religieuze leiders, de tijd gekomen om te beslissen en te tonen welke soevereiniteit zij aanhingen. Vijf dagen later maakten zij duidelijk in het openbaar bekend wiens soevereiniteit zij kozen. Toen de paschavierders onder leiding van hun priesters luidkeels riepen dat de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus de gevangene Jezus aan een paal ter dood moest laten brengen, vroeg Pilatus hun de aangelegenheid opnieuw te overwegen door te zeggen: „Zal ik uw koning aan een paal hangen?” De „volken van Israël” werden nu rechtstreeks met de soevereiniteitsstrijdvraag geconfronteerd. Wiens soevereiniteit zouden zij kiezen? Het bijbelse verslag geeft dit als volgt te kennen: „De overpriesters antwoordden: ’Wij hebben geen andere koning dan caesar.’” Caesars vertegenwoordiger, Pilatus, ging met hun beslissing akkoord, want het verslag zegt: „Toen gaf hij hem daarom aan hen over opdat hij aan een paal gehangen zou worden.” — Johannes 19:12-16.
38. Door bemiddeling van wie zal de grote Slang spoedig verbrijzeld worden, en hoe wordt in Psalm 2:8, 9 het verbrijzelen van het „zaad” van de Slang op aarde afgebeeld?
38 Dat was de miniatuurvervulling van de profetische woorden van koning David in Psalm 2:1, 2 (Handelingen 4:24-28). Hierdoor werd het voorbeeld gesteld voor de vervulling in het groot, die in onze tijd plaatsvindt, waarin de voornaamste strijdvraag inzake de wereldheerschappij en de universele soevereiniteit eens en voor altijd beslecht moet worden. Satan, de opstandige soeverein, heeft zijn dag gehad wat het vermorzelen van de hiel van het beloofde „Zaad” van Gods „vrouw” betreft. Nu moet de kop van deze grote Slang, de vermorzelaar van de hiel, vermorzeld worden en dit is terzelfder tijd van invloed op het gehele „zaad” van deze Slang. In dezelfde Tweede Psalm wordt te kennen gegeven hoe het verbrijzelen van het zichtbare „zaad” van de grote Slang zou geschieden. In de verzen acht en negen richt Jehovah zich tot zijn Gezalfde Zoon, Jezus Christus, en zegt: „Vraag van mij, opdat ik natiën tot uw erfdeel moge geven en de einden der aarde tot uw eigen bezitting. Gij zult ze breken met een ijzeren scepter, alsof ze een pottenbakkersvat waren, zult gij ze stukslaan.”
39. Wat wordt in het boek Openbaring afgebeeld als Gods werktuig om de soevereine natiën op aarde te verpletteren, en hoe wordt de rol die Jezus Christus daarin speelt, afgebeeld?
39 In het laatste boek van de bijbel (Openbaring 12:5) wordt gesproken over Gods koninkrijk van zijn Messías als het goddelijke werktuig dat „alle natiën zal weiden met een ijzeren staf”. In het negentiende hoofdstuk, waar de komende oorlog met de aardse natiën te Har–mágedon wordt beschreven, wordt gesproken over de Zoon van God, Jezus Christus, als degene die „hen [zal] weiden met een ijzeren staf” en dan wordt eraan toegevoegd dat hij ook „de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” treedt (Openbaring 19:15; 16:14, 16). Dit verbrijzelen van de natiën, die aanspraak maken op nationale soevereiniteit, wordt levendig voor ons afgebeeld in de profetie van Daniël, hoofdstuk twee.
40. Hoe wordt door Daniëls verklaring van Nebukadnezars droom het gewelddadige einde van het samenstel van dingen dat door wereldmachten wordt gekenmerkt, afgebeeld, en hoe weten wij dat het einde van het samenstel nabij is?
40 In dat hoofdstuk verklaart Daniël de profetische droom die Nebukadnezar, de keizer van de Babylonische wereldmacht, had in het tweede jaar nadat hij de stad Jeruzalem en de door Davids zoon, koning Salomo, gebouwde tempel had verwoest, welke droom van de God des hemels afkomstig was. De opeenvolging van wereldmachten die begon met de Babylonische wereldmacht, gevolgd door de Medo-Perzische, de Griekse, de Romeinse en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, werd afgebeeld als een groot, ongewoon glanzend beeld dat van verschillende materialen was gemaakt en waarvan de voeten uit ijzer en leem bestonden. Vervolgens trof een steen die zonder toedoen van mensenhanden uit een verre berg werd gehouwen, het beeld aan zijn voeten en verbrijzelde ten slotte het hele gevallen beeld tot poeder, dat door een sterke wind werd weggeblazen. Die verbrijzeling van het symbolische beeld tot poeder beeldde, zo niets anders, het einde van een samenstel van dingen af door het een of andere bovennatuurlijke werktuig dat niet door mensenhanden onder leiding van menselijke hersenen wordt voortgebracht. De vervulling van de profetie die Jezus Christus gaf betreffende het „besluit van het samenstel van dingen” toont aan dat de verbrijzeling van het samenstel nabij is! — Matthéüs 24:3-22.
41. Wat gebeurt er volgens Daniël 2:44 met de natiën die zich aan de zijde van de Verenigde Naties hebben geschaard, maar hoe staat het met de soevereiniteit van Gods Messiaanse koninkrijk?
41 Doordat de wereldse heersers zich thans aan de zijde van de onchristelijke organisatie der Verenigde Naties hebben geschaard, geven zij te kennen waar zij met betrekking tot de strijdvraag van de soevereiniteit staan. Daarom zijn ten aanzien van deze zowel communistische als niet-communistische politieke heersers de verklarende woorden van de profeet Daniël van toepassing: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels [niet mensenhanden] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf [of: de soevereiniteit ervan] zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Daniël 2:1-44; Revised Standard Version Bible.
42, 43. (a) Wie zullen met de Messías in dat hemelse koninkrijk delen? (b) Aan welk volk wordt, zoals in Daniël 7:26, 27 wordt afgebeeld, de soevereiniteit over de aarde gegeven?
42 Dit is het hemelse Messiaanse koninkrijk dat Jehovah’s christelijke getuigen sinds het jaar 1914, waarin de tijden der heidenen eindigden en het koninkrijk in de hemel werd geboren, hebben bekendgemaakt (Lukas 21:24; Matthéüs 24:14). De volgelingen van de Messías die in zijn voetstappen treden en evenals hij met Gods geest zijn gezalfd, zullen met de Messías in dat hemelse koninkrijk delen. Hierover werd profetisch gesproken in een droom die Daniël zelf kreeg. In die profetische droom werd de reeks heidense wereldmachten vanaf de Babylonische wereldmacht afgebeeld door vier wilde beesten. Over het goddelijke oordeel dat door het Opperste Gerechtshof van het universum aan dat vierde symbolische beest werd voltrokken, verklaart Daniël 7:26, 27:
43 „En het Gerecht zelf zette zich vervolgens neer, en zíjn heerschappij [soevereiniteit] nam men ten slotte weg, ten einde hem te verdelgen en hem totaal te vernietigen. En het koninkrijk en de heerschappij [soevereiniteit] en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven. Hun koninkrijk is een koninkrijk van onbepaalde duur, en alle heerschappijen [soevereiniteiten] zullen hén dienen en gehoorzamen.” — The New English Bible; The Bible in Living English.
„ÉÉN WERELD” ONDER HET MESSIAANSE KONINKRIJK
44. Aan wie zal de soevereiniteit over de mensenwereld worden gegeven opdat er „één regering” over hen zal zijn?
44 Die profetie staat nu op het punt in vervulling te gaan. Alle hedendaagse nationale soevereiniteiten op aarde zullen zich binnenkort voor het Messiaanse koninkrijk in handen van de hemelse Zoon van God moeten buigen (Daniël 7:1-12). Hierdoor zal de weg worden gebaand voor slechts de „ene regering” voor de gehele mensheid. Daniël 7:14 zegt hierover: „En hem [de Messiaanse Zoon des mensen] werd heerschappij [soevereiniteit] en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij [soevereiniteit] is een heerschappij van onbepaalde duur [een eeuwige soevereiniteit], die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — The Jerusalem Bible.
45. (a) Wat zal de vervulling van die profetie voor het huidige mensengeslacht betekenen? (b) Welke gunstige gelegenheid wordt ons in het vooruitzicht gesteld?
45 Wat zal de vervulling van die profetie voor het huidige mensengeslacht betekenen? Dit: De hedendaagse nationale soevereiniteiten en de patriottische ondersteuners ervan zullen in de grootste wereldberoering die snel naderbij komt, vernietigd worden, maar de ondersteuners van Jehovah’s universele soevereiniteit zullen op wonderbaarlijke wijze beschermd worden en levend uit die „grote verdrukking” te voorschijn komen (Matthéüs 24:21, 22; Markus 13:19, 20; Openbaring 7:14, 15). Zullen wij tot die begunstigde overlevenden van het „besluit van het samenstel van dingen” behoren? De gelegenheid om tot diegenen te behoren, wordt ons door Gods geschreven Woord in het vooruitzicht gesteld. Wat nu van ons wordt vereist, is ons standpunt onwrikbaar aan de zijde van Gods soevereiniteit en van zijn Messiaanse koninkrijk in te nemen en hieraan vast te houden ondanks alle toekomstige politieke, religieuze en sociale pogingen om ons ervan af te trekken.
46. Hoe lang zullen wij nu nog lijden moeten ondergaan wegens het vasthouden aan Jehovah’s soevereiniteit?
46 Dit kan zolang het onze vervolgers wordt toegestaan in leven te blijven, een mate van lijden voor ons met zich brengen. Onder een dergelijke kwelling kunnen wij de roep in gedachten houden die werd geuit door vroegere getuigen van de Heer Jehovah God die zelfs tot de dood toe lijden ondergingen: „Tot wanneer, Soevereine Heer, heilige en waarachtige, weerhoudt gij u ervan te oordelen en ons bloed te wreken aan hen die op de aarde wonen?” Zij kregen de verzekering dat het nog slechts „een korte tijd” zou duren totdat dit zou geschieden. — Openbaring 6:10, 11.
47. Wanneer en hoe zal Satan, de grote Slang, „binnenkort” onder de voeten van Christus’ discipelen worden verbrijzeld?
47 Het zal nog slechts een korte tijd duren totdat de getrouwe ondersteuners van Jehovah’s universele soevereiniteit in hun positie gerechtvaardigd zullen worden doordat Hij de beslissende overwinning behaalt over alle nationale soevereiniteiten die binnen en buiten de Verenigde Naties vertegenwoordigd zijn. Onmiddellijk daarna zal er met de oorspronkelijke opstandeling tegen Jehovah’s universele soevereiniteit, namelijk Satan de Duivel, en al zijn demonenengelen worden afgerekend. Zij zullen in ketenen gebonden in een afgrond worden geslingerd, waar zij geïsoleerd zullen zijn en geen contact met deze aarde zullen hebben (Openbaring 20:1-3). Daardoor zal de grote Slang als het ware in de kop vermorzeld worden; en het loyale „Zaad” van Gods „vrouw” zal degene zijn door bemiddeling van wie God aldus de grote Slang en zijn demonenzaad onder de voeten van de getrouwe medeërfgenamen van Christus zal verbrijzelen. — Romeinen 16:20.
48. Hoe zal er in Gods „nieuwe ordening” vanaf het begin „één wereld” onder „één regering” zijn?
48 De menselijke overlevenden van deze veelbewogen gebeurtenissen zullen al degenen zijn die het ene Messiaanse koninkrijk van Jehovah’s zegevierende Zoon, Jezus Christus, aanhangen. Dientengevolge zal er direct vanaf het begin van Gods rechtvaardige nieuwe ordening van dingen „één wereld” op aarde zijn, onder „één regering”, ongeacht de stammen, volken, rassen, natiën en talen waartoe de overlevenden van de „verdrukking” hebben behoord. Zij zullen allen één mensenmaatschappij vormen op een gereinigde aarde, terwijl zij allen de ene levende en ware God, Jehovah, aanbidden en zich allen aan zijn Zoon, Jezus Christus, onderwerpen, op wiens schouder de vorstelijke heerschappij gelegd zal worden. Wat een verenigende kracht zal dat zijn!
49. Voor welke toestand onder de mensheid zal die situatie een kracht zijn, onder welke ene soevereiniteit?
49 Wat zal dat ook een kracht zijn voor wereldomvattende vrede! Geen interreligieuze oorlogen meer! Geen territoriale grensgeschillen meer! Geen interraciale en internationale oorlogen meer! Geen politieke wedijver en politieke twisten meer! De bijbelprofetie zegt: „Jehovah moet koning worden over de gehele aarde. Op die dag zal Jehovah één blijken te zijn, en zijn naam één” (Zacharia 14:9). Terzelfder tijd zal de „ene regering” onder hem, het Messiaanse koninkrijk van zijn op de troon geplaatste Zoon Jezus Christus, een uiting van Zijn universele soevereiniteit zijn. — Jesaja 9:6, 7.
50. In welk goede werk zal de gehele mensheid dan samenwerken, als een vervulling van welke belofte die Jezus aan een stervende boosdoener deed?
50 „Schouder aan schouder” zal de gehele levende mensheid de Soevereine Heer, Jehovah God, dienen (Zefanja 3:8, 9). Als „één wereld” zal de nieuwe mensenmaatschappij samenwerken in een goed werk. Zij zullen samenwerken om de geteisterde oppervlakte van deze aardbol weer in de staat te brengen die de Schepper er oorspronkelijk voor bedoeld had, die van een hof van Eden, een paradijs van geneugte (Genesis 1:27, 28; 2:7-15). Dan zal er een antwoord zijn op het verzoek dat werd gedaan door de welwillende boosdoener die naast Jezus Christus aan een martelpaal stierf: „Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Ja, dan zal de regerende Koning ten aanzien van hem de belofte vervullen: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” — Lukas 23:42, 43.
51. (a) Hoe kunnen de leden van de mensheid Christus’ eeuwige kinderen worden? (b) Hoe zal hij hen erin voorgaan zich aan Gods soevereiniteit te onderwerpen?
51 Niet alleen die vriendelijk gezinde misdadiger, maar ook alle overigen van de menselijke doden zijn erbij betrokken, allen voor wie Jezus Christus als een volmaakt menselijk slachtoffer is gestorven. Zij zullen eveneens op zijn roep te voorschijn komen tot een opstanding uit de doden (Matthéüs 20:28; Johannes 5:28, 29; 1 Timótheüs 2:5, 6; Handelingen 24:15). Alle onderdanigen zullen in die „ene wereld” worden opgenomen. Allen zullen broeders en zusters zijn, want zij zullen de losgekochte, aangenomen kinderen van de ene Eeuwige Vader, Jezus Christus, worden, die zijn menselijke leven voor hen heeft geofferd (Jesaja 9:6, 7; Hebreeën 2:9). Door gehoorzaamheid aan hem kunnen zij zijn eeuwige kinderen worden. Hijzelf zal hen voorgaan op de weg van onderworpenheid aan de universele soevereiniteit van zijn eigen hemelse Vader, Jehovah God. Nadat hij zijn werk heeft volbracht dat erin bestaat de gehoorzame mensheid op te heffen tot menselijke volmaaktheid in een aards paradijs, zal hij zijn eigen onderworpenheid aan de soevereiniteit van zijn God tot uitdrukking brengen door het koninkrijk aan hem over te dragen. Waarom? „Opdat God alles zij voor iedereen.” — 1 Korinthiërs 15:24-28.
52. Welke aansporing is er voor degenen die gedesillusioneerd zijn door de rampspoedige verdeeldheid die door nationale soevereiniteiten wordt veroorzaakt?
52 Dit zijn beslist schitterende vooruitzichten. Vat dus moed, allen die gefrustreerd en gedesillusioneerd zijt door de rampspoedige verdeeldheid van de wereld, door botsende nationale soevereiniteiten die onafhankelijk zijn van goddelijke soevereiniteit! Grijpt nu de glorierijke hoop van „één wereld, één regering, onder Gods soevereiniteit”, stevig vast! Leeft ervoor, van nu af aan tot de zegenrijke verwezenlijking ervan.
[Voetnoten]
a De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, die op 4 juli 1776 door het Continentale Congres te Philadelphia (Pennsylvania) werd aangenomen, vermeldde in haar tweede paragraaf: „. . . Dat om deze rechten te waarborgen, er regeringen onder de mensen worden ingesteld, die hun rechtmatige macht ontlenen aan de toestemming van de geregeerden.”
b Zie de Encyclopedia Americana, Deel 25, blz. 317, uitgave van 1959.
c Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 zijn er nieuwe republieken en democratische regeringen opgericht; op het moment dat dit wordt geschreven, beloopt hun aantal meer dan 60.