Het Medo-Perzische Rijk in de profetieën
DE HISTORISCHE ontwikkelingen waarbij de grote mogendheden betrokken waren die over uitgestrekte delen der aarde heerschappij hebben uitgeoefend, waren niet alle louter aan een samenloop van omstandigheden toe te schrijven. Er is Iemand die bij tijden in de menselijke aangelegenheden tussenbeide gekomen is, hetgeen tot reusachtige veranderingen op het wereldtoneel heeft geleid. Deze Persoon, Jehovah God, heeft ook lang van tevoren, door bemiddeling van zijn profeten, de opkomst en ondergang van bepaalde wereldrijken voorzegd.
Voor ons in deze tijd vormt de onfeilbare wijze waarop bijbelprofetieën in het verleden in vervulling zijn gegaan, een deugdelijke basis om ook met betrekking tot toekomstige gebeurtenissen vertrouwen in dat profetische woord te stellen. En wat nog belangrijker is, de vervulling van deze profetieën kan als een krachtige aanmoediging dienen om in overeenstemming met Gods voornemen te leven, in het volste vertrouwen dat Hij ’het woord van zijn knechten zal doen uitkomen’. — Jes. 44:26.
Het boek Daniël is opmerkelijk vanwege de vele profetieën die het bevat. Josephus, de joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw G.T., werd ertoe bewogen te schrijven: „Al deze voorspellingen, welke aan Daniël door God geopenbaard zijn, heeft hij ons in geschrifte achtergelaten, opdat zijne lezers en zij, die de geschiedenis met een belangstellend oog beschouwen, zouden weten, welke hooge eer God hem waardig achtte.” [Joodse oudheden, boek X, hfdst. XI.]
Een van de opmerkelijke profetieën die door Daniël werden opgetekend, betreft het Medo-Perzische Rijk. In het achtste hoofdstuk van zijn boek verhaalt Daniël een visioen waarin het Medo-Perzische Rijk als een ram wordt afgebeeld (Dan. 8:20). Wij lezen: „Zie! een ram stond voor de waterloop, en hij had twee horens. En de twee horens waren hoog, maar de ene was hoger dan de andere, en de hoogste was die welke later oprees.” — Dan. 8:3.
Wat heeft dit te betekenen? Zoals uit Daniël 8:21, 22 blijkt, beelden horens koningen of koninkrijken af. Deze tekst luidt: „De harige bok beduidt de koning van Griekenland; en wat de grote horen aangaat die tussen zijn ogen was, die beduidt de eerste koning. En dat die gebroken werd, zodat er vier waren die ten slotte in zijn plaats opstonden: er zijn vier koninkrijken uit zijn natie die zullen opstaan, maar niet met zijn kracht.”
Bijgevolg werd in het geval van Medo-Perzië, door het feit dat de tweede horen van de ram later oprees en hoger werd dan de andere horen, voorzegd dat het ene koninkrijk, het Perzische, na verloop van tijd overwicht zou krijgen over het andere (het Medische). Gebeurde dit ook?
Ja, de geschiedkundige feiten bevestigen dit inderdaad. Oorspronkelijk namen de Meden de dominerende positie in. Maar toen verenigde Cyrus (II), na de troon van Ausjan bestegen te hebben, de Perzische strijdkrachten in een poging het Medische juk af te werpen. In 550 v.G.T. kwam het tot een veldslag tussen de Meden onder commando van Astyages en de Perzen onder Cyrus. Het leger van Astyages kwam echter tegen hem in opstand en leverde hem in boeien geslagen aan Cyrus uit. Daarna maakte Cyrus zich meester van de hoofdstad van Medië, Ecbátana. Van toen af aan speelde Medië een ondergeschikte rol in het Medo-Perzische Rijk.
Hoewel de Meden nu een ondergeschikte plaats innamen, vormden Medië en Perzië niettemin een dualistische wereldmacht en konden ze derhalve door één ram afgebeeld worden. Daniël 8:20 verklaart hieromtrent: „De ram die gij gezien hebt, die de twee horens had, beduidt de koningen van Medië en Perzië.” In een commentaar op de dualistische aard van het wereldrijk zegt professor Olmstead in zijn boek History of the Persian Empire („Geschiedenis van het Perzische Rijk”, blz. 37): „De nauwe band tussen de Perzen en de Meden werd nooit vergeten. Het geplunderde Ecbátana bleef een favoriete koninklijke residentie. De Meden ontvingen gelijkelijk eer met de Perzen; zij kregen hoge functies te bekleden en werden uitgekozen om de Perzische legers aan te voeren. Vreemdelingen spraken geregeld over de Meden en Perzen [zoals ook de bijbel ze veelal gezamenlijk noemt].”
In zijn verdere beschrijving van de ram zegt Daniël: „Ik zag de ram stotende bewegingen maken naar het westen en naar het noorden en naar het zuiden, en geen enkel wild beest hield voor hem stand, en er was niemand die uit zijn hand bevrijdde. En hij deed naar zijn wil, en hij nam een groot air aan.” — Dan. 8:4.
Geen mogendheid kon tegen Medo-Perzië standhouden toen dit rijk in zijn bloeiperiode was. Naar het noorden oprukkend, nam koning Cyrus in 539 v.G.T. Babylon in. Zijn zoon Cambyses trok zuidwaarts op en veroverde Egypte. Darius I richtte zijn veroveringstochten op het westen en bracht Thracië en Macedonië onder Medo-Perzisch beheer.
Na verloop van tijd viel Medo-Perzië evenwel voor de wereldmacht Griekenland. Dit was als volgt in de profetieën van Daniël voorzegd: „Ik, van mijn kant, bleef acht geven, en zie! daar kwam een geitebok van de ondergang der zon over de oppervlakte der gehele aarde, en hij raakte de aarde niet aan. En wat de bok betreft, er was een opvallende horen tussen zijn ogen. En hij bleef helemaal naar de ram toe komen die de twee horens had, die ik voor de waterloop had zien staan; en hij kwam op hem toerennen in zijn geweldige woede. En ik zag hem in nauw contact met de ram komen, en hij ging van bitterheid jegens hem blijk geven, en vervolgens stootte hij de ram neer en brak zijn twee horens, en er bleek geen kracht in de ram te zijn om voor hem stand te houden. Hij wierp hem derhalve ter aarde en vertrapte hem, en de ram bleek niemand te hebben die hem uit zijn hand bevrijdde.” — Dan. 8:5-7.
Als een vervulling van deze woorden viel de door de ram afgebeelde wereldmacht voor Alexander de Grote, degene die door de „opvallende horen” werd afgebeeld. Het is van betekenis dat de geitebok algemeen als symbool van de Griekse of Grieks-Macedonische wereldmacht erkend werd. The Imperial Bible-Dictionary (Deel I, blz. 664) vertelt ons: „Er bestaan nog steeds monumenten waarop dit symbool voorkomt, zoals op een van de pilasters van Persépolis, waarop een geitebok staat afgebeeld met één reusachtige horen op zijn voorhoofd, en een Pers die de horen vasthoudt, waarmee op de onderwerping van Macedonië door Perzië gedoeld wordt.” Zoals Daniël echter voorzegd had, moest er aan de Perzische overheersing over Macedonië een eind komen. Als een vervulling van de profetie viel de Medo-Perzische „ram” voor de Griekse „geitebok”.
Met het oog op zulke profetische vervullingen, getuigt het van onze zijde van wijsheid wanneer wij onderzoeken wat de bijbel te zeggen heeft over gebeurtenissen die nog in de toekomst liggen. Slechts door dat te doen, kunnen wij ervoor zorgen dat ons leven met het profetische woord in overeenstemming is. Dit is absoluut noodzakelijk, willen wij Gods goedkeuring en zegen ontvangen. — 2 Petr. 1:19-21.