„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 24
Jehovah’s heiligdom is thans een levend heiligdom, samengesteld uit „levende stenen”, de door de geest gezalfde volgelingen van de Fundament-Hoeksteen, Jezus Christus. In 1918 had de „kleine horen” van Daniël 8:9, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, de plaats van dit geestelijke heiligdom neergeworpen, en in 1926 beging deze wereldmacht te zamen met andere natiën de „overtreding die verwoesting aanricht” in verband met de Volkenbond. Dit kenmerkte het begin van de periode der 2300 „avonden en morgens” waarvan in Daniël 8:14 gewag wordt gemaakt en aan het einde van welke tijdsperiode Jehovah’s heiligdom in zijn rechtmatige toestand hersteld zou worden. Deze periode van zes jaar, vier maanden en twintig dagen eindigde op 15 oktober 1932, toen in „De Wachttoren”, het officiële tijdschrift van de heiligdomklasse, de aanwijzingen werden gepubliceerd dat de heiligdomklasse op aarde was gereinigd en het heiligdom in zijn rechtmatige toestand was hersteld doordat de op democratische wijze gekozen „ouderlingen” in de gemeenten van Jehovah’s getuigen werden afgezet en er op theocratische wijze dienstleiders voor de gemeenten werden aangesteld om in de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk voor te gaan. Aldus kreeg de theocratische heerschappij de overhand in de gemeenten van Jehovah’s gezalfde overblijfsel.
49. Wat werd daarna in de Wachttoren-uitgave van augustus en september 1938 verklaard, en welke resolutie werd ter aanneming voorgelegd?
49 Dit was slechts een goed begin, want het heiligdom moest in alle opzichten theocratisch worden gemaakt. Zes jaar later publiceerde het tijdschrift De Wachttoren het artikel „Organisatie” — Deel 1 in zijn uitgave van augustus 1938 en Deel 2 in zijn volgende uitgave van september 1938. Dit artikel begon met de woorden: „Jehovah’s organisatie is in geen enkel opzicht democratisch. Jehovah is oppermachtig, en zijn regering of organisatie is strikt theocratisch”. In dit artikel werd eveneens een resolutie voorgelegd die door elke gemeente aangenomen kon worden en waarin werd erkend dat ’Gods bestuur een zuivere theocratie is’, terwijl „het Genootschap”, als zijn zichtbare vertegenwoordiger, tevens werd verzocht de gemeente voor Gods dienst te organiseren en de verscheidene dienaren op theocratische wijze, van de zichtbare top af, in de gemeente aan te stellen. — Deel 2, §15.
50. Hoe werd op deze resolutie gereageerd, welke reorganisatie vond vervolgens plaats, en waartoe heeft dit geleid?
50 Deze theocratische resolutie werd alom door de gemeenten van Jehovah’s getuigen aangenomen en opgevolgd, waarna het zichtbare besturende lichaam op het hoofdbureau van het Genootschap in Brooklyn, New York, ertoe overging alle gemeenten die hiermee instemden, op theocratische wijze te organiseren. Alle nieuwe gemeenten die sindsdien zijn opgericht, zijn vanaf hun begin volgens deze methode op theocratische wijze georganiseerd. Dit heeft er, als een vervulling van Jesaja 60:17, toe geleid dat het aan Jehovah opgedragen volk op een betere, vrediger en produktievere wijze werd georganiseerd. Deze theocratische organisatie heeft de 2de Wereldoorlog — waarin ze werkelijk verschrikkelijke vervolgingen van de zijde der zevende wereldmacht alsmede van de bondgenoten en vijanden van deze macht te verduren heeft gehad — doorgemaakt, maar ze heeft in geen enkel opzicht bevreesd en in slaafse dienstbaarheid voor dictatoriale of straf georganiseerde regeringen gebogen noch is ze er ook maar een ogenblik mee opgehouden het dagelijkse, voortdurende of constante brandoffer van lof aan Jehovah God en zijn koninkrijk te brengen.
51. Wat heeft het in zijn rechtmatige toestand herstelde heiligdom onophoudelijk gedaan, en naar welke vervulling van de profetie ziet het uit?
51 Sinds het heiligdom is gereinigd, gerechtvaardigd en in zijn rechtmatige, theocratische toestand is hersteld, blijft het — ongeacht wat de symbolische „kleine horen”, de „koning, hard van aangezicht”, nog in de toekomst zal doen — tot op deze tijd goddelijke dienst verrichten. De heiligdomklasse ziet naar de volledige vervulling van de uitleg die de engel Gabriël betreffende deze sluwe, politieke „koning” aan Daniël gaf, uit: „Zijn sluwheid zal hem doen slagen, met het bedrog, dat hij pleegt; dan wordt hij trots in zijn hart, en stort hij velen onverhoeds in het verderf. Zelfs tegen den Vorst der vorsten zal hij opstaan; maar hij zal [zonder mensenhanden] worden gebroken . . . En het visioen van de avonden en morgens is waarachtig, zoals het gezegd is. Maar ge moet het visioen verzegelen; want het wordt eerst na vele dagen vervuld”. — Dan. 8:25, 26, PC.
52. Wat is de schandelijkste fout die de zevende wereldmacht heeft begaan, en wat moet er dientengevolge met haar gebeuren?
52 De Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht bekleedt nog steeds haar positie als de actieve, zevende wereldmacht in de bijbelse profetie. Ze is het dreigende communistische blok, dat openlijk heeft gepocht zich ten slotte als de wereldheerser te zullen opwerpen, niet uit de weg gegaan. De schandelijkste fout die de zevende wereldmacht heeft begaan, is dat ze hoogmoedig tegen de Vorst der vorsten, Jehovah God, is opgestaan, die in 1914 (n. Chr.) als de Allerhoogste over de gehele aarde en haar vorsten — met inbegrip van de „koning, hard van aangezicht” — zijn macht heeft aanvaard (Ps. 83:19). In het bijzonder om deze reden zal de zevende wereldmacht binnenkort, niet door de hand van het wereldse communisme, maar door een bovenmenselijke hand of macht, worden verbroken.
53. Hoe staat het nu, na deze „vele dagen”, met het „visioen van de avonden en morgens”, en wat moet nog worden verwacht?
53 Gods koninkrijk, waartegen de zevende wereldmacht de gruwelijke „overtreding” heeft begaan, zal haar gedurende de loop van de „oorlog op den groten dag van den almachtigen God” treffen, evenals de steen die uit de berg in Nebukadnezars droom werd gehouwen het symbolische beeld van opeenvolgende wereldmachten aan zijn voeten trof en tot een poeder vermaalde dat door de winden werd weggeblazen. Het visioen van de avonden en morgens is niet meer verzegeld. Na de „vele dagen” van duizenden jaren is het blootgelegd. Het grootste deel van het visioen is reeds vervuld. De symbolische „koning, hard van aangezicht” moet nog door een goddelijke hand worden verbroken. Dan zal Jehovah God, die door zijn geest in zijn heiligdom woont, als de Universele Soeverein worden gerechtvaardigd. Zijn wil moet op aarde geschieden.
HOOFDSTUK 10
HET NOORDEN TEGEN HET ZUIDEN
1, 2. (a) Hoe wordt de strijd die thans tussen de twee grote blokken van natiën bestaat, in Daniëls laatste visioen beschreven? (b) Hoe bezag Porfyrius het boek Daniël, maar hoe wordt zijn dwaasheid aan de kaak gesteld?
DE SPANNING en „koude oorlog” die sedert de 2de Wereldoorlog tussen de twee grote blokken van natiën bestaan, noemt men de strijd tussen Oost en West. Volgens het laatste profetische visioen dat aan Daniël werd gegeven, is het een strijd tussen het noorden en het zuiden, welke strijd tot een hoogtepunt gevoerd zal worden. Het visioen verschaft zulke nauwkeurige, profetische details, dat ongelovigen — waaronder Porfyrius, een Griekse filosoof uit de derde eeuw (omstreeks 233-304 n. Chr.), die een werk in vijftien delen met als titel Tegen de Christenen samenstelde — hebben ontkend dat Daniël de beschrijving van het visioen heeft ontvangen en opgetekend.
2 Porfyrius erkende Jezus Christus louter als een op de voorgrond tredende filosoof, maar was het op het punt dat Daniël de schrijver was van het bijbelboek dat zijn naam draagt, niet met hem eens. Omdat de Syrische koning Antiochus IV Epifanus zo nauwkeurig in Daniëls laatste visioen beschreven scheen te worden, kon Porfyrius het niet als tevoren onder inspiratie opgetekende geschiedenis aanvaarden, maar bezag hij het als een geschiedenis die was opgetekend nadat ze had plaatsgevonden. Derhalve beschouwde Porfyrius de schrijver van het boek Daniël als een bedrieger, die het deed voorkomen alsof hij een profeet was aan wie Jehovah God engelen en geopenbaarde visioenen had gezonden. De dwaasheid van Porfyrius en van sceptici zoals hij wordt echter aan de kaak gesteld. Hoe dan? Omdat blijkt dat in het visioen gebeurtenissen zijn voorzegd die werkelijk in deze twintigste eeuw geschieden en Daniël niet hier is geweest om ze op te tekenen nadat ze hebben plaatsgevonden. De engel had Daniël naar waarheid gezegd: „Ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatste der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst”. — Dan. 10:13, 14.
3. Wie hebben het onzichtbare toezicht over voorbijgegane wereldmachten uitgeoefend, en hoe onthulde de engel dit feit aan Daniël?
3 Van niemand anders dan een engel van Jehovah God dient de zevende of Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht te vernemen dat aan haar voorafgegane wereldmachten onder het onzichtbare toezicht van demonenvorsten hebben gestaan. De engel van God die als een antwoord op Daniëls gebed kwam, werd drie weken door één zo’n demonenvorst tegengehouden. Hij verklaarde zijn oponthoud door tot Daniël te zeggen: „De vorst van het koninkrijk der Perzen stond een en twintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp. [Ik liet hem ginds achter bij den engel van het perzische rijk.] . . . Weet gij, waarom ik tot u gekomen ben? Terstond moet ik terugkeren om met den vorst der Perzen te strijden, en zodra ik uitgegaan ben, zie, dan zal de vorst van Griekenland komen —; nochtans zal ik u mededelen wat geschreven staat in het boek der waarheid. — En niet één staat mij vastberaden tegen hen terzijde, behalve uw vorst Michaël”. Deze engel verscheen op de vierentwintigste dag van Nisan in het derde jaar van Kores, de koning van Perzië, aan Daniël. — Dan. 10:1-4, 10-14, 20, 21, PC.
4. Ten behoeve van wie stond deze engel in het eerste jaar van Darius de Meder als een helper en toevlucht op, en welk bericht is voorhanden waardoor een uitwerking hiervan wordt getoond?
4 Darius de Meder, de oom van Kores en de eerste heerser van de Medo-Perzische wereldmacht, was nu van het toneel verdwenen. De engel verwijst echter naar hem terug wanneer hij zijn wonderbaarlijke profetie betreffende Daniëls volk in de toekomst, in het „laatst der dagen”, begint, want hij zei: „Ik echter, ik stond in het eerste jaar van Darius den Meder [539-538 v. Chr.] hèm tot een helper en toevlucht” (Dan. 11:1). Jehovah’s engel was niet ten behoeve van deze heidense heerser Darius de Meder opgestaan om hem te bevestigen en te sterken, maar ten behoeve van Michaël. Hij had het er zo juist over gehad dat Michaël aan zijn zijde streed. Met het oog op Jehovah’s voornemens die betreffende Daniëls volk, waarover de hemelse voornaamste vorst Michaël als vorst was aangesteld, ten uitvoer gebracht moesten worden, stond deze engel op ten einde Michaël zijn kracht en hulp aan te bieden in de strijd tegen de demonenvorst van de Medo-Perzische wereldmacht. Darius moest ertoe worden bewogen in overeenstemming met Jehovah’s voornemens te handelen, zoals bijvoorbeeld toen Jehovah zijn engel zond om ’de muil der leeuwen toe te sluiten’ zodat ze Daniël niet zouden verslinden. Koning Darius was derhalve blij Daniël uit de leeuwenkuil te halen waarin hij hem op aandringen van de afgunstige vijanden had neergelaten. Tengevolge van deze bevrijding van Daniël — een van de drie bestuurders van Darius’ koninkrijk — vaardigde Darius de Meder uit eigen beweging een bevel voor al zijn onderdanen uit om ’voor den God van Daniël te vrezen en te beven; want Hij is de levende God, die blijft in eeuwigheid; zijn koningschap is onverderfelijk en zijn heerschappij duurt tot het einde’. Zo kwam het dat „deze Daniël in hoog aanzien onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Kores, den Pers”, stond. — Dan. 6:21-28.
5. Jegens wie zouden bijbelonderzoekers van geringschatting blijk geven door ook maar één deel van dit laatste visioen als iets wat in deze tijd onbelangrijk is, over te slaan, en welke waarde heeft het om het eerste deel ervan te begrijpen?
5 Wat nu in de aan Daniël gegeven profetie volgt, is van begin tot eind belangrijk. Het is Gods boodschap die via een mede-engel van Michaël de vorst wordt doorgegeven en het antwoord vormt op het gebed dat Daniël drie weken lang had opgezonden. Het is niet louter een zeer uitvoerige profetie betreffende politieke intriges en strijd tussen mededingende koningen uit de oudheid, die het niet waard is dat wij er thans een tijdrovende studie van maken en haar aan een grondig onderzoek onderwerpen. Aangezien Gods engel er de tijd voor afnam en voor de gelegenheid streed om de profetische boodschap in gehoorzaamheid aan Gods opdracht hiertoe aan Daniël te brengen en ook aangezien God Daniël had geïnspireerd het visioen zoals het hem door de engel was gegeven, op te tekenen, zouden wij van geringschatting voor God, zijn engel en Daniël blijk geven wanneer wij ook maar één deel van de profetie als onnodig of onbelangrijk voor ons in deze kritieke dagen zouden overslaan. Waarom is dat zo? Omdat onze studie van de gebeurtenissen die met de profetie overeenkomen, de nauwkeurigheid van Jehovah Gods vooruitziende blik toont en hem als de grote Profeet rechtvaardigt. Door het eerste deel van het profetische visioen te bestuderen en te bewijzen, worden ons geloof en vertrouwen dat ook het laatste deel van de profetie stellig in vervulling zal gaan, derhalve gesterkt. Ja, het versterkt ons geloof dat alle profetieën van Gods Woord waarachtig en betrouwbaar zijn.
6. Wie waren de drie koningen van Perzië die nog moesten opstaan, en wie was de vierde voorzegde koning?
6 Nadat Jehovah’s engel naar Darius de Meder, de eerste Medo-Perzische wereldheerser, had verwezen, zei hij vervolgens: „Nu dan, ik zal u de waarheid bekend maken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzië opstaan, en de vierde zal groteren rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk van Griekenland” (Dan. 11:2). De drie koningen van Perzië die zouden „opstaan” of de wereldheerschappij zouden verwerven, waren 1. Kores de Grote, 2. Cambyses (530-522 v. Chr.), de veroveraar van Egypte, en 3. Darius Hystaspes (521-485 v. Chr.), de schoonzoon van Kores. Bij de opsomming van deze drie wordt geen rekening gehouden met de magiër Gaumata, die zich voor Smerdis Bardja, de broer van Cambyses, uitgaf en zich wederrechtelijk de troon had toegeëigend. Hij regeerde nog geen acht maanden toen hij als een bedrieger werd ontmaskerd en door de Pers Darius I (Hystaspes) ter dood werd gebracht. Op bevel van deze Darius begon in 499 v. Chr. een Perzische invasie in Griekenland. Tijdens een tweede invasie werden de Perzen op 28-29 september van het jaar 490 v. Chr. te Marathon op de vlucht gedreven en moest hun leger zich in Klein-Azië terugtrekken. Vijf jaar later stierf Darius I en werd hij door de „vierde” koning, Xerxes I, opgevolgd.
7. Waarom en hoe bracht deze vierde rijke koning alles tegen het koninkrijk van Griekenland in beweging?
7 De nederlaag der Perzen te Marathon riep om wraak. Derhalve trof Xerxes, die door zijn rijkdom sterk was geworden, in zijn gehele rijk voorbereidingen om de Grieken een nederlaag toe te brengen. Men vermoedt dat hij de Ahasveros is die de jodin Esther tot echtgenote nam en over 127 provinciën van India tot Ethiopië regeerde (Esther 1:1). Daar zijn manschappen uit al deze provinciën waren bijeengebracht, bevatte zijn leger zowel mannen uit het oosten van India als Ethiopiërs. De Foeniciërs verschaften 1200 oorlogsschepen met bemanning, terwijl hij buitendien nog 3000 schepen bezat waarmee hij zijn grote gemengde troepen kon vervoeren. De geschiedschrijver Herodotus zegt dat zijn leger 1.700.000 infanteristen, 100.000 ruiters en 510.000 matrozen en mariniers — een totaal van 2.310.000 mannen — telde. In de lente van 480 v. Chr. trok deze geweldig grote oorlogsmachine tegen Griekenland op.
8. Hoe werden de binnenvallende Perzen ertoe gedwongen Griekenland te verlaten?
8 Te Thermopylae, Griekenland, waar heldhaftige Grieken de strijd vertraagden, behaalden de Perzen ten koste van grote verliezen de overwinning. Zij verwoestten Athene, maar leden te Salamis een verschrikkelijke nederlaag, daar de Grieken hadden besloten hier voor het laatst pal te staan. Nog een overwinning die de Grieken het volgende jaar te Plataeae behaalden, bewees beslissend te zijn. Griekenland was geen plaats voor de Perzen, zodat koning Xerxes naar Klein-Azië terugvluchtte. Zelfs Byzantium, de hoofdstad van Thracië, werd door de moedige Spartanen van zuid-Griekenland aan de Perzen ontrukt.
9. Waarom zeggen hogere critici dat de engel het met betrekking tot de koningen van Perzië bij het verkeerde eind had, maar waarom noemde de engel slechts vier koningen en ging hij toen op de volgende wereldmacht over?
9 Ondanks dat de Perzen aldus uit Griekenland waren gezet, bleef het Perzische Rijk nog 150 jaar langer, als de vierde wereldmacht bestaan. Dientengevolge werd Xerxes door nog zeven Perzische koningen opgevolgd, te weten Artaxerxes I, Xerxes II, Darius II (Ochus), Artaxerxes II, Artaxerxes III, Arses en Darius III. Om deze reden zeggen „hogere critici” dat de engel het bij het verkeerde eind had toen hij tot Daniël zei: „Ik zal u de waarheid bekend maken”. Maar dit is niet zo, want de engel zei niet dat de „vierde” Perzische koning de laatste of dat Xerxes I, gerekend van Kores de Grote, de vierde en laatste wereldheerser zou zijn. Hij stopt eenvoudig bij deze „vierde” Perzische koning die zo’n algehele, wraakzuchtige veldtocht tegen Griekenland zou ondernemen doch slechts een bittere nederlaag zou lijden en zijn prestige zou verliezen. Hij was de laatste Perzische keizer die tot in Griekenland oorlog zou voeren. De engel bekortte dus de geschiedenis door de volgende regeringen van de zeven overblijvende Perzische koningen over te slaan en profetisch een blik vooruit te werpen op de Europese koning die een kentering in de aangelegenheden bracht en de oorlog tot in Perzië streed. De engel was derhalve geschiedkundig juist toe hij vervolgens zei:
10. Wie was de ’machtige koning’ die toen opstond, en waar?
10 „En er zal een heldhaftige [machtig, Lu] koning opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt” (Dan. 11:3). Dit gebeurde in 336 v. Chr., in hetzelfde jaar waarin de elfde en laatste Perzische wereldheerser gerekend van Kores de Grote werd gekroond. In dat jaar ’stond’ de Macedoniër Alexander ’op’, daar hij als opvolger van zijn vader Filippus II, naar wie de beroemde bijbelse stad Filippi werd genoemd, tot koning van Macedonië werd gekroond. Deze twintigjarige heerser bewees inderdaad een „machtig koning” te zijn en werd Alexander de Grote genoemd.
11. Hoe begon Alexander ’met grote heerschappij te regeren’, en deed hij ’wat hem goeddacht’?
11 Aangevuurd door het plan dat aan de geest van zijn vader was ontsproten, begon hij de verovering van Azië en behaalde al spoedig succes. Hij veroverde de Perzische provinciën in het Midden-Oosten en in Egypte, waar hij de stad Alexandrië stichtte, die tot op deze dag nog bestaat. Vervolgens trok hij naar het noorden en stak hij de rivieren de Eufraat en de Tigris over om Darius III op het slagveld te Gaugamela — vlak bij de plaats waar Nineve, de hoofdstad van het Assyrië uit de oudheid, onder ruïnes begraven lag — te ontmoeten. Alexanders 47.000 man tellende falanxen en cavalerie stormden op Darius’ leger van 1.000.000 strijders los en verstrooiden hen. Darius III vluchtte maar werd vermoord, waardoor er een einde aan de heerschappij van de Achaemenidische dynastie, die met Darius I was begonnen, kwam. Nu Alexander de Grote heerschappij over het Perzische Rijk voerde, ’regeerde hij met grote heerschappij’ over het Perzische Rijk en deed hij ’wat hem goeddacht’. Hij trouwde met Rhoxane, de dochter van de overwonnen Bactrische koning, en eveneens met Stateira, een dochter van de Perzische koning Darius III. Bij Rhoxane had hij een zoon die Alexander (Allou) werd genoemd. Bij een zekere Barsine had hij een onwettige zoon, Herakles (Hercules) genaamd.
(Wordt vervolgd)