„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 26
Zoals in het elfde hoofdstuk van Daniëls profetie was voorzegd, stierf Alexander de Grote — nadat hij het Griekse of Macedonische Rijk (de vijfde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis) had gesticht — in 323 v. Chr. te Babylon. Een tijdlang werd zijn rijk in vier Hellenistische rijken verdeeld, die door generaals van Alexander de Grote werden bestuurd. Generaal Seleukos Nikator maakte zich meester van Babylon, Medië, Syrië, Perzië en de provinciën ten oosten van de rivier de Indus, terwijl de lijn van koninklijke heersers die met hem begon en via zijn zoon Antiochus I liep, als de „koning van het Noorden” bekend kwam te staan omdat de heerschappij vanuit Syrië, dat ten noorden van Jeruzalem lag, werd uitgeoefend. Generaal Ptolemaeus Lagi bemachtigde Egypte, Libye, Arabië, Palestina en Coele-Syrië en de bij hem beginnende lijn van koninklijke heersers kwam als de „koning van het Zuiden” bekend te staan, omdat deze heersers vanuit Egypte, dat ten zuiden van Jeruzalem lag, regeerden. Wegens wedijver en zucht naar gebiedsuitbreiding woedde er oorlog tussen de „koning van het Noorden” en de „koning van het Zuiden”. In 217 v. Chr. was Antiochus III, als de koning van het noorden, als een vervulling van Daniël 11:10 in een strijd gewikkeld met Ptolemaeus IV van Egypte, als de koning van het zuiden.
30. Waar ontmoette de koning van het zuiden hem om met hem strijd te leveren, en wat werd in zijn macht overgegeven?
30 Jehovah’s engel gaf te kennen dat de strijd een andere wending zou nemen door te zeggen: „Dan zal de koning van het Zuiden verbitterd worden en uittrekken en strijden met den koning van het Noorden, en deze zal een grote menigte op de been brengen, maar die menigte zal in zijn macht worden overgegeven” (Dan. 11:11). Verbitterd trok de koning van het zuiden, Ptolemaeus IV Philopator (of Tryphon) met een leger van 70.000 man naar het noorden, de oprukkende vijand tegemoet. Bij de aan de kust gelegen stad Raphia, ongeveer tweeëndertig kilometer ten zuidwesten van Gaza en niet ver ten noorden van de grens van Egypte, kwam het tussen hen tot een treffen. De Syrische koning Antiochus III had een „grote menigte” van 60.000 man sterk op de been gebracht, maar die werd in de macht van de koning van het zuiden overgegeven.
31. Hoe werd er in die strijd een menigte weggevoerd, welke voorwaarden stonden er in het vredesverdrag dat werd ondertekend, maar waarom zegevierde de koning van het zuiden niet doch liet hij toe dat zijn hart zich verhief?
31 „En wanneer die menigte is [weggevoerd], zal zijn hart zich verheffen; wel zal hij tien duizenden neervellen, maar toch niet [zegevieren]” (Dan. 11:12, JP). De koning van het zuiden, Ptolemaeus IV, voerde 10.000 man van de vijandelijke Syrische troepen en 300 ruiters de dood in terwijl hij er nog 500 als gevangenen meevoerde, wat een groot verlies voor de koning van het noorden betekende. Hierop ondertekenden de beide koningen een vredesverdrag, waarin werd bepaald dat Antiochus III Phoenicië, met inbegrip van Tyrus en Ptolemaïs, en het door hem veroverde Coele-Syrië moest prijsgeven. Zijn Syrische zeehaven Seleucië behield hij echter. Deze vrede was tot zijn voordeel, want de koning van het zuiden zette zijn overwinning niet voort om te „zegevieren”. Hij ging in Egypte een losbandig leven leiden en liet behalve zijn vijfjarige zoon Ptolemaeus V geen opvolger op Egypte’s troon na die in een aanval tegen Syrië de leiding zou kunnen nemen. Hij overleed vele jaren voordat zijn Syrische tegenstander Antiochus III stierf. Jehovah’s engel had voorzegd: ’Hij zal niet zegevieren!’ Zijn hart ’verhief’ zich inderdaad over deze overwinning, maar in het bijzonder tegen Jehovah God. Juda en Jeruzalem bleven nog steeds onder zijn heerschappij staan, maar hij ontwikkelde een vijandige houding tegen Jehovah’s volk.
32. Hoe voer deze verslagen koning van het noorden tot grootheid voort, en hoe geraakte hij in conflict met Rome, hetgeen voor hem rampspoedige gevolgen had?
32 Nadat de koning van het noorden, Antiochus III, te Raphia was verslagen, trok hij zich in zijn Syrische hoofdstad te Antiochië terug. In tegenstelling tot zijn tegenstander, die de overwinning had behaald, voer hij tot aardse grootheid voort waardoor hij zijn titel Mégas, de Grote, verwierf. Hij liet zich door zijn militaire talent in oostelijke richting leiden en versloeg in 209 v. Chr. de Parthen. Het volgende jaar voerde hij zijn expeditie nog verder in oostelijke richting tegen de zich diep in Azië bevindende bewoners van Bactrië. Door deze succesvolle expedities verwierf hij de titel „de Grote”. Nu begaf hij zich naar het westen en veroverde Efeze in Klein-Azië, welke plaats hij tot zijn hoofdstad maakte. Hij stak de Hellespont (de nauwe straat der Dardanellen) over en kwam zo in Europa. Daar herbouwde hij de stad Lysimachia, die door Alexanders generaal Lysimachos was gesticht. Toen hij zover was gekomen, vroeg Rome hem zijn bemoeienissen in Europa te staken. In 191 v. Chr. verklaarden de Romeinen hem officieel de oorlog. Ten slotte werd hij te Magnesia in Klein-Azië, niet ver van zijn hoofdstad Efeze, verslagen. Toen hij met Rome over de vrede onderhandelde, gaf hij alles aan de Romeinse zijde van het Taurusgebergte van Klein-Azië op en betaalde hij eveneens een geldboete. Hij werd de vader van Cleopatra, die hij aan de koning van het zuiden, Ptolemaeus V, uithuwelijkte. Van toen af aan werd Cleopatra de algemene naam van Egypte’s koninginnen in de Ptolemaeïsche lijn van regeerders.
33. Hoe kwam deze koning van het noorden na een tijdsverloop van jaren met een goed toegerust leger en veroverde hij gebied van Egypte?
33 Met betrekking tot de noordelijke koning Antiochus III de Grote profeteerde Jehovah’s engel verder: „En opnieuw zal de koning van het Noorden een menigte op de been brengen, groter dan de eerste, en na een tijdsverloop van jaren zal hij tegen hem oprukken met een groot leger en [veel krijgsgetuig]” (Dan. 11:13, PB). De hier voorzegde jaren bleken twaalf of meer jaren na de strijd bij Raphia te zijn, waar hij door Ptolemaeus IV was verslagen. Na dat verloop van jaren stierf de overwinnaar van de strijd bij Raphia en werd zijn vijfjarige zoon, die de naam Ptolemaeus V droeg, de koning van het zuiden. Voordeel trekkend van deze prille jeugd van de koning van het zuiden trok Antiochus II er op uit om al de door hem verloren gebieden te heroveren. Hiertoe spande hij met Philippus V, de koning van Macedonië, tegen de jonge Ptolemaeus V samen. Vervolgens viel hij Phoenicië en Syrië binnen en veroverde de aan de kust en vlak bij Egypte gelegen stad Gaza. Hij had een groot leger met een aanzienlijke hoeveelheid krijgsbenodigdheden.
34. Met welke moeilijkheden had de jonge koning van het zuiden te kampen?
34 Volgens het verdere gedeelte van de profetie die Jehovah’s engel aan Daniël bekendmaakte, stonden de koning van het zuiden moeilijke tijden te wachten: „In die tijden nu zullen velen opstaan tegen den koning van het Zuiden; ook zullen gewelddadige mensen uit uw volk zich verheffen om een gezicht tot werkelijkheid te maken, maar zij zullen struikelen” (Dan. 11:14). Behalve de Syrische koning Antiochus III en zijn Macedonische bondgenoot, koning Philippus V, had de jonge koning van het zuiden het in zijn eigen land Egypte met nog andere onruststokers te stellen. Agathokles, die zijn voogd was en in des konings naam regeerde, handelde aanmatigend ten opzichte van de Egyptenaren. Hierom kwamen vele Egyptenaren in opstand.
35. Hoe werden enkelen van Daniëls volk rustverstoorders, maar struikelden zij doordat zij niet in staat waren het gezicht te verwezenlijken?
35 Volgens de profetie werden zelfs enkelen van Daniëls volk rustverstoorders. Zij waren „gewelddadige mensen” of in zekere zin revolutionairen. Zij trachtten het „gezicht” dat zij misschien uit Jehovah’s Woord hadden gehad, overeenkomstig hun zelfzuchtige begrip van de aangelegenheid vóór de tijd tot werkelijkheid te maken of te verwezenlijken. Hun krachtsinspanningen of hun beweging had niets met het bouwen van een tempel in Egypte uit te staan — die welke naar de joodse priester Onias de tempel van Onion werd genoemd en door de zoon van de hogepriester, Onias III, werd gebouwd om een letterlijke vervulling van Jesaja 19:19 te forceren. Deze joodse gewelddadige mensen vergisten zich wanneer zij dachten de „bestemde tijden der natiën” — die in 607 v. Chr., toen Jeruzalem werd verwoest en de joden onder de „zeven tijden” van heidense overheersing kwamen, waren begonnen — tot een einde te kunnen brengen. Doordat zij in deze of in enige andere aangelegenheid die niet in Daniël 11:14 wordt onthuld, op de Allerhoogste God trachtten vooruit te lopen, werden zij tot „struikelen” of tot een mislukking gedoemd.
36. Hoe kwam de koning van het noorden nu en hielden de strijdkrachten van het zuiden geen stand tegenover hem?
36 Nu keek Jehovah’s engel ten noorden van die gewelddadige mensen onder Daniëls volk en zei: „En de koning van het Noorden zal komen, een wal opwerpen en een versterkte stad innemen; de strijdkrachten van het Zuiden zullen geen stand kunnen houden, noch ook de keurtroepen, ja, er zal geen kracht zijn om stand te houden. En hij die tegen hem optrekt, zal doen wat hem goeddunkt, en niemand zal voor hem standhouden; hij zal vasten voet krijgen in het Sieraadland en verdelging zal in zijn hand zijn” (Dan. 11:15, 16). De militaire machten of „strijdkrachten van het Zuiden” die koning Ptolemaeus V Epiphanes er onder aanvoering van generaal Scopas op uitzond, bleken tegenover de druk van het noorden geen „stand” te kunnen houden. De plaats waar Egypte’s generaal Antiochus III de Grote ontmoette en waar de strijd begon, was ver ten noorden van Jeruzalem, te Paneas (later Caesarea Philippi genoemd), bij de bovenloop van de rivier de Jordaan, vlak bij de berg Hermon en dus dichtbij de plaats waar later de transfiguratie van Jezus Christus plaatsvond. — Matth. 16:13; 17:1-9.
37, 38. (a) Waar wierp hij een wal op, en welke versterkte stad nam hij in? (b) Hoe kreeg ’hij vaste voet in het Sieraadland’?
37 Antiochus III kwam als overwinnaar uit de strijd te voorschijn. Hij dreef Egypte’s generaal Scopas met zijn uitgelezen troepen of „keurtroepen” van 100.000 man sterk tot in de Phoenicische zeehaven Sidon, een „versterkte stad”, terug. Hier ’wierp hij een wal op’ of sloeg hij het beleg om de stad. In 198 v. Chr. nam hij Sidon in, daar de ingesloten generaal Scopas wegens hongersnood werd gedwongen de stad over te geven. Antiochus III rukte naar ’wat hem goeddacht’ voort, daar de strijdkrachten van de koning van het zuiden niet tegenover hem konden standhouden. Hij veroverde nog meer steden en rukte nu tegen de hoofdstad van het „Sieraadland” — Jeruzalem, met haar herbouwde heiligdom — op.
38 Het militaire garnizoen dat de koning van het zuiden in Jeruzalem had gestationeerd, was niet in staat de heilige stad te verdedigen. Ten slotte trad Antiochus III Jeruzalem binnen, alwaar hij door de inwoners der stad, die van de koning van het zuiden vervreemd schenen te zijn, welkom werd geheten. Aldus werden Jeruzalem en Judea in 198 v. Chr. aan de heerschappij van Egypte onttrokken en onder de heerschappij van de Syrische koning van het noorden geplaatst. In de persoon van Antiochus III de Grote begon de koning van het noorden ’vaste voet in het Sieraadland te krijgen’, maar hoelang zou deze toestand voortduren?
39. Hoe was er „verdelging” in zijn hand, en welke vragen rijzen er op dit punt van bespreking?
39 „En verdelging zal in zijn hand zijn”. Hij bezat inderdaad de macht om joden of Egyptenaren die zich tegen hem verzetten, te verdelgen, maar het Hebreeuwse woord dat in Daniël 11:16 met „verdelging” is weergegeven, kan ook „alles” of „geheel en al” betekenen. Hij veroverde het „Sieraadland” geheel en al, zonder echter de koning van het zuiden te overmeesteren. Hoelang zullen de joden evenwel aan de Syrische koning van het noorden onderworpen blijven? Zal deze koning bovendien aan de eis van Rome voldoen en zijn veroverde gebieden prijsgeven? Wat voorzegt de profetie?
ROME DOET ZICH GEVOELEN
40. (a) Hoe kwam het dat de koning van het noorden, alhoewel hij met de sterkte van zijn koninkrijk kwam, toch vredesbeloften deed? (b) Hoe druiste hij hier tegen Rome in?
40 „Hij zal ook zijn aangezicht stellen om met de sterkte van zijn gehele koninkrijk op te komen, terwijl hij hem vredesbeloften doet; en zo zal hij het doen: en hij zal hem de dochter van zijn vrouw [de dochter van vrouwen] geven om het te verwoesten; maar het zal niet standhouden en het zal niet zijn eigendom blijven” (Dan. 11:17, Le; JP). Antiochus III had het erop gemunt om Syrië de heerschappij over Egypte te laten hebben. Nu hij Judea had weggenomen, streefde hij er met de sterkte van zijn gehele koninkrijk naar de macht over Egypte te verwerven. Waarom deed hij echter vredesbeloften en ging hij met de koning van het zuiden, Ptolemaeus V Epiphanes, een overeenkomst aan? Dit was om de eisen van het afgunstige Rome te ontduiken. Ptolemaeus V was slechts vijf jaar oud toen hij koning werd, en toen Antiochus III en koning Philippus V van Macedonië tegen de jeugdige koning samenspanden om zijn gebieden over te nemen en ze tussen zichzelf te verdelen, begingen de voogden van Ptolemaeus V een tragische fout door zich tot Rome te wenden en hem onder de bescherming van die agressieve macht te stellen. Rome was hier wel mee ingenomen en trok dadelijk voordeel van de uitbreiding van zijn invloedssfeer. Ten einde Ptolemaeus V te beschermen, meende Rome het recht te bezitten de Syriër Antiochus III te beteugelen om zodoende te verhinderen dat hij te groot zou worden.
41. Welke vredesvoorwaarden deed hij de koning van het zuiden, waarbij de „dochter van vrouwen” betrokken was?
41 Onder dwang van Rome deed Antiochus III de koning van het zuiden vredesvoorstellen. Uit zelfzuchtig oogpunt besloot hij de jonge koning tot zijn schoonzoon te maken. In plaats dat hij zijn veroverde gebieden in gehoorzaamheid aan Rome zonder meer zou afstaan, zou hij koning Ptolemaeus V door bemiddeling van de „dochter van vrouwen”, Cleopatra, de „dochter van zijn vrouw”, een gebiedsoverdracht in naam doen. Uit hoofde van dit politieke huwelijk moest zij als bruidsschat van haar vader de veroverde provinciën Coele-Syrië, Palestina (met inbegrip van het „Sieraadland”) en Phoenicië ontvangen.a
42. Wat was het doel van dit politieke huwelijk, maar waarom slaagde het niet ten gunste van hem en bleef het voordeel niet aan zijn zijde?
42 Antiochus III liet deze provinciën echter niet daadwerkelijk op zijn zuidelijke schoonzoon, die hij via zijn dochter Cleopatra had verworven, overgaan. In 196 v. Chr. had Ptolemaeus V de leeftijd van wettelijke bevoegdheid bereikt en werd hij tot de koning van het zuiden gekroond. In 193 v. Chr. werd zijn huwelijk met Cleopatra voltrokken. De bedoeling van dit politieke huwelijk was „om het te verwoesten”, of om Egypte te gronde te richten en aan Syrië te onderwerpen. Dit plan slaagde echter niet en het voordeel bleef niet aan de zijde van de Syrische koning Antiochus III. In de moeilijkheden die volgden, koos Cleopatra de zijde van haar jonge echtgenoot in plaats van die van haar Syrische vader. Aldus verijdelde zij de zelfzuchtige plannen van haar vader Antiochus III. Toen er ten slotte oorlog tussen haar vader en Rome uitbrak, trok Egypte partij voor zijn beschermer, Rome.
43. Tegen welke kustlanden keerde hij zijn aangezicht, en waarom?
43 Nadat Antiochus III zijn dochter Cleopatra had uitgehuwelijkt opdat het hem politiek voordeel zou opleveren, liep alles heel anders dan hij had gedacht, zoals Jehovah’s engel van tevoren had gezegd: „En hij zal zijn aangezicht keren tegen de kustlanden en er vele veroveren, maar een bevelhebber zal hem met zijn smaad [jegens hem] doen ophouden [zodat zijn smaad niet tot hem terugkeert]. Daarna zal hij zijn aangezicht keren naar de burchten van zijn eigen land — maar hij zal struikelen en vallen en niet meer gevonden worden” (Dan. 11:18, 19, Ro). De kustlanden waren die van Klein-Azië, Griekenland en Macedonië. Nu gebeurde het dat er in 192 v. Chr. in Griekenland oorlog uitbrak, waardoor koning Antiochus III genoopt werd zich naar Griekenland te begeven. Hij zette daar nog in hetzelfde jaar voet aan wal en veroverde Chalcis, kreeg vaste voet in Boeotië en trachtte Thessalië te veroveren, maar moest voor het Macedonische leger terugtrekken.
44, 45. Hoe deed een „bevelhebber” de smaad die hij van de koning van het noorden had ondervonden, ophouden, en hoe werd er een heerschappij over de koning van het noorden bevestigd?
44 Het volgende jaar verklaarde Rome Antiochus III — die zich toen te Acarnanië bevond — officieel de oorlog. Hij keerde naar Chalcis terug. Bij Thermopylae had hij een ontmoeting met de Romeinen maar werd hij verslagen. Daarom zeilde hij naar Klein-Azië, naar zijn hoofdstad te Efeze, terug. De Romeinen hadden zich nu echter voorgenomen deze koning van het noorden volledig uit Azië te verdrijven. Er werden zeeslagen geleverd. Eerst versloeg de admiraal van Antiochus III de Romeinse vloot, maar spoedig daarna moest deze admiraal een zware nederlaag van de zijde van de Romeinse vloot incasseren. Hierna verliet Antiochus III Lysimachia op het schiereiland Chersonesus. Door Lysimachia op te geven, liet hij voor de Romeinen de weg open om de Hellespont over te steken en Klein-Azië binnen te vallen.
45 In 190 v. Chr. vond er te Magnesia, nabij Efeze, een beslissende strijd plaats, waarin Antiochus III met 80.000 man de strijd tegen de Romeinse „bevelhebber”, Lucius Scipio Asiaticus, verloor. Nu was de koning van het noorden bereid vrede met Rome te sluiten. De bevelhebber Scipio gaf hem instructies om afgezanten naar Rome te zenden. In 189 v. Chr. werd de vredesovereenkomst ten slotte definitief gesloten. Antiochus III moest afstand doen van alle gebieden in Klein-Azië, al het gebied dat zich ten westen van het Taurusgebergte bevond alsmede van alle bezittingen in Griekenland. Hij moest 15.000 talenten aan Rome en 500 talenten aan haar bondgenoot, Eumenes, de koning van Pergamum — die had meegeholpen om Antiochus III te Magnesia te verslaan — betalen. Bovendien kreeg koning Eumenes als beloning gebied in Europa en alle bezittingen van Antiochus III in Klein-Azië tot aan het Taurusgebergte toe. Aldus bevestigde Rome een heerschappij over de Syrische koning van het noorden. Eén van zijn zonen, die koning Antiochus IV werd, bracht zijn leven toen hij nog een jongen was, als gijzelaar te Rome door.
46. Waarnaar keerde hij nu zijn aangezicht, en hoe struikelde hij en viel hij zodat hij niet meer werd gevonden?
46 Nadat Antiochus III uit Griekenland was verdreven en Klein-Azië alsmede zo goed als zijn gehele vloot had verloren, keerde hij zijn aangezicht naar de burchten van zijn eigen land. De Romeinen hadden de smaad die zij van hem hadden ondervonden, op zijn eigen hoofd doen terugkeren. Hij werd ertoe geprest de grote geldboete aan Rome te betalen. Toen hij in 187 v. Chr. de tempel van Belus te Elymaïs in Perzië trachtte te plunderen, werd hij gedood. Hij struikelde en ’viel’ in de dood. Hij liet twee zoons, Seleukos en Antiochus, als opvolgers na.
47. Wie werd de nieuwe koning van het noorden, en welke titel bleef hij dragen?
47 Nu werd Seleukus IV, bijgenaamd Philopator („Zijn vader liefhebbend”), de koning van het noorden. Ondanks de grote verliezen die het gevolg waren geweest van de nederlaag die zijn vader in de strijd bij Magnesia had geleden — waar hijzelf bij was geweest — bleef hij de titel „Koning van Azië” dragen. Zijn zoon Demetrius voelde de overheersing van Rome doordat hij als een gijzelaar te Rome diende. Ptolemaeus V, die door zijn huwelijk met Cleopatra de Egyptische zwager van Seleukos IV was, trachtte de verloren provinciën die hem als Cleopatra’s bruidsschat hadden moeten toekomen, te heroveren. Hij kon zijn voorbereidingen hiertoe echter niet volvoeren daar hij door vergiftiging om het leven werd gebracht. Hij werd door Ptolemaeus VI Philometor („Zijn moeder liefhebbend”) opgevolgd.
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a Zie Josephus’ Joodsche Oudheden, Boek 12, Hoofdstuk 4, paragraaf 459; en Polybius’ Boek 28, Hoofdstuk 17.