„Uw wil geschiede”
„Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:10.
1. Hoe is in het geval van invloedrijke wereldmachten gebleken dat niets de vervulling van het gebed „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” kan verhinderen?
„UW WIL geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” Niets wat mensen of duivelen ook zullen doen, zal kunnen verhinderen dat dit gebed, dat Jezus Christus zijn volgelingen negentien eeuwen geleden leerde bidden, in vervulling gaat (Matth. 6:10). De machtigste heersers in de menselijke geschiedenis hebben zich allen aan de wil van de hemelse Vader moeten onderwerpen. Invloedrijke wereldmachten, die uitgestrekte gebieden der aarde beheersten, hebben zich een voor een aan de wil van de Schepper der aarde moeten onderwerpen en hebben moeten erkennen dat hij de sterkste macht in het universum is. Dit is hij nog steeds, en zijn wil, die oppermachtig is, moet geschieden.
2. Hoe had Nebukadnezar zich schijnbaar superieur aan Jehovah betoond, en hoe heeft Jehovah die aanbidder van valse goden toch volkomen vernederd?
2 Ruim 2500 jaar geleden moest Nebukadnezar, de koning van het Babylonische rijk, zich aan de Schepper van hemel en aarde onderwerpen en toegeven dat de valse goden van Babylon machteloos waren wanneer zij het tegen onze Schepper moesten opnemen. Zoals in de opgetekende geschiedenis is vastgelegd, was Nebukadnezar de eerste aan wie het was toegestaan iets te doen wat nog geen enkele andere heidense heerser had gedaan; hij vernietigde de heilige stad der joden, Jeruzalem, en ook hun tempel, die koning Salomo voor de naam van de Allerhoogste God, wiens naam Jehovah is, had gebouwd. Toch vernederde deze God, aan wie Nebukadnezar zich schijnbaar superieur had betoond, die trotse wereldheerser zo volkomen, dat hij hem dwong zich als een redeloos dier voor Jehovah te buigen. Zeven tijdsperioden, of zeven jaren lang, dacht Nebukadnezar dat hij een wild beest was. Hij liet zijn troon van wereldheerschappij in de steek om op handen en voeten te lopen en evenals een stier gras te eten. Dat hij in deze toestand van krankzinnigheid was geraakt, was niet aan het toeval te wijten, maar geschiedde in vervulling van een droom welke Jehovah twaalf maanden tevoren had gegeven, een droom welke geen van Babylons wijze mannen had kunnen uitleggen, maar die alleen door Jehovah’s profeet Daniël werd begrepen.
3. Wegens welke verklaring van de wachter uit de hemel betreffende de Allerhoogste moest de droom in vervulling gaan, en waarop had Nebukadnezar blijkens zijn gepoch over Babylon geen acht geslagen?
3 Nebukadnezar zag in deze benauwende droom een ’wachter, een heilige, uit den hemel dalen’. Na enkele instructies gegeven te hebben, zei hij: „Dit bevel berust op het besluit der wachters en deze zaak op het woord der heiligen, opdat de levenden mogen weten, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wien Hij wil, ja, zelfs den nederigste onder de mensen daarin aanstelt” (Dan. 4:10, PB; 4:17, NBG). De droom moest dus in vervulling gaan, en uit de opgetekende en bewaard gebleven geschiedenis blijkt dat dit inderdaad is gebeurd. Ongeacht hoe machtig Nebukadnezar ook mocht worden, hij zou nooit kunnen verhinderen dat de goddelijke wil ten uitvoer werd gebracht. Toen hij het toppunt van zijn macht had bereikt, begon hij met de volgende woorden over de hoofdstad van zijn rijk te pochen: „Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?” Door zo te pochen, verried hij dat hij niet verstandig genoeg was om de waarschuwing van de droom ter harte te nemen en Daniëls raad op te volgen: „Daarom, o koning, laat mijn raad u welgevallig zijn: doe uw zonden te niet door rechtvaardigheid en uw ongerechtigheden door erbarming jegens ellendigen — of er misschien verlenging van uw rust wezen moge.” — Dan. 4:27, NBG.
4. Wat volgde er als een waarschuwing voor alle politieke heersers onmiddellijk na Nebukadnezars gepoch?
4 Laten de politieke heersers van Groot-Brittannië en Amerika, van het communistische Rusland en andere machtige natiën nu goed opletten wat Nebukadnezar, die het voorbeeldige koninkrijk van Jehovah God over de joden had vernietigd, is overkomen. Ja, laten wij allen het verslag lezen: „Nog was dat woord in des konings mond, toen er een stem nederklonk uit den hemel: U wordt aangezegd, o koning Nebukadnezar: het koningschap is van u geweken, men verstoot u uit de gemeenschap der mensen en uw verblijf is bij het gedierte des velds; gras zal men u te eten geven als den runderen; en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wien Hij wil. Op hetzelfde ogenblik ging dat woord aan Nebukadnezar in vervulling, en hij werd uit de gemeenschap der mensen verstoten en at gras als de runderen, en door den dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat zijn haar lang werd als de veren der arenden en zijn nagels als die der vogels.” — Dan. 4:28-33, NBG.
5. Hoe was Nebukadnezars eerste heerschappij over zijn rijk en dat hij later weer het bestuur kon uitoefenen, geheel van Jehovah afhankelijk?
5 Geen enkele psychiater kon de koning van Babylon van deze lycanthropie genezen. Hij moest net zolang ziek blijven totdat de tijd was verstreken welke de Allerhoogste God Jehovah ervoor had vastgesteld, namelijk, „zeven tijden” of zeven jaren. Alleen Jehovah God, die deze toentertijd hoogste machthebber der aarde had vernederd, kon hem weer de troon van Babylon teruggeven. Het was louter barmhartigheid van de zijde van Jehovah dat zijn positie als heerser voor hem bewaard was gebleven; Daniël had hem dit met de volgende woorden verzekerd: „Uw koningschap zal bestendig zijn van het ogenblik af, dat gij erkent, dat de hemel de heerschappij heeft.” De machtigste en hoogste koning in die lang vervlogen tijd kon niets uitrichten als dit niet in overeenstemming met het voornemen van de God des hemels was en God het aldus toestond. De bouwer van dat wereldrijk, die zoveel natiën had overweldigd en zelfs het koninkrijk Juda onder de voet had gelopen, zou nooit op de troon van de Babylonische wereldmacht hebben gezeten wanneer God deze niet aan hem had gegeven door hem toe te staan aan de macht te komen en door hem later voldoende gezond verstand terug te geven om zijn rijk weer te besturen.
6. Hoe liet Nebukadnezar zich als bewijs dat hij de les ter harte had genomen, over Jehovah’s wil en zijn werken en wegen uit?
6 Heeft Nebukadnezar de les die Jehovah hem had willen leren en waarop wij thans allen acht dienen te slaan, ter harte genomen? Het verslag dat de koning van Babylon zelf over zijn bevindingen heeft opgetekend, is thans nog voorhanden en luidt: „Na verloop van den gestelden tijd [de zeven ’tijden’ of jaren] sloeg ik, Nebukadnezar, mijn ogen op naar den hemel, en mijn verstand keerde in mij terug. Toen prees ik den Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik den eeuwig Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en zijn koningschap van geslacht tot geslacht. Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij? Terzelfder tijd, dat mijn verstand in mij terugkeerde, keerden ook, tot roem van mijn koningschap, mijn majesteit en mijn luister tot mij terug; mijn raadsheren en machthebbers zochten mij weer op, ik werd in mijn koningschap hersteld, ja, grotere heerlijkheid dan vroeger werd mij geschonken. Nu roem, verhef en verheerlijk ik, Nebukadnezar, den Koning des hemels, wiens werken alle waarheid en wiens paden recht zijn, en die hen die in hoogmoed wandelen, vermag te vernederen.” — Dan. 4:34-37, NBG.
7. Hoe alleen kon Nebukadnezar passend van zijn ervaring gewagen, welke juiste geesteshouding was er alleen maar mogelijk?
7 Na zulk een droom van Jehovah God te hebben ontvangen en Daniëls uitleg gehoord te hebben — welke, zoals door de latere gebeurtenissen werd bewezen, zeer nauwkeurig bleek te zijn — kon Nebukadnezar alleen maar op deze ene, God tot eer strekkende wijze van zijn ervaring gewagen. Er was slechts één juiste geesteshouding mogelijk, namelijk, aan hem die dit toekwam, Jehovah, de Allerhoogste God, ook al was dit de God van Daniël, de eer te geven.
8. Wat had Nebukadnezars ervaring in de oudheid met het begin van de kritieke periode waarin de wereldse natiën zich thans bevinden, te maken?
8 De in belangrijkheid alles overtreffende vraag waarvoor wij ons allen nu gesteld zien, is, Welke houding leggen de heersers in het Oostelijke en Westelijke blok der natiën en in de neutrale natiën thans aan de dag? Sinds het jaar 1914 en het einde van de eerste Wereldoorlog hebben de natiën een kritieke tijd doorgemaakt. De reden hiervoor staat rechtstreeks met wat Nebukadnezar is overkomen, in verband. Hoe dat zo? Nebukadnezar moest destijds persoonlijk „zeven tijden” of zeven letterlijke jaren lang waanzinnig als een beest zijn, maar in zijn tijd begonnen er ook „zeven tijden” van een veel grotere belangrijkheid voor de natiën der wereld, terwijl deze tot in onze tijd zouden voortduren. Toen Jezus Christus over de vernietiging van de joodse hoofdstad Jeruzalem sprak, noemde hij deze tijden „de bestemde tijden der natiën”. Hij profeteerde: „Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden, totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld” (Luk. 21:24). De „zeven tijden” der natiën zijn heel wat langer dan die welke over de ene man Nebukadnezar kwamen. Volgens Jehovah’s tijdrekening waren ze 360 maal zo lang, zodat ze dus 2520 jaren duurden. Ze begonnen in 607 v. Chr., toen Nebukadnezar Jeruzalem met Jehovah’s tempel onder de voet liep en het land Juda zonder inwoners was, en eindigden in het begin van de herfst van het jaar 1914 (n. Chr.), kort nadat de eerste Wereldoorlog was uitgebroken.
9. Welke wereldmachten hebben de aarde zowel vóór als gedurende de „bestemde tijden der natiën” beheerst?
9 Vóór Nebukadnezars tijd hadden twee andere politieke wereldmachten veel met Jehovah’s volk te maken gehad, namelijk, Egypte, de eerste wereldmacht welke in de bijbelse geschiedenis wordt genoemd, en Assyrië, de tweede wereldmacht. Zo kwam het dat Babylon de derde werd, terwijl deze weer door andere werd gevolgd. Gedurende de „bestemde tijden der natiën” — welke dus van 607 v. Chr. tot 1914 n. Chr. duurden — hebben er, zoals wij in de met bloed bevlekte bladzijden der geschiedenis kunnen lezen, achtereenvolgens vijf wereldmachten over onze aarde geheerst, namelijk, Babylon, de vierde wereldmacht Medo-Perzië, de vijfde Griekenland, de zesde Rome en het Britse Rijk tezamen met de Verenigde Staten van Amerika als de zevende wereldmacht.
10, 11. (a) Naar welke punten van overeenkomst konden wij sinds het einde van de symbolische zeven tijden in 1914 terecht uitzien? (b) Over welke overeenkomst tussen Nebukadnezar en alle wereldse natiën moet elke onderzoeker der geschiedenis het eens zijn?
10 Daar er tegen 1914 zeven symbolische tijden over de natiën en wereldmachten waren voorbijgegaan, brak toen voor ons de tijd aan naar eventuele punten van overeenkomst uit te zien. Wij hebben gehoord wat Nebukadnezar heeft gezegd toen hij aan het einde van zijn „zeven tijden” weer geestelijk gezond was geworden en zijn plaats op Babylons troon weer had ingenomen. Welnu, kunnen wij sinds 1914 iets overeenkomstigs waarnemen? Komen de uitspraken van de regeerders der wereldse natiën, vooral van die der christenheid, overeen met wat Nebukadnezar na zijn herstel heeft gezegd?
11 Over één punt moet elke eerlijke onderzoeker der wereldgeschiedenis het eens zijn: dat alle natiën, met inbegrip van die der christenheid, zich gedurende de 2520 jaren welke met Nebukadnezars vernietiging van Jeruzalem waren begonnen en in 1914 n. Chr. eindigden, net zo hebben gedragen als Nebukadnezar gedurende zijn „zeven tijden” van waanzinnigheid, namelijk, net als redeloze dieren, zonder Jehovah God te erkennen of zich aan zijn in de heilige Schrift of bijbel opgetekende wil te onderwerpen. Welnu, hadden zij aan het einde van hun „zeven tijden” van 2520 jaar iets geleerd?
12. Waardoor wordt aangetoond of de natiën tegen het einde van de „zeven tijden” in 1914 voor het aangezicht van God geestelijk gezond waren geworden?
12 Zijn de natiën evenals Nebukadnezar geestelijk gezond geworden en hebben zij de waarheid erkend van wat er in Psalm 83:19 (Pa) staat opgetekend, namelijk, „Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVAH is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde”? Door de gebeurtenissen welke er in 1914 plaatsvonden, wordt deze vraag voor ons beantwoord. Aan het einde van de „zeven tijden”, tegen 1 oktober 1914, waren de natiën der christenheid in de waanzinnige en beestachtige eerste Wereldoorlog gewikkeld.
13. (a) Wat hadden de zogenaamd christelijke natiën tegen die tijd moeten doen? (b) Waardoor wordt aangetoond of zij toen hadden moeten weten dat God zijn koninkrijk in 1914 zou voortbrengen?
13 De natiën die christelijk beleden te zijn, hadden toen hun bewering waar moeten maken. Ze hadden moeten tonen dat ze beter dan de heiden Nebukadnezar waren en hadden moeten belijden dat Jehovah God de Soeverein van het universum en de enige rechtmatige Regeerder over de aarde is. O, maar zou het soms kunnen zijn dat zij niet wisten dat de tijden der heidenen, of de „bestemde tijden der natiën”, in de herfst van het jaar 1914 waren afgelopen? Neen! Zij hadden aan het einde van die „tijden”, dus omstreeks 1 oktober 1914, integendeel moeten weten dat Jehovah zijn beloofde koninkrijk in de hemelen zou voortbrengen door zijn gezalfde Zoon, Jezus Christus, op de troon van het Koninkrijk te plaatsen om in het midden van zijn vijanden te regeren. Zij hadden dit niet alleen moeten weten omdat er miljoenen exemplaren van de bijbel in vele talen voorhanden waren en omdat er honderdduizenden betaalde geestelijken waren om de bijbel uit te leggen, maar omdat het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen de komst van die dingen in 1914 reeds sinds 1877 had bekendgemaakt.
14. Waarom had de christenheid met het oog op de uitgave van 15 oktober 1913 van The Watchtower en de gratis vertoningen van het Fotodrama der Schepping met de van levensbelang zijnde feiten op de hoogte moeten zijn?
14 De uitgave van 15 oktober 1913 van The Watchtower bevatte een hoofdartikel getiteld „Samenvatting over het einde van de tijden der heidenen”. In paragraaf 2 van dit artikel lezen wij: „Zonder dogmatisch te zijn, zien wij naar bepaalde gebeurtenissen uit: 1. Het einde van de tijden der heidenen — van de heidense oppermacht in de wereld — en 2. De inwijding van het Koninkrijk van de Messias in de wereld. De koninkrijken der aarde zullen tot een einde komen en ’de God des hemels [zal] een koninkrijk oprichten’ (Dan. 2:44, NBG). Er wordt in de Schrift niet gezegd dat de moeilijkheden over een uur, een dag of een jaar zullen komen. Alles wijst er op dat de catastrofe welke onze beschaving zal treffen, zeer plotseling zal komen.” Dit werd in het Engels, Frans, Duits, Zweeds en Deens gepubliceerd. Verder begon men in januari 1914 met de vertoning van het beroemde, acht uur durende Fotodrama der Schepping, de geluidsfilm waarin dezelfde boodschap werd bekendgemaakt, terwijl deze film tegen oktober 1914 gratis overal in Noord-Amerika, Groot-Brittannië, Duitsland, Zwitserland, Finland, Zweden, Denemarken, Australië en Nieuw-Zeeland werd vertoond. De christenheid had er stellig mee op de hoogte moeten zijn!
15. Hoe hebben de natiën tot op de huidige dag, nu er sedert 1914 ruim vierenveertig jaar zijn verlopen, getoond of ze zo verstandig zijn geweest er net zo over te gaan denken als Nebukadnezar?
15 Tot op de huidige dag, 45 jaar sedert het einde van de tijden der heidenen in 1914, hebben de natiën en hun heersers er geen blijk van gegeven christelijk gezond verstand te bezitten, waardoor ze er net zo over zijn gaan denken als Nebukadnezar, namelijk, „dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wien Hij wil, ja, zelfs den nederigste onder de mensen daarin aanstelt”. In wrede tegenstelling hiermee bereiden zij zich voor op een internationale slachting met wapens die grote mensenmenigten met een afgrijselijke kracht door middel van één enkele explosie kunnen doden en daarbij ook nog de lucht, het land en het water vergiftigen.
16. Waarom zijn de wereldse regeerders niet te verontschuldigen, en waarom hebben de wereldse natiën thans geen vrede?
16 De politieke heersers en hedendaagse geleerden hebben de menselijke maatschappij als een geheel, met een beschaving die zich in de loop van vele eeuwen heeft ontwikkeld, in het grootste gevaar aller tijden gebracht. De wereldse heersers, vooral die der christenheid, zijn niet te verontschuldigen. Zij zijn in de gelegenheid geweest uit Gods wijd en zijd gepubliceerde Woord de bijbel en door bemiddeling van zijn getuigen op aarde te vernemen wat koning Nebukadnezar aan het einde van zijn „zeven tijden” „aan alle volken, natiën en talen, die op de gehele aarde wonen” verordende, namelijk: „Uw vrede zij groot! Het heeft mij behaagd de tekenen en wonderen die de allerhoogste God aan mij heeft gedaan te verkondigen; hoe groot zijn zijn tekenen en hoe machtig zijn wonderen! Zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en zijn heerschappij van geslacht tot geslacht” (Dan. 4:1-3, NBG). Omdat de natiën deze waarheid negeren, hebben ze thans geen vrede!
17. Welke erkenning moet dit menselijke geslacht doen om eeuwig te kunnen blijven bestaan, en wat moeten wij, van ons gezonde verstand blijk gevend, over de koninkrijksheerschappij over de mensheid te weten zien te komen?
17 Laten de natiën maar in hun krankzinnigheid voortgaan. Zij die evenals Nebukadnezar geestelijk gezond zijn geworden, zijn nu verstandig genoeg om de volgende, uiterst belangrijke waarheid in te zien: Dat het eeuwige voortbestaan van dit menselijke geslacht niet van een militaire verdediging — sterk genoeg om de vijand in bedwang te houden en wraak op hem te nemen door hem met gelijke of grotere vernietiging terug te betalen — afhankelijk is, maar of wij het eeuwige koninkrijk van de Allerhoogste God en dat zijn heerschappij van geslacht tot geslacht blijft bestaan, erkennen. Zijn koninkrijk en heerschappij zijn niet slechts tot de onzichtbare hemelen beperkt, maar omvatten ook deze zichtbare aarde met de uitgestrekte interplanetaire ruimte die zich eromheen bevindt. Alle mensen die in leven willen blijven, moeten erkennen dat de Allerhoogste ook over het koninkrijk der mensen regeert, dat hij hoger is dan dit koninkrijk en het geeft aan wie hij het als de Allerhoogste wenst te schenken. Wij kunnen ook van ons gezonde verstand blijk geven door precies na te gaan aan wie de Allerhoogste God het koninkrijk over de mensheid heeft willen geven, want dit zou de „geringste onder de mensen” zijn. Wat de vijandige wereld doet of van plan is te doen, zal dan op niets uitlopen, want niemand op aarde kan de hand van Jehovah God weerhouden of uitdagend tot hem zeggen: „Wat doet gij?”
18. Welk feit over het geven van het koningschap over de mensheid komt aan het licht wanneer wij de geschiedenis vanuit het standpunt van de bijbel gaan bezien, en hoe wordt dit door Nebukadnezars eigen geval geïllustreerd?
18 Wanneer wij de wereldgeschiedenis van het standpunt van de bijbel uit bezien, blijkt hoe waar de uit de hemel komende woorden van de „wachter”, de „heilige”, zijn, namelijk dat de Allerhoogste God Jehovah het koninkrijk geeft aan wie hij dit wil geven, en niet aan wie het volk of een dictator dit wenst te schenken. In het geval van Nebukadnezar, de koning van Babylon, gebruikte God hem als Zijn scherprechter om de trouweloze natie van het oude Israël een verdiende bestraffing toe te dienen. God beloonde Nebukadnezar hiervoor door hem de wereldheerser te laten worden waarmee de „bestemde tijden der natiën” zouden beginnen. Toen de profeet Daniël de betekenis van het beeld met het gouden hoofd, dat Nebukadnezar in een droom had gezien maar bij het wakker worden was vergeten, uitlegde, lichtte hij Nebukadnezar hierover met de volgende woorden in: „Gij, o koning, koning der koningen, wien de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en dien Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt — gij zijt dat gouden hoofd.” — Dan. 2:36-38, NBG.
19. Wat zei Jehovah in overeenstemming met deze uitspraak door bemiddeling van Ezechiël tot koning Zedekia om aan te tonen dat de Allerhoogste het koninkrijk over de mensheid geeft?
19 In overeenstemming met deze uitspraak liet Jehovah zijn eigen voorbeeldige koninkrijk in Juda door Nebukadnezar omverwerpen. Tot koning Zedekia, die op de voorbeeldige „troon van Jehovah” in Jeruzalem zat, zei Jehovah derhalve: „Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen: Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is. Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik geven zal” (Ezech. 21:26, 27, SV). Jehovah God geeft het koninkrijk dus overeenkomstig zijn wil.
HET VERANDEREN VAN TIJDEN EN STONDEN
20. Hoe veranderde Jehovah, zoals Daniël in zijn commentaar op Nebukadnezars vergeten droom had gezegd, in 607 v. Chr. de tijden en stonden?
20 Er vonden veranderingen plaats, precies zoals Daniël had gezegd nadat Jehovah God hem Nebukadnezars droom en de betekenis ervan had onthuld. Daniël zei: „Geprezen zij de naam Gods van eeuwigheid tot eeuwigheid, want Hem behoort de wijsheid en de kracht! Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij verleent wijsheid aan wijzen en kennis aan hen die inzicht hebben. Hij openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, en het licht woont bij Hem” (Dan. 2:20-22, NBG). In 607 v. Chr. veranderde hij de vastgestelde tijden en stonden door de tijden van het voorbeeldige koninkrijk Gods op aarde in de tijden van de overheersing van de niet-joodse wereldmachten, „de bestemde tijden der natiën”, te doen overgaan. Gedurende de 2520 jaren die volgden, werden de heidense wereldmachten niet door een voorbeeldig koninkrijk van David te Jeruzalem in de uitoefening van hun macht belemmerd. Er zat geen opvolger van koning David op de „troon van Jehovah” te Jeruzalem die dit zou kunnen doen.
21. Hoe toonde Jehovah in het geval van Nebukadnezar en zijn dynastie en in dat van de Babylonische wereldoverheersing dat hij bij machte is veranderingen aan te brengen?
21 Nog een voorbeeld waaruit blijkt dat Jehovah bij machte is veranderingen aan te brengen, wordt ons verschaft doordat hij Nebukadnezar „zeven tijden” of zeven letterlijke jaren van Babylons troon verwijderde. Op zijn vastgestelde tijd ontnam hij de Babylonische troon later aan de dynastie der Chaldeeuwse heersers in de geslachtslijn van Nebukadnezar. Toen hiervoor in 539 v. Chr. de tijd was aangebroken, liet hij het Babylonische Rijk door de man die hij meer dan 185 jaren tevoren met name had voorzegd, namelijk, de Perzische koning Kores de Grote, omverwerpen. Door bemiddeling van de profeet Jesaja had hij gezegd: „Dit heeft Jehovah tot zijn gezalfde, tot Kores, gezegd, wiens rechterhand ik heb vastgegrepen om natiën voor hem te onderwerpen . . .: ’Ter wille van mijn dienstknecht Jakob en van Israël, mijn uitverkorene, ben ik er zelfs toe overgegaan u bij name te noemen; hoewel gij mij niet kendet, ben ik er zelfs toe overgegaan u een erenaam te geven’” (Jes. 45:1, 4). Aldus gingen de tijden der Babylonische overheersing in die van de Perzische heerschappij over.
22. Hoe bracht Jehovah in verband met de joodse bannelingen en Juda’s verwoesting precies op tijd veranderingen aan, en hoe bleek uit Kores’ bevel dat Jehovah er verantwoordelijk voor was?
22 Opdat Kores de Grote de belangen van Daniëls volk zou kunnen behartigen en over Babylon Gods wraak ten uitvoer kon brengen, leidde Jehovah het zo dat hij de heerser van het Perzische Rijk werd. Precies in het zeventigste jaar na de vernietiging van Jeruzalem en haar tempel zette Jehovah Kores ertoe aan het bevel uit te vaardigen dat de zich in gevangenschap bevindende joden uit Babylon vrijgelaten moesten worden opdat zij naar hun vaderland konden terugkeren om Jeruzalem en de tempel te herbouwen. Aldus werden de tijden van Jeruzalems verwoesting en Israëls gevangenschap in Babylon overeenkomstig de goddelijke wil en op zijn stonde of vastgestelde tijd veranderd (Jes. 44:28; 45:13; Jer. 25:12-14; 2 Kron. 36:22, 23). Uit de wijze waarop het tempelbevel was gesteld, bleek dat Jehovah er verantwoordelijk voor was, want er werd in gezegd: „Dit heeft Kores, de koning van Perzië, gezegd: ’Alle koninkrijken der aarde heeft Jehovah, de God der hemelen, mij gegeven en híj heeft mij opdracht gegeven om hem een huis te bouwen in Jeruzalem, hetwelk in Juda is. Wie onder u tot enig deel van zijn volk behoort, moge zijn God met hem bewijzen te zijn. Hij ga daarom op naar Jeruzalem, hetwelk in Juda is, en herbouwe het huis van Jehovah, de God van Israël — hij is De ware God’” (Ezra 1:1-3). Aldus werd Kores voor de dienst welke hij voor Jehovah God had verricht, beloond.
23. Overeenkomstig wat zouden de nog in de toekomst liggende veranderingen van tijden en stonden komen, en waarom?
23 Er zouden echter nog meer veranderingen, gepaard met de afzetting en aanstelling van koningen, komen. Omdat God toestond dat deze veranderingen in de menselijke aangelegenheden plaatsvonden, zouden ze niet overeenkomstig de wil van mensen, maar overeenkomstig Gods wil komen. Hij had ze in feite voorzegd, en derhalve moest zijn vermogen om in de toekomst te zien, betrouwbaar blijken te zijn.
24. Hoe heeft Jehovah alleen al in het boek Daniël de veranderingen in wereldheerschappij welke tot het ontstaan van de zesde wereldmacht zouden leiden, voorzegd, en door welke belangrijke geboorte tijdens de zesde wereldmacht werd te kennen gegeven dat de verandering op Jehovah’s vastgestelde tijd was gekomen?
24 Alleen al in het boek Daniël heeft Jehovah in op zijn minst vier profetieën voorzegd dat de dynastie van het Perzische Rijk, de vierde wereldmacht, zou eindigen en dat het Macedonische of Griekse Rijk als de vijfde wereldmacht der geschiedenis aan de macht zou komen. Dit zou in de dagen van een opzienbarende, Grieks-sprekende koning, Alexander de Grote, die met grote snelheid door het gehele gebied van het Perzische Rijk zou heentrekken en het geheel zou annexeren, gebeuren. Het verdeelde rijk dat na dood van de Macedonische wereldheerser zou zijn overgebleven, zou na verloop van tijd door het Romeinse Rijk, de zesde wereldmacht, worden ingelijfd. Ook dit zou op Jehovah’s vastgestelde tijd voor veranderingen — een verandering van toestand voor zijn eigen volk en voor de wereldheersers — gebeuren. Ten tijde dat de Romeinse wereldmacht een besluit zou uitvaardigen waardoor Jezus’ moeder verplicht zou zijn naar Bethlehem, de geboorteplaats van David, te gaan, moest de profetie betreffende de menselijke geboorte van de Zoon van God derhalve in vervulling gaan (Micha 5:1, NBG; Matth. 2:1-6; Luk. 2:1-20). Door dit alles wordt de onfeilbare voorkennis en nimmer falende wil van Jehovah God op wonderbaarlijke en grootse wijze tentoongespreid.
25. Welke andere grote verandering in wereldheerschappij heeft Jehovah’s engel aan Daniël voorzegd, en welke uiterst belangrijke beslissing zou deze wereldmacht moeten nemen?
25 Toch voorzei Jehovah’s engel op een beschrijvende wijze nog een andere grote verandering aan Daniël, namelijk de ondergang van het Romeinse Rijk en het ontstaan van het grootste rijk van allemaal, het Britse Rijk tezamen met zijn nauwe bondgenoot, de Verenigde Staten van Amerika — twee politieke machten die tezamen de zevende wereldmacht vormen. Daar deze zogenaamde christelijke wereldmacht de wereld in het jaar 1914 zou beheersen, zou ze derhalve betreffende Gods koninkrijk, dat in dat gebeurtenisvolle jaar in de hemelen werd opgericht, een uiterst belangrijke beslissing moeten nemen.
26. Welke ontwikkelingen zouden er zich, zoals Jehovah door middel van zijn vermogen om in de toekomst te zien, voorzag, in de „tijd van het einde” voordoen?
26 God gebruikte zijn vermogen om in de toekomst te zien door helemaal in de „tijd van het einde” te kijken en de oprichting van de internationale vredesorganisatie — de Volkenbond — haar dood en ook haar wedergeboorte in de vorm van de Verenigde Naties, te voorzien. Jehovah’s engel zei Daniël zelfs dat het communisme zo machtig zou worden dat het zowel voor de invloedrijke zevende wereldmacht als de achtste wereldmacht — de huidige Verenigde Naties — een uitdaging zou vormen.
27. Overeenkomstig wat vonden er, zoals door Daniëls commentaar op Nebukadnezars droom wordt aangetoond, op het wereldtoneel allerlei gebeurtenissen plaats, ongeacht hoe groot en ingrijpend ze waren?
27 Opdat al deze verschuivingen op het wereldtoneel door de eeuwen heen hun verloop konden hebben en tot de huidige situatie konden leiden, moesten er grote, ingrijpende veranderingen plaatsvinden. Daar de Allerhoogste God ze alle had voorzien, geschiedden ze alle overeenkomstig zijn voorkennis en op zijn tijden en stonden. Hij liet niet toe dat er iets gebeurde waardoor zijn voornemen gehinderd zou worden. Duizenden jaren geleden waren al deze dingen voor de menselijke geest nog in duisternis gehuld. Zelfs over de profetieën die Daniël met een gedeeltelijke uitleg ontving, zei hij: „Ik hoorde het wel, maar begreep het niet” (Dan. 12:8, NBG). Toch kreeg Daniël, door wat Jehovah God hem door middel van de dramatische uitleg van Nebukadnezars droom van het beeld met het gouden hoofd had onthuld, enig idee van de diepte van Gods voorkennis, waarom hij zei: „Hij weet wat in het duister is, en het licht [betreffende deze dingen] woont bij Hem”; „Hij openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen” aan zijn volk.
28. Wat zei Daniël, ter ondersteuning van Jehovah’s heerschappij en zijn vermogen anderen heerschappij te schenken, in voorzegging van de grootste en ingrijpendste verandering op aarde?
28 Door de allergrootste verandering welke er ooit is teweeggebracht, wordt de waarheid dat „de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wien Hij wil” tot een groots hoogtepunt gebracht. Daniël werd geïnspireerd om te voorzeggen hoe Jehovah op zijn tijd en stonde de grootste en ingrijpendste verandering op aarde zou teweegbrengen, door te zeggen: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.” — Dan. 2:44, NBG.
29-31. Waarom kon er met de „nederigste onder de mensen” die over het koninkrijk der mensen wordt aangesteld, noch de Anglo-Amerikaanse wereldmacht noch het wereldcommunisme worden bedoeld?
29 Daniël heeft deze wonderbaarlijke verandering meer dan 2500 jaar geleden voorzegd. Thans leven wij er middenin, want in onze dagen stelt Jehovah degene die de „nederigste onder de mensen” wordt genoemd, over het koninkrijk der mensen aan. Wie wordt met deze „nederigste onder de mensen” bedoeld?
30 De democratie en het communisme vormen in onze tijd gezworen vijanden. De democratie is de regeringsvorm van het nederige, gewone volk. Toch zou deze „nederigste onder de mensen” nimmer de machtige verdediger van de democratie, van de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, kunnen zijn. Deze zevende wereldmacht in de geschiedenis wordt door Jehovah’s volgende profetie als de „nederigste onder de mensen” uitgeschakeld: „Hij zal woorden tegen den Allerhoogste spreken, de heiligen des Allerhoogsten mishandelen en tijden en inzettingen pogen te veranderen . . . Zelfs verhief [deze wereldmacht] zich tegen de Vorst van het heir [des hemels]; zoodat het dagelijksch offer aan dezen ontnomen en de plaats van zijn heiligdom omvergeworpen werd.” — Dan. 7:25; 8:11, LV.
31 Aan de andere kant wordt beweerd dat het Russische communisme de regering van het proletariaat, de niet-bezittende klasse, is. Toch zou met de „nederigste onder de mensen” nimmer het stelsel van het goddeloze wereldcommunisme bedoeld kunnen worden. Ten einde aan te tonen dat die politieke beweging, welke voortdurend op de wereldoverheersing uit is, geen schijn van kans maakt, zei Jehovah Gods engel: „Hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elken god, zelfs tegen den God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, . . . tegen alle zal hij zich verheffen. Maar in hun plaats zal hij den god der vestingen vereren: den god dien zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van den vreemden god; ieder die deze erkent, zal tot grote eer komen” (Dan. 11:36-39, NBG). Volgens deze profetische beschrijvingen zou noch de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, noch haar huidige mededinger, het communisme, van een nederige geest blijk geven.
32, 33. Wie is waarlijk deze „nederigste onder de mensen”, en hoe werd dit bewezen?
32 Hij die waarlijk de „nederigste onder de mensen” is, is niet te evenaren. Hoewel hij zeer nederig is, wil dit nog niet zeggen dat hij ontaard is. Geen enkel schepsel in hemel en op aarde zou zich zo diep voor de heerlijkheid van God en het eeuwige welzijn van de mens hebben kunnen vernederen als deze nederige persoon heeft gedaan. Waarom niet? Omdat hij, voordat hij toonde hoe nederig van geest hij is, als een geestelijk schepsel in Gods gedaante in de hemel bestond. Hij was Gods eerstgeboren en enigverwekte Zoon door bemiddeling van wie alle andere schepselen in hemel en op aarde zijn gemaakt.
33 Ook al was hij de eerste onder al Jehovah Gods schepselen, toch dacht hij er niet aan zich Gods positie wederrechtelijk toe te eigenen en voor te wenden dat hij gelijk aan God was. Hij trachtte zich niet tot de „Vorst van het heir” des hemels te verheffen, noch sprak hij ’ongehoorde woorden tegen den God der goden’, Jehovah. Integendeel, wij lezen in het heilige Bericht: „Hij ontledigde zich en heeft een slavengedaante aangenomen en is de mens gelijk geworden. Meer nog, zich in de gedaante van een mens bevindend, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal” (Fil. 2:5-8). Toen hij allen die zwoegden en zwaar belast waren, uitnodigde voor verlichting tot hem te komen, sprak hij eerlijk over zichzelf. In plaats dat hij zich arrogant en onderdrukkend gedroeg, zei hij: „Ik ben zachtaardig en nederig van hart” (Matth. 11:28, 29). Zich nederig aan de wil van zijn God en hemelse Vader onderwerpend, leerde hij zijn discipelen bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:9, 10.