Luister naar Daniëls woorden voor onze tijd
„Vervolgens zei hij: ’Ga, Daniël, want de woorden worden geheim gemaakt en verzegeld tot de tijd van het einde.’” — Dan. 12:9, NW.
1. Wanneer zouden de woorden van de profeet Daniël voor het menselijke begrip geopend worden, en waarom dienen wij ons speciaal bevoorrecht te voelen?
DE PROFEET Daniël heeft de gewichtige tijd voorzegd waarin wij thans leven. Rijk aan profetische betekenis voor onze tijd als Daniëls geschriften zijn, vormen ze een bron van kracht en aanmoediging voor christenen van thans. Zij kunnen met geestdrift vervuld zijn dat zij Daniëls wonderbare visioenen en profetieën voor deze „tijd van het einde” bezitten. Ja, daar komt de uitdrukking „tijd van het einde” vandaan — uit Daniëls geschriften. Daniël had zo’n intense belangstelling voor de vervulling van zijn profetieën dat hij er Gods engel vragen over stelde. De engel vertelde hem dat de vervulling een geheim was en verzegeld was tot de „tijd van het einde”, en dat is nu juist de tijd waarin wij ons thans bevinden. Wat zou Daniël opgewonden zijn als hij thans kon leven, nu zijn boek van profetieën voor het menselijke begrip is geopend! O, wat zou hij verheugd en opgetogen zijn in deze tijd van de geschiedenis de climax van zijn profetische woorden te mogen beleven! Wij dienen er dus zeer veel behagen in te scheppen Daniëls woorden met betrekking tot onze tijd aan een onderzoek te onderwerpen en ons bijzonder bevoorrecht te voelen dat wij mogen begrijpen wat Daniël zelf niet kon onderscheiden. — Dan. 12:4, 8, 9, NW.
2, 3. Hoe is Daniël in Babylon terechtgekomen, en op grond waarvan wist hij dat hij en zijn metgezellen daar lange tijd zouden blijven?
2 Wie was deze profeet? Daniël schreef zijn profetieën grotendeels in Babylon. Hij was daar door koning Nebukadnezar heengebracht met bepaalde andere personen die uitgekozen waren om een speciale opleiding voor dienst aan het hof van de koning te ontvangen. Bij Daniël waren Hananja, Misaël en Azarja, doch Nebukadnezar veranderde hun namen in Sadrach, Mesach en Abednego, die ons meer bekend zijn. De leeftijd van deze vier jongelui varieerde waarschijnlijk van ongeveer veertien tot achttien jaar. — Dan. 1:1-7.
3 Zij waren slaven in Babylon, en Daniël wist dat zij lange tijd in ballingschap zouden verkeren. Hij bevond zich daar voordat Jeruzalem in 607 v.G.T. werd vernietigd, en hij wist dat na die gebeurtenis het hele land Juda zeventig jaar lang woest zou liggen. Wat een lange tijd om van hun vaderland weg te zijn! — Dan. 9:1, 2; Jer. 29:10.
VISIOEN VAN GODS OPGERICHTE KONINKRIJK
4, 5. Welke visioenen had Daniël in het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babylon, en hoe heeft hij de opening van het hemelse Gerecht beschreven?
4 De jaren verstreken en weldra naderde de dag waarop de Babylonische wereldmacht voor altijd van haar glans beroofd moest worden. De laatste machthebber van de dynastie van Chaldeeuwse koningen zat op de troon der wereldregering. Het was het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babylon (Dan. 7:1-8, NW). De „droom en visioenen van [Daniëls eigen] hoofd op zijn bed” in dat jaar hadden te maken met de opkomst en val van wereldmachten gesymboliseerd door verschrikkelijke beesten. Terwijl de ogen van de profeet Daniël zich van het vreselijke vierde beest uit de zee afwendden, kreeg hij een visioen van een hemels tafereel dat van essentieel belang is voor onze tijd:
5 „Ik bleef aanschouwen tot er tronen werden geplaatst en de Oude van dagen zich neerzette. Zijn kleding was zo wit als sneeuw, en het haar van zijn hoofd was als zuivere wol. Zijn troon was vuurvlammen . . . Er was een stroom van vuur die vloeide en van voor hem uitging. Er waren duizend duizenden die hem bleven dienen, en tienduizend maal tienduizend die vlak voor hem bleven staan. Het Gerecht nam plaats, en er waren boeken die geopend werden.” — Dan. 7:9, 10, NW.
6. (a) Wie is de Oude van dagen, en wanneer gaat het visioen over de opening van het hemelse Gerecht in vervulling? (b) Over welke boeken gaan de onderzoekende ogen van de hemelse Rechter, en waarom?
6 Wat een groots visioen! Het Gerecht houdt zitting in de hemel en deze zitting vindt plaats in onze tijd, sedert het jaar 1914 G.T. Gedurende deze tijd vindt het oordeel over de natiën plaats. Jehovah God zal er weldra toe overgaan de nationale regeringen en rijken, voorgesteld door de verscheurende beesten die door Daniël werden beschreven, terecht te stellen. De Oude van dagen is niemand anders dan Jehovah God. Sedert de herfst van 1914 G.T. zijn de boeken of berichten die gedurende de „zeven tijden” van heidense regering door de natiën zijn opgesteld, geopend. De onderzoekende ogen van de grote Rechter gaan over een beestachtig bericht. De „bestemde tijden der natiën” zijn afgelopen (Luk. 21:24). De natiën verdienen het niet dat hun nog meer tijd wordt gegeven om soevereiniteit over de aarde uit te oefenen. De tijd is dus aangebroken waarop de Blijvende Erfgenaam van koning David in deze gewichtige tijd van de geschiedenis als koning wordt geïnstalleerd.
7. (a) Waarom kunnen wij ons verbazen over dit visioen van de engelen die voor de Oude van dagen staan? (b) Welke aanmoediging is er voor Gods volk, speciaal voor opzieners en dienaren in de bediening, in dit visioen gelegen?
7 Stel u in gedachten al die engelen in de hemel voor — honderd miljoen — staande voor de Oude van dagen en wachtend om zijn rechtvaardige verordeningen te vernemen en zich erin te verheugen. Wij kunnen ons terecht verbazen over de 100.000.000 engelen die daar voor de Opperste Rechter staan. Een opkomst van één miljoen engelen zou, als u eraan denkt, al kolossaal zijn. Wat een bekwaamheid moet ervoor nodig zijn om zich met zo vele miljoenen te bemoeien! Hoe kan hij hen allen zien en zich met zovelen tegelijk inlaten? Hoe Jehovah God al deze engelen zonder hulp bestuurt, is voor ons iets totaal onvoorstelbaars. Wat een groot en wonderbaar Organisator! Honderd miljoen engelen met wie hij zich persoonlijk bemoeit en die elk hun werk toegewezen hebben gekregen. Dit dient degenen die zich thans in Jehovah’s zichtbare organisatie bevinden, een krachtige aanmoediging te geven. De Grote Organisator kan zijn volk bij het organiseren van het Koninkrijkswerk helpen en wij kunnen er bovendien zeker van zijn dat deze dienstverlenende engelen ons in tijd van nood zullen helpen en ons zullen bijstaan om de Koninkrijksprediking te verrichten. Laten wij met deze engelen, onze hemelse broeders, die zich in de tegenwoordigheid van de Oude van dagen bevinden, samenwerken. — Spr. 16:3; Hebr. 1:14.
8. Wie ziet Daniël vervolgens toegang tot de Oude van dagen krijgen, en wat wordt hem gegeven?
8 Nu ziet Daniël echter een opwindend schouwspel: „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — Dan. 7:13, 14, NW.
9. (a) Wie wordt als de „mensenzoon” geïdentificeerd, en waarom is dit passend? (b) Welke tijd is er, in overeenstemming met hetgeen in de Psalmen was voorzegd, aangebroken?
9 Wie is het die de Goddelijke Rechtszaal wordt binnengeleid? Het is „iemand gelijk een mensenzoon”. Maar is dit dan geen hemels tafereel? Ja, doch de uitdrukking „mensenzoon” wees hier vooruit naar de tijd waarop deze hemelse Zoon van God een mens op aarde zou worden en bekend zou staan als Jezus Christus. Hij is thans tot hemelse heerlijkheid verhoogd, maar hij behoudt nog altijd de titel „mensenzoon”, welke hij door zijn getrouwe gedrag op aarde heeft verdiend. Hier in dit visioen ziet Daniël de „Mensenzoon”, de Heer Jezus Christus (Matth. 25:31). Eindelijk is voor hem de tijd gekomen om voor de Oude van dagen te verschijnen en te vragen om die dingen welke hem volgens het verbond voor het koninkrijk over de gehele aarde toekomen (Ps. 110:1-6). Uit alle bewijzen, zichtbaar zowel als geestelijk, blijkt dat aan Jezus Christus ’de volken zijn gegeven tot zijn erfdeel en de einden der aarde tot zijn bezit’, om aldus Daniëls visioen te vervullen (Ps. 2:8). Wat opwindend om in de tijd te leven waarin Jezus Christus Koninkrijksmacht heeft ontvangen en als koning regeert!
BEPROEVING MET BETREKKING TOT STRIJDVRAAG INZAKE AANBIDDING
10. Vooral in verband met welke strijdvraag zien christenen zich in deze tijd voor een beslissing gesteld, en wier voorbeeld hebben zij om hen te helpen in deze strijdvraag de juiste beslissing te nemen?
10 Nu Gods koninkrijk in de hemel is opgericht, is de beslissende strijdvraag waarmee alle belijdende christenen worden geconfronteerd: Aan wie zullen zij aanbidding schenken? Aan Jehovah, de Allerhoogste, die door bemiddeling van zijn Zoon als Koning regeert? Of aan door mensen gemaakte goden en afgodsbeelden? (Openb. 11:15, 17; 13:11-18). Wat christenen bij hun besluit nimmer voor afgodische aanbidding te zwichten helpt, is het voorbeeld van de getrouwheid van Daniëls drie metgezellen Sadrach, Mesach en Abednego. Hoewel zij nog steeds slaven waren, waren zij aangesteld over het bestuur van het rechtsgebied Babylon. Zoals alle dienstknechten van Jehovah ten slotte beproevingen op hun geloof onder de ogen moeten zien, bracht Satan die getrouwe getuigen van Jehovah op sluwe wijze rechtstreeks in conflict met de koning, en de kwestie waar het om ging was de strijdvraag inzake de aanbidding.
11, 12. (a) Welk beeld richtte koning Nebukadnezar op, en wat zal wellicht zijn bedoeling zijn geweest? (b) Welke bekendmaking werd door de koninklijke heraut gedaan?
11 Koning Nebukadnezar had een groot gouden beeld laten maken (Dan. 3:1-3). Het was ongeveer zo hoog als een gebouw van negen verdiepingen en twee meter vijfenzeventig dik. Vervolgens liet hij de prefecten en de stadhouders, de raadgevers, de schatmeesters, de rechters, de politierechters en alle bestuurders van de rechtsgebieden bijeenroepen om naar de inwijding van het beeld te komen. Waarom had de koning echter zulk een kostbaar gouden beeld gemaakt? Welnu, de geschiedenis verhaalt dat koning Nebukadnezar buitengewoon godsdienstig was, zozeer dat de annalen van Babylon meer aandacht schenken aan zijn verrichtingen met betrekking tot de religie en de aanbidding van de goden van Babylon dan aan zijn militaire operaties. En hier in de vlakte van Dura wilde deze religieus gezinde koning het wereldrijk ongetwijfeld verenigen in aanbidding. Er wordt in de bijbel geen naam aan dit beeld gegeven; mogelijk is het echter opgericht ter ere van de lievelingsgod van de koning — Mardoek. Misschien om hen allen in een religieuze gemoedsgesteldheid te brengen, trof de koning maatregelen dat de een of andere soort van muziek werd gespeeld. Op ’s konings bevel riep de koninklijke heraut luid uit:
12 „Tot u wordt gezegd, o volken, nationale groepen en talen, dat gij op het moment dat gij het geluid van de horen, de schalmei, de citer, de driehoekige harp, het snaarinstrument, de doedelzak en allerlei muziekinstrumenten hoort, neervalt en het gouden beeld aanbidt dat koning Nebukadnezar heeft opgericht. En al wie niet neervalt en aanbidt, zal op hetzelfde ogenblik in de brandende vuuroven geworpen worden.” — Dan. 3:4-6, NW.
13. Leg uit op welke wijze de drie Hebreeën in hun gehoorzaamheid aan de Staat zo ver gingen als zij konden.
13 Gehoorzaam aan ’s konings bevel om bijeen te komen, verschenen de drie Hebreeën op de vlakte van Dura. Wat zouden Daniëls drie metgezellen echter doen? Zij gingen zo ver als zij konden, door met de anderen bijeen te komen — doch zij weigerden te buigen! Nebukadnezar had nog wel zo voor honderd procent deelneming aan deze plechtigheid verlangd en nu weigerden deze drie mannen notabene eraan mee te doen!
14. (a) Waarom wordt Jehovah’s volk in onze tijd met een soortgelijke situatie geconfronteerd? (b) Waarom wordt er van de Duivel verwacht dat hij in onze tijd zijn toevlucht tot drastische maatregelen zal nemen, zoals hij ook met de drie Hebreeën heeft gedaan?
14 In deze tijd worden Jehovah’s getrouwe dienstknechten met een soortgelijke situatie geconfronteerd. Het dertiende hoofdstuk van Openbaring spreekt, na in het voorgaande hoofdstuk de oprichting van Gods hemelse koninkrijk te hebben besproken, over de aanbidding van het „wilde beest” en het „beeld” van het wilde beest en vertelt hoe men in de gehele bewoonde wereld, onder het mom van het een of ander, tot deze afgodische aanbidding zal worden gedwongen. Het strijdpunt is thans dus hetzelfde: Aanbidding van Jehovah God of van valse goden? En het doel van de Duivel is thans hetzelfde als voorheen: Hij tracht allen ten koste van hun betrekking en leven ertoe te dwingen mee te doen aan afgoderij. De Duivel gebruikt extreme, drastische maatregelen, en op deze duivelse pogingen wordt gedoeld in Openbaring 12:17, waar ons wordt verteld dat de symbolische draak heengaat om oorlog te voeren tegen de ware volgelingen van Jezus Christus.
15. Toon aan op welke wijze de strijdvraag inzake aanbidding in de huidige tijd een voornaam geschilpunt is, en welke aanmoediging hebben wij om getrouw aan God te zijn?
15 Met deze brandende strijdvraag inzake aanbidding werden Jehovah’s getuigen dertig jaar geleden in nazi-Duitsland geconfronteerd. Een ieder die niet met zijn hand naar het hakenkruis omhooggeheven „heil Hitler” wilde zeggen, werd naar een concentratiekamp gestuurd om daar een wrede behandeling te ondergaan. Thans verbiedt de Staat achter het IJzeren Gordijn de prediking van het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk, of dit nu mondeling of in gedrukte vorm gebeurt. In de loop der jaren zijn duizenden christelijke getuigen van Jehovah gevangen genomen omdat zij weigerden zich te buigen voor de goddeloze eisen van de communistische staat, de prediking van het goede nieuws te staken. In vele landen is de kwestie van het nationalisme op de voorgrond getreden, waarbij de Staat de aanbidding eist die alleen God toekomt. Als hulp in deze kritieke tijd hebben christenen het voortreffelijke voorbeeld van de drie getrouwe Hebreeën, die Jehovah ondanks de vreselijkste bedreigingen exclusieve toewijding schonken.
16, 17. Hoe reageerde Nebukadnezar toen hij vernam dat de drie Hebreeën weigerden het gouden beeld te aanbidden?
16 Toen Nebukadnezar vernam dat Sadrach, Mesach en Abednego zich niet wilden neerbuigen, werd hij, net als sommige regeerders of autoriteiten in deze tijd die willen dat alle onderdanen in aanbidding voor de Staat of hun religieuze goden buigen, woedend en gelastte een onderzoek. Zij werden dus voor hem geleid. Zou u zich kunnen voorstellen dat u daar voor de woedende koning van de Derde Wereldmacht staat terwijl hij vraagt: „Is het werkelijk zo, Sadrach, Mesach en Abednego, dat gij míjn goden niet dient en het gouden beeld dat ik heb opgericht niet aanbidt?” (Dan. 3:13, 14, NW) Deze mannen waren in alle andere dingen voortreffelijke dienstknechten. Waarom zouden zij nu uit de toon vallen en deze kleinigheid niet doen? ’Alleen maar buigen, dat is het enige dat ik van u vraag.’ Nebukadnezar was bereid hun nog een kans te geven:
17 „Nu, indien gij bereid zijt zodat gij, wanneer gij het geluid van de horen, de schalmei, de citer, de driehoekige harp, het snaarinstrument, en de doedelzak en allerlei muziekinstrumenten hoort, neervalt en het beeld aanbidt dat ik gemaakt heb, goed. Maar indien gij niet aanbidt, zult gij op dat zelfde moment in de brandende vuuroven worden geworpen. En wie is die god die u uit mijn handen kan verlossen?” — Dan. 3:15, NW.
HET VOORDEEL ALS MEN VAN TEVOREN EEN BESLISSING NEEMT
18. Waarom hadden de drie Hebreeën geen tijd nodig om hun handelwijze te bepalen, en welk antwoord gaven zij de koning?
18 Het kostte deze mannen geen seconde om een beslissing te nemen. Hun besluit stond vast. Zij wisten van jongs af aan wie zij zouden dienen. Zonder aarzeling antwoordden Sadrach, Mesach en Abednego: „O Nebukadnezar, het is voor ons niet noodzakelijk u hieromtrent een woord terug te zeggen. Indien het zo zal zijn, onze God die wij dienen, is in staat ons te verlossen. Uit de brandende vuuroven en uit uw hand, o koning, zal hij ons verlossen. Maar zo niet, het worde u bekend, o koning, dat wij úw goden niet dienen, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen wij stellig niet aanbidden.” — Dan. 3:16, 17, NW.
19. (a) Wat dienen christenen thans te doen als zij beproevingen op hun rechtschapenheid wensen te doorstaan? (b) Welke handelwijze, die de drie Hebreeën niet konden volgen, staat thans vaak voor ons open? (c) Welk hedendaagse voorbeeld van een getrouwheid zoals van de drie Hebreeën hebben wij?
19 Wat deze mannen geboden werd te doen, was duidelijk een zaak van aanbidding. In onze tijd is het strijdpunt niet zo duidelijk, zo scherp afgebakend, doch het bestaat in de een of andere vorm. Ware christenen dienen hun gedragslijn van tevoren te bepalen, willen zij de beproevingen in deze tijd getrouw doorstaan. Wat is hun houding ten opzichte van afgodsbeelden van de Staat en liederen waarin natiën worden geprezen? De drie getrouwe Hebreeën moesten voor Nebukadnezars beeld verschijnen, doch in deze tijd kunnen opgedragen christenen vaak stappen doen om moeilijke situaties te voorkomen. Kunnen deze evenwel niet worden vermeden en staan de dienstknechten van God voor de keuze tussen afgoderij en getrouwheid aan Jehovah, dan moeten de ware christenen net zo onbuigzaam zijn als Sadrach, Mesach en Abednego, ongeacht met welke verschrikkelijke dingen zij worden bedreigd als zij weigeren een compromis te sluiten en voor andere goden te buigen. In één Afrikaans land was enkele jaren geleden een grote groep christenen vreedzaam op een congres bijeenvergaderd toen er gewapende soldaten binnentraden en hen wegvoerden naar een regeringsterrein waar zij werden geslagen, beledigd en gemarteld totdat zij erin zouden toestemmen een symbool van de staat te groeten. Het bleek een kwestie te zijn van groeten of sterven! Degenen die standvastig bleven en op Jehovah vertrouwden, werden rijkelijk door hem gezegend. Zij werden van hun beulen bevrijd, net als in het geval van Jehovah’s getrouwe getuigen in Daniëls tijd. — Ex. 20:4, 5; 1 Kor. 10:14.
20. Wat gebeurde er nadat de drie Hebreeën in de brandende vuuroven waren geworpen?
20 Nadat die Hebreeën levend in de vuuroven waren geworpen, zag Nebukadnezar iets wat hem beangstigde. Daniël vertelt zelfs dat Nebukadnezar ijlings opstond en tot zijn koninklijke beambten zei: „Hebben wij niet dríe fysiek sterke mannen gebonden midden in het vuur geworpen? . . . Ziet! Ik aanschouw vier fysiek sterke mannen die midden in het vuur vrij rondlopen, en er is geen letsel aan hen, en het uiterlijk van de vierde gelijkt op dat van een zoon der goden” (Dan. 3:24, 25, NW). Toen naderde hij zo dicht als hij kon de deur van de brandende vuuroven en riep uit: „Sadrach, Mesach en Abednego, gij knechten van de Allerhoogste God, treedt naar buiten en komt hier!” — Dan. 3:26, NW.
21. Op welke wijze had de getrouwheid van de drie Hebreeën een groot getuigenis voor alle toeschouwers tot gevolg?
21 Toen zij eruit kwamen, kon iedereen zien dat het vuur geen macht over hun lichaam had gehad en dat geen haar van hun hoofd geschroeid was — ja, aan hun kleren zat niet eens een brandlucht! Hun getrouwheid onder beproeving bleek voor alle toeschouwers die daar destijds aanwezig waren een groot getuigenis te zijn en zelfs voor de koning die, kennelijk geschokt door deze ervaring, ertoe bewogen werd te zeggen: „Gezegend zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn engel heeft gezonden en zijn knechten heeft verlost, die op hem vertrouwden en die zelfs het woord van de koning veranderden en hun lichaam overgaven, omdat zij geen enkele god wilden dienen en aanbidden behalve hun eigen God. . . . er [bestaat] geen andere god . . . die zo kan bevrijden als deze.” — Dan. 3:28, 29, NW.
22. (a) Toon aan hoe de fundamentele strijdvraag thans dezelfde is als in Daniëls tijd. (b) Welke handelwijze is, aangezien de meesten van Gods dienstknechten beproevingen te doorstaan krijgen, verstandig?
22 Jehovah’s getuigen in deze tijd kunnen evenmin als deze mannen schipperen. In sommige landen moeten zij het goede nieuws van het Koninkrijk ondergronds prediken. In andere landen komen zij in het geheim samen ten einde voor het vóór hen liggende werk te worden gesterkt. Hoewel zij ordelievende christenen zijn, kunnen zij, wanneer zij vierkant tegenover een strijdvraag in verband met hun rechtschapenheid jegens Jehovah komen te staan, niet buigen voor de grillen of voorschriften van nationalistische regeerders. Jehovah’s volk staat thans tegenover precies dezelfde strijdvraag als in Daniëls tijd: ’Wie aanbidt u?’ Dergelijke beproevingen zullen vroeg of laat over de meesten van Gods dienstknechten komen, en van degenen die van tevoren resoluut hun besluit hebben genomen, kan verwacht worden dat zij getrouw zijn. Het is beter dat besluit thans te nemen dan het uit te stellen tot men tegenover de een of andere beproeving staat. Hoe actueel is het verslag van deze getrouwe mannen uit de oudheid! Hoe aanmoedigend voor getrouwe dienstknechten van God in deze tijd, de uitkomst te zien die Jehovah God aan hen gaf die weigerden andere goden te aanbidden!
PROFETISCHE DROOM VAN DE BOOM
23. Welke droom had Nebukadnezar meer dan acht jaar voordat hij stierf, en welke uitlegging gaf Daniël?
23 Op zekere nacht, meer dan acht jaar voordat Nebukadnezar stierf, had hij een angstige droom. Toen alle magie-beoefenende priesters van Babylon in gebreke bleven hem de uitlegging te geven, werd Daniël in de koninklijke tegenwoordigheid geroepen, en de machtige wereldheerser zei tot hem: „Vertel mij de visioenen van mijn droom die ik aanschouwd heb en de uitlegging ervan” (Dan. 4:9, NW). De droom ging over een reusachtige boom die een engel uit de hemel beval om te houwen. Zijn stronk werd door een band van ijzer en koper omsloten en moest zo in het gras van het veld blijven staan totdat er „zeven tijden” overheen waren gegaan. De engel in de droom had gezegd: „Zijn hart worde veranderd zodat het niet meer dat van een mens is en een dierehart worde hem gegeven, en laten er zeven tijden over hem voorbijgaan.” Wat was echter de betekenis van deze droom? Zou de uitlegging ervan even beangstigend zijn voor koning Nebukadnezar? Luister naar Daniëls woorden: „De boom die gij aanschouwd hebt, . . . dat zijt gij, o koning.” — Dan. 4:10-22, NW.
24, 25. (a) Wat zou er met Nebukadnezar gebeuren, en waarom? (b) Bij welke gelegenheid ging de droom van de boom aan hem in vervulling, en op welke wijze?
24 Denkt u zich eens in hoe dit Nebukadnezars belangstelling verhoogd moet hebben terwijl hij aandachtig naar Daniëls verklaring die volgde, luisterde. Daniël onthulde dat hij van zijn troon zou worden verdreven, het veld in, en gras moest eten zoals stieren. Doch evenals die met twee banden omgeven boomstronk, moest zijn koninkrijk voor hem behouden worden totdat hij „zeven tijden” in een dergelijke vernederde toestand had doorgebracht. Dan pas zou hij tot bezinning komen en verplicht zijn te bekennen dat de Allerhoogste God oppermachtig regeert en het koninkrijk der mensen geeft aan wie Hij wil. Eén jaar later ging de droom aan Nebukadnezar in vervulling toen hij boven op zijn koninklijke paleis wandelde en uitzag over de luisterrijke stad en een der „zeven wonderen uit de wereld der oudheid”, de hangende tuinen van Babylon. Hoe verheven voelde hij zich toen hij al deze heerlijkheid bezag! Snoevend sprak hij: „Is dit niet het grote Babylon dat ikzelf gebouwd heb voor het koninklijke huis met de sterkte van mijn macht en voor de waardigheid van mijn majesteit?” — Dan. 4:29, 30, NW.
25 Nebukadnezar had die woorden nog niet uitgesproken of er kwam een stem uit de hemel die bekendmaakte dat de droom van de boom nu aan hem in vervulling zou gaan! Op datzelfde moment werd hij door waanzin aangegrepen en ging hij naar buiten in het veld om gras te eten als een stier en bleef daar zeven jaar lang. Aan het einde van die periode kreeg hij zijn verstand weer terug en nu schonk hij de Allerhoogste God de eer in plaats van deze aan zichzelf toe te kennen. Die droom en de rechtstreekse vervulling ervan aan Nebukadnezar waren profetisch en strekten zich helemaal tot in de twintigste eeuw uit.
26. (a) Welke machtsoverdracht vond er met de vernietiging van Jeruzalem in 607 v.G.T. plaats? (b) Wat werd door de boom en door de met banden omgeven stronk afgebeeld?
26 Toen Nebukadnezar Gods typologische koninkrijk Israël vernietigde, vond er een machtsoverdracht plaats ten gunste van de zegevierende heidense wereldmacht. Thans zouden heidense regeringen zonder enige inmenging — al was het slechts in typologisch opzicht — van het koninkrijk van Jehovah God de aarde besturen totdat er „zeven tijden” zouden zijn voorbijgegaan. De boom, die wereldheerschappij door Gods koninkrijk afbeeldde, was met banden omgeven en zijn stronk was in de grond blijven staan. Dit symboliseerde dat Degene die oorspronkelijk wereldheerschappij bezat, hier niet voor altijd afstand van zou doen. Dat de stronk met banden was omgeven, gaf de verzekering dat de boom niet dood was en dat het de bedoeling was dat zijn wortelstok weer zou uitspruiten.
27. (a) Wat werd door Nebukadnezars waanzinnige gedrag afgebeeld? (b) Hoe lang zouden de zeven profetische tijden duren zoals uit de Schrift blijkt, en tot in welke tijdsperiode zouden ze zich uitstrekken?
27 Gedurende de „zeven tijden” van heidense heerschappij zou Gods koninkrijk profetisch gesproken laag blijven, zoals die boomstronk. Nebukadnezars waanzinnige, beestachtige gedrag tijdens de periode waarin er zeven letterlijke tijden over hem voorbijgingen, beeldde af hoe de heidense regeerders zich gedurende de tijd van hun wereldheerschappij op beestachtige wijze zouden gedragen. De Schrift toont aan dat de lengte van de „zeven tijden” van heidense heerschappij een periode is geweest van 2520 jaren die zich hebben uitgestrekt van 607 v.G.T. tot 1914 G.T., ja, tot in onze twintigste eeuw!
28. Wat vond er aan het einde van de zeven symbolische tijden plaats, en waarom laat Jehovah toe dat de natiën nog een kort poosje blijven bestaan?
28 In 1914 heeft God de banden rond de symbolische boom verwijderd, en hij heeft de Heer Jezus Christus doen opstaan en hem met wereldheerschappij bekleed. Gods koninkrijk heerst thans! Dat de heidense machten blijven, komt alleen door Jehovah’s lankmoedigheid, want hij had de natiën in de jaren onmiddellijk na de wederoprichting van zijn koninkrijk kunnen wegvagen. Of de heidense natiën het nu al dan niet beseffen, zij regeren alleen door Gods toelating. Jehovah laat het toe dat ze nog enkele jaren blijven bestaan opdat met schapen te vergelijken personen van alle natiën uit dit samenstel van dingen kunnen komen voordat het in Armageddon zijn einde vindt.