Hoofdstuk 5
De tijd voor de wereldheerschappij voorzegd
1, 2. Wat maakte Nebukadnezar omstreeks 600 v.G.T. in verband met God bekend?
LATEN wij nu op een wereldkaart de landen Irak, Aziatisch Turkije, Syrië, Libanon, Jordanië en Israël eens opzoeken. Indien de heersers van die landen tegen het begin van de zesde eeuw vóór onze Gewone Tijdrekening hadden geleefd, zouden zij onder de heerschappij van de derde wereldmacht hebben gestaan en de volgende officiële boodschap uit Babylon hebben ontvangen:
2 „Koning Nebukadnezar, aan alle volken, nationale groepen en talen die op de gehele aarde wonen: Moge uw vrede groot worden. Het heeft mij goed toegeschenen de tekenen en wonderen die de Allerhoogste God ten aanzien van mij verricht heeft, bekend te maken. Hoe groot zijn zijn tekenen, en hoe machtig zijn zijn wonderen! Zijn koninkrijk is een koninkrijk tot onbepaalde tijd, en zijn heerschappij duurt van geslacht tot geslacht.” — Daniël 4:1-3.
3. Hoe liet Nebukadnezars heerschappij zich met die van God vergelijken?
3 Met die tot alle volken gerichte woorden vestigde de toenmalige koning van Babylon niet de aandacht op zijn eigen Babylonische Rijk, de derde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis, maar op het koninkrijk en de heerschappij van de Allerhoogste God. Gerekend vanaf de verwoesting van de Assyrische hoofdstad Ninevé in 632 v.G.T., waaraan koning Nebukadnezar een aandeel had, tot aan de omverwerping van Babylon door Cyrus de Pers in 539 v.G.T., heeft het Babylonische Rijk van Nebukadnezar en zijn dynastie gedurende ongeveer drieënnegentig jaar, nog geen eeuw, bestaan. Maar het koninkrijk en de heerschappij van de Allerhoogste God duren tot onbepaalde tijd, van geslacht tot geslacht, dat wil zeggen voor eeuwig en altoos. Jehovah’s koninkrijk en heerschappij zijn uitgestrekter, niet alleen op het stuk van tijd, maar ook wat het gebied betreft waarover heerschappij wordt uitgeoefend. Nebukadnezars rijk omvatte slechts een deel van Zuidwest-Azië, het Midden-Oosten en ten slotte Egypte, maar het gebied waarover de Allerhoogste regeert, is universeel en omvat zowel hemel als aarde. De Allerhoogste God is de Universele Soeverein, en dat voor eeuwig!
4. Maakte Nebukadnezar aldus bekend dat er een god bestond die groter was dan Mardoek?
4 India en andere hedendaagse natiën en stammen hebben hun nationale of stamgoden, en ook het oude Babylon had zijn goden. Maar Nebukadnezar, een aanbidder van de Babylonische god Mardoek, was genoodzaakt over de gehele wereld bekend te maken dat er een Allerhoogste God is, die als bewijs van zijn werkelijke bestaan tekenen en wonderen verricht die groot en wonderbaarlijk zijn. In Nebukadnezars proclamatie wordt hiervan gewag gemaakt.
NEBUKADNEZARS DROOM VAN EEN REUSACHTIGE BOOM
5, 6. In welke oude boomstomp stellen wij nu belang?
5 Wij allen zijn in deze tijd geïnteresseerd in bomen. Wij kunnen bomen planten, maar wij moeten allen toegeven dat bomen niet door de mens zijn geschapen. Ze bevonden zich reeds duizenden jaren voordat de mens in 4026 v.G.T. verscheen, hier op aarde. Sommige bomen zijn zowel wat hun hoogte als hun ouderdom betreft, werkelijk wonderbaarlijk, zoals de reusachtige sequoia’s of mammoetbomen in de Amerikaanse staat Californië.
6 Koning Nebukadnezar vertelt ons over een boom die hoger was dan de hoogste reuzensequoia, de sempervirens, die 112 meter hoog is. Wat een klap moet het hebben gegeven toen die boom werd omgehouwen! De stomp en het wijdvertakte wortelstelsel werden in de grond gelaten. Laten wij ons nu voorstellen dat die boomstomp stevig is omsloten door banden van ijzer en koper om aldus elke groei tegen te gaan. Voor altijd? Neen, voor vijfentwintighonderd twintig jaar. Zou een stomp zo lang in leven kunnen blijven? Díe boomstomp wel. En gerekend vanaf de tijd dat Nebukadnezar zijn proclamatie in verband met deze speciale boomstomp uitvaardigde, zouden die vijfentwintighonderd twintig jaar ergens in onze twintigste eeuw eindigen. Nu dan, is die boomstomp in onze tijd van zijn banden ontdaan? Zou dat iets voor ons in deze tijd te betekenen hebben? Wij kunnen dit te weten komen!
HET RELAAS VAN DE KONING ZELF
7, 8. Waarom was Nebukadnezar genoodzaakt zijn droom aan Daniël te vertellen?
7 Laten wij er eerst achter zien te komen hoe deze boomstomp onder de aandacht van de heerser van het Babylonische Rijk, de derde wereldmacht in de bijbelse profetieën, kwam. In zijn proclamatie vertelt de koning ons: „Ik, Nebukadnezar, bevond mij onbezorgd in mijn huis en in bloeiende welstand in mijn paleis. Er was een droom die ik aanschouwde, en die maakte mij voorts bevreesd. En er waren geestesbeelden op mijn bed en visioenen van mijn hoofd die mij voorts verschrikten. En door mij werd een bevel uitgevaardigd om alle wijzen van Babylon voor mij te brengen, opdat zij mij de úitlegging van de droom bekend zouden maken.” Wat gebeurde er toen?
8 „Terstond kwamen de magie-beoefenende priesters, de bezweerders, de Chaldeeën en de astrologen binnen; en ik zei voor hun aangezicht wat de droom was, maar zijn uitlegging maakten zij mij niet bekend. En ten slotte kwam daar voor mijn aangezicht binnen Daniël, wiens naam Beltsazar is naar de naam van mijn god en in wie de geest van de heilige goden is; en voor zijn aangezicht zei ik wat de droom was.” — Daniël 4:4-8.
9. Wat hebben wij, al is Daniël zelf er niet meer, om ons in profetisch opzicht te helpen?
9 Nebukadnezars ervaring laat zien hoe nutteloos en ijdel het is wanneer nationale heersers en politici in het algemeen hun toevlucht nemen tot astrologen en helderzienden en andere occultisten in een poging nauwkeurig te weten te komen wat de toekomst brengt. Heersers kunnen in deze tijd weliswaar de profeet Daniël zelf niet raadplegen, maar wij hebben wel het profetische boek Daniël. Daaruit kunnen wij vernemen door welke dingen onze twintigste eeuw reeds is gekenmerkt en wat de naaste toekomst voor dit geslacht zal brengen. Zowel Nebukadnezars droom als Daniëls uitlegging ervan, en ook hoe deze droom bij wijze van illustratie als een zegel of waarborg van zijn profetische waarde werd vervuld, dit alles is voor ons in deze tijd van belang. Laten wij nu dus luisteren wanneer Nebukadnezar zijn droom van wereldomvattende betekenis aan Daniël verhaalt. Hij zei:
10, 11. Wat gebeurde er met de boom die de koning in zijn droom zag?
10 „Welnu, het geschiedde dat ik de visioenen van mijn hoofd op mijn bed aanschouwde, en zie! een boom midden op de aarde, waarvan de hoogte reusachtig was. De boom werd groot en sterk, en zijn hoogte zelf reikte ten slotte tot de hemel, en hij was zichtbaar tot het uiteinde van de gehele aarde. Zijn loof was schoon, en zijn vrucht was overvloedig, en er zat voedsel aan voor allen. Eronder placht het gedierte van het veld schaduw te zoeken, en op zijn grote takken huisden altijd de vogels van de hemel, en alle vlees was gewoon zich daarvan te voeden.
11 Ik [koning Nebukadnezar] bleef aanschouwen in de visioenen van mijn hoofd op mijn bed, en zie! een wachter, ja, een heilige, die uit de hemel zelf neerdaalde. Hij riep luidkeels, en dit zei hij: ’Hakt de boom om en kapt zijn grote takken af. Schudt zijn loof af en verstrooit zijn vrucht. Het gedierte vluchte eronder vandaan, en de vogels uit zijn grote takken. Laat zijn wortelstomp evenwel in de aarde staan, en wel met een band van ijzer en van koper, tussen het gras van het veld; en door de dauw van de hemel worde hij bevochtigd, en met het gedierte zij zijn deel tussen de plantengroei der aarde. Zijn hart worde veranderd zodat het niet meer dat van een mens is en een dierehart worde hem gegeven, en laten er zeven tijden over hem voorbijgaan. Volgens het besluit van wachters is deze zaak, en volgens het woord van heiligen is dit verzoek, met de bedoeling dat de levenden mogen weten dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover zelfs de geringste der mensheid aanstelt.’” — Daniël 4:10-17.
12. Welke vragen rijzen er in verband met het omhakken van die boom?
12 Volgens de wijze waarop koning Nebukadnezar de droom aan Daniël beschreef, stak de boom boven alle andere bomen uit. Hij was zichtbaar voor alle bewoners der aarde, zodat niemand de boom kon negeren. Het was een goede boom. Alhoewel hij niet „de boom des levens” werd genoemd, was het een levenonderhoudende boom, want hij droeg vrucht in overvloed, genoeg om voedsel voor alle vlees op aarde te bieden. Waarom zou hij dan evenals de uitnemende boom die in Ezechiëls profetie, hoofdstuk eenendertig, de verzen drie tot veertien, wordt beschreven, omgehouwen worden? Hoe kon de omgehakte boomtronk het „hart” van een mens hebben gehad, en hoe kon dit in een „dierehart” veranderd worden? Hoe kon door het omhakken van de boom en door zijn gevallen stam gedurende „zeven tijden” in het gras der aarde te laten liggen, bewezen worden dat „de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover de geringste der mensheid aanstelt”? Volgens de engel, die hier als een „wachter” of schildwacht of bewaker wordt aangeduid, was dat het doel waarvoor de situatie in de droom van de koning werd geschilderd.
DE UITLEGGING VAN DE DROOM
13, 14. (a) Welke vragen moeten er beantwoord worden met betrekking tot God als de Omhakker van de boom? (b) Wie werd door de hoge boom afgebeeld, en waarom?
13 Kan de Allerhoogste als Opperste Regeerder bevelen uitvaardigen om een koninkrijk, of een rijk, of een wereldmacht, als een hemelhoge boom om te hakken, en kan hij een andere koning aanstellen, aan wie hij het koningschap geeft, ook al is het iemand van de allergeringste staat der mensheid?
14 Dit waren de belangrijkste vragen die Daniël werkelijk moest beantwoorden, daar koning Nebukadnezar hem nu om de uitlegging van de droom inzake de boom vroeg (Daniël 4:18). Maar waarom raakte Daniël verbijsterd toen de Allerhoogste God hem de betekenis van de droom van de koning openbaarde, en waarom moest Nebukadnezar Daniël opnieuw de verzekering geven dat hij niet bevreesd hoefde te zijn de droom te verklaren? In de eerste plaats omdat het omhakken van de reusachtige boom rechtstreeks op Nebukadnezar zelf betrekking had. Derhalve wenste Daniël dat deze onheilspellende droom toch maar ten aanzien van iemand anders, ten aanzien van tegenstanders die de koning haatten, in vervulling kon gaan (Daniël 4:19). Daniël beantwoordt onze vragen. Luister maar naar hem:
15-17. (a) Wiens hart kon van een mensenhart in een dierehart veranderd worden? (b) Hoe zou Nebukadnezar zo’n vernedering ondergaan?
15 „De boom die gij aanschouwd hebt, die groot en sterk werd en waarvan de hoogte ten slotte tot de hemel reikte en die voor heel de aarde zichtbaar was, . . . dat zijt gij, o koning, want gij zijt groot en sterk geworden, en uw grootheid is zeer toegenomen en heeft tot de hemel gereikt, en uw heerschappij tot het uiteinde der aarde.” — Daniël 4:20-22.
16 Die hemelhoge boom symboliseerde dus heerschappij, een wereldomvattende heerschappij die in iemand als heerser besloten lag. Het was deze heerser die een „hart” bezat dat van een mensenhart in een dierehart veranderd kon worden. Zo’n verandering zou een val, een vernedering, betekenen, niet waar? Deze vernedering strookte met de wil en het voornemen van de Allerhoogste God, de „Heerser in het koninkrijk der mensheid”, want Daniël zei vervolgens tot Nebukadnezar:
17 „En omdat de koning een wachter aanschouwde, ja, een heilige, die uit de hemel neerdaalde, die ook zei: ’Hakt de boom om en verderft hem. Laat zijn wortelstomp evenwel in de aarde staan, maar met een band van ijzer en van koper, tussen het gras van het veld, en door de dauw van de hemel worde hij bevochtigd, en met de dieren van het veld zij zijn deel totdat er zeven tijden over hem voorbijgaan’ — dit is de uitlegging, o koning, en het besluit van de Allerhoogste is het wat mijn heer de koning moet overkomen. En u zal men van onder de mensen verdrijven, en bij de dieren van het veld zal uw woning blijken te zijn, en de plantengroei zal men zelfs u te eten geven net als de stieren; en door de dauw van de hemel zult gijzelf bevochtigd worden, en zeven tijden zullen er over u voorbijgaan, totdat gij weet dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid, en dat hij het geeft aan wie hij wil.” — Daniël 4:23-25.
18. Op welk lichtpunt wees Daniël in verband met de droom?
18 Wat zou er echter gebeuren nadat er „zeven tijden” over de koning in zijn vernederde toestand waren voorbijgegaan? Deze vraag werd door Nebukadnezars droom niet rechtstreeks beantwoord, maar door Daniëls uitlegging wel. De droom had een lichtzijde, want Daniël zei tot de koning: „En omdat men zei de wortelstomp van de boom te laten staan: uw koninkrijk zal u behouden blijven nadat gij weet dat de hemel heerst. Daarom, o koning, moge mijn raad u goed toeschijnen, en verwijder uw eigen zonden door rechtvaardigheid, en uw ongerechtigheid door barmhartigheid te bewijzen jegens de armen. Misschien zal er een verlenging van uw voorspoed komen.” — Daniël 4:26, 27.
19. (a) Hoe en wanneer begon de droom ten aanzien van de koning in vervulling te gaan? (b) Waarom werd de troon voor hem bewaard, zodat hij die weer kon bekleden?
19 Ondanks Daniëls moedige raad bleef Nebukadnezar trots omdat hij de absolute monarch van de Babylonische wereldmacht, de derde wereldmacht in de bijbelse profetieën, was. Zo gebeurde het dat hij een maanjaar later eens op het dak van het koninklijke paleis in Babylon liep te wandelen. Toen, zo vertelt Daniël zelf ons, „nam [de koning] het woord en zei: ’Is dit niet het grote Babylon dat ikzelf gebouwd heb voor het koninklijke huis met de sterkte van mijn macht en voor de waardigheid van mijn majesteit?’ Nog was het woord in de mond van de koning, toen er een stem uit de hemel neerviel: ’U wordt gezegd, o koning Nebukadnezar: „Het koninkrijk zelf is van u heengegaan, en van onder de mensheid verdrijft men u zelfs, en bij de dieren van het veld zal uw woning zijn. Plantengroei zal men zelfs u te eten geven net als de stieren, en zeven tijden zullen er over u voorbijgaan, totdat gij weet dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid, en dat hij het geeft aan wie hij wil”’”. — Daniël 4:28-32.
EEN PROFETISCHE ILLUSTRATIE VAN DE WERKELIJKHEID
20-22. Hoe veranderde de wereldheerser als het ware van een mens in een dier?
20 Wat er nu gebeurde, was een profetische illustratie van een veel grotere werkelijkheid. Nebukadnezars droom begon dus in vervulling te gaan in de persoon van een man die wereldheerschappij uitoefende.
21 Dat wil zeggen, de symbolische reusachtige „boom” werd omgehakt en viel met een klap languit op de aarde. Alleen de boomstomp, de „wortelstok”, bleef staan, maar werd met banden van ijzer en koper omsloten om aldus gedurende de verordende „zeven tijden” elke opwaartse groei tegen te gaan. In werkelijkheid werd de machtige Nebukadnezar van zijn koninklijke troon gestoten. De „Heerser in het koninkrijk der mensheid” forceerde dit door de koning van Babylon met waanzin te slaan, door zijn hart van dat van een machtige heerser te veranderen in het hart van een dier, en wel een stier, die de plantengroei van het veld eet. Klaarblijkelijk herinnerden koning Nebukadnezars hofbeambten zich de droom en Daniëls uitlegging en waren zij bevreesd hem door iemand anders op de troon te vervangen. Maar het was vooral de Allerhoogste God die de koninklijke troon voor Nebukadnezar bewaarde, opdat hij aan het einde van de bestemde „zeven tijden” in zijn koninklijke waardigheid hersteld kon worden. — Daniël 5:18-21.
22 Het gebeurde precies zoals de uit de hemel afkomstige stem tot de pochende wereldheerser had gezegd: „Op hetzelfde ogenblik werd het woord zelf aan Nebukadnezar vervuld, en van onder de mensheid werd hij verdreven, en plantengroei ging hij eten net als de stieren, en door de dauw van de hemel werd zijn eigen lichaam bevochtigd, totdat zijn haar zelf lang werd net als de veren van arenden en zijn nagels als de klauwen van vogels.” — Daniël 4:33; vergelijk Handelingen 12:21-23.
23. Waarom betekende de ziekte van de koning niet de ondergang van Babylon?
23 Betekende deze vernedering van koning Nebukadnezar de ondergang van het Babylonische Rijk? Volstrekt niet! Volgens het besluit van de Allerhoogste God zou dit rijk nog enkele tientallen jaren de derde wereldmacht blijven, die nu overeenkwam met de door banden omsloten wortelstok van de reusachtige boom die in Nebukadnezars droom werd gezien. De profeet Daniël bleef een dienstknecht van de krankzinnig geworden koning en diende als „heerser over heel het rechtsgebied Babylon en [als] opperprefect over alle wijzen van Babylon”. Ook Daniëls drie Hebreeuwse metgezellen, Hananja, Misaël en Azarja, bleven een aandeel hebben aan het bestuur van de aangelegenheden van dat rechtsgebied (Daniël 1:11-19; 2:48, 49; 3:30). Deze vier prominente joodse ballingen in Babylon zullen de tijd dat de koning ziek was, beslist gemeten hebben en vol verwachting hebben uitgezien naar de tijd dat de koning zijn verstand zou terugkrijgen en weer op zijn troon zou zitten als een heidense monarch die werkelijk de les had geleerd dat „de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil”. Aan het einde van de „zeven tijden” gebeurde dit.
24. Wat zei de koning, na zijn herstel, over de Allerhoogste?
24 De koning zelf vertelt ons wat er gebeurde: „En aan het einde van de dagen sloeg ik, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel, en mijn eigen verstand keerde toen tot mij terug; en ik zegende Hem, de Allerhoogste, en Degene die tot onbepaalde tijd leeft, roemde en verheerlijkte ik, want zijn heerschappij is een heerschappij tot onbepaalde tijd en zijn koninkrijk duurt van geslacht tot geslacht. En alle bewoners der aarde worden als louter niets geacht, en hij doet naar zijn eigen wil onder het heerleger van de hemel en de bewoners der aarde. En er bestaat niemand die zijn hand kan tegenhouden of die tot hem kan zeggen: ’Wat hebt gij gedaan?’” — Daniël 4:34, 35.
25. Hoe werd de boomstomp toen van zijn banden ontdaan?
25 Voor zover de profetische droom op Nebukadnezar zelf betrekking had, werden toen de banden van ijzer en koper die zich om de wortelstok van de reusachtige boom bevonden, verbroken en verwijderd. De letterlijke „zeven tijden” waren voorbij en de koning zou nu zijn verstand terugkrijgen en in zijn koninklijke waardigheid worden hersteld. Nebukadnezar maakt hier melding van, wanneer hij vervolgens zegt: „Terzelfder tijd keerde toen mijn verstánd tot mij terug, en voor de waardigheid van mijn koninkrijk keerden voorts ook mijn majesteit en mijn glans tot mij terug; en naar mij gingen zelfs mijn hoge koninklijke beambten en mijn rijksgroten ijverig zoeken, en ik werd opnieuw over mijn eigen koninkrijk aangesteld, en buitengewone grootheid werd mij toegevoegd” (Daniël 4:36). Wat een „teken van gezondmaking” werd er aldus door de Allerhoogste God verricht! — Daniël 4:2; Handelingen 4:22.
26. Welke Hebreeën kwamen de koning klaarblijkelijk eveneens opzoeken, en waarom?
26 Het zou heel passend schijnen dat Daniël, Hananja, Misaël en Azarja zich als „hoge koninklijke beambten” onder degenen bevonden die de genezen koning kwamen opzoeken als een teken van hun loyaliteit jegens hem en van het feit dat zij gedurende de tijd dat hij geestesziek was, zijn koninklijke belangen hadden beveiligd. (Vergelijk 2 Samuël 19:11-15.) Deze vier aanbidders van Jehovah God zouden vooral geïnteresseerd zijn in de uitwerking die de vernederende ervaring welke de koning door toedoen van hun God moest ondergaan, op hem zou hebben. Zij beseften meer dan alle anderen die in dienst van de koning stonden, Nebukadnezars erkentenis in verband met de Universele Soevereiniteit van de Allerhoogste „Heerser”, die door Nebukadnezar „de Koning van de hemel” werd genoemd, die voor eeuwig regeert. Zij zagen hoe deze hemelse Koning het koningschap teruggaf aan iemand die gedurende „zeven tijden” „de geringste der mensheid” was geweest doordat hij van het niveau van een mens tot dat van een dier van het veld was verlaagd (Daniël 4:17). Zij begrepen wat Jehovah had gedaan!
„ZEVEN TIJDEN”
27. Hoe lang heeft men reeds lange tijd gedacht dat de „zeven tijden” duurden?
27 Hoe lang waren die „zeven tijden” eigenlijk, gedurende welke Nebukadnezar geestelijk gestoord was en de koninklijke heerschappij niet kon uitoefenen? In het historische werk getiteld „Joodsche Oudheden”, dat door de jood Flavius Josephus in het eerste-eeuwse Grieks werd vervaardigd, beschouwt de schrijver deze „zeven tijden” als „zeven jaren” (Boek X, hoofdstuk X, par. 6). In de volgende eeuw, tussen 180 en 182 G.T., vertaalde de Griekse vertaler van het boek Daniël, namelijk Theodotion, uit Pontus (Klein-Azië), de Hebreeuwse uitdrukking met „zeven jaren” (hepta etè). Andere joodse commentators verstaan de uitdrukking „tijden” hier in de zin van „jaren”. In feite geeft een aantal moderne vertalers de uitdrukking aldus weer. In de rooms-katholieke New American Bible staat: „Totdat zeven jaren over hem [u] voorbijgaan” (Daniël 4:13, 20, 22, 29). In A New Translation, door James Moffatt, en The Complete Bible — An American Translation staat eveneens „zeven jaren”. (Ook de Good News Bible, van 1976.)
28. Wiens berekening in verband met de jaren gold in het geval van de koning?
28 Er zouden dus zeven bijbelse maanjaren mee bedoeld zijn, aangezien de tijd door de Auteur van de bijbel, Jehovah God, was bepaald. Naar verluidt, zijn er oude inscripties waaruit blijkt dat Nebukadnezar gedurende verscheidene jaren niets deed. Deze jaren zouden heel goed kunnen overeenkomen met de „zeven tijden” waarin hij als een geestelijk gestoord man ongeschikt was voor de uitoefening van het koningschap.
29. Werd in het geval van de koning het volledige doel van de droom bereikt?
29 Is de kwestie daarmee echter afgedaan? Er valt niet aan te twijfelen dat Nebukadnezars droom van de hemelhoge boom profetisch was, daar de droom door Jehovah God was geïnspireerd. Maar is de vervulling van de droom slechts beperkt tot die vervulling in de oudheid ten aanzien van de ene man, koning Nebukadnezar, opdat hij een les met betrekking tot heerschappij zou leren? Wordt door zijn persoonlijke ervaring het doel bereikt waarom Jehovah zo met hem handelde, namelijk „dat de levenden mogen weten dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover zelfs de geringste der mensheid aanstelt”? (Daniël 4:17) Stelt de Allerhoogste God soms een heerschappij van de laagste rang over de mensheid aan door „de geringste der mensheid” over het koninkrijk der mensheid aan te stellen? Kennelijk niet! (Daniël 4:36, 37) Voor de „levenden” in onze veelbewogen twintigste eeuw moet Nebukadnezars droom een verdere en verstrekkender vervulling hebben. Dit is ook zo!
30. Hoe beeldt de droom Jehovah’s universele soevereiniteit af?
30 De eerste vervulling van de droom die de koning van Babylon had, wordt door feiten uit de oudheid gestaafd. Hoe wordt de grotere en volledige vervulling van diezelfde droom door de latere feiten bevestigd? Welnu, Nebukadnezar, die destijds door de reusachtige boom werd afgebeeld, was de heerser van het Babylonische Rijk. Hij symboliseerde dus wereldheerschappij, daar hij wereldwijd werd erkend. Evenzo was de „boom” die door hem werd geïllustreerd, een afbeelding van een grotere heerschappij dan die welke door de koning van Babylon werd uitgeoefend. Welke heerschappij was destijds groter dan die van koning Nebukadnezar, die geen mededinger op aarde had? Slechts de heerschappij van degene die door Nebukadnezar werd erkend als „de Allerhoogste”, „de Koning van de hemel” (Daniël 4:34, 37). Om die reden symboliseerde de hemelhoge, levenonderhoudende boom uit de droom de UNIVERSELE SOEVEREINITEIT van de Allerhoogste, Jehovah God, vooral met betrekking tot onze aarde. Deze Universele Soevereiniteit is eeuwig, „tot onbepaalde tijd”, voor alle geslachten.
31. Welke vragen rijzen er doordat die betekenis aan de boom wordt gegeven?
31 Dat die betekenis aan de „boom” wordt gehecht, doet vragen bij ons opkomen, niet waar? Ja. Hoe zou zo’n „boom” bijvoorbeeld ooit omgehakt kunnen worden? En dit op bevel van de Universele Soeverein, de Allerhoogste God zelf? Hoe wordt de „boom” weer opgericht? Gods eigen geschreven Woord, de bijbel, verklaart dit.
32, 33. Hoe was Davids koninkrijk een afbeelding van Gods soevereiniteit?
32 Jehovah’s Universele Soevereiniteit werd gedurende lange tijd hier op aarde vertegenwoordigd. Hoe? Waar? Wanneer? Ze werd vertegenwoordigd door middel van het koninkrijk dat hij over zijn uitverkoren volk, de twaalf stammen van Israël, oprichtte. Dit was vooral zo toen Jehovah’s gezalfde, koning David, tot koning over alle twaalf stammen van Israël werd aangesteld, waarna hij zijn hoofdstad naar Jeruzalem verplaatste, dat hij op de heidense Jebusieten had veroverd. Dit was in 1070 v.G.T.
33 In dat zelfde jaar liet koning David de heilige ark van Jehovah’s verbond in de stad brengen en in een tent plaatsen die in de nabijheid van zijn koninklijke paleis was opgeslagen. Aldus begon Jehovah als het ware in Israëls hoofdstad Jeruzalem te regeren, en over de Israëlitische koning werd gezegd dat hij op „Jehovah’s troon” zat (1 Kronieken 29:23; 16:1-31). Koning David erkende herhaaldelijk dat Jehovah zijn hemelse Koning, de werkelijke Regeerder van Israël, was (Psalm 5:2; 24:7-10; 68:24; 145:1). Stellig kan er dus worden gezegd dat het koninkrijk, waarvan het centrum zich daar te Jeruzalem bevond, terwijl David en zijn koninklijke nakomelingen daar op „Jehovah’s troon” zaten, Jehovah’s Universele Soevereiniteit met betrekking tot onze aarde vertegenwoordigde. — 2 Kronieken 13:5, 8.
34. Wanneer werd die symbolische boom omgehakt, en hoe?
34 Hieruit volgt logischerwijs dat de reusachtige boom die in Nebukadnezars droom werd gezien, een afbeelding was van de wijze waarop Jehovah’s Universele Soevereiniteit door bemiddeling van koning David en zijn koninklijke opvolgers te Jeruzalem, tot uitdrukking werd gebracht. In de droom werd die boom van wereldheerschappij omgehakt. In overeenstemming met die droom werd de Goddelijke Soevereiniteit zoals deze door middel van de lijn van Davidische koningen te Jeruzalem werd uitgeoefend, omgehakt, omvergeworpen, buiten werking gesteld. Wanneer? In 607 v.G.T., toen Nebukadnezar van Babylon de stad Jeruzalem en haar tempel verwoestte en de laatste daar zetelende koning, Zedekía uit Davids geslacht, in ballingschap voerde, alwaar hij stierf. Jehovah zelf had de symbolische boom van soevereiniteit omgehakt, want hij gebruikte Nebukadnezar als zijn „knecht” om deze omverwerping tot stand te brengen. Jehovah zelf nam de verantwoordelijkheid op zich voor de omverwerping van deze zichtbare uitdrukking van zijn soevereiniteit met betrekking tot onze aarde. — Jeremia 25:8-11, 17-29; Ezechiël 21:22-27.
35. Met welk doel werden er metalen banden om de boomstomp gelegd?
35 Dat was het tijdstip waarop de banden van goddelijke beperking, afgebeeld door de banden van ijzer en koper, om de overgebleven wortelstok van de goddelijke soevereiniteit zoals deze door bemiddeling van een koninklijke nakomeling van koning David werd uitgeoefend, werden gelegd. Er kon geen koninklijke spruit uit deze wortelstok te voorschijn komen om de goddelijke soevereiniteit, uitgeoefend door bemiddeling van een Davidische koning, te doen herleven. Hoe lang zou deze vernederde aanblik met betrekking tot Jehovah’s Universele Soevereiniteit duren? „Zeven tijden”, die profetisch werden geïllustreerd door de „zeven jaren” waarin Nebukadnezar onttroond was en als een dier van het veld leefde. Hoeveel tijd beslaan de „zeven tijden” derhalve?
36. Waarom konden de „zeven tijden” geen 2520 letterlijke dagen zijn?
36 Een „tijd” of maan-„jaar” in verband met bijbelse profetieën bedroeg gemiddeld 360 dagen, dat wil zeggen twaalf maanmaanden van elk gemiddeld 30 dagen. (Vergelijk Genesis 7:11 tot 8:4.) De „zeven tijden” of „zeven jaren” zouden derhalve 7 maal 360 dagen, ofte wel 2520 dagen, bedragen. Moeten die 2520 dagen in dit geval letterlijk worden begrepen? Welnu, zeven maanjaren of 2520 dagen nadat de stad Jeruzalem in 607 v.G.T. was verwoest en haar domein in het land Juda in een desolate toestand was achtergelaten, werd Jehovah’s Universele Soevereiniteit met betrekking tot onze aarde niet wederom opgericht, is het wel? Neen! In het jaar 600 v.G.T. bevonden de overlevende Israëlieten zich nog steeds als ballingen in Babylon, lagen Jeruzalem en het land Juda nog steeds woest, en was het Babylonische Rijk nog steeds de wereldmacht van die tijd. Pas drieënzestig jaar later, ofte wel in 537 v.G.T., werd het de verbannen Israëlieten door Babylons veroveraar vergund om te vertrekken en zich weer in hun geliefde eigen land te vestigen. Maar zelfs toen werd het theocratische koninkrijk van het huis van David niet wederom te Jeruzalem opgericht.
37. Welke opeenvolging van wereldmachten moest aan de oprichting van Gods koninkrijk voorafgaan?
37 Het Medo-Perzische Rijk had nu als de vierde wereldmacht in de bijbelse profetieën de wereldheerschappij overgenomen, en Cyrus de Grote was de Perzische vorst. Derhalve werd Zerubbábel, een wettige en natuurlijke erfgenaam van Davids troon, slechts tot stadhouder van de Perzische provincie Juda aangesteld. Medo-Perzië kwam overeen met de zilveren borst en armen van het uit verschillende metalen bestaande beeld dat gezien werd in de geïnspireerde droom die de profeet Daniël Nebukadnezar in herinnering moest brengen en hem moest verklaren (Daniël 2:31, 32, 39). Volgens diezelfde droom en de uitlegging ervan zou de niet-joodse of heidense wereldheerschappij vervolgens uitgeoefend worden door de met koper te vergelijken Griekse wereldmacht en daarna door het met ijzer te vergelijken Romeinse Rijk, alsmede door een uitwas daarvan in de vorm van de Brits-Amerikaanse dualistische wereldmacht in moderne eeuwen. Pas daarna zouden Jehovah’s Universele Soevereiniteit (afgebeeld door de berg) en het koninkrijk (afgebeeld door de uitgehouwen steen) zich met betrekking tot de lijn van heidense wereldmachten doen gelden (Daniël 2:32-35, 44, 45). Dit brengt ons in onze twintigste eeuw!
38. Wanneer zouden die 2520 dagen, symbolisch gezien, eindigen?
38 Het is derhalve heel duidelijk dat wanneer wij het „beeld” van wereldmachten in zijn geheel, van top tot teen, in gedachten hebben, de „zeven tijden” van 2520 dagen een langere periode moeten afbeelden dan de zeven letterlijke jaren dat Nebukadnezar zich buiten in het veld als een beest gedroeg. Elk van deze 2520 dagen moet derhalve volgens de bijbelse regel worden beschouwd: „Een dag voor een jaar, een dag voor een jaar, dát heb ik u gegeven” (Ezechiël 4:6; vergelijk Numeri 14:34). Dit zou betekenen dat de „zeven tijden” waarin de aarde door „heidense” wereldmachten beheerst zou worden zonder inmenging van Gods koninkrijk, zich vanaf de verwoesting van het land Juda (met inbegrip van Jeruzalem) door de Babyloniërs over 2520 jaar zouden uitstrekken. Waarop brengt dat aantal jaren ons, gerekend vanaf het midden van de zevende maanmaand (of 15 Tisjri) van 607 v.G.T.? Op 15 Tisjri, ofte wel 4/5 oktober, van 1914 G.T.
39. Wat gebeurde er nadat de banden van de boomstomp verwijderd waren?
39 Op dat tijdstip zou Jehovah God, de Almachtige, de banden van ijzer en koper om de symbolische wortelstok van Universele Soevereiniteit verbreken. Aldus zou hij toestaan dat er een koninklijke „spruit” opschoot, opdat Zijn Universele Soevereiniteit met betrekking tot heel de aarde wederom uitgeoefend kon worden (Job 14:7-9; Jesaja 11:1, 2). Dit vond plaats met de in Openbaring 12:5-10 (Brouwer; NW) voorzegde geboorte van de door een „manlijk kind” afgebeelde regering, welke regering „alle natiën [zou] weiden met een ijzeren staf”. In Nebukadnezars droom van het „beeld” van wereldmachten werd deze gebeurtenis afgebeeld doordat er een „steen” uit een berg werd gehouwen, die het „beeld” van wereldmachten zou vernietigen (Daniël 2:34, 35). Wat een betekenisvolle manier was dat om het einde van de door Jezus Christus in Lukas 21:24 voorzegde „bestemde tijden der natiën”, of „tijden der heidenen”, aan te duiden! — NW; NBG.
40. Aan welke vertreding door de heidense wereldmachten zou toen een eind komen?
40 Vanaf die tijd zou de koninklijke regering die door het oude Jeruzalem onder het koningschap van Davids koninklijke familie werd vertegenwoordigd, niet langer door heidense wereldmachten „vertreden” worden, maar zouden zijzelf erdoor vertreden worden!
41. Wat voorzei God, behalve Nebukadnezars herstel, nog meer?
41 Met het oog op al het voorgaande voorzei de Universele Bestuurder, die vanaf het begin het einde weet, meer dan slechts de tijd dat Nebukadnezar weer als koning op de troon van de Babylonische wereldmacht hersteld zou worden. Jehovah God voorzei gelijktijdig het tijdstip waarop hij zijn eigen wereldheerschappij van kracht zou doen worden door zijn rechtmatige Universele Soevereiniteit met betrekking tot onze aarde weer te doen gelden. Nu wij het tijdstip hiervoor hebben vastgesteld, zijn wij gereed om te beschouwen wie de Universele Soeverein Jehovah als zijn Voornaamste Gevolmachtigde hiervoor gebruikt.