De natiën bevreesd voor de naam die over ons is uitgeroepen
1. Wat deed Jehovah ten behoeve van zichzelf met betrekking tot het Egypte uit de oudheid, en wat zal hij in deze tijd wederom doen?
HET was hoog tijd om tot handelen over te gaan, want de naam van God en van zijn Christus waren erbij betrokken. Lang geleden in het Egypte van de oudheid zei Jehovah door bemiddeling van zijn profeet Mozes tot de Farao, de koning: „Hierom laat Ik u bestaan, om u mijn kracht te tonen, opdat men mijn naam verkondige op de gehele aarde” (Ex. 9:16). Door het Egypte uit de oudheid eerst met tien vernietigende plagen te teisteren en vervolgens de in slavernij verkerende Israëlieten te bevrijden en de militaire strijdkrachten van Egypte in de Rode Zee te vernietigen nadat hij er zijn volk op wonderbaarlijke wijze doorheen had gevoerd, deed Jehovah iets waarvoor hij zelfs thans nog bekend is. In Jeremia 32:20 wordt Jehovah als degene toegesproken ’die tekenen en wonderen gedaan heeft in het land Egypte tot op dezen dag, zowel in Israël als onder de mensen, en die zich een naam heeft gemaakt gelijk heden blijkt’. Hij maakte zich destijds waarlijk een naam die over de gehele bewoonde aarde werd bekendgemaakt. De latere geslachten vergaten dit echter, hetgeen ook van ons geslacht, het laatste geslacht, gezegd kan worden. Volgens de bijbelse profetieën en de vervulling ervan sinds 1914 n. Chr. leven wij thans in de tijd waarin Jehovah God zich wederom een naam zal maken.
2. (a) Voor welk uitzonderlijke doel heeft God de bijbel tot op heden bewaard? (b) Hoe wordt dit doel van de bijbel in een recent artikel door een joodse archeoloog onderschreven?
2 Hij heeft het schrijven van de gehele bijbel van zesenzestig bij elkaar behorende boeken niet tevergeefs geïnspireerd. Dat hij de bijbel ondanks de pogingen van het grootste gedeelte der christenheid om deze te vernietigen, tot op deze dag heeft bewaard, was niet zonder een bepaald doel. Hij bewaarde dit boek tot deze tijd opdat het gebruikt zou worden om zijn naam bekend te maken. Van Genesis tot en met Openbaring is zijn naam Jehovah de meest gebruikte en meest befaamde naam in de gehele bijbel. De naam die hier in belangrijkheid op volgt, is die van Jezus Christus, hetgeen zeer passend is, daar Jezus zelf tot zijn discipelen heeft gezegd: „Ik [ga] tot den Vader . . ., want de Vader is meer dan Ik” (Joh. 14:28). Jehovah liet de bijbel in de eerste plaats schrijven om hierdoor zijn naam te bewaren. Dit feit wordt zelfs door de bekende archeoloog dr. N. Glueck — die als jood modernistisch is ingesteld — toegegeven. In een recent artikel getiteld „Boek van geloof en geschiedenis” zegt dr. Glueck in paragraaf drie:
De bijbel is in de grond der zaak een religieus en niet een historisch werk. Hij werd bovenal samengesteld om de aard van Gods naam te verklaren en deze naam te verheerlijken. De eenheid en authenticiteit van dit boek vinden hun oorsprong in het feit dat het zich zonder hiervan af te wijken uitsluitend ten doel stelt om voor Israël en alle stervelingen het uitzonderlijke, het unieke, het universele en de betekenis van God uiteen te zetten. De held van de bijbel is God, als de bron van de gehele schepping en de Vader van de gehele mensheid. — De New York Times Magazine van 25 september 1960, bladzijde 29.
3. (a) Wat zal God in de „oorlog op den groten dag” ten behoeve van zichzelf doen, maar wat laat hij met het oog hierop vóór die tijd eveneens ten behoeve hiervan doen? (b) Door bemiddeling van wie?
3 De „oorlog op den groten dag van den almachtigen God” komt naderbij. In deze oorlog zal Jehovah zich wederom een naam maken die gedurende de gehele eeuwigheid luid zal weerklinken (Openb. 16:14, 16). Reeds vóór die universele oorlog van hemel en aarde zorgt hij er echter voor dat zijn naam eervol op de gehele aarde wordt bekendgemaakt. Door bemiddeling van wie? Niet door de christenheid, maar door de christenen die door de schriftuurlijke naam „Jehovah’s getuigen” worden onderscheiden. Wij hebben hiervan rechtstreekse berichten die afkomstig zijn van 181 de gehele aarde omspannende landen en eilandgroepen. Dat zij dit ondanks religieuze vervolging en tegenstand volbrengen, moet aan Jehovah’s geest worden toegeschreven. Het is voor alle natiën duidelijk geworden dat Jehovah’s naam over hen is uitgeroepen. Zijn de natiën als gevolg daarvan bevreesd?
HOE DOOR VREES AANGEGREPEN
4. Hoe heeft de christenheid zich een vreesinboezemende naam gemaakt, maar met welke religieuze gevolgen?
4 Tot voor kort heeft de christenheid zich een naam gemaakt die de heidense natiën eeuwenlang in de ban van vrees heeft gehouden. De christenheid deed dit niet omdat de naam van Jehovah over haar was uitgeroepen, maar wegens haar religieuze vervolging en onderdrukking, haar bloedvergietende oorlogen en kruistochten en haar door zwaar gewapende legers en vloten gesteunde kolonialisme. Door deze onchristelijke handelwijze heeft de christenheid zowel Christus’ als Gods naam met smaad beladen. In deze tijd is de toestand aanzienlijk veranderd.
5. (a) Welke naam is voor de christenheid een schrikbeeld geworden, en hoe heeft ze hierop gereageerd? (b) In wiens naam stelt de christenheid niet haar vertrouwen, en welke eer is derhalve naar een kleine groep gegaan?
5 Thans roept de naam van het communisme een in de gehele wereld gevreesd schrikbeeld op en dit vooral voor de christenheid, of de politieke, religieuze, maatschappelijke en industriële leiders van de christenheid. Reeds in de uitgave van september 1879 van de Watch Tower, de derde uitgave nadat men ermee was begonnen dit tijdschrift te publiceren, heeft dit blad de christenheid voor deze communistische dreiging gewaarschuwd, en wel in een hoofdartikel getiteld „De dag des Heren”. Sinds die tijd is er een blok van natiën opgebouwd dat een derde van de aarde beslaat, een blok waartegen de christenheid zich krachtig bewapend houdt. Uit vrees voor wat een atoomoorlog kan betekenen, woedt er tussen de christenheid en het agressieve communistische blok slechts een „koude oorlog”. De christenheid stelt geen vertrouwen in de Almachtige God, wiens naam Jehovah is. De eer voor de wereldomvattende bekendmaking van de vreesinboezemende naam van Jehovah gaat derhalve niet naar de christenheid, maar naar de kleine groep vreedzame, onbewapende getuigen van Jehovah.
6. Waardoor wordt aangetoond of de Russische Sowjet-Unie bevreesd is voor Jehovah’s getuigen?
6 Is de Russische Sovjet-Unie evenwel werkelijk bevreesd voor Jehovah’s getuigen? Ja, absoluut! Waarom zou communistisch Rusland hen anders trachten te vernietigen? En waarom vormen Jehovah’s getuigen de religieuze groep die, terwijl de katholieke en protestantse religiën openlijk in Rusland werkzaam zijn, is verboden, zodat zij zijn gedwongen ondergronds te werken?
7. Welk commentaar gaf een redactionele schrijver in de Toronto Daily Star over Ruslands vrees voor Jehovah’s getuigen?
7 In de Toronto Daily Star van 2 juli 1960 schreef M. Gayn in een redactioneel artikel op bladzijde 7 onder het opschrift: In de rode wereld zijn Jehovah’s getuigen in de ogen der sowjets ’spinnen’:
Op alle religie rust bij de sowjets de banvloek. Op onverklaarbare wijze maakt niets hen echter zo woedend als Jehovah’s getuigen.
Moskou spoort de Getuigen op. De pijlen die het op hun geloof afvuurt, zijn als bliksemschichten. Het stelt hun actieve bekeringswerk voor als een mengsel van des duivels eigen bedriegerijen en door Allen Dulles uitgedachte omverwerping. In de Moskouse pers worden onder zulke amusant aandoende koppen als „Apostelen van het kruitvat” of „Spinnen” aanvallen op de Getuigen gedaan. De geschiedenissen worden natuurlijk in zulk een vorm gegoten, dat ze met de koppen overeenstemmen. („Zij zijn spinnen, en spinnen haten het licht. Zij weven hun webben in donkere hoeken en kruipen dan naar de zijkant om te wachten totdat een slachtoffer in het web begint te sidderen. En zij vinden beslist slachtoffers.”)
Wie zijn Jehovah’s getuigen? Hier volgt het antwoord van de Prawda.
„Vanaf de allereerste dag van haar bestaan is deze sekte, Jehovah’s getuigen, in dienst van de meest reactionaire kringen van het Amerikaanse kapitaal getreden. Rijke beschermheren verschaften de nieuwe sekte toegang tot koloniale landen om daar een geest van zwijgende onderworpenheid aan te kweken en stuurden de Getuigen op de jonge socialistische bewegingen in Europa af . . .”
. . . Prawda bericht dat de Getuigen steeds actiever worden. Door middel van het gesproken woord en onwettige traktaten betogen de Getuigen dat niemand wapens dient te dragen, terwijl zij illegale kerken oprichten en illegale gebedsvergaderingen houden. De geloofssamenzwering breidt zich uit en geen van de machtige verdedigingsmiddelen van de staat schijnt deze te kunnen vernietigen.
Niemand bekommert zich erom er een verklaring voor te geven hoe zoiets in het gezegende 43ste jaar van de grootste revolutie aller tijden kon geschieden.
8. (a) Waarvoor zijn Jehovah’s getuigen volgens nieuwsberichten uit Moskou niet bang, en welke raad van Jezus volgen zij op? (b) Welke soort van vrees wordt er in communistische landen teweeggebracht, en waartoe leidt deze vrees?
8 Op 7 juli 1960 bevatte de New York Times een officieel RNS-bericht uit Moskou onder het opschrift „Moskou beschuldigt sekte — Zegt dat Jehovah’s getuigen met activiteit in Sowjet-Unie doorgaan”. Op 12 februari 1961 publiceerde de Times een artikel van bijna een kolom lang onder het opschrift „Opkomst van religie baart sowjets zorgen”, waarin Jehovah’s getuigen twee maal worden genoemd. Volgens deze berichten delen deze getuigen van Jehovah ’s werelds vrees voor het communisme niet, maar volgen zij de woorden op welke Jezus Christus volgens Matthéüs 10:28 heeft uitgesproken toen hij zijn apostelen uitzond om Gods koninkrijk te prediken: „Weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel [Gehenna, NW].” Als resultaat hiervan worden Gods naam en koninkrijk zelfs achter het IJzeren Gordijn bekendgemaakt. De vrees welke door deze activiteit in communistische landen en in andere landen onder een totalitaire regering wordt teweeggebracht, is met het oog op de zelfzucht van dergelijke politieheerschappijen geen gezonde soort van vrees. Het is een vrees welke door een haat jegens Gods naam wordt gekenmerkt. Een dergelijke vrees leidt tot vernietiging in de oorlog van de grote dag van God de Almachtige!
DE GEZONDE SOORT VAN VREES
9, 10. (a) Wat beloofde Jehovah voor het „volk voor zijn naam” te maken, en sinds welke gebeurtenissen is dit het geval geweest? (b) Hoe heeft Jehovah dit in Jeremia 33:7-9 voorzegd?
9 Dit is echter niet de enige soort van vrees welke onder de natiën wordt teweeggebracht ten aanzien van de naam die over dit overblijfsel van opgedragen, door de geest gezalfde volgelingen van Christus is uitgeroepen. Jehovah heeft beloofd dat hij zowel voor deze mensen — dus voor zijn zichtbare organisatie op aarde, zijn gezalfde „volk voor zijn naam” — als voor zichzelf een naam zou maken. Dit is vooral sinds 1919 het geval geweest, toen dit gezalfde overblijfsel uit de gevangenschap kwam waaronder zij gedurende de eerste Wereldoorlog gebukt waren gegaan en onbevreesd Gods naam en zijn Messiaanse koninkrijk begonnen bekend te maken. Hun bevrijding uit de onderdrukkende machten van de christenheid kon alleen maar worden toegeschreven aan de kracht van hun God, die zij volledig waren toegewijd. Vóór het christelijke tijdperk werd Jehovah’s volk voor zijn naam, zijn getuigen, door Juda en Israël vertegenwoordigd. Zich onder deze zelfde titels tot zijn tegenwoordige naamvolk richtend, zei God:
10 „Ik zal de gevangenschap van Juda en de gevangenschap van Israël wenden, en zal hen bouwen als voorheen; en ik zal hen reinigen van alle misdaad, waarmede zij tegen mij gezondigd hebben; en zal hun vergeven alle ongerechtigheden, waarmede zij tegen mij gezondigd en zich trouweloos tegen mij gedragen hebben; en dit zal mij zijn tot een blijden naam, tot roem en lof onder alle volken der aarde, als zij hooren zullen al het goede, dat ik hun doe, en zich verwonderen en ontzetten zullen over al het goede en over al den vrede, dien ik hun geven zal.” — Jer. 33:7-9, Lu.
11. (a) Welke machten hebben hun geestelijke vooruitgang sinds 1919 proberen te vernietigen, en met welk resultaat? (b) Op wie heeft hun geestelijke vooruitgang zich weerspiegeld, en wat zou volgens Zefanja 3:19, 20 het resultaat zijn?
11 Dit vormt de verklaring voor het geestelijke welzijn en de geestelijke voorspoed van Jehovah’s getuigen en voor de indrukwekkende toename die zij sinds 1919 hebben ondervonden. Sinds dat jaar hebben het nazisme, het fascisme, de katholieke actie en vele nationalistische machten in de christenheid getracht hen te vernietigen en aan hun voorspoed, vrede en eenheid een einde te maken, maar alles tevergeefs. Het hardnekkige geestelijke welzijn en de geestelijke voorspoed en groei van de Getuigen over de gehele aarde hebben zich gunstig op hun God weerspiegeld. Zij zijn een eer voor zijn naam geweest. Hierom heeft hij hen begunstigd, zoals hij in Zefanja 3:19, 20 ook met de volgende woorden had beloofd:
„Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen; Ik zal tot een lof en tot een naam stellen hen, wier schande was over de gehele aarde. Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal, want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE.”
12. Hoe hebben Jehovah’s getuigen deze schriftuurplaats vervuld?
12 In vervulling hiervan hebben de actieve, progressieve getuigen van Jehovah zijn naam eer geschonken. Hun dappere vrijmoedigheid in het prediken, hun geestelijke intelligentie en hun hoge morele maatstaven pleiten ten zeerste voor de God van hun bevrijding.
13. Wat hebben vele eerlijke mensen in alle natiën als resultaat hiervan betreffende het overblijfsel opgemerkt?
13 Als resultaat hiervan hebben honderdduizenden eerlijke mensen in alle natiën opgemerkt dat het overblijfsel van gezalfde getuigen op zich een naam vormt voor het bekendmaken van de Here God en dat het Zijn waardige naam tot eer strekt. Doordat zij Gods goedheid ten opzichte van degenen die hem liefhebben en gehoorzamen en die zijn geboden houden en zijn Zoon Jezus volgen, tentoonspreiden, zijn zij iets schitterends voor hem op aarde.
14. Welke uitwerking heeft het op de leden van deze „grote schare” wanneer zij dit waarnemen, en wat is het resultaat van hun handelwijze?
14 Geïmponeerd door deze waarnemingen wordt deze „grote schare” van mensen die de ene zuivere religie zoeken zoals deze in de bijbel wordt uiteengezet, ten aanzien van de naam welke op dit gezalfde overblijfsel van getuigen is uitgeroepen, met vrees vervuld. Hun vrees gaat gepaard met een liefde voor de naam van de aanbiddelijke God, degene wiens naam Jehovah is (Ps. 83:19 18, Pa). Om deze reden volgen ook zij Jezus na door zich volledig aan zijn God en Vader op te dragen en als een bewijs van deze opdracht van zichzelf aan God, in water gedoopt te worden. Aldus sluiten zij zich bij het gezalfde overblijfsel aan om gezamenlijk in de voetstappen van de „goede herder”, Jezus Christus, te treden. Zij worden een deel van zijn kudde symbolische schapen. Het resultaat van deze getrouwe handelwijze van deze „andere schapen” is, zoals Jezus voorzei, „één kudde, één herder” (Joh. 10:11, 14-16). Zij worden allen verenigde aanbidders van Jehovah God.
VERENIGD PROFETEREN
15. (a) Welk werk moeten deze „andere schapen” derhalve doen? (b) Welk profeteringswerk heeft het gezalfde overblijfsel in overeenstemming met Joël 2:28, 29 gedaan?
15 Welk werk moeten deze „andere schapen” van Christus’ kudde ter nakoming van een dergelijke opdracht en waterdoop verrichten? Zij moeten datgene doen wat in de profetische Geschriften werd voorzegd en wat het overblijfsel van de gezalfde „kleine kudde” doet — profeteren of prediken. Als een laatste vervulling van Joël 2:28, 29 betreffende de „laatste dagen” heeft Jehovah op dit overblijfsel van het geestelijke Israël, zijn „volk voor zijn naam”, zijn geest uitgestort. De voorzegde uitwerking hiervan zou zijn dat allen zouden profeteren, zowel mannen als vrouwen en zowel jong als oud. In overeenstemming met Joël 2:28, 29 hebben de leden van het gezalfde overblijfsel vooral sinds 1919, nadat zij uit de religieuze gevangenschap waren bevrijd, inderdaad geprofeteerd. Onder de verlichting van Gods geest die op hen rust, hebben zij ingezien dat er thans over Gods kóninkrijk geprofeteerd moet worden ten einde Jezus’ profetie in vervulling te doen gaan: „Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” — Matth. 24:3, 14.
16. Welke plaats kennen de leden van het overblijfsel bij hun prediking aan de profetieën toe, en wie hebben met hen een aandeel aan deze prediking?
16 Wanneer de leden van het overblijfsel prediken, maken zij dus alle bijbelse profetieën over Gods koninkrijk en de eeuwige zegeningen welke dit voor de getrouwe gehoorzame mensheid zal afwerpen, bekend. Dit profetische predikingswerk is derhalve het werk, Gods werk, waaraan de „andere schapen” een aandeel hebben. Evenals het gezalfde overblijfsel worden ook zij getuigen van Jehovah.
17. (a) Waarom heeft het gezalfde overblijfsel voor dit profeteringswerk alle voorzieningen getroffen? (b) Vooral sinds wanneer zijn zij hierbij door anderen geholpen, en onder leiding van welk Genootschap zijn voor het profeteren regelingen getroffen?
17 Onder de onweerstaanbare kracht van Gods uitgestorte geest heeft het gezalfde overblijfsel alle voorzieningen getroffen die nodig zijn om voort te gaan met het profeteren dat moet plaatsvinden voordat de „grote en geduchte dag des HEREN komt”, opdat iedereen die veilig wenst te ontkomen, zijn naam kan vrezen en deze voor redding kan aanroepen. De leden van de „grote schare” van deze „andere schapen” behoren tot degenen die veilig willen ontkomen en onder Gods koninkrijk in Jehovah’s nieuwe wereld leven willen ontvangen (Joël 2:30-32). Toen, vooral sinds 1935, tienduizenden, ja, honderdduizenden van deze mensen in de ’ene kudde’ onder de ’ene herder’ werden bijeenvergaderd, hebben zij op hun beurt het gezalfde overblijfsel geholpen om nog meer duizenden bijeen te brengen. In dat jaar werd duidelijk dat deze „grote schare” van de „andere schapen” dezelfde klasse vormde als die welke in Openbaring 7:9-17 werd afgebeeld. De regelingen en voorzieningen die toen werden getroffen, waren er derhalve op gericht om het levengevende profeteringswerk op een produktievere basis en een uitgebreidere schaal te verrichten, terwijl het onder leiding van de Watch Tower Society geregeld werd verbeterd en uitgebreid. Bijvoorbeeld:
18. Welke regeling ten behoeve van de theocratische bediening werd op het hoofdbureau van het Genootschap door de president ervan aangekondigd en doorgevoerd?
18 Op 9 februari 1942, toen de tweede Wereldoorlog nog steeds woedde, maakte de president van de Watch Tower Bible & Tract Society bekend dat op het hoofdbureau van het Genootschap te Brooklyn ten behoeve van de leden van de staf van werkers — er waren er in dat jaar gemiddeld ongeveer 192 — een gevorderde theocratische bedieningscursus zou worden begonnen. Na de Wachttoren-studie op die maandagavond las de president deze grote Bethelfamilie van werkers een brief over deze bedieningscursus voor. Deze familiecursus, welke elke week werd gehouden, voorzag in veel praktisch materiaal dat in een schoolboek getiteld „Course in Theocratic Ministry”, dat men destijds van plan was uit te geven, gebruikt kon worden, welk schoolboek ten slotte tweeënvijftig lessen bevatte die op zesennegentig bladzijden waren gedrukt.
19. Welk werk werd gedurende die dagen van de tweede Wereldoorlog overwogen, wat werd in 1943 ingewijd, en hoe is het er thans mee gesteld?
19 Zelfs gedurende die donkere dagen van de tweede Wereldoorlog voorzag het Genootschap een naoorlogs zendingswerk op een wereldomvattende schaal waar de Getuigen zich nog niet eerder aan hadden gewaagd. Ten einde dit te verwezenlijken, richtte het Genootschap op zijn Koninkrijksboerderij in de buurt van South Lansing, New York, de Wachttoren Bijbelschool Gilead op. Op woensdag, 1 februari 1943, wijdde de president van het Genootschap deze school voor zendelingen uit Jehovah’s getuigen in. Achttien jaar geleden leek dat een vermetele stap. Thans is de Wachttoren Bijbelschool Gilead echter nog steeds werkzaam, alleen in een nieuw gebouw aan de overkant van het hoofdbureau van het Genootschap te Brooklyn, New York. De school is veel beter ingericht en voorziet in een langere, grondiger studiecursus en opleiding voor studenten die uit alle delen der aarde worden bijeengebracht.
20. Wat werd er op de ’Oproep tot actie’-vergaderingen van 1943 vrijgegeven en gedemonstreerd, en wat ontstonden er na verloop van tijd?
20 Het getuigeniswerk in de landen waar de studenten vandaan waren gekomen, werd echter niet veronachtzaamd. Ter bestemder tijd werd het boek Course in Theocratic Ministry voltooid en op de persen van de drukkerij van het Genootschap te Brooklyn gedrukt. Op 17 en 18 april 1943 werden er in honderden steden in de Verenigde Staten en Canada tweedaagse ’Oproep tot actie’-vergaderingen gehouden. Hier werd het plan om in alle gemeenten van Jehovah’s getuigen wekelijkse scholen der Theocratische Bediening in te stellen, bekendgemaakt. Het schoolboek werd vrijgegeven en de manier waarop het boek gebruikt en de school geleid zou worden, werd gedemonstreerd. In de oorlogstijd was het werk van Jehovah’s getuigen in verscheidene landen verboden of mocht hun lectuur niet worden ingevoerd. Overal waar de gemeenten echter exemplaren van het boek konden bemachtigen, werden scholen ingesteld. In korte tijd ontstonden er honderden van zulke scholen der Theocratische Bediening. Na het einde van de tweede Wereldoorlog werden er over de gehele wereld duizenden van deze scholen in de gemeenten gevormd.
21. Welke schoolboeken werden er in 1945 en 1946 vrijgegeven, en tijdens welke speciale gelegenheden?
21 Er ontstond behoefte aan iets groters dan het 96 bladzijden tellende schoolboek Course in Theocratic Ministry. Met het oog hierop werd tijdens speciale vergaderingen van Jehovah’s getuigen welke van 27 tot en met 29 april 1945 werden gehouden, op zaterdagavond, 28 april — precies drie dagen voordat Adolf Hitler, de boosaardige vijand van Jehovah’s getuigen, zelfmoord pleegde — het nieuwe 384 bladzijden tellende boek met 90 lessen, Theocratic Aid to Kingdom Publishers, voor deze bijeenvergaderde getuigen vrijgegeven. In 1946, het eerste naoorlogse jaar, werd op 8 augustus op het Theocratische Congres der Verheugde Natiën, dat zes dagen duurde en in Cleveland, Ohio, werd gehouden, een nieuw schoolboek, „Equipped for Every Good Work” vrijgegeven (het boek „Toegerust tot ieder goed werk” dat in 1950 in het Nederlands werd gepubliceerd).
22. (a) Op welk werk — vooral met betrekking tot gemeente- en kringdienaren — werd gedurende de in 1953 in het Yankee Stadion te New York gehouden Vergadering der Nieuwe-Wereldmaatschappij speciaal de nadruk gelegd? (b) Welke speciale instructies werden er met het oog hierop in de Informant van november (1953) gegeven?
22 In 1950 begon het eerste congres van een serie internationale vergaderingen van Jehovah’s getuigen die in het Yankee Stadion in de stad New York werden gehouden. Op het tweede van deze congressen, dat in 1953 van 19 tot en met 26 juli plaatsvond, en de Vergadering der Nieuwe-Wereldmaatschappij werd genoemd, legde de president van het Genootschap de nadruk op de prediking van Jehovah’s getuigen van huis tot huis. Een van de punten die speciaal werden beklemtoond, was dat alle aangestelde dienaren in de gemeenten opleiders van van huis tot huis predikende verkondigers van Gods koninkrijk moesten zijn. Vooral de kringdienaren, die elk een vast aantal gemeenten bezochten, moesten zich in een dergelijk opleidingswerk specialiseren. Slechts ongeveer vier maanden hierna stond er in de Engelse uitgave van het maandblad van de Koninkrijksverkondigers, de Informateur zoals dit destijds werd genoemd, een speciaal artikel waarin werd besproken hoe het „goede nieuws van het koninkrijk” op een krachtiger wijze van huis tot huis kon worden aangeboden. Hoe? „Door de bijbel aan de deuren te gebruiken”. Hierover werd in de Informant van november 1953 het volgende gezegd:
Na jezelf geïntroduceerd te hebben en je zending en wat je voor de mensen hebt, bekendgemaakt te hebben, kan een zeer doeltreffend getuigenis worden gegeven door enkele uitgezochte teksten uit de bijbel te lezen en ze in je getuigenis te verweven. . . . Door aldus ter ondersteuning van je getuigenis toepasselijke schriftuurplaatsen uit de bijbel voor te lezen, kun jij bij je drie-tot-acht-minuten-toespraakjes aan de deuren een grotere verscheidenheid bereiken.
23. Waar werden reeds korte toespraakjes gehouden waarbij rechtstreeks uit de bijbel werd voorgelezen, en waarom?
23 In landen en provincies waar het werk van Jehovah’s getuigen was verboden of waar het hun als een onwettige daad werd aangerekend wanneer zij met hun bijbelse lectuur van huis tot huis gingen, zoals in de provincie Quebec, in Canada, werd het uitspreken van korte toespraakjes waarbij rechtstreeks uit de bijbel werd voorgelezen, reeds op uitgebreide schaal toegepast.
24. (a) Welk schoolboek werd in 1955 vrijgegeven, en waarin voorzag de Koninkrijksdienst gedurende het volgende jaar voor alle gemeenten? (b) Wat werd op 9 maart 1959 ingewijd, en ten behoeve van wie?
24 In 1955 werd in de internationale serie ’Zegevierende Koninkrijks’-vergaderingen, die in juni begonnen, het nieuwe boek voor de School der Theocratische bediening, getiteld „Qualified to Be Ministers” vrijgegeven (het boek „Bekwaam gemaakt tot de predikingsdienst”, dat in 1959 in het Nederlands werd gepubliceerd). In het volgende jaar begon het Genootschap in het maandelijkse dienstblad de Koninkrijksdienst gedetailleerde schema’s voor de wekelijkse dienstvergaderingen te publiceren. Aldus konden alle gemeenten voor het onderricht van de Koninkrijksverkondigers uniforme dienstvergaderingen houden. Drie jaar later kwam de gelegenheid voor de speciale opleiding en toerusting van de gemeenteopzieners of -dienaren. Op de Wachttoren Bijbelschool Gilead, gelegen op het terrein van de Koninkrijksboerderij, werd op 9 maart 1959 de School der Koninkrijksbediening ingewijd. Deze school voorzag in vier weken gratis onderricht en opleiding voor achtereenvolgende klassen van gemeentedienaren die de uitnodiging om de school te bezoeken, konden accepteren.
25. Wat is er, sinds de Wachttoren Bijbelschool Gilead is overgeplaatst, met de School der Koninkrijksbediening op het terrein van de Koninkrijksboerderij gebeurd, en hoe zijn buitenlandse bijkantoren van het Genootschap in dit opzicht begunstigd?
25 Sinds de Wachttoren Bijbelschool Gilead in februari 1961 naar Brooklyn werd overgeheveld, is de School der Koninkrijksbediening op het terrein van de Koninkrijksboerderij zodanig uitgebreid dat nu vier klassen van gemeenteopzieners tegelijkertijd worden opgeleid. In samenwerking met bijkantoren van het Wachttorengenootschap is de School der Koninkrijksbediening verder over de gehele wereld — zoals bijvoorbeeld in Canada, Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Australië, het Verre Oosten, enzovoort — doorgevoerd. Deze regeling is door de Allerhoogste God zeer gezegend en heeft steeds meer bekwamere gemeentedienaren tot gevolg gehad om over Gods kudde te waken en op haar werk bestaande in het profeteren — getuigenisgeven — toezicht uit te oefenen.
26. Van wie kan derhalve thans gezegd worden dat zij profeteren, in welke mate, en in hoeveel talen?
26 In deze tijd vormen de leden van het gezalfde overblijfsel van de Koninkrijkserfgenamen derhalve niet de enigen die profeteren. Zij worden in alle natiën door steeds meer op schapen gelijkende personen bijgestaan die de naam van Jehovah, welke op het met Gods geest gezalfde overblijfsel rust, leren vrezen. Terwijl het gerapporteerde aantal van het overblijfsel van het geestelijke Israël thans slechts 13.255 personen bedraagt, beloopt het aantal van hun tot de „andere schapen” behorende metgezellen die geregeld elke maand van hun predikingsdienst in het veld verslag uitbrengen 900.000. En evenals in het geval van het gezalfde overblijfsel, kan van deze „andere schapen”, die Jehovah’s naam vrezen, worden gezegd dat „alle vlees” profeteert, zodat ouden en jongen, mannen, vrouwen, werkgevers en werknemers, thans in 144 talen prediken en er allen blijk van geven dat zij Jehovah’s getuigen zijn.
27. Waarvan vormt dit voor alle natiën een op het juiste moment gegeven teken?
27 Wat is dit voor alle natiën der wereld een belangrijk teken! Het vormt er een teken van dat de grote, doorluchtige, vreesinboezemende dag van Jehovah naderbijkomt en dat het er thans, in de overgebleven korte tussenperiode, de tijd voor is om de naam van Jehovah in geloof aan te roepen ten einde gered te worden en in Zijn nieuwe wereld eeuwig leven te ontvangen.
28. Op welke wijze heeft Jehovah er duidelijk blijk van gegeven hoe hij erover denkt dat wij ons als Zijn getuigen identificeren, en wat wordt door de vervolging die hij over ons heeft laten komen, te kennen gegeven?
28 Welk een enorme verantwoordelijkheid rust er op ons doordat wij getuigen van Jehovah worden genoemd! Laten de tegenstanders ons recht om ons met deze naam te identificeren maar betwisten! Jehovah God heeft ons hier niet voor veroordeeld. Integendeel, hij heeft ons voor onze krachtsinspanningen om in overeenstemming met de verplichtingen van die naam te leven en met het oog op het dragen van die onderscheiden naam waardig te wandelen, gezegend. De vervolging die hij als gevolg van ons profeteren of prediken over zijn koninkrijk over ons heeft laten komen, is geen bewijs van zijn vloek of afkeuring. Ze vormt er een bewijs van dat wij geen deel zijn van deze veroordeelde oude wereld, maar Zijn rechtvaardige nieuwe wereld toebehoren.
29. Wat is ons besluit met betrekking tot Jehovah’s naam, en welk gebed, dat Jezus ons heeft geleerd, zullen wij blijven opzenden?
29 Dankbaar erkennen en dragen wij onze verantwoordelijkheid met betrekking tot Zijn naam. Indien wij de naam van Jehovah niet respecteren en vrezen en deze naam geen eer schenken, zullen de mensen van alle natiën die God zoeken, deze naam evenmin vrezen of tot hun eeuwige redding aanroepen. Wij zijn echter vast besloten om Jehovah’s naam te eren en te verhogen zonder iets te doen waardoor wij deze naam met smaad beladen. Wij zullen zijn naam als uitermate heilig behandelen en zullen alle andere op schapen gelijkende personen helpen deze naam eveneens te heiligen, terwijl wij ermee blijven doorgaan het gebed op te zenden dat Jezus ons tot Jehovah God heeft leren bidden: „Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd.” — Matth. 6:9.