Verenigd tegen natiën in het dal der beslissing
„Menigten, menigten zijn in de laagvlakte der beslissing, want de dag van Jehovah is nabij in de laagvlakte der beslissing.” — Joël 3:14, NW.
1. Waarom moet er een tijd komen dat er een beslissing wordt genomen, en door wie?
ER MOET een tijd komen dat er een beslissing wordt genomen. Deze beslissing moet door een bekwame rechter worden uitgesproken, waarna deze ten uitvoer moet worden gebracht. De toestand kan onmogelijk blijven zoals hij thans is. Het is nu geen tijd voor besluiteloosheid. Het moet niet zover komen dat de aardse situatie stuurloos wordt, want dan kan de gehele mensheid van de zijde der natiën, die thans zo hopeloos verdeeld zijn, een ergere ramp verwachten. Er móet eenvoudig een beslissing worden genomen, terwijl deze met kracht en autoriteit ten uitvoer gebracht moet worden. Dit is iets wat iedereen met gezond verstand duidelijk kan inzien.
2. Waarom voelen vele verontruste mensen zich hopeloos, en waarom kan men niet langer hoopvol naar de christenheid opzien?
2 Wij leven thans in een tijd van „radeloze angst onder de volken”. Er kan niet worden ontkend dat de situatie voor de natiën en hun politieke, economische, militaire en religieuze raadgevers te moeilijk blijkt te zijn. Talloze mensen zijn zeer verontrust, zij voelen zich hopeloos. Dit komt doordat zij alles van menselijk standpunt uit bezien, en op zich heeft de mensheid niets te bieden. Ze heeft herhaaldelijk bewezen niet bij machte te zijn om zichzelf uit de moeilijkheden te redden. Er bestaat voor haar in het geheel geen reden om nog langer naar de christenheid op te zien. De mensheid heeft tevergeefs op de christenheid vertrouwd. Nu bedreigt de christenheid de gehele mensheid zelf met algehele vernietiging. — Luk. 21:25.
3. Waarom dienen degenen die de mensheid liefhebben, zich niet langer hopeloos te voelen, en waarom zal het niet moeilijk zijn om deze aarde aan bestuur te onderwerpen?
3 Er bestaat voor allen die de mensheid oprecht liefhebben, echter een gegronde reden om zich niet langer hopeloos te voelen. De bewuste tijd is thans aangebroken en de beslissing waarvan alles afhangt, is genomen! De wereldsituatie is de grote Bestuurder van het gehele universum niet uit handen gelopen. Wanneer hij het niet had toegestaan, zou de situatie zich nooit tot de huidige stand van zaken ontwikkeld hebben. Het is niet zijn bedoeling dat de toestand als maar blijft doorgaan totdat de mensen ten slotte het ergste hebben gedaan wat mogelijk is. Hij heeft zich voorgenomen om alles waardoor de mensheid wordt gekweld, een halt toe te roepen. De tijd waarop hij zijn beslissing ten uitvoer zal brengen, komt naderbij. Figuurlijk gesproken, bevinden de natiën zich in het dal des oordeels, waar zijn beslissing zeer binnenkort ten uitvoer zal worden gebracht. Bij het ten uitvoer brengen van zijn rechtvaardige beslissing, zal het hem niet moeilijk vallen om dit kleine deel van zijn universum, de aarde, aan zijn bestuur te onderwerpen, want hij is de Almachtige God, de Schepper, Degene die als enige de naam Jehovah draagt. — Joël 1:15; Jes. 40:28.
4. Waarom zal Jehovah zich niet van de christenheid bedienen om de wereldaangelegenheden in het reine te brengen?
4 Neen! Hij zal zich niet van de christenheid bedienen om de wereldaangelegenheden in het reine te brengen. De christenheid beweert in een bepaalde verhouding tot hem te staan, maar wat hebben haar beweringen te betekenen? Ze heeft in meer dan 1150 talen en dialecten bijbels gedrukt. In vele van deze bijbelvertalingen komt de persoonlijke naam van de Schepper, Jehovah, meer of minder vaak voor, en de christenheid heeft honderden miljoenen van deze bijbelvertalingen die zijn heilige naam bevatten, verspreid. Er kan echter niet van de christenheid worden gezegd dat ze in overeenstemming met de bijbel leeft, want met de ene hand biedt ze de mensheid de bijbel aan maar met de andere een ballistisch projectiel met atoomlading.
5. Hoe is de christenheid als de stam Efraïm, en hoe zal Jehovah God haar behandelen?
5 De christenheid is als de in de bijbel genoemde stam Efraïm. Evenals deze stam de natie Israël ertoe bracht zich met de wereldse volkeren te vermengen, heeft de christenheid zich met onchristelijke volkeren vermengd. Ze heeft zich tot een deel van de natiën van deze wereld gemaakt (Hos. 7:8-11). Ze is de stichtster en belangrijkste voorstandster van de Verenigde Naties, waarin reeds ruim honderd verschillende natiën zijn opgenomen. Ze is niet beter dan de rest van die natiën. Gezien in het licht van de bijbel, die ze over de gehele wereld verspreidt, heeft ze er in feite zelfs blijk van gegeven erger dan die natiën te zijn. Geen wonder dat Jehovah God haar niet heeft gebruikt en ook niet zal gebruiken om ten aanzien van de wereldaangelegenheden weer orde op zaken te stellen! In overeenstemming met zijn beslissing zal hij haar net zo als de andere natiën behandelen, ja, zelfs nog slechter, met het oog op haar verantwoordelijkheid tegenover hem.
6. (a) Waarin zou de christenheid zelf kunnen lezen hoe God met haar zal handelen, en heeft God haar alleen met die bron van inlichtingen achtergelaten? (b) Wat vormt derhalve een plaag voor de christenheid?
6 In Gods eigen Boek, de bijbel, dat de christenheid nog steeds blijft verspreiden, wordt gezegd wat hij met haar zal doen. Ze zou best zelf kunnen lezen hoe God met haar zal handelen wanneer hij zijn beslissing in het dal van de „laagvlakte der beslissing” ten uitvoer brengt. Hij heeft het echter niet alleen aan de bijbel overgelaten om haar te zeggen wat hij met haar en alle andere wereldse natiën zal doen, want hij heeft ware christenen, die werkelijk in overeenstemming met de bijbel leven, namelijk zijn getuigen, uitgezonden om de christenheid en alle andere natiën over Zijn beslissing in te lichten. Op deze wijze heeft Jehovah God de christenheid hier waarschuwend van in kennis gesteld. Ze kan zich dus absoluut niet verontschuldigen door te zeggen dat ze het niet wist. De verspreiding van bijbels binnen en buiten de christenheid door haar bijbelverspreiders is op zichzelf geen plaag voor haar geweest, maar dat Jehovah zijn gezalfde getuigen met de aankondiging van zijn beslissing heeft uitgezonden, is een verwoestende, ondraaglijke plaag voor de christenheid gebleken. Deze plaag die over haar is gekomen, werd in de bijbel voorzegd.
SYMBOLISCHE SPRINKHANENPLAAG
7. Wie als enigen op aarde bezaten gedurende een lange tijd Jehovah’s wet, en over welke plaag die wegens ongehoorzaamheid over hun land zou komen, werden zij ingelicht?
7 Geen enkele van God afkomstige plaag komt zonder oorzaak. Tot op negentienhonderd jaar geleden vormden de leden van het joodse volk met hun hoofdstad te Jeruzalem of Sion Gods uitverkoren volk. Zij als enigen bezaten Gods wet zoals deze in de Tien Geboden en de andere door bemiddeling van Mozes en de andere joodse profeten gegeven geboden, staat opgetekend, welke geboden alle in de geïnspireerde bijbelboeken van Genesis tot en met Maleachi zijn vervat. In het vijfde boek van Mozes, Deuteronomium genaamd, lichtte Jehovah God het Israël uit de oudheid in over de vervloekingen welke hij over die natie zou brengen wanneer zij niet overeenkomstig zijn geboden zouden leven. Tot de vervloekingen behoorde deze plaag: „Veel zaad zult gij naar den akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten. Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal er aan knagen. Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken.” — Deut. 28:38, 39, 42.
8. Wat was de ergste plaag van dat soort die volgens de voorzegging zou komen, en als gevolg van welke aanleiding?
8 De ergste sprinkhanen- en wormenplaag welke ooit was voorzegd, was die waarvoor Jehovah’s profeet Joël waarschuwde. Jehovah God dreigde niet met die plaag zonder dat zijn volk hier goede aanleiding toe had gegeven. Daarom staat Jehovah in Joëls profetie op voet van oorlog met zijn eigen volk. Laat de christenheid, die thans Gods volk beweert te zijn, hier ernstig notitie van nemen!
9. Wie was deze Joël, en welke waarschuwende oorlogskreet liet hij horen?
9 Wie was deze profeet Joël echter? Een van Jehovah’s getuigen. Zijn naam Joël betekent zelfs „Jehovah is God”. Joël leefde overeenkomstig zijn persoonlijke naam, want hij legde er getuigenis van af dat Jehovah God is. Joël werd door Jehovah gebruikt om de plaag waarmee gedreigd werd, aan zijn volk te beschrijven en hen te vertellen hoe zij God ertoe konden brengen de plaag af te wenden. Als Jehovah’s woordvoerder zegt Joël (2:1, 2): „Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm [slaakt een oorlogskreet, NW] op mijn heiligen berg! Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des HEREN komt. Want hij is nabij! Een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis. Als morgenrood uitgespreid over de bergen.” Wat een oorlogskreet, ja, wat een waarschuwing!
10. Waarmee trekt Jehovah op Zijn dag tegen zijn eigen volk op, en welke uitwerking heeft datgene waarmee hij komt?
10 Op deze ’dag van Jehovah’ trekt hij op met zijn verwoestende leger dat hij tegen zijn eigen volk aanzet: „De HERE verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen, want zijn leger is zeer talrijk; want machtig is het leger dat zijn woord volbrengt; want groot is de dag des HEREN en zeer geducht! Wie zal hem verdragen?” (Joël 2:11). In dit geval is Jehovah’s leger, zijn „strijdmacht”, wel van een zeer bijzondere aard. Hij verklaart later zelf waaruit deze bestaat, door te zeggen: „Ik zal u vergoeden de jaren, toen de sprinkhaan alles opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond” (Joël 2:25). Door middel van een dergelijk leger van insekten worden menselijke schepselen niet rechtstreeks gedood. De uitwerking is echter dezelfde als die van een grote militaire strijdmacht die door het land trekt en daarbij alle beschikbare voedselvoorraden in beslag neemt, het land berooft en het landschap verwoest door zelfs de bomen van hun bast te ontdoen, terwijl ze in haar spoor honger en schaarste achterlaat, als gevolg waarvan talloze mensen zullen sterven.
11. Hoelang hebben de joden op de vervulling van Joëls profetie gewacht, en wie verklaarde dat deze in vervulling was gegaan, en wanneer?
11 Er is geen bijbels bericht voorhanden dat een dergelijke plaag van vraatzuchtige insekten het land Israël jarenlang heeft geteisterd en ook Sion of Jeruzalem heeft getroffen. In de bijbel wordt echter wel te kennen gegeven hoe Joëls profetie van de plaag der sprinkhanen, kaalvreters en knagers in vervulling zou gaan. Honderden jaren lang hebben de joden op de vervulling van Joëls profetie gewacht. In het voorjaar van het jaar 33, op de dag van Sjaboeoot of Pinksteren, stond de joodse christen Petrus onder de pas kenbaar geworden inspiratie van Gods geest in Jeruzalem op, waarbij hij een toepassing van de profetie openbaar maakte. Petrus deed uit hetzelfde tweede hoofdstuk van Joël waarin ook de insektenplaag wordt voorzegd, een aanhaling uit deze profetie. Hij haalde Joël 2:28-32 aan, waarin wordt gezegd dat Jehovah „daarna” zijn heilige geest op alle soorten van vlees zou uitstorten, zodat allen die de geest ontvingen, zowel jong als oud, mannen en vrouwen, slaven en vrijen, in Jehovah’s naam profeteerden. Op die dag van het pinksterfeest, toen Gods geest op de 120 getrouwe discipelen van Jezus Christus die in Jeruzalem bijeenwaren, werd uitgestort en zij op wonderbaarlijke wijze in vreemde talen spraken, verklaarde Petrus dat Joëls profetie in vervulling was gegaan. — Hand. 2:1-21, 33.
12. Welke bekering had de vervulling van dat gedeelte van Joëls profetie tot resultaat?
12 Daar die 120 christelijke discipelen, die met Gods geest waren gezalfd, in vreemde talen over „de grote daden Gods” spraken, werden ongeveer 3000 joden en proselieten als bekeerlingen van het christendom in water gedoopt. Later steeg het aantal bekeerlingen daar in Jeruzalem of Sion tot ongeveer 5000 (Hand. 2:11, 41, 47; 4:4). Hoe staat het echter met het gedeelte van de profetie waarin over de sprinkhanenplaag wordt gesproken?
13. Had het dieet van Johannes de Doper iets met de vervulling van Joëls profetie te maken, maar wat gebeurde er na die gebeurtenis op de dag van het pinksterfeest?
13 Gedurende de vier jaren dat Johannes de Doper en Jezus Christus predikten, had geen letterlijke sprinkhanenplaag het land onvruchtbaar als een woestijn gemaakt. Johannes de Doper heeft zich in de woestijn van Judea inderdaad met sprinkhanen gevoed, maar dit waren afzonderlijk levende sprinkhanen, niet die welke in zwermen voorkomen, groot genoeg om een plaag te worden (Matth. 3:1-4). Wat gebeurde er echter nadat Jezus Christus was gestorven, was opgewekt en door zijn hemelse Vader naar de hemel was teruggeroepen, waarna hij een mate van de heilige geest ontving en die met Pinksteren op zijn discipelen in Jeruzalem uitstortte? De joodse religieuze leiders en hun volgelingen werden door een plaag geteisterd. Neen, niet door letterlijke sprinkhanen, maar door symbolische christelijke sprinkhanen. Jezus Christus’ discipelen, die met heilige geest waren gezalfd, profeteerden of predikten in geheel Jeruzalem over Gods koninkrijk en de vernietiging van dat ’verdraaide geslacht’ van anti-christelijke joden.
14. Waar predikten die symbolische sprinkhanen, en waardoor werden zij aangespoord?
14 Zij predikten in Jeruzalems huis van aanbidding of tempel. Ook predikten zij in de particuliere huizen van de mensen. Deze duizenden met Gods geest vervulde christelijke gelovigen, deden dit dagelijks (Hand. 2:40, 46, 47; 3:1 tot en met 4:2). Zij waren niet tegen te houden. Aangespoord door Gods geest vervulden zij de gehele stad. Zelfs de engel van Jehovah God spoorde hen ertoe aan om ondanks de protesten van de priesters en de andere religieuze leiders voorwaarts te gaan (Hand. 4:31; 5:12-20). Wat een plaag van Jehovah God was dit voor de onboetvaardige joden!
15. Wat zei Joël tot de religieuze leiders over datgene wat zij moesten doen, maar wat overkwam hun stad met zijn tempel, en waarom?
15 Door middel van Joëls profetie was tot religieuze leiders gezegd wat zij met het oog op de onheilspellende nadering van de plaag moesten doen: „Laat de priesters, de dienaren des HEREN, tussen de voorhal en het altaar [van de tempel] wenen en zeggen: Spaar, HERE, uw volk en geef uw erfdeel niet prijs aan den smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men onder de volken zeggen: Waar is hun God?” (Joël 2:17). De joodse priesters van die dagen weigerden echter door bemiddeling van Christus Jehovah’s naam voor redding aan te roepen. Daarom werden zij in 70 n. Chr. vernietigd toen de Romeinse legioenen Jeruzalem en zijn tempel verwoestten en het land Judéa tot een woestenij maakten, terwijl de weinige overlevende joden als slaven werden verstrooid om de vraag onder de ogen te zien: „Waar is hun God?”
16, 17. (a) Hoe toonden die religieuze leiders dat zij hevig werden gekweld, en waardoor wordt te kennen gegeven of de plaag verminderde? (b) Wat zou hen niet meer dan dit gekweld kunnen hebben, en waar vormde deze plaag een voorteken van?
16 Hoe hevig de priesters en de met hen verbonden religieuze leiders door de predikingsveldtocht waarmee Jezus’ apostelen een begin maakten, werden gekweld, blijkt duidelijk wanneer wij lezen: „Toen zij hen gebracht hadden [als arrestanten], leidden zij hen voor den Raad. En de hogepriester ondervroeg hen, zeggende: Wij hebben u nadrukkelijk verboden in dezen naam [van Jezus] te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van dezen mens op ons doen neerkomen.” Petrus en zijn medeapostelen gaven er in hun antwoord blijk van ware getuigen van Jehovah te zijn, want zij zeiden: „Men moet Gode meer gehoorzamen dan den mensen. . . . En wij zijn getuigen van deze dingen en ook de Heilige Geest, dien God hun gegeven heeft, die Hem [als regeerder] gehoorzaam zijn” (Hand. 5:27-32). De apostelen werden geslagen en vrijgelaten. Wat deden zij vervolgens? Handelingen 5:42 antwoordt: „Zonder ophouden, iederen dag, leerden zij in den tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie, dat de Christus Jezus is.”
17 Een letterlijke sprinkhanenplaag kon de joodse religie-aanhangers niet meer kwellen dan de christelijke getuigen van Jehovah, die Jeruzalem met hun leer vervulden door in het openbaar en van huis tot huis getuigenis af te leggen. Deze plaag van symbolische sprinkhanen vormde een voorteken van een letterlijke vernietiging welke later over hun religieuze instellingen zou komen.
DE TEGENWOORDIGE PLAAG
18, 19. (a) Waarom heeft God thans geen stoffelijke tempel of stad op aarde nodig? (b) Waarvan beweert de christenheid de hedendaagse tegenhanger te zijn, maar in welk opzicht is ze er de tegenhanger van?
18 Jeruzalem of Sion ging in het jaar 70 met zijn tempel ten onder. Jehovah God heeft echter zijn geestelijke tempel, waarvan Jezus Christus de fundamentele hoeksteen is en zijn getrouwe discipelen de bovenbouw van „levende stenen” vormen (1 Kor. 3:16, 17; Ef. 2:20-22). Deze geestelijke tempel van God heeft een secundair fundament dat door de christelijke apostelen en profeten wordt gevormd. Zo is ook Gods Nieuwe Jeruzalem, de geestelijke „bruid” van Jezus Christus, op het fundament van de „twaalf apostelen des Lams [van Jezus Christus] gebouwd” (Joh. 3:28-30; Openb. 21:2, 9-14). Aldus heeft Jehovah God thans geen stoffelijk tempel of stad op aarde meer nodig. In de religieuze rijken van thans beweert de christenheid de hedendaagse tegenhanger van het Jeruzalem of Sion uit de oudheid te zijn. Ze brengt de beloften en profetieën die de bijbel tot Jeruzalem of Sion richt, op zichzelf van toepassing. De christenheid is echter de hedendaagse tegenhanger van het ontrouwe, deloyale Jeruzalem (Sion) uit de eerste eeuw. In die tijd weigerde deze stad Jezus Christus, die op een ezel gezeten haar gebied kwam binnenrijden, te erkennen, terwijl ze hem buiten haar muren liet doden en toen nog zijn discipelen vervolgde. — Matth. 21:1-16; 23:37-39.
19 De hedendaagse christenheid, die thans in deze tijd van de „voleinding van het samenstel van dingen” leeft, is het Sion dat of de „heilige berg” die belijdt God toe te behoren maar weigert op de waarschuwing acht te slaan welke profetisch in Joël, hoofdstuk twee, de verzen één tot en met drie wordt gegeven.
20. (a) Wat moet de christenheid derhalve eveneens ondergaan? (b) Hoe wordt in Openbaring te kennen gegeven dat dit over de christenheid zou komen?
20 De christenheid is alleen maar in naam Gods volk. Ze vormt derhalve het huidige religieuze stelsel dat evenals het aardse Jeruzalem of Sion in de dagen van de apostelen van Christus een symbolische sprinkhanenplaag moet ondergaan. De christenheid vormt het religieuze rijk dat door de in Joëls profetie voorzegde plaag geteisterd zou worden. Dat er in deze tijd van de „voleinding van het samenstel van dingen” een symbolische sprinkhanenplaag zou komen, werd in het laatste boek van de bijbel voorzegd. Dit boek, Openbaring genoemd, werd ongeveer zesentwintig jaar nadat het ontrouwe Jeruzalem door de Romeinen werd verwoest, door de apostel Johannes geschreven. Deze Openbaring toont derhalve in symbolische taal wat — niet over het Jeruzalem uit de oudheid, dat ontrouw is geweest en is verwoest, maar — over het hedendaagse tegenbeeld van het ontrouwe Jeruzalem, de christenheid, zou komen. De Openbaring spreekt namelijk over „hetgeen weldra moet geschieden, . . . want de tijd is nabij” (Openb. 1:1-3). In hoofdstuk negen wordt een symbolische sprinkhanenplaag beschreven. Dit zou het eerste wee zijn van drie laatste weeën die voordat Gods universele oorlog in de „laagvlakte der beslissing” gestreden zou worden, over de christenheid zouden komen. In Openbaring 9:1-11 komen een aantal uitdrukkingen voor die aan Joëls profetie zijn ontleend. Johannes zegt in deze verzen:
21. Wat zag Johannes uit de hemel vallen, en wie werd hierdoor gesymboliseerd?
21 „Ik zag een ster, uit den hemel op de aarde gevallen, en [hem] werd de sleutel van den put des afgronds gegeven. En [hij] opende den put des afgronds en er steeg rook op uit den put, als de rook van een groten oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door den rook van den put.” Vallende sterren, waardoor in de bijbel ontrouwe dienstknechten van God worden voorgesteld, verdwijnen ’s nachts uit het gezicht. Echter niet deze ster, want hij symboliseert de Here Jezus Christus bij zijn terugkeer in Koninkrijksmacht en heerlijkheid om Gods getrouwe dienstknechten te zegenen en de oordelen die God over alle dienstknechten van Satan de Duivel — de „overste der wereld” — heeft uitgesproken, te voltrekken. — Openb. 22:16.
22. Hoe blijkt dit de juiste toepassing te zijn met betrekking tot de „sleutel van den put des afgronds”?
22 Negentien eeuwen geleden ging Jezus bij zijn dood en begrafenis de afgrond des doods in (Rom. 10:6, 7). Toen de Almachtige God hem op de derde dag uit de afgrond opwekte, gaf hij hem de „sleutel van den put des afgronds” om deze te sluiten of te ontsluiten. In Openbaring 1:18 zegt de opgestane, verheerlijkte Jezus derhalve in het visioen aan Johannes: „Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van den dood en het dodenrijk [Hades, het gemeenschappelijke graf van de dode mensheid].”
23. Waarom moest Jezus Christus die „sleutel” in 1919 gebruiken, en hoe deed hij dit?
23 In het in de Openbaring beschreven visioen zag Johannes de Here Jezus Christus in Gods geestelijke tempel. In de hedendaagse vervulling kwam de Here Jezus Christus in gezelschap van Jehovah God in 1918 gedurende de stuiptrekkingen van de eerste Wereldoorlog tot de geestelijke tempel om allen die zijn christelijke discipelen beweerden te zijn, op de proef te stellen. In de loop van dat kritieke jaar 1918 trokken de vijanden van de christelijke getuigen van Jehovah voordeel van de oorlogswetten, het fanatieke patriottisme en de religieuze haat die toen de overhand hadden en brachten deze getuigen, door hun getuigeniswerk te onderdrukken en te doden, tot een toestand terug die op de dood en het graf geleek. Dit duurde echter niet lang! In het voorjaar van 1919 gebruikte Jezus Christus, de Koning, „de engel van de afgrond”, de sleutel en bevrijdde hij zijn overblijfsel van gezalfde volgelingen uit deze afgrond van geestelijke inactiviteit, waarna hij hen weer met kracht bezielde om in Gods dienst verder te gaan. Toen was de tijd voor het uitvaardigen van Gods vurige oordelen aangebroken, zoals door de rook die uit de geopende afgrond opsteeg, te kennen werd gegeven.
24. Wie zijn die „mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden” hebben, en hoe wordt hun letsel toegebracht?
24 Johannes zegt derhalve: „Uit den rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enigen boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.” Dergelijke mensen waren niet verzegeld of met de geest van God vervuld en brachten derhalve niet de vruchten van Zijn geest voort, maar waren imitatie-christenen, onechte geestelijke Israëlieten. De door de uit de rook van de afgrond opstijgende sprinkhanen voorgestelde gezalfde christelijke getuigen van Jehovah brengen bij hen een stekende, brandende pijn teweeg die overeenkomt met de pijn welke door schorpioenen wordt veroorzaakt. Hoe? Door middel van de oordeelsboodschap die deze „sprinkhanen” bekendmaken.
25. Wat deden de symbolische sprinkhanen sinds 1919 ten aanzien van deze mensen, en zou dit dodelijk zijn?
25 Johannes zegt verder: „Hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt.” De levenscyclus van de sprinkhaan (schistocerca [met gespleten staart] gregaria) beslaat een periode van ongeveer zes maanden. Gedurende die tijdsperiode kan de sprinkhaan dus schade aanrichten. Toen de in 1919 voor activiteit in Gods dienst herleefde symbolische sprinkhanen in de naoorlogse wereld voorwaarts gingen, was het niet hun doel hun vervolgers, de religieuze geestelijken der christenheid die niet het zegel van Gods geest hadden, te doden, maar om Gods oordeelsboodschap bekend te maken. Dit kon de religieuze regeerders van de christenheid echter niet behagen. Zij werden er verschrikkelijk door gepijnigd alsof zij door een schorpioen werden gestoken, maar een dergelijke pijnlijke steek behoeft niet noodzakelijkerwijs dodelijk te zijn. — 2 Kor. 10:3-6.
26. Hoelang heeft Jehovah zijn getuigen gemachtigd om de mensen met deze pijnigende boodschap te treffen, en wanneer zullen de geestelijken ervan worden verlost?
26 Hoelang heeft Jehovah het overblijfsel van zijn gezalfde, christelijke getuigen gemachtigd de religieuze geestelijken met deze pijnigende boodschap te treffen? Hun leven lang vóór Gods oorlog van Armageddon, zoals door de vijf maanden die aan de sprinkhanen werden toegewezen, werd gesymboliseerd. Aangezien Jehovah’s gezalfde overblijfsel geen opdracht heeft ontvangen om ten aanzien van degenen die hen voor de prediking van Gods boodschap vervolgen, als God scherprechters op te treden, worden de religieuze geestelijken in leven gelaten om de kwellende pijn van Gods oordeelsboodschap te ondergaan. Nu is het niet zo dat de geestelijken niet liever zouden willen sterven dan deze oordeelsbekendmaking nog langer aan te horen, maar hun overkomt wat de apostel Johannes over hen had voorzegd: „In die dagen zullen de mensen den dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg.” De tenuitvoerlegging van Gods oordeel, wanneer hij deze huichelachtige christelijke geestelijken ter dood brengt, wordt uitgesteld totdat hij zijn universele oorlog van Armageddon begint.
27. Hoe beschrijft Johannes hoe de sprinkhanen er uitzien, en waarvoor werd het overblijfsel overeenkomstig deze beschrijving in 1919 voortgebracht?
27 Waar lijken deze symbolische sprinkhanen op? Johannes zegt: „De gedaante der sprinkhanen was als van paarden, die uitgerust zijn tot den oorlog; en op hun koppen waren kransen [kronen, NW] als van goud en hun aangezichten waren als aangezichten van mensen; en zij hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen; en zij hadden borstschilden als ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven. En zij hadden staarten als schorpioenen en angels, en in hun staarten was hun macht om den mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.” Uit deze beschrijving kunnen wij afleiden dat het overblijfsel van Jehovah’s gezalfde getuigen in 1919 werd voortgebracht voor de oorlog, een geestelijke oorlog die vanaf dat jaar tot het werkelijke uitbreken van de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” — gewoonlijk Armageddon genoemd — zou voortduren (Openb. 16:14-16, NW). Vandaar dat zij er als paarden uitzagen, die in bijbelse tijden voor de oorlog werden gebruikt. „Het paard is iets wat voor de dag van strijd wordt klaargemaakt”, zegt Spreuken 21:31 (NW).
28. Wat wordt te kennen gegeven door de kronen op de koppen der sprinkhanen, door hun haar als dat van vrouwen en door hun borstschilden als ijzeren harnassen?
28 De symbolische sprinkhanen zijn koninklijke strijders, zoals door de op goud gelijkende kronen op de kop van de sprinkhanen wordt te kennen gegeven, want doordat zij met Gods geest zijn gezalfd, zijn zij „medeërfgenamen van Christus” geworden en is hun een kroon en een troon in Christus’ duizendjarige koninkrijk toegewezen (Rom. 8:16, 17; Luk. 22:28-30; Openb. 3:11, 21). Gedurende deze tijd waarin zij in een geestelijke oorlog met de christenheid zijn gewikkeld, zijn deze symbolische sprinkhanen alleen maar met verstand begiftigde mensen, zoals door hun „aangezichten van mensen” wordt te kennen gegeven. Evenals Hebreeuwse strijders in het veld, die niet in de gelegenheid waren om zich te scheren of hun haar te laten knippen, lieten zij hun haar lang worden zoals het haar van vrouwen, zodat zij als het ware lange manen hadden en er onstuimig als leeuwen uitzagen (1 Kron. 12:8). Zeer terecht wordt dan ook gezegd dat „hun tanden waren als die van leeuwen”, die vast voedsel, vlees, konden verslinden, zoals de krachtige oordeelsboodschap van Gods wraak tegen de christenheid (Hebr. 5:12; 1 Kor. 3:1, 2). Hun hart, het orgaan waarin hun liefde voor God en zijn rechtvaardigheid zetelt en derhalve een hart dat geen vrees kent maar moedig is, wordt als door een ondoordringbaar ijzeren borstharnas goed beschermd. Zij verliezen hun liefde en moed derhalve nimmer.
29. Hoe maken de symbolische sprinkhanen een verschrikkelijk geluid, en hoe lang moeten zij mensen pijnigen die niet het zegel hebben ontvangen?
29 Als een ontzettend grote zwerm gevleugelde sprinkhanen, die duizenden kilometers of meer kunnen vliegen, maken zij verenigd een geluid dat gelijkt op dat van een eskadron strijdwagens die op de maat van vele paardehoeven in de strijd voortratelen. Het is een verschrikkelijk geluid. De symbolische sprinkhanen roepen als het ware vanaf de daken der huizen en laten Gods oordeelsboodschap in het gebied dat zij bewerken, over een grote afstand horen. Hun boodschap wordt niet door vrees voor de vijand tot een zwak gefluister gemaakt. Jehovah’s oorlogsverklaring moet luid worden bekendgemaakt. Hij is er verantwoordelijk voor dat de boodschap de gevoelens kwetst van degenen die erdoor worden gestoken. Gedurende de korte tijdsperiode totdat Armageddon uitbreekt, „vijf maanden” als het ware, moeten de symbolische sprinkhanen hun schorpioenachtige staart, Gods Woord, „het zwaard des geestes”, gebruiken en de mensen treffen tegen wie Gods oordeel is gericht. Het is er in Gods ogen thans niet de tijd voor om gevoelens te sparen. Zijn vijanden moeten aan de kaak worden gesteld en over het komende oordeel worden ingelicht. — Ef. 6:17.
30. Wie is koning over de symbolische sprinkhanen, wat betekenen zijn namen in het Hebreeuws en Grieks en wat wordt erdoor aangetoond?
30 De symbolische sprinkhanen moeten hun Koning, Jezus Christus, volgen. Johannes zegt over hen: Zij hebben „over zich als koning den engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abáddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apóllyon”. De opgestane hemelse Jezus Christus is de „engel des afgronds”, want hij bezit de „sleutels van den dood en het dodenrijk [Hades, NW]”. In de finale van de universele oorlog van Armageddon zal hij Satan de Duivel en zijn geesten-demonen binden en in de afgrond van op de dood gelijkende inactiviteit werpen (Openb. 20:1-3). Toen Jezus als mens op aarde rondwandelde, was hij een Hebreeër, en in zijn hoedanigheid van Jehovah’s koninklijke Scherprechter wordt hij nu bij de Hebreeuwse naam Abáddon genoemd, welke Vernietiging betekent (Job 26:6; 28:22; 31:12; 12:23; 14:19). In het Grieks waarin de geïnspireerde christelijke geschriften werden geschreven, is zijn overeenkomstige titel Apóllyon, hetgeen dus eveneens Vernietiger betekent. Deze naam toont duidelijk aan dat hij zich bij zijn komst tot de troon, waar hij aan Gods rechterhand ging zitten, allereerst ten doel stelde in het midden van zijn vijanden te regeren en hen, bij de tenuitvoerlegging van Jehovah’s rechtvaardige oordeel — Jehovah’s rechterlijke beslissing tegen hen — te vernietigen. — Jak. 4:12.
31. (a) Hoe gaan de Getuigen als sprinkhanen voorwaarts, en van welke hoedanigheid vormt dit een aanwijzing? (b) Wat houdt hen verenigd?
31 De symbolische sprinkhanen, die voordat het oordeel in de „laagvlakte der beslissing” ten uitvoer wordt gebracht, de oordeelsboodschap moeten bekendmaken, hebben Jezus Christus als hun Koning, maar hij is onzichtbaar. Zij hebben net zomin een zichtbare koning als letterlijke sprinkhanen: „De sprinkhanen hebben geen koning, en toch gaan ze alle in groepen verdeeld voorwaarts.” Dat ze in groepen of zwermen voorwaarts gaan, wijst erop dat ze „instinctief wijs” zijn, alhoewel ze tot de „kleinste” dingen op aarde behoren (Spr. 30:24, 27, NW). De symbolische sprinkhanen, de gezalfde getuigen van Jehovah, trekken verenigd voorwaarts, terwijl ze overeenkomstig hun plaatselijke gemeenten in groepen zijn verdeeld. Dit geschiedt echter niet als gevolg van het een of andere instinct dat sprinkhanen ook bezitten. Het geschiedt als gevolg van de hemelse wijsheid welke door Gods geest wordt geschonken. Dat zij hun hemelse Koning Jezus Christus als de Leider volgen die door God op de troon is gezet, houdt hen eveneens verenigd in hun aanval op degenen die niet zijn verzegeld (Openb. 7:2-8; 9:4). Gewillig en gehoorzaam onderwerpen zij zich aan zijn gebod, hetgeen ook door het feit kan zijn afgebeeld dat de symbolische sprinkhanen ’haar hadden als vrouwenhaar’, aangezien het lange haar van een vrouw een natuurlijk teken is van haar onderworpenheid, een teken dat haar hoofd met autoriteit is gekroond. — 1 Kor. 11:10, 15; Ps. 110:3.
NIET TE STUITEN, ONWEERSTAANBAAR
32, 33. (a) Als wat worden de sprinkhanen van de plaag in Joël hoofdstuk twee beschreven, en waarin zijn zij machtig? (b) Hoe is dit waar geweest met betrekking tot het gezalfde overblijfsel?
32 In Joël 2:2-11 wordt de eenheid van de symbolische sprinkhanen nog uitvoeriger beschreven. Zij worden daar als een volk beschreven, wat zij in de vervulling van Joëls profetie in werkelijkheid ook zijn. Er „is een talrijk en machtig volk; desgelijks is er van ouds niet geweest en zal er na hem niet meer zijn tot den tijd der verste geslachten. Voor hem uit verteert een vuur en achter hem laait een vlam; als de hof van Eden is het land vóór hem, en achter hem is het een woeste wildernis; en ook is er aan hem niet te ontkomen”.
33 Op zichzelf genomen, zijn sprinkhanen kleine insekten, maar wanneer ze in een zwerm voorttrekken, zijn ze machtig. Ze zijn dan machtig als gevolg van hun talrijkheid als groep, als een verenigde menigte. Ze zijn zo talrijk, dat hun zwerm een gebied beslaat van vele vierkante kilometers, terwijl ze bij het vliegen een brullend geluid maken als dat van een waterval. De hemelen worden letterlijk door zo’n zwerm verduisterd, waardoor er een grote schaduw op de aarde wordt geworpen. Zo is het sinds 1919 met betrekking tot de symbolische sprinkhanen, het gezalfde overblijfsel van de medeërfgenamen van Christus’ koninkrijk, geweest. Op zichzelf genomen is elkeen klein en onbetekenend, maar wanneer zij in aanbidding en handelwijze zijn verenigd, vormen zij een machtig volk, „vol van kracht, van den geest des HEREN”. — Micha 3:8.
34. In welk opzicht is er vóór de invasie van de symbolische sprinkhanen een verterend vuur?
34 Sprinkhanen komen in de warme zomermaanden. Zo gaat ook de hitte van Jehovah’s toorn tegen zijn belijdende volk in de christenheid aan de invasie van de zwerm symbolische sprinkhanen die de „dag der wrake van onzen God” bekendmaken, vooraf (Jes. 61:2). Jehovah God had er een gegronde reden voor om als een „verterend vuur” te branden, want nadat de christenheid door haar eerste wereldoorlog menselijke levens en bezittingen had vernietigd, verwierp ze in 1919 Gods door zijn gezalfde getuigen bekendgemaakte koninkrijk en toonde ze zich een voorstander van een Volkenbond die zich als „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde” voordeed. — Deut. 4:24; Hebr. 12:29.
35, 36. (a) In welk opzicht laait er achter de sprinkhaneninvasie een vlam? (b) Van welke inlichtingen die van invloed waren op de toekomst der christenheid stelden de symbolische sprinkhanen haar in kennis?
35 Eerst gaat Jehovah’s militaire strijdmacht van symbolische sprinkhanen met zijn oordeelsboodschap over de christenheid. Hierna zullen Jehovah’s legerscharen van engelen onder de Koning Jezus Christus over haar trekken en haar als een vuur verteren dat niets dan as overlaat. Vóór de symbolische sprinkhaneninvasie begon, zag het land van de christenheid er als een religieuze hof van Eden uit. Ze had haar Raden van Kerken, haar Katholieke Actie, haar nationalistische bewegingen die het atheïstische internationale communisme in bedwang hielden, haar betrekkingen met politieke staten en haar zogenaamde politieke uitdrukking van Gods koninkrijk op aarde.
36 De toekomst zag er veelbelovend uit, totdat de zwerm van Jehovah’s „sprinkhanen” hun verenigde invasie over de gehele wereld begonnen. Aan de hand van de bijbelse profetieën stelden zij de christenheid ervan in kennis dat de Almachtige God haar in de strijd van Armageddon zou verwoesten en haar als een woestijn zou achterlaten waarin niets aan de vernietiging zou ontkomen. Zij lieten in hun voetspoor geen schone hoop voor de christenheid achter, vooral niet in de bijbelse lectuur welke zij in de handen van de mensen die zij van huis tot huis bezochten, achterlieten. Zij voorzeiden dat, nadat de „sprinkhanen”-zwerm was overgetrokken en alle natiën van de bewoonde aarde van tevoren had gewaarschuwd, Jehovah God zelf met zijn hemelse legerscharen tegen haar zou strijden en haar op Eden gelijkende uiterlijk zou vernietigen en haar tot een verlaten woestenij zou maken.
37. Wat maakte De Wachttoren in 1925 over Armageddon als een strijd bekend?
37 Op zichzelf genomen wordt door de boodschap waarin de aandacht werd gevestigd op Jehovah’s optreden in de strijd van Armageddon te kennen gegeven wanneer de hedendaagse sprinkhanenplaag in werkelijkheid is begonnen. In de Engelse uitgave van 15 juli 1925 van De Wachttoren, het officiële tijdschrift dat door Jehovah’s getuigen wordt uitgegeven en verspreid, verscheen het hoofdartikel over het onderwerp „Het overblijfsel”. In dit artikel werd voor de eerste keer uiteengezet dat Armageddon niet een ongeorganiseerde „tijd van moeilijkheden zoals er nooit geweest was sinds er een natie bestaat”, of een gewelddadige, anarchistische strijd tussen het kapitaal en de georganiseerde arbeiders was, maar dat het een universele strijd is tussen Jehovah God en de gehele organisatie van Satan de Duivel, zowel in de hemel als op aarde. In de paragrafen 44 en 45 staat onder het opschrift „Grote strijd” het volgende:
Dat wij de tijd van een grote en beslissende strijd van de krachten der duisternis tegen de Heer naderen, blijkt uit vele schriftuurplaatsen (Openbaring 17:14; 16:13-15; Matthéüs 24:21, 22). HET IS DE GROTE STRIJD VAN DE ALMACHTIGE GOD. De profeten hebben er herhaaldelijk naar verwezen als naar „de dag des Heren”. De profeet Jesaja richt zich tot de getrouwen van Israël, en derhalve tot het overblijfsel, met de woorden: „Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; . . . gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HERE, dat Ik God ben” (Jesaja 43:10, 12, SV) . . .
Nu wij inzien dat de duivel en zijn organisatie ermee voortgaan om tegen het overblijfsel te strijden (Openbaring 12:17), is het overduidelijk dat Satan zich in dit conflict voornamelijk ten doel stelt het „zaad der belofte” dat zich thans op aarde bevindt, te vernietigen en God in de geest der mensen in diskrediet te brengen, . . .
In paragraaf 63 werd gezegd:
. . . Zo is het ook met de strijd tegen de machten der duisternis in het einde van deze eeuw. De strijd is niet de strijd van de getrouwe volgelingen van Christus, maar het is de strijd van de Heer. De getrouwen die het overblijfsel zullen uitmaken, zullen er in dit opzicht een aandeel aan hebben, dat hun wordt opgedragen te zingen. . . . dat onze sterkte in de Here is en dat de vreugde des Heren onze sterkte is.
38. Hoevelen namen volgens de berichten in 1925 aan de Gedachtenisviering deel, en wat werd in het volgende jaar in het boek Bevrijding nog meer over Armageddon gezegd?
38 In dat jaar (1925) werd bericht dat het aantal personen dat als leden van het overblijfsel aan de Gedachtenisviering van Christus’ dood deelnam, 90.434 bedroeg (The Watch Tower van 1 sept. 1925, bladzijde 263). In het volgende jaar (1926) ontving het overblijfsel meer licht, over de strijd van Armageddon in het boek „Bevrijding”. Het twaalfde hoofdstuk was getiteld „De eindstrijd”, en in de 36 bladzijden van dit hoofdstuk werd een schitterende beschrijving van Armageddon gegeven. Op bladzijde 282 werd de opwindende mededeling gedaan: „Het is Gods strijd” en op bladzijde 287 staat: „De heiligen nemen aan den eigenlijken strijd geen deel. Dit is de strijd des almachtigen Gods, en de strijd wordt aangevoerd door Zijn geliefden Zoon, . . . Hij strijdt voor de gezalfden Gods, opdat zij voor hun trouw getuigenis voor den naam Jehova’s gerechtvaardigd mogen worden. . . . Zoo zal Satan’s rijk van de aarde in de vergetelheid weggevaagd worden. De naam Jehova’s zal gerechtvaardigd worden.”
39. Waar vormde de vrijgave van het boek Bevrijding een hoogtepunt van, en wat deden Jehovah’s getuigen bij die gelegenheid voor het eerst?
39 Dit boek Bevrijding werd in mei 1926 in het Engels uitgegeven. De vrijgave ervan vormde het hoogtepunt van de internationale vergadering van Jehovah’s getuigen welke in de laatste week van mei te Londen, in Engeland, werd gehouden. Hier gingen Jehovah’s getuigen voor de eerste maal vanuit deze Londense vergadering de straat op om voorbijgangers bijbelse brochures aan te bieden.
40. (a) Wanneer begon de symbolische sprinkhanenplaag derhalve, en wie begonnen pijnigingen te voelen? (b) Hoelang zou deze pijnigende boodschap bekendgemaakt worden, en hoe is de achteruitgang in het aantal van het hieraan een aandeel hebbende overblijfsel opgeheven?
40 In dat gedenkwaardige jaar 1926 begon de zowel door Joël als in de Openbaring beschreven symbolische sprinkhanenplaag. De religieuze leiders der christenheid begonnen de speciale pijnigingen te voelen van de schorpioenachtige steken van de door Jehovah’s gezalfde overblijfsel bekendgemaakte oordeelsboodschap. Die boodschap over Jehovah’s strijd te Armageddon en de vernietiging waardoor hij zich op de christenheid en het gehele overige gedeelte van Satans wereld zal wreken, werd niet in slechts vijf letterlijke maanden van 1926 bekendgemaakt. Ze wordt tot op de huidige dag verkondigd en wordt steeds krachtiger. Zolang deze symbolische sprinkhanen in leven zijn en aan deze zijde van Armageddon getuigenis geven, zullen zij door middel van Jehovah’s boodschap van wraak jegens de religieuze huichelaars en al zijn andere vijanden op aarde, blijven pijnigen. Sinds 1931 is het aantal van het gezalfde overblijfsel dat nog op aarde is, achteruitgegaan, maar sindsdien hebben honderdduizenden godvrezende, op schapen gelijkende mensen, die de naam van Jehovah voor redding beginnen aan te roepen, hun leven aan hem opdragen en evenals Jezus in water worden gedoopt, zich in de oordeelsbekendmaking bij deze symbolische sprinkhanen aangesloten.
41. Waardoor wordt deze symbolische sprinkhanenzwerm aangespoord voorwaarts te gaan, en hoe hebben zij zich onbevreesd getoond?
41 Deze groter geworden zwerm symbolische sprinkhanen wordt door de geest van Jehovah God gesteund. Deze geest staat achter hen en spoort hen aan voorwaarts te gaan, evenals de wind dit deed in de plaag welke in Mozes’ dagen over het Egypte uit de oudheid kwam: „De HERE bracht een oostenwind over het land, gedurende dien gehelen dag en den gehelen nacht, en toen het morgen geworden was, voerde de oostenwind de sprinkhanen mee” (Ex. 10:13). De onbevreesdheid waarmee de symbolische sprinkhanen zich in deze geestelijke oorlog wierpen, zoals paarden zich onbevreesd in de strijd storten, was niet van henzelf, maar van Gods geest afkomstig. Zij grepen elk middel tot publiciteit aan om het goede nieuws van Gods koninkrijk bekend te maken en de christenheid en al haar internationale wereldse bondgenoten, voor Jehovah’s dag der wrake te waarschuwen.
42. Van welke symbolen bediende Joël zich om hun onbevreesdheid en de uitwerking van hun bekendmakingswerk te kennen te geven?
42 In Joël 2:4-6 wordt van dit volk gezegd: „Zijn aanblik is als die van paarden; als rossen rennen zij. Als ratelende wagens op de toppen der bergen springen zij; als het geknetter van een vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, in slagorde geschaard tot den strijd. Voor zijn aangezicht beven de volken [zullen de volken in hevige pijnen verkeren, NW]; alle gezichten verbleken van angst.”
43. (a) Hoe ordelijk maakten de symbolische sprinkhanen de boodschap bekend, en met welke rampspoedige uitwerking? (b) Hoe heeft het feit dat het overblijfsel een „machtig volk” was, sinds 1931 aan kracht gewonnen?
43 Met hun boodschap over Gods universele oorlog, gaven zij een grote bekendheid aan het bijbelse woord „Armageddon”, zodat het in het normale spraakgebruik werd opgenomen. Ordelijk, als in slagorden, gingen zij voorwaarts om Jehovah’s oorlogsverklaring tegen de christenheid over de gehele lengte en breedte van haar rijk bekend te maken. Evenals het bezoek van een sprinkhanenzwerm een rampspoed betekent, werden deze symbolische sprinkhanen in hun verenigde aanval „onheilsprofeten” genoemd. Hun volharding en onbevreesdheid vormden op zich echter een voorteken, een bewijs van de zekere vernietiging welke over de christenheid en de met haar verbonden natiën zou komen. Tot op 1931 werd het gezalfde overblijfsel profetisch een „machtig volk” genoemd, maar o, welk een machtige menigte is er thans, sinds honderdduizenden opgedragen zoekers van eeuwig leven in het Paradijs op aarde, zich bij het overblijfsel hebben aangesloten! In Openbaring 7:9 worden deze laatsten beschreven als een „grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen”, tot dusver uit 181 landen!
44, 45. (a) Wat is er over het in bedwang houden van een verwoestende trektocht van sprinkhanen gezegd, en hoe wordt dit feit door Joël 2:7, 8 afgebeeld? (b) Welke invasie hebben de natiën zelfs niet als gevolg van het onlangs gesloten verbond tegen de sprinkhanenplaag, in bedwang kunnen houden?
44 In een artikel over „De sprinkhanenoorlog” door een hoogleraar in de zoölogie aan de universiteit van Michigan, dat in de New York Times Magazine van 12 mei 1960 werd gepubliceerd, werd gezegd: „Er is geen natuurlijke vijand bekend die hun verwoestende trektocht in bedwang kan houden” (Bladzijde 96). Merk op hoe dit ook voor de symbolische plaag geldt, wanneer er vervolgens in Joël 2:7, 8 (NW) wordt gezegd: „Zij lopen als machtige mannen. Als krijgslieden gaan zij op een muur. Ieder gaat in zijn eigen weg en zij veranderen hun pad niet. Zij verdringen elkander niet, maar blijven als een man die gezond van lijf en leden is hun loopbaan vervolgen; en zou iemand zelfs te midden van de projectielen vallen, dan onderbreken de anderen hun gang niet.”
45 In 1960 vormden negentien natiën van Europa, het Midden-Oosten, Afrika en zuidoost-Azië, met inbegrip van Groot-Brittannië en Frankrijk, door middel van de Voedsel- en Landbouw-Organisatie der Verenigde Naties een verbond om een grootscheepse veldtocht tegen de eeuwenoude sprinkhanenplaag op touw te zetten. Ongeacht het succes dat deze natiën in deze veldtocht gehad mogen hebben, ze hebben niet de invasie van deze huidige, symbolische sprinkhanen, die door de Almachtige God onder hen zijn gezonden, kunnen stoppen.
46. Hoe hebben muren die ter zelfverdediging werden opgetrokken, het onder deze invasie uitgehouden?
46 Ook al waren de wettelijke muren die als bescherming tegen deze sprinkhanen werden opgetrokken, nog zo hoog, ze werden alle door deze symbolische insekten beklommen, ook al betekende dit dat zij zich in hun strijd tot het Hooggerechtshof als de hoogste instantie van het land moesten wenden. Zij zijn over zulke muren heengeklommen en blijven voortgaan. De muren die door het nazisme, het fascisme en de Katholieke Actie ter verdediging van de christenheid zijn opgetrokken, en thans eveneens de door het Russische communisme gebouwde muren, hebben Jehovah’s leger van „sprinkhanen” niet kunnen tegenhouden.
47. Hoe volgen de symbolische sprinkhanen wanneer zij met hun boodschap voorwaarts gaan, het voorbeeld van Joëls beschrijving, en hoe hebben „projectielen” hun vooruitgang niet kunnen stuiten?
47 Zowel ondergronds als bovengronds zeggen Jehovah’s getuigen tot de vijand die bezwaar maakt tegen het brengen van deze oordeelsboodschap: „Men moet Gode meer gehoorzamen dan den mensen. . . . Wij zijn getuigen van deze dingen en ook de Heilige Geest, dien God hun gegeven heeft, die Hem [als regeerder, NW] gehoorzaam zijn” (Hand. 5:29-32). In ordelijke gelederen marcheren zij voorwaarts met Gods boodschap, terwijl zij bij het volgen van hun Koning Jezus Christus niet van hun pad afwijken en elkaar niet verdringen of hinderen, maar elkaar helpen en onderling samenwerken. Hoewel sommigen wegens de vernietigende projectielen van de vijand vallen en worden gedood, in gevangenissen, concentratiekampen en slaven-werkkampen worden geworpen of naar geïsoleerde plaatsen worden verbannen, gebruiken de anderen hun vrijheid en blijven actief, zonder hun gang te onderbreken.
48, 49. (a) Wat zijn zij binnengedrongen, omdat zij welk voorbeeld volgden? (b) Hoe werd dit in Joëls beschrijving afgebeeld, en in gehoorzaamheid aan wiens strijdkreet trekken zij voorwaarts?
48 Zij trekken voort in de steden en op het platteland, ja, helemaal tot in de hoofdstad of citadel van de christenheid. Ondanks de barrières die zijn opgeworpen om hen tegen te houden, dringen zij de particuliere huizen der mensen binnen, want zij volgen het patroon van de apostolische sprinkhanen van de eerste eeuw, die „in het openbaar en bij de huizen” predikten en onderwezen (Hand. 20:20, SV). Dit alles van tevoren beschrijvend, zegt Joël 2:9-11:
49 „Zij stormen op de stad aan; zij rennen op den muur; zij klimmen in de huizen; zij komen door de vensters als een dief. Voor hun aangezicht siddert de aarde, beeft de hemel; de zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haar glans in [omdat een vliegende sprinkhanenzwerm de hemelen onzichtbaar maakt]. En de HERE verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen, want zijn leger is zeer talrijk; want machtig is het leger dat zijn woord volbrengt; want groot is de dag des HEREN en zeer geducht! Wie zal hem verdragen?”
50. Welke vooruitzichten heeft de boodschap de christenheid te bieden, en waarom zal ze geen stand kunnen houden wanneer Jehovah’s dag komt?
50 Jehovah’s oordeelsboodschap van wraak heeft de christenheid en haar wereldse bondgenoten zowel overdag als ’s nachts geen heldere vooruitzichten te bieden. Haar toekomst is zo donker als de nacht. De christenheid zal geen stand kunnen houden wanneer Jehovah op zijn grote, vreesinboezemende dag ten aanzien van degenen die zijn heilige naam hebben gelasterd, onteerd en gesmaad, zijn wraak tot uitdrukking brengt, want hij is machtig genoeg om het profetische woord dat hij door zijn symbolische sprinkhanen heeft laten bekendmaken, ten uitvoer te brengen.
DE GROTE VERPLETTERING IN HET DAL DER BESLISSING
51. (a) Door welk aan Jehovah’s volk gegeven bevel wordt te kennen gegeven dat zij een geestelijke en niet een vleselijke strijd moeten voeren? (b) Van welke aard is zijn gebod aan de christenheid en alle andere natiën?
51 Dit alles is een geestelijke strijd tegen de zichtbare en onzichtbare organisatie van Satan de Duivel. Deze strijd wordt niet met vleselijke oorlogswapens gevoerd. Jehovah’s gezalfde overblijfsel van het geestelijke Israël en de „grote schare” van hun opgedragen metgezellen uit alle natiën en volkeren hebben allen van Jehovah het bevel ontvangen om „hun zwaarden tot ploegscharen [om te smeden] en hun speren tot snoeimessen”, terwijl God tevens heeft verklaard dat ’geen volk tegen een ander volk het zwaard zal opheffen en zij den oorlog niet meer zullen leren’ (Jes. 2:2-4). Voor de christenheid en alle andere natiën heeft Jehovah’s gebod echter geen vreedzaam karakter. Het vormt een uitdagende aansporing om oorlog te voeren. Door bemiddeling van zijn zwerm symbolische sprinkhanen zegt Jehovah in Joël 3:9-11: „Roept dit uit onder de volken: Heiligt den oorlog, doet de helden opstaan; dat alle krijgslieden aantreden, oprukken! Smeedt uw ploegscharen tot zwaarden en uw snoeimessen tot speren, de zwakke zegge: Ik ben een held. Maakt u op en komt, alle volken van rondom, en verzamelt u.”
52. Tegen wie strijden de natiën in werkelijkheid, en hoe groot is het leger dat zij hiervoor nodig hebben?
52 Zowel binnen als buiten de organisatie der Verenigde Naties strijden de natiën zonder acht te slaan op Gods Koninkrijksboodschap, voor hun eigen nationale soevereiniteit. In werkelijkheid strijden zij tegen God. Zij bereiden zich thans op een laatste, definitieve strijd voor. Al hun strijdkrachten moeten hiervoor worden ingeschakeld. Zelfs de zwakken en onbekwamen worden ertoe aangespoord aan de strijd deel te nemen.
53. Welk gebed zenden wij tot Jehovah op terwijl wij de oorlog naderen?
53 Het gebed dat wij opzenden terwijl wij de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” als niet deelnemende toeschouwers naderen, wordt heel goed onder woorden gebracht in Joël 3:11: „Doe, o HERE, uw helden daarheen afdalen.” Jehovah doet hierbij de belofte Christus en zijn heilige engelen daarheen te zenden.
54. (a) Waarheen worden de natiën uitgedaagd te komen, en waarom wordt deze plaats terecht zo genoemd? (b) Hoe heeft Jehovah sinds 1919 de uitwerking van de natiën op zijn volk ongedaan gemaakt, en waarom heeft hij hen thans uitgezonden?
54 In Joël 3:12 wordt Jehovah’s oordeelsboodschap aan Satans wereld vervolgd: „Laat de volken opstaan en oprukken naar het dal [de laagvlakte, NW] van Josafat, want daar zal Ik zitten om alle volken van rondom te richten.” Deze oorlogsvallei wordt terecht de „laagvlakte van Josafat” genoemd, want de naam Josafat betekent „Jehovah is rechter”. Ook heeft Jehovah in die symbolische oorlogsvallei zitting als rechter, terwijl hij zijn oordeel of rechterlijke beslissing daar over alle omringende natiën die zijn opgedragen volk, zijn getrouwe getuigen, hebben mishandeld en verstrooid, ten uitvoer brengt. Sinds 1919 heeft Jehovah eerst zijn overblijfsel en wat later ook zijn „grote schare” der „andere schapen” uit hun geestelijke of religieuze gevangenschap bevrijd en hen als één kudde onder zijn ene Herder Jezus Christus in eenheid samengebracht (Joh. 10:16). Thans heeft hij hen als zijn verenigde strijdmacht van symbolische sprinkhanen uitgezonden met de uitdagende uitnodiging aan alle natiën om tegen Jehovah, die de „Almachtige God” is, ten strijde te trekken.
55. (a) Waar zullen Jehovah’s getuigen zich ten tijde van het begin van de strijd in figuurlijk opzicht bevinden? (b) Wat hebben de natiën in figuurlijk opzicht voortgebracht, en als wat zal de laagvlakte van Josafat goed dienstdoen?
55 In Joël 3:13-17 worden wij profetisch naar de vallei of de laagvlakte voor de tenuitvoerlegging van Jehovah’s rechterlijke beslissing gebracht, en wel op het moment dat de strijd van het universum op het punt staat te beginnen. Op de heuveltoppen die de vallei flankeren, staan de verenigde getuigen van Jehovah als verwachtingsvolle toeschouwers die hun werk om de natiën in te lichten, getrouw hebben voltooid. De natiën zijn als een oerwoud van wijnstokken geweest die niets anders hebben voortgebracht dan bittere, wilde druiven, de slechtst denkbare vruchten, „de werken van het vlees”. Als ranken die zich hinderlijk over de grond voortslingeren, moeten ze helemaal tot de grond toe worden afgesneden. De grote trossen van hun druiven van goddeloosheid moeten fijngestampt worden. De vallei of de laagvlakte van Josafat vormt er een geschikte plaats voor om als een enorme wijnpersbak te dienen. Smak de natiën er derhalve in! God roept zijn engelen toe:
56, 57. (a) Wat roept Jehovah zijn engelen toe, en waarom? (b) Van waaruit brult Jehovah, en wat begint er op zijn bevel in het dal?
56 „Slaat de sikkel er in, want de oogst is rijp. Komt, treedt, want de perskuip is vol; de wijnbakken stromen over. Want hun boosheid is groot. Menigten, menigten in het dal der beslissing, want nabij is de dag des HEREN in het dal der beslissing. De zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haar glans in. En de HERE brult uit Sion en verheft zijn stem uit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar de HERE is een schuilplaats voor zijn volk en een veste voor de kinderen Israëls. En gij zult weten, dat Ik, de HERE, uw God ben, die woon op Sion, mijn heiligen berg, en Jeruzalem zal een heiligdom zijn, en vreemdelingen [vijandige natiën] zullen er niet meer doortrekken.” — Joël 3:13-17.
57 Wanneer Jehovah er als Rechter voor zorgt dat zijn rechterlijke beslissing ten opzichte van de natiën die zijn vergaderd om voor eeuwig verpletterd te worden, ten uitvoer wordt gebracht, zal het zowel overdag als ’s nachts inderdaad een duistere periode zijn. Uit zijn hemelse woonplaats, Sion, het hemelse Jeruzalem, roept hij brullend een strijdkreet uit die luid genoeg is om hemel en aarde door de schokkende geluidsgolven te doen beven. Hij geeft zijn Koning, Jezus Christus, opdracht om zijn vijanden, die tot een voetbank voor zijn voeten zijn gemaakt, te vertreden. Als in een grote wijnpersbak springt de Koning met zijn leger van heilige engelen in de vallei der beslissing. VERBRIJZEL ZE! Het vertreden van de natiën, met inbegrip van de christenheid, begint. De „laagvlakte van Josafat”, „het dal der beslissing”, wordt ’de grote persbak van de gramschap Gods’. Zijn koninklijke Zoon, Jezus Christus, neemt bij het verpletteren de leiding. „Hijzelf treedt den persbak van den wijn der gramschap van den toorn Gods, des Almachtigen”, zegt Openbaring 19:15.
58. Hoe groot zal de slachting zijn, en hoe wordt dit in Openbaring 14:20 te kennen gegeven?
58 Nog nooit eerder in de gehele menselijke geschiedenis werden er zoveel menselijke schepselen geslacht. Het bloed, waardoor de dood van menselijke levens wordt voorgesteld, zal over een grote oppervlakte een hele diepte bereiken. In Openbaring 14:20 wordt deze verschrikkelijke gebeurtenis als volgt afgeschilderd: „De persbak werd getreden buiten de stad [Gods organisatie], en er kwam bloed uit den persbak tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadiën [of, 320 kilometer] ver.”
59. (a) Uit welk vlees zal het levensbloed daar niet worden gestampt? (b) Wat zullen zij, zoals Jehovah zegt, moeten weten, en hoe?
59 Jehovah’s rechterlijke beslissing zal volledig ten uitvoer worden gebracht. De natiën en hun druiven van goddeloosheid zullen grondig worden vertreden, waardoor de aarde als een gereinigde plaats overblijft welke door de rechtvaardigen in bezit kan worden genomen, een plaats waarop zij zich kunnen verheugen. In die symbolische wijnpers zal niet alle vlees worden vertreden. Het levensbloed zal niet uit alle vlees worden gestampt. Er zijn ook mensen die Jehovah tot hun schuilplaats en veste maken; terwijl Jehovah zowel hun als Zijn vijanden door bemiddeling van zijn Koning Jezus Christus in de wijnpers of de „laagvlakte der beslissing” verplettert, zullen zij veilig worden bewaard. Deze gespaarde personen worden gevormd door het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten en de „grote schare” van hun opgedragen metgezellen, die zich met hen verenigen om de naam van Jehovah voor redding aan te roepen (Joël 2:32). Zij zijn degenen tot wie hij profetisch heeft gezegd: „Gij zult weten, dat Ik, de HERE, uw God ben, die woon op Sion, mijn heiligen berg.” Ademloos van ontzag zullen zij vanaf hun veilige hoogten in het dal der beslissing hebben neergekeken en er getuige van zijn geweest hoe Jehovah door bemiddeling van Christus over alle verenigde natiën van Satans zichtbare organisatie de overwinning behaalt.
60. Wat zullen wij bij zijn overwinning derhalve doen, maar wat zullen wij in gehoorzaamheid aan zijn orders tot die tijd doen?
60 Bij Zijn overwinning ter rechtvaardiging van zijn universele soevereiniteit zullen wij, zijn getuigen, juichend zijn lof bezingen en hem voor eeuwig en altoos als onze God erkennen. De tijd van zijn strijd en verheven overwinning komt naderbij. Tot die tijd bestaan zijn orders voor ons erin om verenigd in onze dienst voor hem voorwaarts te gaan. Terwijl wij dit doen, zullen wij zijn dag der wrake bekendmaken en de mensen door middel van onze prediking en ons onderwijs in kennis stellen van het goede nieuws van eeuwige redding door het koninkrijk van zijn Christus.