Zijn dit werkelijk de „laatste dagen”?
TOONT deze eeuw van geweld aan dat wij thans in de „laatste dagen” leven? Degenen die dit in alle oprechtheid vragen, zullen een bevredigend antwoord verkrijgen. Anderen stellen deze vraag echter met een verkeerde beweegreden, en over deze mensen schrijft de apostel Petrus: „In de laatste dagen [zullen er] spotters . . . komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan en zeggen: ’Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van [de Heer Jezus Christus]? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders zijn ontslapen, blijven alle dingen precies zo als sedert het begin der schepping’” (2 Petr. 3:3, 4). In de tegenwoordige goddeloze wereld wemelt het van zulke bespotters van het Woord van God — op zichzelf reeds een aanwijzing voor het feit dat wij de „laatste dagen” zijn binnengegaan.
Petrus vestigt de aandacht van de spotters op de vernietiging van de wereld in Noachs dagen door de vloed en voegt hieraan toe:
„Door hetzelfde woord [van God] zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen” (2 Petr. 3:5-7).
De regeringsmachten en mensenmaatschappij van deze goddeloze wereld staan voor weer zo’n vernietiging. Maar kunnen wij ervan overtuigd zijn dat dit de „laatste dagen” zijn?
BEWIJZEN VAN DE „LAATSTE DAGEN”
De apostel Paulus vertelt ons dat er „in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen”, en voegt eraan toe:
„De mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God.”
Paulus zegt ons vervolgens dat wij ons van zulke mensen moeten afkeren (2 Tim. 3:1-5). Zien wij dit gebrek aan werkelijke liefde, deze „ik eerst”-houding, thans niet in de gehele wereld sterk naar voren komen? Dit heeft beslist bijgedragen tot de kritieke problemen van deze tijd.
Deze materialistische, wereldse geest brengt zelfs de christelijke gemeente in gevaar. Om deze reden waarschuwt Jezus’ halfbroer Jakobus welgestelde personen voor het leiden van een leven dat op luxe of vleselijke genoegens gericht is, door te zeggen: „Iets wat gelijk is aan vuur hebt gij in de laatste dagen opgespaard” (Jak. 5:1-5). Dus „de laatste dagen” vormen er voor ware christenen niet de tijd voor de genotzuchtige wegen van een van God vervreemde wereld na te jagen.
Wij hebben in het voorgaande artikel opgemerkt dat in het jaar 1914 een tijdperk van totale oorlogvoering en verschrikking aanbrak. Weinigen zullen betwisten dat 1914 een ongekend keerpunt in de menselijke aangelegenheden kenmerkte, „een begin van weeën der benauwdheid”, zoals Jezus het beschreef. Ja, een „begin”, en in Jezus’ belangrijke profetie die in Matthéüs hoofdstuk 24 en 25, Markus hoofdstuk 13 en Lukas hoofdstuk 21 staat opgetekend, worden de weergaloze ’benauwdheden’ opgesomd die de mensheid sinds 1914 heeft meegemaakt: oorlogen, voedseltekorten, aardbevingen, pestilentiën, vreselijke schouwspelen, wetteloosheid, vrees en radeloze angst. Ook is „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” — in Openbaring 17:3, 8 ook als „een scharlakengekleurd wild beest” geïdentificeerd — op het toneel verschenen, eerst als de Volkenbond en later als de Verenigde Naties, maar het heeft de mensheid geen uitweg kunnen verschaffen. — Matth. 24:15, 16; Dan. 11:31.
Christus’ volgelingen hebben deze ’benauwdheden’ samen met de wereld in het algemeen moeten meemaken. Bovendien hebben christenen het hoofd moeten bieden aan nog extra moeilijkheden die Jezus in zijn profetie had beschreven: rechtszaken, slagen, haat en vervolging. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werden zij achtervolgd en onderdrukt, zelfs in democratische landen. Vóór en gedurende de Tweede Wereldoorlog werden zij het doelwit van de gecombineerde haat van het nazisme, het fascisme en het Japanse imperialisme. Meer recent hebben communistisch Europa en een aantal radicale Afrikaanse landen hun woede op de Getuigen botgevierd. Maar, christenen, vat moed! Dit alles is gebeurd „opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof — welke van veel grotere waarde is dan goud, dat vergaat ook al wordt het door vuur beproefd — een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden moge worden bij de openbaring van Jezus Christus”. — 1 Petr. 1:7.
EEN KRACHTIG BEWIJS
Een overtuigend bewijs dat wij ons thans in de „laatste dagen” bevinden, is te zien in het werk dat de Heer Jezus Christus sinds het gewichtige jaar 1914 op deze aarde heeft geleid. Het geschiedt als een vervulling van dat onderdeel van zijn belangrijke profetie dat in Matthéüs 24:14 staat opgetekend:
„En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.”
Verderop in deze zelfde profetie beschreef Jezus hoe dit werk onder leiding van hemzelf en de heilige engelen op aarde ten uitvoer gebracht zou worden:
„Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.”
De rechtvaardige klasse van de „schapen” gaat het eeuwige leven binnen, maar de „bokken”, die geen waardering tonen, wacht de eeuwige vernietiging. — Matth. 25:31-46.
In de „laatste dagen” moet er dus een groots, wereldomvattend getuigenis betreffende Christus’ naderende koninkrijk gegeven worden. Is er sinds 1914 sprake van zo’n getuigenis? Ja, inderdaad! Hedendaagse geschiedschrijvers berichten dat Jehovah’s Getuigen alle delen van de aarde met hun prediking hebben bereikt. En met welk resultaat? Tegen 1977 hadden zij een aantal van 4.831.823.111 bijbels en bijbelverklarende publikaties in 210 verschillende talen verspreid, meer dan twee miljoen personen in 216 landen en gebieden tot christelijke discipelen gemaakt en miljoenen anderen door middel van gratis huisbijbelstudies vertroost. Dit werk, in vervulling van Jezus’ profetie, is werkelijk een krachtig bewijs dat wij ons inderdaad in de „laatste dagen” bevinden.
„HET LAATST DER DAGEN”
Ook andere bijbelse profetieën, in het bijzonder Jesaja hoofdstuk 2 en Micha hoofdstuk 4, verwijzen naar „het laatst der dagen”. Het getuigenis van deze twee profeten is bijna gelijkluidend, zodat het, ongetwijfeld voor de nadruk, werd herhaald. Merk op wat Micha 4:1, 2 zegt:
„Het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten volken stromen. En vele natiën zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah en naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij zullen stellig zijn paden bewandelen.’”
Aldus beschrijft de profeet in schitterende beeldspraak hoe Jehovah’s geestelijke tempel — zijn huis van aanbidding — ten tijde van het einde der wereld boven alle vormen van menselijke aanbidding, ja, „boven de heuvels”, verheven zal worden. Mensen van alle nationaliteiten stromen Jehovah’s huis van aanbidding binnen, waar zij zijn onderricht ontvangen en in zijn wegen van rechtvaardigheid leren wandelen. Er is slechts één tijd in de menselijke geschiedenis waarin mensen „uit alle natiën en stammen en volken en talen”, over de gehele aardbol, in de ene aanbidding van de ware God zijn bijeengebracht (Openb. 7:9). Deze profetie betreffende „het laatst der dagen” gaat thans, voor onze eigen ogen, onder de christelijke Getuigen van Jehovah in vervulling.
De profetie heeft thans echter nog een belangrijke vervulling. En wat is dat dan wel? Luister naar deze volgende woorden:
„Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten slaan en hun speren tot snoeimessen. Zij zullen, natie tegen natie, geen zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.” — Micha 4:3.
Worden zwaarden thans tot ploegscharen geslagen? De wereldse natiën doen dit beslist niet! Zij blijven zich bewapenen, en met meer dan zwaarden en speren! In bewapeningsprogramma’s die razendsnel uit de hand lopen, blijven zij de meest afschuwelijke wapens voor massavernietiging vervaardigen. De mogelijkheden zijn verschrikkelijk. Het is zoals R. J. Barnet in de New York Times van 6 juni 1978 schreef:
„Òf wij veranderen de spelregels van alle grote machten — door middel van een serieuze wezenlijke ontwapening, beperkingen op bases, op wereldomvattende wapentransacties, op geheime operaties — òf het spel dat wij spelen zal in onze tijd in een kernoorlog eindigen.”
Er is in onze tijd echter een volk dat niet aan dat „spel” deelneemt. Dit is de internationale groep die als Jehovah’s Getuigen bekendstaat. Als zij ’de oorlog zouden leren’, zouden zij tegen hun christelijke broeders in andere delen van de wereld moeten strijden. Zij geven er de voorkeur aan liefde jegens hun medechristenen en jegens de gehele mensheid aan te kweken, waardoor zij een aandeel hebben aan de vervulling van Micha’s profetie. In vele delen van Afrika, in Ierland, in Libanon en andere plaatsen waar religie de mensen in militante partijen heeft verdeeld, hebben de Getuigen door hun neutraliteit respect verworven. Doordat Jehovah’s dienstknechten consequent ’zwaarden tot ploegscharen slaan’, zelfs onder de druk van vervolging, worden zij geïdentificeerd als degenen die deze profetie „in het laatst der dagen” vervullen.
Gelukkig is er „in het laatst der dagen” één volk op aarde, verenigd over de gehele wereld in de band van liefde, dat vastbesloten is om niet overeenkomstig de „goden” van de sektarische religie te wandelen, maar in de kostbare naam van ’Jehovah, hun God’, en wel voor eeuwig (Micha 4:5). Op grond van vervulde profetieën zijn zij er vast van overtuigd dat wij ons in de „laatste dagen” bevinden en dat, zoals Petrus het heeft beschreven, ’Jehovah’s dag als een dief zal komen’ om het goddeloze samenstel dat thans Gods aarde beheerst, te vernietigen. Zij slaan derhalve ijverig acht op de vermaning:
„Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah.” — 2 Petr. 3:10-12.
Die „dag” zal geen einde maken aan hun ’wandelen in de naam van Jehovah hun God’, want zij verwachten dit voor eeuwig te doen. In afwachting van Jehovah’s wonderbaarlijke voorziening van een nieuwe ordening, doen zij derhalve hun uiterste best om zich waardig te betonen die glorierijke tijd binnen te gaan. Hun schitterende hoop wordt in Petrus’ verdere woorden tot uitdrukking gebracht:
„Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petr. 3:13).
Dit is een werkelijke hoop, iets waar wij thans naar kunnen uitzien, want alle bewijzen tonen gezamenlijk aan dat wij ons werkelijk in de „laatste dagen” van het huidige wereldstelsel bevinden. Het is dringend noodzakelijk ze als zodanig te onderkennen.
[Illustratie op blz. 7]
Nog nooit eerder zijn mensen uit alle natiën over de gehele aardbol op grond van de bijbel in de zuivere aanbidding bijeengebracht