-
„Laat uwe handen niet verslappen”De Wachttoren 1950 | 15 december
-
-
heeft hij in ons het bewustzijn verdiept dat wij een volk zijn hetwelk afgescheiden is van deze wereld en dat wij Jehova’s niet te verdelen volk zijn. De liefde die hij ons heeft ingeprent, werkt als een „volmaakte band van eenheid”, welke de vijand nimmer kan verbreken. — Kol. 3:14, NW.
GEMAAKT OM TOT EEN NAAM EN EEN LOF TE WORDEN GESTELD
23. Welke redenen hebben wij thans om onze handen aan het werk te zetten?
23 Gij verricht een opbouwend werk voor de nieuwe wereld, die thans voor de deur staat. Dit opbouwende werk is de dienst die de Schepper van de nieuwe wereld ons heeft toegewezen. Gij zijt pioniers van de Nieuwe Wereld! Laat altijd de van God afkomstige aanmoediging in uw oren weerklinken: „Wees niet bevreesd!” en: „Laat uwe handen niet verslappen!” En wat een werktuigen ter opbouw heeft de hemelse Vader ons in handen gegeven, in het bijzonder sedert de in 1950 gehouden Theocratische vergadering in New York! Deze werktuigen zijn bestemd om er mee te werken, opdat wij ze ten volle zouden gebruiken. Het veld van activiteit waarheen wij uittrekken, en de toekomst die tot aan Armageddon voor ons ligt, zijn er niet de plaats en de tijd voor om onze handen te laten verslappen, hetzij door luiheid, hetzij door vrees. Weet dit zeker: de tijd is kort! Heft uw handen op en zet ze aan het werk met een vaste wil. Alleen wanneer wij ons van het werk kwijten waarvoor God ons heeft bijeenvergaderd, zal hij ons een aandeel schenken in de vervulling van zijn kostbare belofte: „Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal; zekerlijk Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal, zegt de HERE [Jehova].” — Zef. 3:20.
24. Hoe heeft hij ons tot een naam en een lof gezet onder alle volken?
24 Omdat wij sedert 1919, toen hij ons uit een toestand van gevangenschap leidde, niet lafhartig zijn geweest, waardoor wij onze handen hebben laten verslappen, heeft hij deze belofte aan ons op een wonderbaarlijke wijze verwezenlijkt. In plaats van de schande die wij eens hebben gedragen, heeft hij Jehova’s getuigen tot een naam en een lof gezet onder alle volken der aarde. Niet onder de verharde wereldlingen die spotten en die gelijk bokken de boodschap van het Koninkrijk weigeren, maar onder de naar godsvrucht neigende mensen van alle landen, die zuchten en jammeren wegens de religieuze, politieke, commerciële en sociale gruwelen welke in het land worden bedreven, en die er naar verlangen in een verhouding met de enige waarachtige God te geraken welke tot bevrediging des harten is. Tot dezen heeft Jehova zijn getuigen gezonden, die een reine taal spreken, een boodschap welke de zuchtende mensen hebben erkend als niet van deze onreine oude wereld afkomstig maar van de God van het Christendom, de Schepper van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. Verlangend en met waardering nemen zij de boodschap, de reine taal, aan, en zij brengen de naam die zijn getuigen dragen, lof toe. Zij doen goed aan hen die Jehova’s Koning, Jezus, vertegenwoordigen. Zij zoeken zachtmoedigheid, gerechtigheid en Jehova’s gunst, opdat zij in de dag waarin hij zijn toorn tot uitdrukking zal brengen, veilig zullen worden verborgen. — Zef. 2:3.
25. Welke handelwijze zullen wij dus voortaan volgen?
25 Met honderdduizenden is dit reeds geschied. Wie weet met nog hoevele honderdduizenden dit nog staat te geschieden voordat de strijd van Armageddon uitbreekt? Laat dus de naam van Jehova nimmer meer gesmaad worden ten gevolge van iets verachtelijke wat gij persoonlijk doet. Laat nooit toe dat zijn lof wordt verminderd of tot zwijgen wordt gebracht ten gevolge van luiheid, vrees of verraad van uw zijde. Laat zowel uw leven als uw gereinigde lippen de reine taal spreken. De naam van de goddeloze vijanden die tot deze wereld behoren, zal verrotten, maar de naam en de lof van Jehova’s getuigen zal tot rechtvaardiging van God altijd blijven voortleven op de lichtende bladzijden der eeuwigheid. Laten wij dan aan het laatste werk gaan! „Laat ons in het doen van het goede niet verslappen, want op zijn tijd [te bestemder tijd] zullen wij maaien, als wij niet ophouden” (Gal. 6:10, Van Nes, Tekst en uitleg; 6:9, NW). „Laat uwe handen niet verslappen” maar hef ze altijd op om er Jehova en zijn Koning mee te loven; dit moeten wij doen totdat wij in Jehova’s overwinning op het slagveld van Armageddon, het volle aandeel in de rechtvaardiging van zijn naam oogsten.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1950 | 15 december
-
-
Vragen van lezers
● Wat wordt in Openbaring 20:5 bedoeld met de woorden: „De overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren”? — J.S., Kentucky.
Dit betekent niet dat „de overigen der doden”, zij die niet tot de lichaamsleden van Christus behoren, welke gedurende duizend jaren met hem in de hemel regeren, pas aan het einde van het millennium een opstanding verkrijgen. Het woord „weder” komt niet in de oude betrouwbare manuscripten voor, zoals wordt aangetoond door de moderne vertalingen die op de jongste studiën op dit gebied zijn gebaseerd. De Nieuwe-Wereld-Vertaling vertolkt dit gedeelte van de tekst als volgt: „De overigen der doden kwamen pas tot leven toen de duizend jaren waren geëindigd.” Gedurende de afgelopen eeuwen is de mensheid in het algemeen als ’dood in overtredingen en zonden’ beschouwd, onder het doodsoordeel dat zij van Adam hebben geërfd, zonder recht op leven, en derhalve in Gods ogen niet in het bezit van leven in de volledigste zin. De voordelen van Christus’ rantsoen voor hen die de aarde zullen bewonen, bereiken niet eerder hun hoogtepunt dan aan het einde van de duizendjarige regering, na de beproeving die wordt veroorzaakt door de terugkeer van Satan gedurende een korte tijd. Dan verklaart Jehova God hen rechtvaardig en schrijft hun namen voor altijd in het „boek des levens”, waarna zij ten volle het eeuwige leven binnengaan. Dan, wanneer de Adamietische dood is opgeheven, ’komen’ de bewoners der aarde voor de eerste maal ’tot leven’ in de volste betekenis van leven, zoals Jehova God leven beschouwt. — Ef. 2:1, LV; Openb. 20:7-9, 12, 15; 22:19.
● Hoe kon Jezus de vijgeboom die geen vrucht droeg, terecht veroordelen en laten verdorren, gezien het feit dat het niet de tijd voor vijgen was? — P.S., Oklahoma.
Het bericht luidt: „Van een afstand kreeg hij een vijgeboom in het oog die bladeren had, en hij ging zien of hij er misschien iets aan zou vinden. Maar, toen hij er bij was gekomen, vond hij niets dan bladeren, want het was niet de tijd voor vijgen. Als antwoord zeide hij er derhalve tegen: ’Moge niemand meer vrucht van u eten in eeuwigheid.’” Spoedig daarna verdorde de boom en stierf (Mark. 11:12-14, 20, NW). Verschillende Bijbelgeleerden trachten te bewijzen dat onder zekere omstandigheden bomen in die tijd van het jaar vijgen droegen, maar hun argumenten schijnen niet al te sterk en kunnen de Schriftuurlijke verklaring dat ’het niet de tijd was voor vijgen’, niet ongedaan maken. Waarom werd de boom dan veroordeeld? Omdat zij die het voorkomen van de boom zagen, er vruchten aan verwachtten. Bij vijgebomen verschijnen de vruchten eerder dan de bladeren en wanneer de bladeren uit zijn, kan men verwachten vruchten te vinden. Deze boom had bladeren. Jezus zag dit van een
-