„Dit is onze God”
ONZE God is onzichtbaar en daarom is hij nog nooit door menselijke ogen gezien. „Geen mens heeft ooit God gezien”, legde de geïnspireerde bijbelschrijver uit. ’Als dat zo is’, zo zou iemand kunnen vragen, ’hoe kunnen wij er dan zeker van zijn dat een ongeziene God werkelijk bestaat?’ Omdat hier afdoende bewijzen voor bestaan. — Joh. 1:18, NW.
Evenals iemand die fysiek blind is, er voldoende reden voor heeft te geloven dat er een zon bestaat, bestaan er krachtige redenen voor de overtuiging dat er een onzichtbare God bestaat. Wij behoeven hem niet te zien om te weten dat hij bestaat, evenmin als wij de wind behoeven te zien om te weten wanneer hij waait. Vele jaren geleden schreef een ontwikkelde oosterling, na deze aangelegenheid goed overdacht te hebben: „Want [Gods] onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid.” — Rom. 1:20, NW.
De dingen die wij waarnemen — zoals ons eigen wonderbaarlijke menselijke lichaam, het verbazingwekkende voortplantingsvermogen van ons lichaam, de fantastische afmetingen en orde van het universum, enzovoorts — bewijzen op onweerlegbare wijze dat er sprake is van macht en intelligentie welke superieur zijn aan die van de mens. Een van de intellectueel meest begaafde mensen, wijlen Albert Einstein, heeft eens gezegd dat het voor hem voldoende was „nederig te trachten zelfs maar een oneindig klein gedeelte te begrijpen van de intelligentie die in de natuur openbaar is”. De intelligentie, orde en doelgerichtheid die in de gemaakte dingen kenbaar zijn, getuigen ervan dat er een Machtige Schepper bestaat. Wij willen deze Grote Schepper graag als onze God erkennen.
EEN VADER MET VERANTWOORDELIJKHEIDSGEVOEL
Onze God is een Vader met verantwoordelijkheidsgevoel. Hij is niet, zoals sommige mensen schijnen te geloven, een niet te identificeren beginsel dat wetten in het leven heeft geroepen volgens welke lagere organismen in mensen zouden evolueren. Integendeel, zoals zijn voornaamste Zoon Jezus Christus uitlegde, heeft God, „die hen van het begin af heeft geschapen, hen als man en als vrouw . . . gemaakt”. Ja, de eerste man en vrouw waren Gods kinderen, zijn specifieke scheppingen, en hij toonde belangstelling voor hen door hun deze prachtige, volmaakt ontworpen aarde als tehuis te schenken. Hoe geheel anders dan sommige mannen hier op aarde, die de vader van onwettige kinderen worden en hen daarna in de steek laten! — Matth. 19:4, NW; Gen. 1:27; 2:7.
De Almachtige God heeft nog steeds belangstelling voor de mensheid en hij erkent degenen die hem als zijn kinderen aanbidden. Het is derhalve alleen maar juist wanneer iemand gunstig op deze belangstelling reageert en er moeite voor doet meer over God te weten te komen. Alleen dán kan hij zinvol en met inzicht bidden zoals Jezus ons in het beroemde modelgebed heeft onderwezen: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome.” Uit dankbaarheid voor het feit dat wij de identiteit van onze Vader kennen, spreken wij hem nederig aan zoals zijn profeet dit lang geleden deed: „O Jehovah, gij zijt onze Vader. Wij zijn de klei en gij zijt onze Pottenbakker; en wij allen zijn het werk van uw hand.” — Matth. 6:9, 10; Jes. 64:8, NW.
Ja, Gods naam is Jehovah, en wij zijn blij zijn naam te gebruiken want wij zijn trots op onze Vader. Evenals de psalmist, willen wij graag dat „men wete dat gij, wiens naam Jehovah is, dat gij alleen de Allerhoogste over de gehele aarde zijt”. Deze grote God van ons is geen mysterie, een Wezen dat onmogelijk door ons begrepen kan worden. Hij is dezelfde God naar wie Jezus zijn ogen ophief toen hij hemelwaarts keek en de smeekbede opzond: „Vader, . . . verheerlijk uw zoon.” — Ps. 83:18 (vs. 19, NBG); Joh. 17:1, 6, NW.
Bij een andere gelegenheid beschreef Jezus zijn Vader in de volgende, duidelijke bewoordingen: „Jehovah, onze God, is één Jehovah.” God is derhalve niet een onverklaarbare drieëenheid, een goddelijk wezen dat uit verscheidene personen bestaat. Hij is Jezus’ God, Degene die door Jezus wordt aanbeden. Hij is ook onze God en Vader. Ook wij kunnen hem liefhebben en aanbidden, en als wij dit doen, zal hij ons barmhartigheid betonen. Vol innige waardering zeggen wij derhalve: „Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader der tedere barmhartigheden en de God van alle vertroosting, die ons vertroost in al onze verdrukking.” — Mark. 12:29; 2 Kor. 1:3, 4, NW.
GEEN MENS OF AFGOD
Deze Vader van ons is geen mens en ook is hij nooit een mens op aarde geweest die later werd vergoddelijkt. „Ik ben God en geen mens”, zegt hij. Jezus legde uit dat „God . . . een Geest” is. In tegenstelling tot mensen heeft God geen lichaam van vlees en bloed, maar is hij een onzichtbaar Personage. — Hos. 11:9; Joh. 4:24, NW.
Aangezien Jehovah een Geest is, kan hij niet tegelijkertijd een levenloos beeld van hout of steen zijn. „Onze God is in den hemel”, legt de psalmist uit. De goden van de naties zijn daarentegen „zilver en goud, het werk van mensenhanden”. De psalmist betoogt vervolgens op overtuigende wijze dat deze afgoden absoluut waardeloos zijn, door te zeggen: „Zij hebben een mond, maar spreken niet, zij hebben ogen, maar zien niet, zij hebben oren, maar horen niet, zij hebben een neus, maar ruiken niet, hun handen — maar zij tasten niet, hun voeten — maar zij gaan niet, zij geven geen geluid met hun keel. Wie hen maakten, zullen worden als zij.” Hoe dwaas zich op zulke levenloze beelden te verlaten! — Ps. 115:3-8; Jes. 44:14-20.
Een profeet van God heeft de waardeloosheid van afgoden eens aangetoond door hun krachten met die van Jehovah te vergelijken. Hij vroeg: „Zijn er onder de nietigheden der volken, die het laten regenen? Of kan de hemel regenstromen geven? Zijt Gij dat niet, HERE, onze God? Zo zullen wij op U hopen, want Gij doet dit alles.” Ja, alleen onze God Jehovah kan deze dingen doen en tot stand brengen. Hij is degene die uw lof verdient. — Jer. 14:22.
Waarom zou u hier dus niet gunstig op reageren? „Juicht Gode, gij ganse aarde, psalmzingt de heerlijkheid van zijn naam, maakt zijn lof heerlijk. Zegt tot God: Hoe geducht zijn uw werken; . . . Prijst, o volken, onzen God, en laat luide zijn lof weerklinken.” Wij nodigen u van harte uit om te zamen met ons onze God Jehovah te loven. — Ps. 66:1-3, 8.
ONOVERTROFFEN IN WIJSHEID
„Heft uw ogen naar omhoog en ziet”, zegt God uitnodigend. „Wie heeft dit alles geschapen?” (Jes. 40:26). Ja, kijkt u eens naar de hemelen, waaraan u de sterren als prachtige diamanten kunt zien schitteren. Deze sterren zijn niet alleen onbeschrijfelijk mooi, maar ze bewegen zich met zo’n regelmaat in hun baan dat de mens zijn nauwkeurigste uurwerken op hun bewegingen afstemt. Dit maakte een bijzonder diepe indruk op de astronaut John Glenn. „Het is de ordelijkheid van het gehele universum om ons heen”, zei hij, „melkwegstelsels die miljoenen lichtjaren van elkaar verwijderd zijn en zich alle in voorgeschreven banen ten opzichte van elkaar voortbewegen.” Wat een wijsheid moet de Ontwerper van dit wonderbaarlijke universum bezitten!
Doen Gods scheppingen bij u niet het verlangen ontstaan hem te loven? „O Jehovah onze Heer, hoe majestueus is uw naam op de gehele aarde”, voelde de herder David zich lang geleden genoopt te zingen. „Wanneer ik uw hemelen zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens dat gij aan hem denkt?” Hiermee vertolkt hij ook onze gevoelens. Wat zijn mensen onbetekenend wanneer zij met de alwijze Schepper van hemel en aarde worden vergeleken! — Ps. 8:1, 3, 4, NW; 19:2, 3 1, 2.
Kijkt u ook eens om u heen en zie dan met welk een wijsheid God ons aardse tehuis heeft ontworpen. Wat een onvergelijkelijke schoonheid! Waarmee zouden de schitterende zonsondergangen, de met sneeuw bedekte bergen, de zandige stranden, de groene valleien, de stromende rivieren en de kleurrijke bloemen vergeleken kunnen worden? Ademt u eens een flinke teug lucht in. De gassamenstelling is precies goed voor het in stand houden van het leven. Hoe passend dat de mens zuurstof uit de lucht inademt en koolzuur afstaat, terwijl planten de koolzuur inademen en deze benutten om produkten voort te brengen die voor het in stand houden van het leven noodzakelijk zijn, waarna ze zuurstof aan de lucht teruggeven!
Overal om ons heen is een dergelijke wijsheid kenbaar. Neem bij voorbeeld het wonder van de groei. Hoe wonderbaarlijk is de wijze waarop kleine zaadjes uitgroeien tot planten met een schitterende verscheidenheid van geurige bloesems! Proef de wonderbaarlijke hoeveelheid verrukkelijke voedselsoorten. Voel de warmte van de zon. Luister naar het blijde gezang van de vogels. Geen wonder dat de psalmist vol waardering zong: „Hoe talrijk zijn uw werken, O Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen.” — Ps. 104:24, NW; Spr. 3:19.
En wat valt er te zeggen van het grootste meesterstuk van Gods aardse voortbrengselen — de mens zelf? Met welk een wijsheid zijn onze geest en ons lichaam gemaakt! Ja, het voortplantingsproces, waarbij een oneindig kleine manlijke zaadcel zich met een vrouwelijke eicel verenigt om zich, overeenkomstig Gods meesterlijke ontwerp, in een levend, ademend menselijk schepsel te ontwikkelen, gaat ons bevattingsvermogen beslist te boven! (Ps. 139:14-18). Beveelt de wijsheid van onze God hem niet aan als Degene die wij dienen te aanbidden? Neem derhalve de uitnodiging aan: „O, treedt binnen, laten wij aanbidden en ons nederbuigen, laten wij knielen voor Jehovah, onze Maker. Want hij is onze God en wij zijn het volk van zijn weide en de schapen van zijn hand.” — Ps. 95:6, 7, NW.
Alhoewel Jehovah’s oneindige wijsheid hem aanbeveelt als een God die onze aanbidding waard is, maakt zijn grenzeloze liefde hem nog begeerlijker voor ons.
OVERVLOEDIG IN LIEFDE
Jehovah God spreidde liefde ten toon door de verantwoordelijkheid op zich te nemen de Vader te worden van aardse kinderen. De uitzonderlijke aard van zijn liefde werd getoond doordat hij de mensenkinderen deze mooie aarde te bewonen gaf en het eerste mensenpaar in een schitterend toebereid deel plaatste. Zelfs toen Adam en Eva tegen hem in opstand kwamen, bleef Jehovah zijn liefde ten toon spreiden door hun toe te staan een tijd lang in leven te blijven, opdat wij en alle andere mensen geboren konden worden en zijn grootse voorzieningen konden leren kennen. Het is waar dat deze liefdevolle houding om zondige schepselen te laten leven, voor de aarde veel moeilijkheden tot gevolg heeft gehad; ja, alhoewel goddeloze engelen en boosaardige mensen voor deze slechte toestanden verantwoordelijk zijn, is de schuld vaak ten onrechte op onze liefdevolle Schepper geworpen. Toch blijft hij de smaad dragen en gaat hij ermee voort de mensheid met zegeningen te overladen. — Gen. 2:8, 9, 15; 3:16-19; Deut. 32:4, 5; Openb. 12:9, NW.
Jezus Christus vestigde de aandacht op deze zegeningen van onze Vader toen hij zei: „Hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” Een apostel van Jezus wees ook op deze liefdevolle zorg voor de mensheid door van God te zeggen dat hij „regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden [geeft], door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen”. — Matth. 5:45; Hand. 14:17, NW.
Behalve deze liefdevolle regelingen waardoor onze God in ’s mensen huidige noden voorziet, heeft hij er ook barmhartig regelingen voor getroffen dat gehoorzame mensen zich in eeuwig leven kunnen verheugen. Staat u hier eens bij stil! Gods oorspronkelijke voornemen om zijn aardse kinderen eeuwig van een paradijsachtig tehuis te laten genieten, zal verwezenlijkt worden. Zo heeft hij er reeds regelingen voor getroffen de mens van zonden te bevrijden door zijn geliefde hemelse Zoon als een losprijs naar de aarde te zenden. De bijbel zegt over deze voorziening: „Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van zijn onverdiende goedheid.” — Ef. 1:7; Hand. 13:38, NW.
Wat vormt dit een wonderbaarlijke demonstratie van liefde voor de mensheid! „God heeft de wereld [der mensheid] zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Wat kunnen wij hier dankbaar voor zijn! Doordat God in zijn barmhartigheid tussenbeide is gekomen, kan de gehele mensheid de hoop koesteren eeuwig in geluk op aarde te leven. — Joh. 3:16, NW.
Maken deze liefdevolle voorzieningen van onze God hem niet dierbaar voor u? Werkelijk, „Jehovah is barmhartig en genadig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid”. U kunt hem in gebed naderen en „al uw bezorgdheid op hem [werpen], want hij zorgt voor u”. O, wat beveelt zijn liefde hem bij ons aan! Hier komt nog bij dat Gods liefde en barmhartigheid volmaakt in evenwicht worden gehouden door zijn gerechtigheid. — Ps. 103:8-14; 1 Petr. 5:7, NW; Ps. 55:23 22.
IEMAND DIE GERECHTIGHEID LIEFHEEFT
De manier waarop hij zich met de mensen bemoeit, is volledig in harmonie met de volgende geïnspireerde beschrijving van hem: „Volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij.” Zoals wij van zulk een rechtvaardige regeerder zouden kunnen verwachten, zijn zijn wetten en geboden niet hardvochtig of drukkend, en ook buit hij de mensheid niet uit. God eist echter wel gehoorzaamheid, en wanneer mensen zich in een handelwijze van kwaaddoen verharden, eist zijn gerechtigheid een verdiende straf. Hij zegt zelf tot ons: „Ik, Jehovah, heb gerechtigheid lief en haat roof te zamen met onrechtvaardigheid. En ik zal hun in waarheid hun loon geven.” — Deut. 32:4; Jes. 61:8, NW.
Wij kunnen er ten volle op vertrouwen dat wanneer God het loon uitbetaalt, hij zal zorgen dat zijn gerechtigheid door barmhartigheid gematigd wordt. Jehovah schept er geen behagen in iemand te doden, maar hij tracht de goddelozen veeleer te overreden: „Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven?” Doordat onze God zo geduldig en vriendelijk is, hebben vele personen ten onrechte de conclusie getrokken dat hij onrechtvaardigheid niet opmerkt en de kwaaddoeners nooit hun gerechte straf zal geven. Zijn geïnspireerde Woord toont echter aan hoezeer zij zich hierin vergissen. — Ezech. 33:11; Zef. 1:12; Ps. 10:13.
De Schrift toont op ondubbelzinnige wijze aan dat God dit alles wél opmerkt. „Kan Degene die het oor plant, niet horen? Of kan Degene die het oog formeert, niet zien?” Natuurlijk kan hij dit, en te bestemder tijd zal hij het recht laten zegevieren, zoals de psalmist vervolgens aantoont: „Jehovah kent de gedachten der mensen . . . En hij zal hun schadelijkheid op hen doen terugkeren en zal hen met hun eigen rampspoed tot zwijgen brengen. Jehovah onze God zal hen tot zwijgen brengen.” Gelukkig komt de dag waarop Jehovah God deze aarde van alle onrechtvaardigheid zal reinigen, snel naderbij. Wat kunnen wij er dankbaar voor zijn dat onze God gerechtigheid liefheeft! — Ps. 94:6-12; 37:9-11, NW.
ONVERGELIJKELIJK IN MACHT
Jehovah bezit ook een onbegrensde macht. Hij bezit niet alleen de macht kwaaddoeners te verdelgen, maar beschikt ook over het vermogen zijn dienstknechten levend in een rechtvaardige nieuwe ordening over te brengen. Dit demonstreerde hij lang geleden door een goddeloos samenstel van dingen door een wereldomvattende vloed weg te vagen en de rechtvaardig gezinde Noach en zijn gezin te bevrijden en op een gereinigde aarde over te brengen. De betekenis van die bevrijding aantonend, zei Jezus Christus: „Zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” Hierdoor wordt dus de verzekering gegeven dat God zijn volk zal beschermen wanneer hij dit goddeloze samenstel van dingen in de nabije toekomst zal vernietigen. — Matth. 24:37; 2 Petr. 2:9, NW.
Onze God zal vervolgens zijn macht ten behoeve van de overlevenden ten toon spreiden door een wonderbaarlijk programma van fysieke gezondmaking in werking te laten treden. De ogen van de blinden zullen worden geopend, de oren van de doven zullen worden ontsloten, de lammen zullen klimmen als een hert, de zieken zullen gezond gemaakt worden en de bejaarden zullen geleidelijk aan steeds jonger worden totdat zij weer de kracht van de jeugd hebben bereikt. O, wat zal dat een gelukkige tijd zijn! Hoe staat het echter met degenen die gedurende de afgelopen eeuwen van de menselijke geschiedenis zijn gestorven? Zullen zij van deze zegeningen verstoken blijven? Jezus Christus verschafte het antwoord op deze vraag toen hij zei: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen.” Sta hier eens bij stil! De doden zullen worden opgewekt! — Joh. 5:28, 29, NW.
Vraagt u zich af of God de macht bezit om deze wonderen tot stand te brengen? Welnu, sta hier dan eens rustig bij stil en denk na. Gebeuren er niet elke dag wonderen? Wat gebeurt er wanneer een ogenschijnlijk levenloos zaadje, wellicht van graan, in de grond wordt gestopt? Welnu, na slechts enkele dagen spruit het uit en na verloop van tijd verschijnt er een gouden korenaar aan de lange halm. Kunnen mensen een zaadje laten groeien? Begrijpt hij zelfs maar iets van het geheim van de groei? Natuurlijk niet! Het is een wonder! Toch zorgt God ervoor dat er voortdurend dergelijke wonderen gebeuren. Iemand snijdt zich in zijn vinger en de wond geneest. Iemand eet wat voedsel en weldra wordt het omgezet in vlees, beenderen, haar, nagels en andere bestanddelen van het lichaam. Gods werken zijn werkelijk wonderbaarlijk!
Bestaat er derhalve niet alle reden toe te geloven dat God ook de doden kan opwekken en de lijdende mensheid tot volmaakt leven kan herstellen? Ja, zeer zeker! Onze God Jehovah is niet alleen onovertroffen in wijsheid, overvloedig in liefde en toegewijd aan gerechtigheid, maar hij is ook onvergelijkelijk in macht, ja, hij is werkelijk een wonderen verrichtende God. Om deze redenen nodigen wij u uit u bij ons aan te sluiten wanneer wij „wandelen in de naam van Jehovah onze God tot onbepaalde tijd, ja, voor altijd”. — Micha 4:5, NW.