Thans als een maatschappij der Nieuwe Wereld leven
„Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal tot in alle eeuwigheid als koning regeren.” — Openb. 11:15, NW.
Het volgende werd op maandagmiddag, 20 juli 1953, voor de door Jehovah’s getuigen belegde Vergadering der Nieuwe-Wereldmaatschappij in het Yankee Stadion, New York, uitgesproken door de president van het Watch Tower Bible and Tract Society.
1. Waarom is deze wereld nog steeds dezelfde oude wereld sedert 1914, maar wat is te voorschijn gekomen en heeft de aandacht der wereld getrokken?
TOEN de zware kanonnen van de eerste Wereldoorlog in de zomer van 1914 met donderend geweld vuur en rook begonnen uit te braken, stond een nieuwe-wereldmaatschappij op het punt geboren te worden. In de bijna veertig jaren die er sedert dat tijdstip zijn verstreken, hebben de dingen een merkwaardige verandering ondergaan. De kaart van de aardbol is veranderd, vele regeringen hebben hun politieke aanzien veranderd en grote groepen mensen zijn uit hun woonplaatsen gerukt en zijn tot verplaatste personen gemaakt of zij zijn onder ongewenste onderdrukkende opperheren gekomen. Niets is meer stabiel, alles schijnt in een staat van voortdurende verandering te verkeren, de mensheid wordt voortgesleurd in een onweerstaanbare stroom van gebeurtenissen. De mensheid weet niet waarheen ze gaat, maar ze bevindt zich op weg en vertwijfeld hoopt ze een hernieuwde wereld binnen te treden waarin het leven beter zal zijn, een nieuwe wereld van ’s mensen maaksel. Maar ondanks alle politieke, sociale, culturele, economische, wetenschappelijke en religieuze veranderingen sinds 1914 is deze wereld nog steeds dezelfde oude wereld. Alleen het uiterlijk er van is veranderd, zoals door elke kras onder de oppervlakte zal worden onthuld. Haar geest is nog steeds een geest van de oude wereld, haar zelfzuchtige verdeeldheden zijn nog steeds aanwezig en er zijn kloven die wijder dreigen te worden; haar doeleinden, die van zelfvertrouwen en onafhankelijkheid getuigen, zijn er nog steeds, en, wat nog het onheilspellendst is van alles, de onzichtbare, bovenmenselijke krachten die achter de handelingen van deze wereld staan, zijn nog steeds aanwezig en zijn koortsachtig actief. Toch is ondanks alle factoren voor het bestendigen van de oude wereld, een nieuwe-wereldmaatschappij te voorschijn gekomen en ze is zo gegroeid dat ze nu de aandacht van de oude wereld trekt. Dit is uit een onverwachte en hoogst onwaarschijnlijke hoek gekomen, en de oude wereld ziet met een onvriendelijk oog toe om te zien hoe het zal aflopen.
2, 3. Wie alleen kan de eer worden gegeven voor het voortbrengen van deze Nieuwe-Wereldmaatschappij, en waarom?
2 Hoe is deze Nieuwe-Wereldmaatschappij dan ontstaan? Politieke leuzen die gedurende de eerste Wereldoorlog werden gebruikt, zoals „Maak de wereld veilig voor democratie!” en de voorstellen voor het na-oorlogse tijdperk die door regeerders, zakenmensen en geestelijken werden gedaan, zouden deze Nieuwe-Wereldmaatschappij nimmer hebben kunnen voortbrengen. Zoals deze maatschappij tegenwoordig is, kan alleen aan Gods macht en wijsheid de eer worden gegeven voor het voortbrengen er van overeenkomstig zijn wonderbaarlijke voornemen. Alleen hij kon zijn gehoorzame aanbidders vervullen met het visioen van zijn beloofde nieuwe wereld en hun een begrip geven van haar vereisten, en hij heeft dit gedaan door middel van zijn geschreven Woord, de Bijbel.
3 Gedurende tientallen jaren voor de eerste Wereldoorlog was God een volk er op aan het voorbereiden deze geheel en al onderscheiden maatschappij van onze tijd te worden. Aan hen legde hij de leringen van zijn Woord bloot, waarvan de religieuze geestelijken waren afgedwaald en waarvan hun gemeenten zich hadden afgekeerd ten einde hun oren te laten strelen door wereldse wijsheid, overleveringen en philosophieën. Hij deed hen tot het besef komen dat de tijd naderbij kwam waarin het Koninkrijk waarom zo vaak was gebeden, volledig zou worden opgericht. Lang tevoren onthulde hij hun door zijn Woord zelfs dat 1914 n. Chr. de tijd was waarin het Koninkrijk de macht in hemel en op aarde zou opnemen, want dan zou de tijd ten einde lopen die hij had toegestaan voor de ongestoorde overheersing van de aarde door de heidense natiën sedert Jeruzalems eerste vernietiging in 607 v. Chr. Het was zeer dringend dat zijn ingelichte volk zich gereedmaakte voor de uitoefening van de universele macht van Gods koninkrijk door zijn verheerlijkte Zoon Jezus Christus. Zij streefden er ernstig naar dit te doen, en, precies zoals hun was geleerd te verwachten, brak in het jaar 1914 de verdrukking over de wereldorganisatie van de Duivel uit.
4. Waarom dachten de vijanden eens dat er in de naoorlogse periode niets van Jehovah’s aanbidders te verwachten was?
4 Vier jaren later, toen een plotselinge wapenstilstand de eerste Wereldoorlog deed ophouden, waren deze toegewijde aanbidders en dienstknechten van de Allerhoogste God met lamheid geslagen en zij verkeerden in een nogal troosteloze toestand. Niet alleen had de internationale oorlog hun verbindingen met hun broeders over de gehele aarde verbroken, maar zij hadden jarenlang gewelddadige vervolgingen doorstaan welke over hen werden gebracht door de in woede ontstoken mensen die door de onverdraagzame religieuze geestelijken waren aangezet. Hun Bijbellectuur, ja zelfs hun exemplaren van de Bijbel zelf, werd verboden, velen van hun leden werden in gevangenissen en militaire inrichtingen vastgehouden, en hoofdambtenaren van hun wettelijke corporatie ondergingen een zwaar vonnis in het tuchthuis en hun werd elk beroep waarin om een eerlijke en juiste behandeling voor het gerecht werd gevraagd, ontzegd. Zij werden ten zeerste verafschuwd en waren het voorwerp van de haat aller natiën. Hun vijanden dachten dat zij een eind aan hen hadden gemaakt. Weinig of niets van belang was er in de na-oorlogse periode van hen te verwachten, dat dachten de vijanden tenminste.
5, 6. Hoe werd het overblijfsel na de eerste Wereldoorlog naar elkaar toe getrokken en hoe kwam het dat zij gereorganiseerd werden?
5 Maar waar leven is, is hoop. Het kleine overblijfsel van getrouwe overlevenden van die wereldoorlog-ondervindingen bleven nog steeds trouw aan hun God, „wiens naam alleen Jehovah is” (Ps. 83:18, KJ; vers 19, Statenvert.). Zij hadden nog steeds geloof in zijn Woord en vergaten noch verzaakten het. De woede van de vijand had de banden die hen aan hun broeders bonden, niet verbroken, en, in weerwil van alles wat hun vijanden konden doen, zouden deze banden hen weer naar elkaar toe trekken. Zij begrepen nu de betekenis van hun vervolgingen gedurende de wereldoorlog, ja, zij begrepen de betekenis van die oorlog zelf en zijn begeleidende omstandigheden, hongersnood, pestilentie, aardbevingen en benauwdheid van natiën. Deze dingen waren er een bewijs van dat wij ons in de tijd van het einde dezer wereld bevonden en dat Gods koninkrijk van zijn Christus thans een feit was. Dit verschafte gronden voor de opzienbarende boodschap dat een vrij grote schare mensen die thans leven, „millioenen” naar werd geschat, nimmer zouden sterven. De na-oorlogse periode verschafte een gelegenheid om Jehovah God verder te dienen, en zolang als zij adem hadden, waren zij besloten hem voor alle natiën te loven.
6 God las het hart van zijn loyale volk in hun droefenis. Hij was het die hen dwars door de vurige beproevingen heen, te midden van de eerste Wereldoorlog, had bewaard. Hij had er een doel mede toen hij dit deed. Dienovereenkomstig, door zijn ongewone voorzorg, bevrijdde hij hen van gevangenschap aan hun vijanden. Door de macht van zijn geest bevrijdde hij hen van de belemmerende uitwerking van mensenvrees en vrees voor menselijke organisaties. Hij reorganiseerde hen en stelde hun zijn werk voor ogen, terwijl hij hun bekendmaakte dat dit de bestemde tijd was waarin ’dit evangelie van het koninkrijk in de gehele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis aan alle volken’ en dat dit evangelie het hoogst belangrijke goede nieuws was dat Gods koninkrijk was opgericht. — Matth. 24:14.
7. Hoe is deze Nieuwe-Wereldmaatschappij van tegenwoordig ontstaan en waarom zal ze niet uitgeroeid worden?
7 Tegenwoordig kunnen wij zien dat Gods voornemen verwezenlijkt is. Door gebruik te maken van alle middelen die voor het verstrekken van inlichtingen beschikbaar zijn, is dit goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk gepredikt. Honderden millioenen stuks lectuur in vele talen zijn in het openbaar en van huis tot huis verspreid. Bij deze gedrukte preken zijn de stemmen van deze Koninkrijksaankondigers gevoegd die zij bij persoonlijke getuigenissen, bij Bijbelonderricht in de huizen der mensen, bij openbare lezingen voor zichtbare toehoorders en over de radio lieten horen. Honderden millioenen hebben de boodschap van deze goddelijke regering van de nieuwe wereld gehoord en velen van dezen hebben de boodschap in de loop der jaren telkens opnieuw gehoord. Duizenden lezers en luisteraars hebben erkend dat dit Gods levengevende boodschap voor deze tijd is. Zij hebben er met vreugde gehoor aan gegeven, hebben door bemiddeling van Jezus Christus hun leven aan hem opgedragen en hebben zich verenigd in het omhooghouden van dit schitterende signaal van het Koninkrijk, zodat er tegenwoordig op alle vastelanden en op de vele eilanden der zee Koninkrijksaankondigers zijn georganiseerd en activiteit vermelden. Allen tezamen vormen deze nu honderdduizenden een maatschappij die geen deel van deze oude wereld is. De natiën dezer wereld zullen deze maatschappij nimmer kunnen uitroeien. Ze zal groeien en voor altijd bestaan, want ze is de „planting van Jehovah” en hij zal haar niet ontwortelen (Jes. 61:3, AS; Matth. 15:13, NW). Te midden van het vuur van vervolging heeft hij zijn volk door zijn Heilige Woord en door zijn geest en door het werk dat hij hun heeft opgedragen te doen, aaneengesmeed in deze Nieuwe-Wereldmaatschappij.
PROBLEMEN VAN MAATSCHAPPIJLEVEN THANS
8. Waarom wordt dit terecht een „maatschappij” genoemd, en waarom zal ze na Armageddon voortduren?
8 Wordt dit terecht een „maatschappij” genoemd? Ja, want ze is een groep mensen, Christelijke mensen, die zijn georganiseerd en die samenwerken in een gemeenschappelijk werk, die geregeld samenkomen en de ene waarachtige God aanbidden, en die er naar streven overeenkomstig een gemeenschappelijke maatstaf, Gods maatstaf, te leven. Deze maatschappij is niet ingevolge een politieke staat en zijn wetten tot een maatschappij verenigd. Zo’n staat kan een maatschappij als deze niet de erkenning als maatschappij verlenen. De leden er van zijn buiten de grenzen van welke natie of welk rijk dan ook verspreid en zij bevinden zich buiten de heerschappij er van. Een door mensen gemaakt charter zou zulk een maatschappij niet bij elkaar kunnen houden en haar niet blijvend kunnen doen functioneren. Ze is door God geschapen door middel van zijn waarheid en zijn geest. Het is waar dat ze tot op deze tijd met de wettelijke corporatie, het Watch Tower Bible and Tract Society van Pennsylvanië, heeft samengewerkt als haar dienstknecht door middel waarvan ze wordt bestuurd, lectuur uitgeeft en wettelijke aangelegenheden regelt, maar ze zal niet ophouden wanneer het Watch Tower Society haar charter verliest, en evenmin wanneer het Watch Tower Society door een vijandige regering wordt opgeheven, zoals het bijkantoor in Oost-Duitsland eerst door de Nazi’s en nu kortgeleden door de Communistische regering werd opgeheven, of wanneer de regering die het charter verleent, in de strijd van Armageddon verdwijnt. Een Watch Tower Tract Society bestond en verbreidde Gods boodschap voordat ooit in 1884 Zion’s Watch Tower Tract Society rechtspersoonlijkheid verkreeg onder de wetten van de staat Pennsylvanië, U.S.A. Nadat de strijd van Armageddon deze oude wereld doet verdwijnen, zal de Nieuwe-Wereldmaatschappij voortduren, want ze zal door de enige regering die dan aan de macht is, de goddelijke regering, worden goedgekeurd en geautoriseerd. Ze zal de basis vormen, de kern, waaromheen de bevolking van de „nieuwe aarde” zal groeien en deze gehele planeet zal vullen. — 2 Petr. 3:13.
9. Waarom is het onvermijdelijk dat wij als leden van deze maatschappij thans gedurende deze overgangsperiode onze problemen zullen hebben?
9 Het is onvermijdelijk dat wij als leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij thans onze problemen hebben. Wij zijn nog niet uit deze oude wereld. De „bestemde tijden der natiën” eindigden in 1914, maar dit maakte geen einde aan de oude wereld; de „tijd van het einde” der wereld begon er slechts door. Na die datum werden Satan de Duivel en zijn demonen uit de hemel geworpen, maar hierdoor werd zijn wereld niet vernietigd; de activiteit van de onzichtbare geestelijke krachten achter deze wereld werd er door slechts tot de aarde beperkt. De oude wereld is nog steeds bij ons. Haar belangen zijn in strijd met die van de binnenkomende nieuwe wereld. Dit veroorzaakt in deze overgangsperiode dus moeilijkheden voor ons.
10. Hoe kunnen wij het vermijden, ’met de wereld veroordeeld’ te worden, en hoe kunnen wij in de plaats daarvan ’de wereld veroordelen’?
10 Op het ogenblik worden wij omringd door een wereld die vol gekrakeel is, rassenhaat en religieuze haat, nationale tradities, trots en wedijver, en talloze andere verdeeldheid brengende dingen. De leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij worden uit alle natiën en stammen afgezonderd, maar zulke moeilijkheid-veroorzakende dingen mogen niet in de maatschappij worden gebracht. Zij zullen niet door Armageddon heen worden gebracht. Zij moeten en zullen daar eindigen. Het belooft ons dus niets goeds wanneer wij ons thans aan zulke dingen vastklemmen of ons er thans in mengen. Wij moeten die wereldse vormen van zelfzucht, die jaloersheden, naijverigheden, egoïstische ambities, religieuze sectarische oorlogen, vervolgingen van elkander en andere manifestaties van de geest van de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen,” verzaken. Wij hebben geen zin om voor God ook maar enige verantwoordelijkheid te dragen voor de regeringsstelsels en vernietigende conflicten van deze oude wereld. Wij willen niet met het menselijke geslacht delen in zijn gemeenschapsverantwoordelijkheid voor deze dingen die tegen God zijn gekant en in strijd zijn met zijn koninkrijk. Wanneer wij ons niet rein zouden bewaren van haar politiek en haar geschillen, dan zouden wij ’met de wereld veroordeeld worden’. Het is ons voorrecht het voorbeeld na te volgen van Noach voor de Vloed, die, „nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven van dingen die nog niet werden gezien, godvruchtige vrees aan de dag legde en een ark bouwde in het belang van de redding van zijn huisgezin, en door dit geloof heeft hij de wereld veroordeeld.” — 1 Kor. 11:32 en Hebr. 11:7, NW.
11, 12. Hoe verkeren wij in dezelfde positie in deze wereld als Jezus toen hij op aarde was, en waarom moeten wij in die positie verkeren?
11 Als Christenen verkeren wij in dezelfde positie als onze Leider Jezus toen hij op de aarde was (Joh. 17:14, 16; 15:19). Wij zijn in deze wereld, maar wij zijn er geen deel van en zijn er geen vrienden van. Wij zijn de vrienden van Gods nieuwe wereld; wij steunen de goddelijke regering er van, die in de hemelen is opgericht. Hierom kan de wereld ons als haar vijanden beschouwen, maar er is voor ons geen andere wijze waarop wij Gods vrienden kunnen zijn. Wij hebben de nieuwe wereld lief en zien er naar vooruit want dat betekent dat de liefde van de hemelse Vader in ons is. Het moet zo zijn want in 1 Johannes 2:15-17 (NW) wordt ons geboden: „Hebt de wereld niet lief noch dat wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; omdat alles in de wereld — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met iemands bezittingen — niet voortspruit uit de Vader, maar voortspruit uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar hij die de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.”
12 In deze wereld zijn oorlogen en gevechten, zucht naar zinnelijke genoegens, moord en hebzucht aan de orde van de dag. De discipel Jakobus beschuldigde alle Christenen die tot zulke dingen terugkeerden er van dat zij onwettige gemeenschap met de wereld hadden: „Overspeleressen, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie derhalve een vriend der wereld wil zijn, stelt zich tot een vijand van God” (Jak. 4:1-4, NW). Er bestond geen vriendschap tussen de apostel Paulus en deze wereld. De wereld beschouwde hem als een vervloekte misdadiger die was veroordeeld tot een marteldood aan een paal, maar de apostel op zijn beurt beschouwde de wereld als iets wat insgelijks vervloekt en veroordeeld was. Derhalve zeide hij: „Het moge nimmer voorkomen dat ik zou roemen, behalve in de martelpaal van onze Heer Jezus Christus, door bemiddeling van wie de wereld voor mij aan de paal is genageld en ik voor de wereld.” — Gal. 6:14, NW.
13. (a) Welke wereld moeten wij liefhebben, en waarom? (b) Waarom betekent dit niet dat wij de mensheid en iedereen haten?
13 Hoe wonderbaarlijk zal het zijn de strijd van Armageddon te overleven en in een wereld te leven die wij mogen liefhebben, een wereld waarmede wij bevriend kunnen zijn, waarin wij ons kunnen bevinden en waarvan wij een deel kunnen zijn zonder dat wij ons tot vijanden van God maken! Dat is de wereld die Jehovah God zozeer liefhad dat hij zijn enigverwekte Zoon gaf, opdat een iegelijk die in hem geloofde niet zou vergaan maar het eeuwige leven zou hebben (Joh. 3:16). Wij moeten de wereld die God zozeer heeft liefgehad, liefhebben. Dan zal onze liefde nooit worden teleurgesteld, want die rechtvaardige nieuwe wereld zal nooit voorbijgaan. Dat wij deze oude wereld niet liefhebben of er geen vrienden van zijn, betekent niet dat wij de mensheid, ja iedereen, haten; evenmin als de discipelen Johannes, Jakobus en Paulus, die zich in hun geschriften zo hebben uitgedrukt, de mensheid en iedereen haatten. Indien wij iedereen haatten dan zouden wij ons terugtrekken en geen contact met de mensen hebben, zoals religieuze monniken en nonnen, en wij zouden niet van deur tot deur trekken terwijl wij de mensen mondeling en via de gedrukte bladzijde Gods waarschuwing brengen, en wij zouden hen niet smeken, „Wordt met God verzoend” (2 Kor. 5:20, NW). Het grootste gebod dat ooit is gegeven, is dat wij God eerst moeten liefhebben, dat wil zeggen, met onze gehele geest, ons gehele hart, onze gehele sterkte en onze gehele ziel, en, bij het tot uitdrukking brengen van die liefde voor God moeten wij zijn tweede grote gebod gehoorzamen, onze naaste lief te hebben als ons zelf. Dit trachten wij te doen door onze knusse huizen te verlaten en onze medemensen in hun eigen huizen te bezoeken en met hen de door God gegeven boodschap te delen, opdat zij precies zoals wij gered mogen worden en de nieuwe wereld mogen binnentreden.
14. Waarom mogen wij niet terugkijken naar deze wereld, en met wiens voorbeeld in gedachten?
14 Maar wat betreft de vrienden dezer wereld worden in haar verlangens, haar doeleinden, haar ambities, haar politiek, haar stelsels, haar religiën en philosophieën, wij kunnen dat nooit doen zonder religieuze huichelaars te worden, die door God worden gehaat. Wij hebben zijn roep om uit deze wereld te komen, beantwoord en wanneer wij nu naar de wereld zouden terugkijken alsof wij ons hadden beroofd van iets wat de moeite waard is, zou dit ons tot Gods vijanden maken en ons tot de vernietiging veroordelen. Jezus zeide: „Gedenkt de vrouw van Lot.” Waarom? Omdat zij, terwijl zij uit Sodom vluchtte toen er vurige vernietiging uit de hemel op neerregende, ongehoorzaam terugkeek, haar vlucht vertraagde en met verstikkend zout omhuld werd, waardoor zij een waarschuwingspilaar werd voor alle afvalligen, alle renegaten. — Luk. 17:32, 33.
15. Waartegen is de wereld verenigd, hoewel ze tegen zichzelf verdeeld is, en waarom?
15 Tegenwoordig leven wij te midden van een internationale gemeenschap die in twee grote blokken verdeeld is, een Communistisch republikeins blok en een democratisch blok. Hoewel er op politiek, economisch en sociaal gebied een kloof bestaat tussen hen, zijn er toch bewijzen die aantonen, dat beide blokken verenigd tegen de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn. Waarom? Omdat ze volgens het model van geen van beide blokken handelt. De Nieuwe-Wereldmaatschappij is theocratisch, zoals de rechtvaardige nieuwe wereld zal zijn. Ze erkent God als rechtmatige regeerder, de opperste souverein van hemel en aarde. In haar organisatie en verrichtingen onderwerpt ze zich aan dat feit en ze houdt vast aan zijn Woord, de Bijbel, als het boek dat de opperste wet verschaft. In het jaar 1914 liepen zijn „bestemde tijden der natiën” ten einde en hij liet het koninkrijk van zijn Zoon Jezus Christus geboren worden. Daarom moeten wij nu in de taal van Jesaja’s profetie voor onze tijd, zeggen: „Jehovah is onze rechter, Jehovah is onze wetgever, Jehovah is onze koning; hij zal ons redden.” — Jes. 33:22, AS.
THANS ONDER HET KONINKRIJK
16. Onder welke regerende factoren moeten wij thans leven, en hoe moeten wij ons daaronder gedragen?
16 Wij leven thans onder een werkelijk koninkrijk. Natuurlijk leven de koninkrijken en republieken dezer wereld er eveneens onder, maar ze zijn niet als zijn vertegenwoordigers of als politieke uitdrukkingen er van werkzaam noch als de loyale onderdanen er van. Ze zijn veeleer de vijanden er van, die weigeren zijn bestaan en souvereiniteit te erkennen en er daarom tegen woeden. Dientengevolge zijn zij er toe bestemd door de ijzeren roede van Jehovah’s gezalfde Koning, Jezus Christus, te worden vernietigd. Ondertussen moet de Nieuwe-Wereldmaatschappij, zolang als de Koning deze aardse politieke machten laat bestaan en te midden van zijn vijanden verkiest te regeren, onder zulke zichtbare regerende factoren leven. Ze moet vredig leven en niet deelnemen aan omverwerping, van welke aard dan ook. Wij worden er door Gods Woord toe vermaand alle door mensen gemaakte wetten van rechtvaardigheid te gehoorzamen. Maar wanneer er een conflict rijst tussen Gods wet en die van menselijke dictators en menselijke wetgevers moeten wij er blijk van geven dat wij Jehovah’s souvereiniteit over de aarde en de hemel erkennen en wij moeten het theocratische voorbeeld volgen dat door de apostel Petrus werd gesteld, die voor het Opperste Gerechtshof van Jeruzalem verklaarde: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Hand. 5:29, NW.
17. Waarom is het redelijk dat wij Gods regering en wetten op de eerste plaats laten komen en aan Caesar alleen geven wat hem toebehoort?
17 Dit is een redelijke positie. Wij geven toe dat wij onder de onmiddellijke regering van de politieke stelsels dezer wereld leven, maar toch moeten wij vragen: Waaronder leven deze zelfde politieke stelsels? Bevinden ze zich, ofschoon ze de hoogste van de aarde trachten te zijn, toch evengoed niet onder de hemel en derhalve onder de regering van de hemel? Stellig bevinden ze zich daaronder! De regering van de hemel betekent nu Gods regering door bemiddeling van zijn op de troon geplaatste Zoon, Jezus Christus. Met het oog op dit beslissende feit erkennen wij derhalve de hogere souvereiniteit van Jehovah God en wij laten zijn regering en wetten op de eerste plaats komen. Aan menselijke regerende factoren betalen wij slechts de schuld terug of geven wij de schuld terug die wij hun schuldig zijn voor de beperkte diensten en voordelen die wij van hen genieten. Dat is alles wat hun toekomt. Dit geslacht heeft de universele oorlog van Armageddon voor de boeg en die wereldse regerende factoren zullen ons of onze bezittingen gedurende die oorlog niet beschermen. Ze zullen ons niet door Armageddon heen en voorbij Armageddon brengen en de nieuwe wereld inleiden want zij zelf zullen er niet doorheen komen maar zullen aan stukken worden geslagen. — Ps. 2:1-9.
18. Wanneer zullen onze schulden aan Caesar ophouden, en welke schulden zullen de politieke regeringen aan God betalen, en waarom?
18 Indien wij de oorlog van Armageddon willen overleven of indien wij, wanneer wij voordien sterven, in zijn nieuwe wereld na Armageddon tot leven willen worden opgewekt, moeten wij aan Jehovah God teruggeven en terugbetalen wat aan God behoort. In die nieuwe wereld zullen wij absoluut niets aan „Caesar” verschuldigd zijn, want dan zullen de politieke heerschappijen dezer wereld niets meer te doen hebben. De schulden die zij Jehovah God verschuldigd zijn wegens het vervolgen van zijn getrouwe volk zullen zij met hun bestaan betalen (Matth. 22:21). Dat Jehovah God zijn toorn ten aanzien van zijn eigen volk tot uitdrukking bracht wegens hun tekortkomingen en dat hij hen gedurende de periode van de eerste Wereldoorlog kastijdde, was geheel en al op zijn plaats, het was een Vaderlijke plicht. Maar dat de politieke stelsels als het zwaard van de religieuze stelsels Jehovah’s volk op boosaardige wijze onderdrukten, vervolgden en trachtten te vernietigen, en het daar niet bij lieten maar met deze dingen trachtten door te gaan sedert het einde van de eerste Wereldoorlog was niet op zijn plaats. „Aldus zegt de HEER [Jehovah] der heirscharen: ’Ik ben zeer bezorgd over Jeruzalem en de berg Zion, en ik ben uitermate toornig op de natiën die het niet zo nauw nemen; want toen ik maar een weinig toornig was, bevorderen zij het onheil.’” — Zach. 1:14, 15, AT.
19, 20. Waarom is het Koninkrijk, hoewel het hemels is, werkelijker voor ons dan de verenigde Natiën met haar hoofdstad en gebouwen?
19 Het Koninkrijk dat in 1914 in de onzichtbare hemelen werd opgericht, moge voor wereldse politici onwerkelijk zijn, maar voor ons is het werkelijk, in feite werkelijker dan de Verenigde Natiën. De Verenigde Natiën heeft thans daar op de westelijke oever van de East River, in New York, een hoofdstad met een secretariaat en vergaderingsgebouwen, en hoe kan het Koninkrijk dan, zo zult gij vragen, werkelijker zijn zonder zulke zichtbare, tastbare dingen? Als antwoord zeggen wij: Ten einde het bestaan van een regering te bewijzen, zijn er geen officiële gebouwen van bakstenen, gewone stenen, beton en staal nodig die door mensenhanden zijn gemaakt. De universele regering van Jehovah kan op deze aarde functioneren zonder stoffelijke gebouwen. In het paradijs van Eden waren er voor het volmaakte menselijke paar, Adam en Eva, geen door mensen gemaakte gebouwen aan de oevers van de rivier van Eden ten einde Jehovah’s theocratische regering over hen te symboliseren, en zij werden niet met belastingen bezwaard ten einde zulke gebouwen te onderhouden. Veel later had de heilige stad Jeruzalem een stoffelijke tempel die aan Jehovah God was opgedragen en door zijn naam was onderscheiden, maar sedert Christus hebben de ware Christenen, die God met geest en waarheid aanbidden, niet zulk een aardse tempel behoeven te bouwen ten einde zijn zuivere aanbidding te beoefenen of het bestaan er van te symboliseren.
20 Dat een regering werkelijk bestaat, wordt aangetoond, doordat ze onderdanen heeft die zich aan haar macht onderwerpen. Dat wij een regering erkennen en ons er aan onderwerpen, wordt aangetoond door onze loyale gehoorzaamheid er aan. Niet door stoffelijke gebouwen, officiële uniformen, vlaggen, emblemen en insignes worden wij levendig doordrongen van de realiteit en de macht van het Koninkrijk maar door de zichtbare tekenen op aarde. Gods Woord, de Bijbel, heeft voorzegd dat deze tekenen zouden verschijnen als aanwijzingen van de oprichting en werkzaamheid van het Koninkrijk, zoals de eerste Wereldoorlog, die in 1914 begon, gevolgd door eindeloze benauwdheid van de volkeren en verslagenheid van de natiën, die niet weten waarheen ze zich moeten keren ten einde een uitweg te vinden uit de weergaloze crisis. Het indrukwekkendst van alles is, dat het Koninkrijkswerk zoals dit in de goddelijke profetiën is voorzegd, onweerstaanbaar ten uitvoer wordt gebracht voordat het einde komt te Armageddon. — Matth. 24:3-14.
21. Hoe volgen wij Abrahams handelwijze, die door geloof wandelde, en hoe verdragen wij, gelijk Mozes, de tegenwoordige consequenties?
21 Waarom zou, met het oog op deze werkelijke dingen, het Koninkrijk niet werkelijk zijn voor ons? Wij wandelen door geloof, zoals de oude patriarch Abraham. Hij vertrouwde voor een permanente regering niet op de stoffelijke gebouwen van de stad Ur van de Chaldeeën. Onder Jehovah’s leiding verliet hij Ur en hij ging naar het Beloofde Land. „Door geloof verbleef hij tijdelijk in het land der belofte als in een vreemd land, en woonde in tenten met Izak en Jakob, zijn medeërfgenamen van precies dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die werkelijke fundamenten heeft en waarvan God de bouwer en schepper is.” Wij verkeren tegenwoordig in een betere positie dan Abraham, Izak en Jakob: „In geloof zijn deze allen gestorven, hoewel zij de vervulling van de beloften niet hebben verkregen, doch zij zagen ze in de verte en begroetten ze en maakten in het openbaar bekend dat zij vreemdelingen en tijdelijke inwoners in het land waren. . . . Maar nu trachten zij een betere plaats te bereiken, namelijk, een die tot de hemel behoort. Daarom schaamt God zich niet voor hen, om als hun God te worden aangeroepen, want hij heeft een stad gereedgemaakt voor hen” (Hebr. 11:8-10, 13, 14, 16, NW). Gelijk die getrouwe patriarchen belijden wij die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoren, dat wij vreemdelingen en tijdelijke inwoners in deze oude wereld zijn. Het is niet onze zaak ons in haar politiek en bloedige kijfpartijen te mengen, en dat te meer zo nu wij zien dat het Koninkrijk, de stad die werkelijke fundamenten heeft en die door God is gebouwd en geschapen, aan de macht is gebracht en regeert. Ofschoon wij internationale haat ondergaan wegens deze handelwijze van ons nergens in mengen, verdragen wij deze haat toch met Gods sterkte. Terwijl wij het Koninkrijk voor onze ogen zien, doen wij zoals de getrouwe Mozes: „Hij bleef standvastig alsof hij degene zag die onzichtbaar is.” — Hebr. 11:27, NW.
THANS DE TIJD OM TE GEHOORZAMEN
22, 23. (a) Waarmede hebben schepselen en organisaties in hemel en op aarde sinds 1914 rekening te houden? (b) Welk voorbeeld van de Israëlieten voordat zij een zichtbare koning hadden, mogen wij thans niet volgen?
22 Laat een ieder, hetzij binnen of buiten de Nieuwe-Wereldmaatschappij, één ding weten: Het feit dat Jehovah’s koninkrijk is opgericht met zijn Gezalfde Koning op de troon, plaatst ons onder een speciale verantwoordelijkheid. Overeenkomstig ons geloof zullen wij ons met ernst van die verantwoordelijkheid kwijten. Een nieuwe macht is in het universum van kracht geworden. Het is de langbeloofde theocratische regering, de hoofdorganisatie van het universum, die is opgedragen aan het rechtvaardigen van Jehovah’s souvereiniteit. Alle schepselen, alle organisaties, in hemel en op aarde hebben thans rekening te houden met deze nieuwe entiteit, het Koninkrijk. Wij kunnen het ons thans niet veroorloven gelijk de Israëlieten van vroeger te zijn. Gedurende honderden jaren nadat zij de Jordaan waren overgestoken en zich in het land Palestina hadden gevestigd, was Jehovah hun onzichtbare Regeerder, hun Koning. Zij hadden geen zichtbare koning van de koninklijke lijn van David, maar God verwekte richters voor hen om hen te besturen en hen van hun vijanden te bevrijden (1 Sam. 8:7; 12:12). Er werd heel wat aan eigen uitleg van de theocratische wet van hun nationale verbond met Jehovah gedaan en deze wet werd aanzienlijk in de wind geslagen. De beschrijving van die tijd luidt: „In die dagen was er geen koning in Israël. Wat een ieder betreft, hij was gewoon te doen wat juist was in zijn eigen ogen.” — Richt. 17:6; 21:25, NW.
23 Zolang dit werd gedaan binnen het raam van hun Wetsverbond met God was dit op zijn plaats. De mate van hun vrijheid van handelen werd daardoor aangetoond. Maar God negeren, zich op eigen verstand verlaten en datgene doen wat juist was in iemands eigen ogen was verkeerd, ontheocratisch, zelfs voordat er een zichtbare koning in Israël was. In zijn afscheidsrede tot de Israëlieten aan de andere zijde van de Jordaan waarschuwde Mozes hiertegen, zeggende: „Gij moet niet hetzelfde doen als alles wat wij hier tegenwoordig doen, een ieder wat juist is in zijn eigen ogen, omdat gij nog niet in de rustplaats en de erfenis zijt gekomen die Jehovah uw God u geeft” (Deut. 12:8, 9, NW). Het oprichten van een zichtbaar koninkrijk over de Israëlieten betekende nieuwere regelingen voor hen, terwijl er meer specifieke instructies aan hen werden gegeven en er meer van hen werd geëist. Het betekende dat de nationale organisatie strakker werd, dat zij de macht en de autoriteit van de regeerder meer voelden.
24. Hoe bestond er vóór 1914 onder Christenen een gelijksoortige situatie, en wie hebben wij nu over ons?
24 Voordat het Koninkrijk werd opgericht in de handen van de verheerlijkte Zoon van David, Jezus Christus, bestond er onder het getrouwe volk van Jehovah God een situatie welke zeer veel geleek op die onder de Israëlieten voordat zij hun Davidische koninkrijk kregen: Christenen waren gewend te doen wat juist was in hun eigen ogen. Daar zij dachten dat het democratische regeringsstelsel en de democratische levenswijze zoals de Westerse democratieën der wereld daarvan het voorbeeld gaven, de beste wijze was waarop gemeenten moesten worden georganiseerd en werkzaam moesten zijn, trachtten zij democratie met de instructies van de Heilige Schrift dooreen te weven. Dit had een alom verbreide verscheidenheid van eigen uitleggingen van Schriftuurplaatsen en persoonlijke voorzeggingen van de toekomst tot gevolg en heel wat plaatselijke heerschappij, partijgeest, strijd en wedijver naar officiële posities. Maar nu sedert 1914, en in het bijzonder sedert Jehovah’s volk na de eerste Wereldoorlog wederom is bijeenvergaderd, zal deze wijze waarop de dingen worden gedaan overeenkomstig datgene wat juist is in de ogen van een persoon of een gemeente door niemand die loyaal is aan Jehovah’s koninkrijk worden gevolgd. Het is niet meer zoals in de dagen van Israëls richteren. Er is thans een Koning over ons! Deze Koning „bij de gratie Gods” is hoger dan alle koningen der aarde. Jehovah God heeft gezegd: „Ja, Ik zal hem tot een eerstgeborene stellen, tot den hoogste van de koningen der aarde” (Ps. 89:28, NBG, Statenvert., Lu). Hij is niet slechts een stroman, slechts een nationaal symbool, met een eerste minister als de werkelijke regeerder en een Congres of Parlement die de wetten voor hem maakt en een Rechterlijke macht om hem te vertellen wat wettelijk en grondwettelijk is en wat niet. Op grond van Jehovah’s besluit is hij Koning der koningen en Heer der heren. Hij is een absolute monarch onder zijn God Jehovah. Ter wille van ons leven moeten wij dat feit respecteren!
25. Waarom is het met het overblijfsel van getrouwe Christenen nu anders dan toen het joodse overblijfsel uit Babylon terugkeerde?
25 Jehovah’s theocratie, zijn universele souvereiniteit, is nu door middel van een koningschap werkzaam, de koninklijke heerschappij van zijn Zoon, Jezus Christus. De „bestemde tijden der natiën”, de tijden der heidenen, zijn geëindigd, en de politieke natiën dezer oude wereld bevinden zich nu in de snel voorbijgaande „tijd van het einde”. Sedert het einde van de eerste Wereldoorlog in 1918 is een overblijfsel van getrouwe Christenen tot Jehovah’s aanbidding in zijn geestelijke tempel teruggekeerd. Nu is het echter anders dan toen het overblijfsel van Joodse aanbidders in de dagen van Zerubbabel uit Babylon terugkeerde krachtens de toestemming en het besluit van de Perzische keizer Kores. Toenmaals waren de „bestemde tijden der natiën” nauwelijks begonnen en er waren 70 jaren afgelopen van de 2520 jaren die er moesten verstrijken, en de herboren natie Israël was afhankelijk van de Perzische wereldmacht. Maar thans heeft Jehovah een Grotere Kores verwekt, precies zoals hij heeft geprofeteerd, en deze Koning heeft Gods volk uit deze Babylonische wereld bevrijd (Jes. 44:28 tot 45:13). Wij zijn het hemelse Koninkrijk veel verschuldigd en zijn afhankelijk van de Grotere Kores, Jezus Christus, die thans regeert te midden van zijn vijanden, de heidense machten wier „bestemde tijden” in 1914 afliepen.
26. Heeft Gods Zoon sedert 1914 slechts een geestelijk koninkrijk over zijn volgelingen, en waarom mogen wij dus niet onafhankelijk handelen?
26 Met ons Christenen moet het thans dus anders zijn dan voor 1914, dan voor onze bevrijding uit het hedendaagse Babylon. Vóór die tijd en sedert de dagen der apostelen was het ten aanzien van ons Christenen waar dat „de Vader . . . ons [heeft] bevrijd van de autoriteit der duisternis en . . . ons [heeft] overgezet in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde” (Kol. 1:12, 13, NW). Maar nu heeft die Zoon van Gods liefde meer dan een geestelijk koninkrijk over zijn eigen volgelingen. Hij is op de troon geplaatst om thans te midden van zijn vijanden in de hemel en op aarde te regeren en te Armageddon de natiën in stukken te slaan en de letterlijke heerschappij van de gehele aarde over te nemen. Hem is het recht op de aarde en de beheersing er van gegeven. Hij dwingt gehoorzaamheid aan theocratie af, hij wendt ten aanzien van deze aarde Gods heerschappij aan, Jehovah’s souvereiniteit. Hij is een snelle bestraffer van dat wat ontheocratisch is. Pas dus te Armageddon op voor hem. Wij wagen het niet in religieuze zaken onafhankelijk van hem te handelen. Wij kunnen niet doen wat ons behaagt. Wij moeten theocratisch zijn in gedachte, daad, aanbidding en organisatie, terwijl wij Gods heerschappij voor de heerschappij van mensen plaatsen. Wij mogen ons niet isoleren of individualisten zijn, die zich in allerlei bochten wringen onder de verplichtingen en beperkingen die door organisatie worden opgelegd, en die er bezwaar tegen maken georganiseerd te zijn met God bovenaan en wij beneden.
27. Wat betekent het Koninkrijk nu voor Gods volk op aarde, en waarom mogen wij thans geen separisten zijn?
27 Indien wij geloof in het Koninkrijk hebben, indien wij op liefderijke wijze loyaal zijn aan Gods gezalfde Koning, zullen wij zijn instructies en regelingen door middel van zijn zichtbare theocratische organisatie graag gehoorzamen. Het Koninkrijk betekent een strakkere organisatie voor Gods volk op aarde. Dit is hoogst noodzakelijk indien wij tegen de verenigde krachten van de vijand moeten standhouden en deze wereld moeten overwinnen. Niemand kan op zijn eentje voorwaarts gaan en de Koning zal niet op zijn eentje met zulk een individualist optrekken. Hij trekt op met zijn kudde, zijn georganiseerde onderdanen. Indien wij organisatie-instructies weigeren, indien wij ons bijeenvergaderen nalaten ten einde organisatie en de verplichtingen die dit met zich brengt, te vermijden, waar zouden wij dan na Armageddon kunnen heengaan? Zullen er na Armageddon separatisten zijn die voor zichzelf een eigen maatschappij maken en als kluizenaars op een uitgestrekte aarde leven terwijl zij menselijk contact vermijden en de voorkeur geven aan een maatschappij van dieren? Wanneer iemand de georganiseerde gemeente van hen die er toe zijn bestemd Armageddon te overleven, in de steek laat, betekent dit dat hij nooit voorbij Armageddon zal komen en nimmer de Nieuwe Wereld en haar theocratische stelsel zal binnentreden. Gelijk Noachs gezin moeten wij thans allen tezamen in de ark gaan!
28. Wat dienen wij te doen aan interne moeilijkheden die thans onder ons heersen, en waarom?
28 Dat wij nu, terwijl wij onvolmaakt zijn en onze zelfzuchtige sympathieën, antipathieën en neigingen hebben, nauw zijn verenigd in organisatie kan tot gevolg hebben dat er soms wat wrijving is en er wat moeilijkheden zijn. Maar indien wij trachten de geesteshouding en de geest van Christus aan de dag te leggen en onze broeders in liefde verdragen, zullen wij onze moeilijkheden kunnen oplossen en kunnen wij één blijven in één opperste gemeenschappelijke zaak. Wij zijn niet uit de oude wereld en haar gekrakeel gekomen enkel om ons in gekrakeel te storten dat wij zelf onder ons hebben veroorzaakt. Wij moeten dus leren onze interne moeilijkheden te overwinnen en ze thans op te lossen. Dit is beter dan dat wij na Armageddon tegen zulke dingen in ons midden moeten strijden. Paulus zeide: „Zijt toornig, en zondigt toch niet; laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde toestand verkeert, en sta ook de Duivel geen plaats toe” (Ef. 4:26, 27, NW). Het zou misschien goed zijn nu het volgende te zeggen: Laat Armageddon u niet gelijk een dief overvallen terwijl gij in een toornige stemming verkeert, in een toestand van ergernis tegen uw broeder. Gij dient thans vrede en harmonie met uw broeder te zoeken. Het Boek van de Nieuwe-Wereldmaatschappij, de Bijbel, onderricht u hoe gij dit moet doen. — Matth. 18:15-17.
DE GEMEENSCHAPPELIJKE TAAL DER MAATSCHAPPIJ
29. Zullen er na Armageddon onder de overlevenden nationale afscheidingen bestaan, en hoe staat het met hun taal?
29 Zullen de overlevenden vlak na de strijd van Armageddon onder nationalistische regeringen leven met afgescheiden banden van trouw, concurrerende aanspraken, trotse overleveringen en oude haat en achterdocht? Neen, niet nadat de Koning zijn scepter tegen de woedende natiën heeft gezwaaid. De overlevenden zullen degenen zijn die thans uit deze wereld vandaan zijn gekomen en boven die zelfzuchtige dingen, welke door de „god van dit samenstel van dingen” worden aangekweekt, zijn verheven. Voorlopig zullen er talengroepen zijn. Desalniettemin zullen zij allen één theocratische familie zijn — evenals zij nu „één kudde, één herder zijn” (Joh. 10:16, NW). Er zullen geen natiën zijn, maar allen zullen burgers van de nieuwe wereld zijn, onder één Koning. Het zal hetzelfde zijn als het nu is met het lichaam van Christus, „waarin noch Griek noch Jood is, noch besnijdenis noch onbesnedenheid, vreemdeling, Scyth, slaaf, vrije, maar Christus is alles en in allen” (Kol. 3:11, NW). Jehovah God heeft reeds een „reine taal” gericht tot zijn volk, dat uit alle natiën afkomstig is, en het zal de ene taal zijn die allen van het begin van de nieuwe wereld af zullen spreken, namelijk de theocratische Koninkrijkswaarheid.
30. Welke noodzakelijke vereiste wordt ons thans opgelegd zoals het de Israëlieten werd opgelegd die uit Babylon werden bevrijd?
30 Ten einde in de Nieuwe-Wereldmaatschappij te blijven, is één noodzakelijk vereiste dat wij de waarheid moeten spreken. Satan de Duivel is de „vader der leugen”, en liegen is één kenmerk van het samenstel van dingen waarvan hij de god is (Joh. 8:44, NW). Eén grote strijd van ons is de leugens kwijt te raken die wij hebben geërfd doordat wij een deel van zijn oude wereld zijn geweest, in het bijzonder de religieuze leugens. Nadat de Israëlieten uit de oudheid uit het machtige Babylon waren bevrijd, gaf Jehovah God hun bij monde van zijn profeet Zacharia het volgende gebod, dat in het belang van hun voorspoed was: ’Dit moet gij doen: spreekt waarheid onder elkander, oefent eerlijke en heilzame rechtspraak uit in uw poorten; beraamt in uw hart elkanders onheil niet, en hebt geen valsen eed lief, want dit alles haat Ik, luidt het woord van Jehovah.’ Door op deze wijze waarheidsgetrouw te blijven wanneer zij met hun naaste spraken, en door in de poorten van de stad zonder partijdigheid rechtszittingen te houden en besluiten uit te vaardigen, en door geen valse eed te zweren met het doel een naaste tegen wie wij kwaad beramen, te benadelen, zou de stad Jeruzalem de „stad der waarheid” worden genoemd (Zach. 8:16, 17, NBG; vers 3, Statenvert.). De apostel Paulus zag in dat dit een vereiste was voor de Christenen van zijn tijd. Nadat hij hun had gezegd niet te blijven wandelen als de wereldse natiën in de vruchteloosheid van hun geest maar een nieuwe persoonlijkheid aan te trekken, vertelde hij hun hoe zij dit moesten doen en hij zeide: „Nu gij daarom onwaarheid hebt weggedaan, spreek waarheid een ieder van u met zijn naaste, omdat wij leden zijn die tot elkander behoren.” — Ef. 4:25, NW.
31. Wat betekent het voor ons tegenwoordig ’de waarheid te spreken’, en als wat zal de organisatie bekend geraken wanneer wij dit doen?
31 Dit zelfde vereiste is tegenwoordig van toepassing op de Nieuwe-Wereldmaatschappij, wier leden zijn bevrijd uit een leugenachtige, huichelachtige oude wereld. Ook wij moeten er op staan de waarheid te spreken. Dat betekent dat wij ons zelf moeten ontdoen van de leugens der oude wereld en het beoefenen van onwaarheid om de een of andere zelfzuchtige reden. Het betekent dat wij vrij moeten komen van de leugens der valse religie, die Gods naam lasteren en zijn voornemen en weg der redding verdraaien, en die de mensheid in de vernietiging te Armageddon leiden. „De waarheid zal u vrijmaken,” zeide Jezus, en die waarheid vinden wij in Gods Woord. Deze waarheid moeten wij tot elkander in de Nieuwe-Wereldmaatschappij spreken ten einde elkander op te bouwen op ons allerheiligste geloof (Judas 20). Het is de waarheid die wij buiten de Nieuwe-Wereldmaatschappij overal om ons heen dienen te verkondigen, opdat anderen die naar waarheid en rechtvaardigheid hongeren, de maatschappij mogen binnengaan, verzadigd mogen worden en mogen worden vrijgemaakt. Dit is vooral daar noodzakelijk waar kleine gemeenschappen in zekere landen voor honderd procent leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn geworden. Zij wagen het niet zich te isoleren ten einde alleen zichzelf te verheugen in de waarheid en enkel voor zichzelf vrede te smaken, terwijl zij de moeilijkheden van het getuigeniswerk uit de weg gaan. Ten einde te vermijden zelfzuchtig te worden, moeten zij er op uit trekken en tot degenen prediken die zich nog in de knechtschap van dwaling bevinden en ook moeten zij het verbreiden van de waarheid door anderen ondersteunen. Door zulk een volhardend spreken van de theocratische waarheid tot onze naasten ver en nabij zal de Nieuwe-Wereldmaatschappij inderdaad bekend geraken als een organisatie van waarheid.
32, 33. (a) Hoe heeft Jehovah rechters en raadgevers voor ons hersteld zoals in het begin? (b) Welk verbond sloot Jehovah in Moab met de Israëlieten, en waartoe spoorde Mozes hen toen aan?
32 Profeterend van de glorierijke dagen waarin Jehovah’s volk tot de theocratische wijze van organisatie en werkzaamheid zou worden hersteld, uitte Jesaja de volgende belofte van Jehovah: „Ik zal uw rechter herstellen als in het eerst, en uw raadgevers als in het begin. Daarna zult gij de stad van rechtvaardigheid worden genaamd, de getrouwe stad” (Jes. 1:26, RS). Daar Jehovah God thans zijn Koning als onze Rechter en „Wonderbare Raadsman” op de troon heeft geplaatst, heeft hij de dingen hersteld zoals zij waren toen Jezus Christus zichtbaar in het vlees tegenwoordig was op aarde, en thans verheugen wij ons als nimmer te voren in de raadgevingen van het zich ontvouwende Woord Gods. Het is onze plicht ons een getrouwe maatschappij te betonen, een loyale vertegenwoordiger van Gods hemelse Jeruzalem, de „getrouwe stad” die boven is. Wij bevinden ons thans in een positie gelijk die waarin de Israëlieten zich bevonden op de woestijnvlakten van Moab kort voordat zij de rivier de Jordaan overstaken en het Beloofde Land binnentrokken. Mozes, die wist dat hij binnen een maand zou sterven, vergaderde de Israëlieten en gaf hun een herhaling van het Wetsverbond dat Jehovah bij de berg Horeb in Arabië met hen had gesloten, tezamen met veranderingen die onder de nieuwe omstandigheden in het Beloofde Land van kracht zouden worden.
33 Aan het einde van de herhaling die Mozes daar in Moab van de theocratische wet gaf, lezen wij: „Dit zijn de woorden van het verbond dat Jehovah Mozes gebood te sluiten met de zonen van Israël in het land Moab afgescheiden van het verbond dat hij met hen in Horeb had gesloten” (Deut. 29:1, NW). Dit placht een „verbond van getrouwheid” genoemd te worden, maar in feite was het een verbond van de herhaalde wet met herzieningen van het Horeb-verbond ten einde het aan te passen aan de regelingen die in het Beloofde Land van kracht zouden worden. Derhalve wordt het Bijbelboek waarin deze herhaling van de wet staat, Deuteronomium genoemd. Het bevestigde en versterkte het wetsverbond dat bij Horeb of de berg Sinaï aan de natie Israël was gegeven. Hierna spoorde Mozes de Israëlieten er toe aan getrouw te zijn aan dit verbond, terwijl hij de hemel en de aarde als getuigen tegen hen nam dat hij hun het leven en de dood voor ogen had gesteld, de zegen en de vloek: zij dienden daarom het leven te kiezen door getrouw het verbond na te komen, opdat goddelijke gunst en zegen mochten blijven leven.
34. Hoe worden Jehovah’s theocratische wet en vereisten thans opnieuw aan ons uiteengezet, en waarom moeten wij de weg des levens thans kiezen, terwijl de tegenwoordige toestanden heersen?
34 In deze tijd, sedert onze bevrijding uit het hedendaagse Babylon in 1919 en voordat wij de nieuwe wereld na Armageddon binnentreden, worden Jehovah’s theocratische wet en vereisten als nimmer tevoren in de Christelijke historie opnieuw aan ons uiteengezet. De gehele Bijbel wordt geopend. Dit is het werk van Jehovah’s Grotere Mozes, Jezus Christus. Wij worden gedrild in de vereisten van de Nieuwe-Wereldmaatschappij, opdat wij mogen weten hoe wij thans de weg des levens moeten kiezen en in Gods gunst en zegen moeten blijven leven; misschien worden wij zelfs dwars door Armageddon heen bewaard tot in de nieuwe wereld wanneer deze begint. Wij moeten thans in het licht van de geopenbaarde theocratische wet onze beslissing nemen. Thans moeten wij aan deze theocratische vereisten voldoen, thans in deze „tijd van het einde”, en niet slechts na Armageddon. Na die oorlog zullen er geen heidense buren zijn die ons omringen zoals zij de Israëlieten omringden nadat Mozes was gestorven en zij de Jordaan waren overgestoken en het Beloofde Land waren binnengetrokken. Neen, in de nieuwe wereld zullen er geen heidenen en valse religieuze buren zijn die Armageddon overleven en die ons omringen en ons er toe verleiden hun valse goden te aanbidden en die hun kinderen aan ons ten huwelijk bieden mits wij de onze aan hen aanbieden en daardoor verbonden sluiten en verbintenissen aangaan waardoor wij ons in gevaar brengen. Thans moeten wij de strijd tegen zulke dingen aanbinden. Daarom heeft de Grotere Mozes Gods wetten en vereisten opnieuw aan ons uiteengezet en heeft er over uitgeweid.
35. Waartoe zal onze standvastigheid thans in tegenspoed leiden, en tot welke handelwijze spoort de Grotere Mozes ons aan?
35 Thans moeten wij het besluit nemen rechtschapenheid te handhaven en getrouw te zijn aan theocratie ten einde ons de komende wereld van de ene waarachtige God waardig te tonen. Indien wij thans in tegenspoed in deze vijandige oude wereld standvastig zijn, zal het er toe leiden dat wij dan, te midden van de onafgebroken geestelijke en stoffelijke voorspoed zonder de verleidingen van de Duivel en zijn verdorven, zelfzuchtige wereld, getrouw zijn. De tegenwoordige tijd is voor ons als leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij de gunstige tijd onze definitieve keus te maken tussen de twee handelwijzen die de Grotere Mozes ons voor ogen stelt. Zijn dringende raad is: „Kies leven opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht, door Jehovah uw God lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en door hem trouw te blijven, want hij is uw leven en de lengte van uw dagen.” — Deut. 30:19, 20, NW.
DE TIJD VOOR DROEFHEID VOORBIJ
36. Waarom mogen wij niet met de wereld treuren? Waarvoor is het in plaats daarvan thans de gelegenheid?
36 Wanneer wij onze ogen altijd voor ons uit gericht hebben op de nieuwe wereld die onze horizon opklaart, zullen wij er door worden geholpen vast te houden aan ons besluit leven te verwerven in de nieuwe wereld die wij als een maatschappij vertegenwoordigen. Tegenwoordig treurt de stervende wereld wegens haar lijden, haar verliezen, haar teleurstellingen, maar ze wordt niet tot droefheid gebracht op godvruchtige wijze, die een tot redding leidend berouw veroorzaakt. Er is niets in de wereld die wij achter ons hebben gelaten en waaruit de Almachtige God ons heeft bevrijd waarover wij bedroefd zouden kunnen zijn. Wij kunnen het ons niet veroorloven de geesteshouding van de wereld en de wijze waarop zij de dingen beoordeelt, aan te nemen. Met de wereld in haar zelfzuchtige droefheid te delen, is niet gezond voor ons: „de bedroefdheid van de wereld brengt de dood voort” (2 Kor. 7:9, 10, NW). Als enkelingen zijn wij in het verleden zondaars geweest. Wij hebben onze fouten gemaakt en hebben Gods wet overtreden of hem zelfs tegengestaan en zijn volk vervolgd. Ja, zelfs het overblijfsel van zijn erfgenamen van het hemelse Koninkrijk heeft in afgelopen tijden gezondigd en was gedurende de eerste wereldoorlog schuldig aan verkeerde handelingen, tekortkomingen en fouten, en Jehovah was toornig op hen en liet hen Babylonische gevangenschap aan deze wereld ondergaan. Maar waarom nog langer treuren over het dode verleden? God heeft zijn overblijfsel thans bevrijd en tezamen met hen ook een „grote schare” personen die de waarheid en rechtvaardigheid liefhebben en hij heeft hen tot een Nieuwe-Wereldmaatschappij geformeerd. Droefenis die tot berouw leidde en berouw die tot deze bevrijding leidde, zijn thans dingen die tot het verleden behoren. Thans is het er voor ons niet de gelegenheid voor nog langer te treuren en al te veel bedroefd te zijn, waardoor wij worden ontmoedigd, maar het is de gelegenheid ons te verheugen in de tegenwoordige redding, waarin wij ons door Jehovah’s barmhartigheid bevinden.
37. Waarom is Jehovah God in de tegenwoordige tijd verheugd, en waarom dienen wij met hem verheugd te zijn?
37 Smart en droefheid en treurigheid zijn verzwakkend, maar vreugde is versterkend. Jehovah onze God is in deze tijd uitermate verheugd. Zijn koninkrijk onder zijn geliefde Zoon Jezus Christus is begonnen; zijn lang-getolereerde vijanden, Satan en de demonen, zijn uit de hemel geworpen en naar de aarde verbannen; hij heeft zijn volk bevrijd uit slavernij aan deze wereld en heeft hen tot een maatschappij van Koninkrijksaankondigers gemaakt; en nu komt de grote oorlog waarin hij eens en voor al zijn universele souvereiniteit zal rechtvaardigen, naderbij en de overwinning is zeker. Wij moeten uit elke tot droefheid leidende, eenzelvige bespiegeling van ons zelf geraken en aan datgene denken wat God tot zijn nimmer tanende glorie en tot zegen van zijn getrouwe volk heeft gedaan, thans doet en nog zal doen. Waarom zouden wij tezamen met Gods vijand, deze wereld, treuren? Waarom zou Jehovah’s volk bedroefd zijn wanneer hij blij is, overstroomt van rechtvaardige vreugde? Zijn Zoon is hier als een vreugdevolle Bruidegom, en de „bruiloft van het Lam” nadert haar voltooiing (Openb. 19:7, PC). Jehovah vergadert alle dingen in hemel en op aarde bijeen onder zijn souvereiniteit. Wij bevinden ons in het tegenbeeld van het oude theocratische feest der inzameling, het feest van de oogst der vruchten van de gedurende het jaar verrichte arbeid, het vreugdevolste feest van het gehele jaar. Weg daarom met nutteloos treuren en nutteloze droefheid over het verleden. Dit is er de tijd voor zich met Jehovah te verheugen als zijn vrienden en liefhebbers, want, in de taal van Nehemia, „de vreugde van Jehovah is uw sterkte.” — Neh. 8:10, AS.
38. Hoe zijn ons eeuwige vreugde en blijdschap ten deel gevallen, en waarom maakt het geen verschil dat wij tegenwoordig lijden?
38 De Nieuwe-Wereldmaatschappij dient er mede voort te gaan het vreugdevolste en meest optimistische volk te zijn op het oppervlak der aarde. Eeuwige vreugde is op onze hoofden daar wij weten dat het koninkrijk van Jehovah’s rechtvaardiging is begonnen en voor altijd blijft en dat wij de aankondigers er van zijn. Door in de Nieuwe-Wereldmaatschappij te komen, is ons blijdschap en vreugde ten deel gevallen, en droefheid en zuchten zijn gevloden, ondanks de haat en de vervolging die wij voor een korte tijd op internationale schaal moeten doorstaan. Wij achten het een eer ter wille van hem lijden te ondergaan. — Jes. 35:10.
„Zie, mijn knechten zullen zich verheugen, maar gij zult beschaamd staan; zie, mijn knechten zullen jubelen van hartevreugd, . . . Gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap.” — Jes. 65:13, 14, 18, NBG.