„Breng God een offerande des lofs toe”
„Wij bieden als stieren de offeranden onzer lippen aan.” — Hos. 14:2, AS.
1. Hoe gaven de joodse priesters te kennen dat zij Jehovah’s tafel verachtten, en hoe reageerde Jehovah hierop?
JEHOVAH beschuldigde de in de vijfde eeuw voor Christus levende joodse priesters er van dat zij zijn naam verachtten en zeiden: „Des HEREN [Jehovah’s] tafel is verachtelijk” (Mal. 1:6, 7). Voor het oog geschokt en verbaasd vroegen die religieuze leiders in welk opzicht dan wel. Jehovah antwoordde: „Wanneer gij een blind dier ten offer brengt, is dat niet erg? Wanneer gij een kreupel of ziek dier brengt, is, dat niet erg? Bied dat eens uw landvoogd aan; zal hij welgevallen aan u hebben of u goedgunstig gezind zijn?” In het wetsverbond was opgenomen dat de priesters dierenoffers moesten brengen, hetgeen zij deden. Er moesten evenwel gezonde en gave dieren worden geofferd, en dat deden de priesters nu niet. In plaats daarvan kozen zij minderwaardige, zieke, kreupele en blinde dieren uit om die op Jehovah’s altaar of tafel te offeren. Aldus toonden zij hun minachting voor zijn naam en tafel. Zij zouden er geen ogenblik over denken hun menselijke landvoogd zulke ziekelijke offers aan te bieden, wanneer zij hem trachtten te behagen en bij hem in het gevlij probeerden te komen. Wanneer zij echter om de gunst van de Allerhoogste God smeekten, hielden zij de gave dieren achter en offerden hem slechts het inferieure dat toch overbleef, weinig of niets kostte en bijna niets waard was. Zouden zij aldus zijn goedkeuring verkrijgen? Jehovah zeide van niet: „Uwerzijds is zo gehandeld; zal Hij dan iemand van u goedgunstig gezind zijn?” Zij waren bedriegers omdat zij een gelofte hadden afgelegd en die konden nakomen, doch om zelfzuchtige redenen weigerden dit te doen; Jehovah vervloekte hen daarom: „Vervloekt is ook de bedrieger, die in zijn kudde een mannelijk dier heeft en die dat wel belooft, maar den HERE toch een ondeugdelijk dier ten offer brengt!” — Mal. 1:8, 9, 14, NBG.
2, 3. Welke met dierenoffers te vergelijken offeranden brengen christenen in deze tijd?
2 Was dit geen grove overtreding en zeer aanmatigend voor een natie welke beweerde Jehovah’s volk te zijn? Het volk dat ziekelijke offers bracht en de priesters die ze op Jehovah’s tafel offerden, behandelden de Almachtige God zeer verachtelijk; zij stelden hem ver beneden hun menselijke regeerders, die zij in de verste niet zo laaghartig en beledigend zouden bejegenen. Had u in die dagen geleefd, dan zou u Jehovah’s tafel niet aldus hebben veracht, niet waar? Of wel soms? Doet u het zoals zeer velen thans soms wel? Hoe kan dat, zult u vragen, daar er nu geen dierenoffers meer op het altaar worden geofferd? De thans te brengen offeranden dienen vanwege hun gelijkenis met die in de oudheid gebrachte dierenoffers even rein, gezond en gaaf als deze te zijn. Wat voor offers dan? Brengt u ze? Zijn de uwe ziek of gezond, kreupel of gaaf, blind of straalt hun ooglicht ons toe?
3 In Hosea 14:2 (AS; 14:3, Statenvert.) staat: „Neemt woorden met u en keert tot Jehovah terug; zegt tot hem: Neem alle ongerechtigheid weg en aanvaard wat goed is; dan zullen wij als stieren de offeranden onzer lippen aanbieden.” Wanneer wij uit Jehovah’s gunst zijn geraakt, dienen wij met berouwvolle en om vergeving vragende woorden tot hem terug te keren en ze als offerstieren aan te bieden. Dit is alleen niet voldoende, u moet Hem ook, evenals onder de Mozaïsche wet de oogstvruchten, woorden geven waardoor zijn naam in het openbaar wordt bekendgemaakt en geloofd: „Laten wij door hem God altijd een offerande des lofs toebrengen, namelijk, de vrucht der lippen welke zijn naam in het openbaar bekendmaken.” Tegenwoordig dienen christenen Jehovah dus als de stieren en vruchten hunner lippen, als een offerande des lofs, woorden te offeren; woorden van waarheid en gezonde leer, waardoor Jehovah en zijn voornemens worden verheerlijkt, en thans vooral de juiste woorden over het goede nieuws van Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid. — Hebr. 13:15, NW.
4. Hoe handelt de christenheid in verband met dit offeren evenals de te laken joodse priesters?
4 Christenen beweren Christus na te volgen en dientengevolge hebben zij een gelofte afgelegd evenals hij de uit woorden bestaande vruchten en stieren te brengen. Evenals de Israëlieten aanvaardbare dieren in hun kudden hadden, staan ook de miljoenen mensen die beweren christenen te zijn, aanvaardbare woorden ter beschikking. De in honderden talen wijd en zijd verbreide bijbel staat er vol van en christenen behoeven er slechts de tijd van af te nemen en de moeite te doen om ze in hun geest en hart op te nemen, ten einde ze van hun lippen te kunnen offeren. Het merendeel vindt echter dat dit te veel van hen vergt, evenals de ontrouwe Israëlieten het te begrotelijk vonden gave dieren te offeren en dus in de plaats daarvoor maar het uitschot, de restantjes, namen. De Israëlieten gaven hun beste dieren aan menselijke regeerders om bij hen in het gevlij te komen, en ook de miljoenen der christenheid besteden het beste van hun tijd en krachten aan het dienen van nationale leiders en wereldse werkgevers om gunst en prestige, loon en materieel gerief te kunnen verwerven. Jezus zeide: ’Betaal aan cesar terug wat van cesar is, maar aan God wat van God is.’ Men is thans echter geneigd alles, ook dat wat God toebehoort, aan deze wereld en haar werken van het vlees te betalen. Wanneer er dan nog wat tijd en energie overblijven, gaan zij er pas over denken van deze restantjes Jehovah een beetje energie te offeren om de schijn hoog te houden dat zij aan God zijn toegewijd. — Luk. 20:25, NW.
5. Hoe verontreinigen velen die beweren christenen te zijn, Jehovah’s tafel?
5 Wat geven zij hiermede te kennen? Zij zeggen als het ware: „Des HEREN [Jehovah’s] tafel is verachtelijk”; op zijn tafel komen alleen het uitschot en de restantjes. Wanneer uw christelijke taal louter bestaat uit het nazeggen van uit het hoofd geleerde geloofsbelijdenissen en religieuze overleveringen, welke volgens Jezus Gods Woord krachteloos maken, in plaats van de op versterkend geestelijk voedsel gelijkende woorden welke daar thuis horen, verontreinigt u stellig Jehovah’s tafel (Matth. 15:6). Indien de stieren uwer lippen woorden zijn waardoor u heidense leerstellingen leert — zoals die der onsterfelijke ziel, alhoewel de bijbel zegt: „De ziel, die zondigt, die zal sterven”; en die der eeuwige pijniging voor zondaren, wanneer er in Gods Woord staat: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood”; en der drieëenheid, in weerwil van Jezus’ verklaring: „De Vader is groter dan ik” — zijn die uit woorden bestaande stieren ziek, kreupel en blind, en een ieder die zich ermee voedt, zal geestelijk ziek en kreupel worden en geen verlichting verkrijgen (Ezech. 18:4; Rom. 6:23; Joh. 14:28, NW). Miljoenen mensen die in de veronderstelling verkeren dat zij christenen zijn, herhalen woorden zonder er ook maar iets van te begrijpen en wonen religieuze vormendiensten, riten en ceremoniën bij, evenals de joden van vroeger de vormendienst van het offeren in stand hielden, maar ondeugdelijke dieren opdroegen. Zulke personen naderen Jehovah met hun mond en eren hem met hun lippen, terwijl hun hart ver van hem is. Daarom zegt Jehovah van hen: „Hun religie is een bespotting, louter van buiten geleerde overleveringen.” — Jes. 29:13, Mo.
6. Wat zullen ware christelijke getuigen van Jehovah ijverig doen?
6 Ware christelijke getuigen van Jehovah zullen Jehovah’s tafel niet zo verachtelijk bejegenen. Integendeel, hun voornaamste zorg is, de uitgelezenste bijbelwoorden als de vruchten en stieren hunner lippen op te dragen; deze woorden zijn gaaf en verhelderend en maken anderen geestelijk gezond, ook al zal in deze laatste dagen de afvallige meerderheid ’de gezonde leer niet verdragen’ (2 Tim. 4:3, NW). Toch is er nog een uit vele duizenden bestaande minderheid welke zich van haar geestelijke nooddruft bewust is. Wanneer zij zich afkeren van de leerstellige offeranden der orthodoxe religiën, welke met oude heidense ideeën, moderne filosofieën en wetenschappelijke speculaties zijn verontreinigd, en zich tot de door Jehovah’s getuigen opgediende bijbelse waarheid wenden, worden zij geestelijk verzadigd. Zorg dus dat u heeft gestudeerd zodat u weet wat de juiste antwoorden, de krachtige woorden en de duidelijke verklaringen zijn waardoor Jehovah, zijn Woord en voornemens verheerlijkt zullen worden. Ze moeten niet vaag, ziekelijk en zwak zijn, maar zo krachtig dat ze de in de geest van onze toehoorder vastgewortelde valse woorden wegvagen en verdringen. De hiertoe noodzakelijke woorden staan in de bijbel en wij moeten ze er uit halen om ze als een offerande des lofs te gebruiken.
HET LEZEN VAN DE BIJBEL
7. Wat moeten wij doen om gezonde wijsheid uit de bijbel te putten?
7 Wanneer onze uit woorden bestaande offeranden niet de goede bijbelse woorden zijn, en wij geestelijk te lui zijn om de beste uit te zoeken, zal het op Jehovah’s tafel geserveerde geestelijke voedsel niet toereikend zijn, anderen zullen er hun neus voor ophalen en het zal hun strijdige geloofsovertuigingen en argumenten niet ongedaan kunnen maken. Alleen na een voorafgaande studie zullen onze antwoorden doel treffen. „Het hart van de rechtvaardigen studeert om te antwoorden.” Wij moeten deze waarheden uit de bijbel delven zoals een mijnwerker kostbare metalen te voorschijn brengt: „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des HEREN [Jehovah’s] verstaan en de kennis Gods vinden. Want de HERE [Jehovah] geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid; Hij bewaart hulp voor de oprechten [hij legt gezonde wijsheid weg voor de oprechten, AS], Hij is een schild voor wie onberispelijk wandelen.” Jehovah heeft in de bijbel voor gezonde wijsheid voor ons gezorgd en heeft beloofd dat die bij ijverig speuren gevonden zal worden. — Spr. 15:28, AS; 2:1-7, NBG.
8. Welke voorbeelden hebben wij wat het geregeld lezen van de bijbel betreft?
8 Wij dienen de bijbel geregeld te lezen. De koning van Israël kreeg het bevel ’voor zich zelf in een boek een kopie van deze wet te schrijven’ en ’er alle dagen van zijn leven in te lezen.’ In die dagen waren er echter weinig kopieën van de Heilige Geschriften voorhanden en slechts enkelen hadden er dan ook een. Vandaar het gebod tot openbare voorlezing er van: „Gij zult deze wet ten aanhoren van geheel Israël lezen.” Bij een speciale gelegenheid vlak nadat Israël Kanaän was binnengegaan, „bleek er geen woord te zijn van alles wat Mozes had geboden, hetwelk Jozua niet luid had voorgelezen ten aanhoren van de gehele gemeente Israël, tezamen met de vrouwen, de kleinen en de tijdelijke inwoners die in hun midden wandelden.” Eeuwen later las koning Josia „in hun oren alle woorden van het boek des verbonds, dat in het huis van Jehovah was gevonden,” ten gevolge waarvan men de natie van demonenaanbidding reinigde. Vele eeuwen later vond deze openbare voorlezing nog steeds geregeld plaats: „Vanouds heeft Mozes in stad na stad mensen gehad die hem prediken, want hij wordt op elke sabbat in de synagogen hardop voorgelezen.” — Deut. 17:18, 19; 31:11; Joz. 8:35; 2 Kon. 23:2; Hand. 15:21, NW.
9. Waarom is het lezen van de bijbel alleen niet voldoende, en welke hulp staat ons nog meer ter beschikking?
9 Thans zijn wij beter af, nu er miljoenen bijbels van de rotatiepersen komen. Hoe gemakkelijk kunnen alle dorstigen nu van de wateren des levens drinken, door in hun bijbel te lezen. Soms komt men er echter niet alleen met lezen, omdat men hulp nodig heeft om alles goed te kunnen begrijpen, zoals de Ethiopiër, die lezend in het boek Jesaja het pad van Filippus, de evangelist, kruiste. „Weet gij werkelijk wel wat gij hardop leest?” vroeg Filippus hem. „Hoe zou ik dat toch ooit kunnen weten tenzij iemand mij leidde” antwoordde hij. Filippus wist wat er van hem verlangd werd en leidde hem tot een juist begrip (Hand. 8:26-38, NW). In deze tijd verschaft Jehovah volgens zijn belofte door middel van zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf”-organisatie onderwijzingen ter aanvulling van het lezen in de bijbel, doordat deze het geestelijke „voedsel op de juiste tijd” opdient, hetwelk voor een groot deel geschiedt door het verspreiden van gedrukte bijbelse studiehulpmiddelen, waardoor men met meer profijt de bijbel leest omdat men er een groter begrip van verwerft. Op enkele bladzijden kan een van deze hulpmiddelen alle door de hele bijbel verspreid staande schriftuurplaatsen over een bepaald onderwerp bijeenbrengen, hetgeen de bijbelonderzoeker tijd spaart en hem eveneens de zekerheid geeft dat hij geen van de voor een volledig begrip noodzakelijke teksten over het hoofd zal zien. Ook al heeft de nieuwe bijbelonderzoeker deze gedrukte hulpmiddelen, dan heeft hij toch dikwijls nog de hulp van iemand anders nodig. Jezus beloofde verder ook nog hulp te zullen verlenen al zouden er slechts twee tezamen komen om te leren: „Want waar twee of drie zijn samengekomen in mijn naam, ben ik in hun midden.” — Matth. 24:45; 18:20, NW.
10. Door welke voorvallen wordt aangetoond dat het in het openbaar voorlezen van de bijbel gepaard ging met het geven van verklaringen?
10 Evenals degene die voor zich zelf de bijbel leest, wellicht hulp nodig heeft, zullen ook degenen die naar een openbare voorlezing luisteren, veel nut hebben van een gelijktijdige verklaring. Koning Josafat zond er gedurende zijn regering vorsten, levieten en priesters op uit „om in de steden van Juda te leren”: „En zij begonnen in Juda te leren en het boek van Jehovah’s wet was bij hen, en zij bleven door alle steden van Juda trekken en onder het volk leren.” Stellig omvatte dit onderwijzingsprogramma in de Geschriften meer dan alleen maar het voorlezen van de wet; ongetwijfeld werden er ook verklaringen en toepassingen van de wet gegeven en werd er tot gehoorzaamheid aangespoord. Na de gevangenschap liet de landvoogd Nehemia de wet van het ochtendgloren tot in de middag hardop aan het aandachtig luisterende volk voorlezen, doch in aanvulling daarop werden er verklarende woorden gesproken opdat iedereen het zou begrijpen: „En zij bleven hardop uit het boek, uit de wet van De [waarachtige] God, voorlezen, terwijl ze werd uiteengezet, en [er] betekenis [aan] werd gegeven, en zij bleven het bij het lezen verklaren.” Na zijn openbare voorlezing in de synagoge te Nazareth gaf Jezus de volgende verklaring: „Heden wordt deze schriftuurplaats, die gij zo juist hebt gehoord, vervuld.” Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij meer gezegd dan wat er slechts in het korte verslag is bewaard gebleven. Nadat de apostel Paulus naar een openbare voorlezing in een synagoge had geluisterd, hield hij er, na daartoe door de voorgangers te zijn uitgenodigd, een nogal uitvoerige bespreking over, hetgeen het volk zozeer waardeerde dat zij hem verzochten op de volgende sabbat wederom te spreken, en „de volgende sabbat kwam bijna de gehele stad bijeen om het woord van Jehovah te horen.” Paulus gaf de jonge Timotheüs de richtlijn naast het lezen in het openbaar, ook te vermanen en te onderwijzen. „Ga, . . . voort u toe te leggen op het lezen in het openbaar, het vermanen, het onderwijzen.” — 2 Kron. 17:7-9; Neh. 8:3, 8; Luk. 4:16-21; Hand. 13:15-44; 1 Tim. 4:13, NW.
HET BEZOEKEN VAN VERGADERINGEN
11. Waarom is het zo belangrijk dat wij in deze tijd op de gemeentevergaderingen aanwezig zijn?
11 Persoonlijke en openbare bijbellezing, met daaraan gepaard gaande gedrukte of mondelinge besprekingen en verklaringen, zijn een grote hulp om de voor Jehovah aanvaardbare offerstieren, woorden, uit de bijbel te putten. Jehovah verschaft ons in deze tijd door zijn zichtbare organisatie echter nog meer hulp, doordat hij regelingen heeft laten treffen door de gemeentevergaderingen een geestelijke tafel voor ons uit te spreiden. Wanneer wij daarvan weg blijven, zeggen wij dat deze tafel verachtelijk is; dat ze te versmaden is omdat er niets werkelijk waardevols op staat. Ze zijn voor ons als enkelingen en als een gemeente van christenen echter van levensbelang, omdat wij er geestelijk door gevoed en versterkt worden; omdat wij in het bijzijn van anderen onze hoop kunnen bekendmaken door commentaar te geven, en doordat zij commentaar geven, kunnen horen hoe zij hun hoop bekendmaken; omdat wij door ons commentaar anderen kunnen aanmoedigen en door hun commentaar zelf worden aangemoedigd. Dit is in deze tegenwoordige tijd van het einde van groot belang: „Laten wij zonder te wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want hij die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkander letten ten einde tot liefde en juiste werken aan te sporen, het vergaderen niet nalaten, zoals sommigen de gewoonte hebben, maar elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebr. 10:23-25, NW.
12. Welke vergaderingen worden door de gemeente belegd?
12 De gemeenten van Jehovah’s getuigen komen verscheidene malen per week bijeen. Een van zulke vergaderingen, de openbare lezing, wordt in het bijzonder voor de pas-geïnteresseerden belegd. De gehele gemeente dient er echter ook aanwezig te zijn omdat iedereen er stellig iets van zal opsteken. Wie zou het publiek bovendien welkom heten wanneer de gemeente niet aanwezig was? Indien u met de gemeente verbonden bent, dient u daar te zijn om de nieuwelingen te verwelkomen en hun vragen te beantwoorden. Verder is de Wachttoren-studie van groot belang en elk gemeentelid dient het aangegeven gedeelte te bestuderen, aanwezig te zijn, te luisteren, commentaar te geven, en vriendschappelijk met allen, in het bijzonder met de nieuwelingen, om te gaan. Op de school der theocratische bediening wordt de gemeente geoefend in het spreken, wat zij dienen te zeggen, hoe zij het onder woorden moeten brengen en hoe zij het in de dienst aan anderen kunnen bekendmaken. Een der onderdelen van deze cursus is het systematisch lezen van de bijbel. Voorts ontvangen de gemeenteleden op de dienstvergadering nog opleiding en bijzonder onderricht in het getuigenisgeven van huis tot huis, het houden van toespraakjes aan de deur en het leiden van bijbelstudies in de huizen der mensen. Niemand die er ernst mee maakt gave offerstieren en vruchten der lippen te brengen, zal ook maar een dienstvergadering willen overslaan. Nog een vergadering waarvoor door de gemeente regelingen zijn getroffen, is de boekstudie, welke op strategische plaatsen in alle delen van het gemeentegebied in particuliere huizen wordt gehouden. Deze kleine studiegroepjes maken gebruik van bijbelse studiehulpmiddelen, en juist door hun kleine omvang kan men elkaar daar gemakkelijk leren kennen, er commentaar geven en elkaar helpen God gave offeranden des lofs toe te brengen.
13. Hoe zullen de gemeentevergaderingen ons helpen als christenen vooruit te gaan?
13 De gemeenten, met hun aangestelde dienaren en op vaste tijden gehouden vergaderingen, zijn opgericht ten einde ons tot rijpe christenen te doen groeien, die kunnen standhouden tegen de aan één stuk door aanrollende golven van goddeloosheid, waardoor Satan ons tracht omver te werpen. Zo was het ook in de dagen der apostelen: „En hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als zendelingen, sommigen als herders en leraars, met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van wasdom die behoort tot de volheid van de Christus; opdat wij niet langer kleine kinderen zouden zijn, heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer, door de bedriegerij van mensen, door arglistigheid in het beramen van dwaling.” Doordat u de vergadering bijwoont en commentaar geeft, kunt u blijven „beproeven of gij in het geloof zijt.” Indien uw commentaar niet helemaal juist is, kunnen anderen die rijper zijn, u op de juiste gedachte terugbrengen. Hoe anders zou u als gemeente aan het goddelijke vereiste kunnen voldoen dat ’allen gelijkluidend dienen te spreken’ en ’naar behoren verenigd zijn doordat zij dezelfde geest en dezelfde gedachtengang hebben’? — Ef. 4:11-14; 2 Kor. 13:5; 1 Kor. 1:10, NW.
14, 15. Waarom is het voor Jehovah’s getuigen van belang dat zij op de gemeentevergaderingen bijeenkomen?
14 Het bezoeken van de vergaderingen ontleent zijn waarde niet alleen aan het leren, het tot eenheid van gedachten komen en het verbeteren der offeranden des lofs, welke wij aan Jehovah brengen, doch louter het feit dat wij bij elkaar zijn, heeft zijn waarde, omdat Jehovah’s geest zich daar geconcentreerd schijnt te hebben, waardoor onze geest theocratisch wordt gesterkt. De meesten onzer moeten zoveel tijd buiten in de wereld besteden, waardoor zij in aanraking komen met corrupte personen, naar hun oneerbiedige en vuile taal moeten luisteren en hun lage praktijken gadeslaan, dat voor hen het gaan naar de vergaderingen is alsof zij uit een achterbuurt van een stad in een prachtig bergoord terechtkomen. „Slechte omgang verderft nuttige gewoonten,” doch een goede omgang wist schadelijke gewoonten uit en stelt er goede voor in de plaats (1 Kor. 15:33, NW). Verspreid in de zeeën van de van Jehovah vervreemde mensheid staan wij gelijk kleine eilandjes voortdurend aan het gevaar bloot door de eindeloze branding met de zeespiegel te worden gelijkgemaakt, doch wanneer wij bijeenkomen, putten wij kracht uit elkaars aanwezigheid zodat wij een sterk land worden dat een solied blok vormt tegen de woest aanrollende zeeën. Wij doen frisse moed en onbevreesdheid op en vernieuwen onze kracht om de wereld te weerstaan. Indien wij echter in de verraderlijke strikken trappen waardoor wij worden verhinderd naar de vergaderingen te gaan, zullen wij spoedig bezwijken: „Laten wij daarom niet ophouden met goed te doen, want indien wij niet opgeven, zullen wij ter bestemder tijd oogsten.” — Gal. 6:9, NW.
15 Wanneer wij alleen zijn en door de wereld worden heen en weer geslagen, zal ons licht de moed in de schoenen zinken, denkend dat wij alleen staan in het bewaren van onze rechtschapenheid, en zullen wij stellig overweldigd worden. Lang geleden vluchtte de een grote ijver voor Jehovah bezittende profeet Elia ten einde aan de verwezenlijking van een onheilspellende dreiging tegen zijn leven te ontkomen, naar een eenzame spelonk. Toen hij daar geheel alleen huisde, vroeg Jehovah hem: „Wat doet gij hier, Elia?” De profeet antwoordde: „Ik heb ten aanzien van Jehovah, de God der legerscharen, in het geheel geen wedijver toegestaan, want de zonen Israëls hebben uw verbond verlaten, uw altaren omver gehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen nog ben overgebleven en zij naar mijn ziel beginnen te zoeken om haar weg te nemen.” Elia had ten onrechte het gevoel dat hij nog de enige overgeblevene was die belangstelling had voor Jehovah’s zaak: „Ik heb er in Israël zevenduizend doen overblijven, alle knieën die zich niet voor Baäl hebben gebogen en elke mond die hem niet heeft gekust” (1 Kon. 19:13, 14, 18, NW). Door geregeld de vergaderingen te bezoeken, zullen wij de zo versterkende omgang met onze broeders en zusters hebben.
16. Waarom is het dwaas wanneer een christen zich isoleert of tracht alleen te staan?
16 Satan is er op uit te verdelen en te heersen, de kudde te verstrooien en zijn pijlen op de afgedwaalde enkelingen te richten. De gemeente moet bij elkaar blijven opdat de leden elkaar kunnen bijstaan. Wie zal ons helpen wanneer wij alleen zijn en vallen? Bovendien zal het wanneer wij alleen zijn, moeilijker zijn onze vurige ijver voor Jehovah te behouden. Tezamen kunnen wij er voor zorgen dat de afgekoelde ijver van de inactieven weer heet wordt. Deze beginselen worden ons in Prediker 4:9-12 (KB) onder de aandacht gebracht: „Beter dus met twee te zijn dan geheel alleen, want voor hun werk ontvangen zij een heilzaam loon. Vallen zij, dan richt de een den ander weer op; maar valt hij die alleen is, dan is er geen ander om hem op te helpen. Ook wanneer zij twee tezamen slapen, dan verwarmen zij elkaar. Maar slaapt iemand alléén, hoe zal hij zich verwarmen? En zou iemand een enkeling overweldigen, twee kunnen hem weerstaan: een driedraadskoord breekt niet gemakkelijk.” Vallen wij, koelt onze ijver af, worden wij overweldigd door Satans aanvallen, dan zullen wij Jehovah niet in het openbaar offeranden des lofs kunnen brengen. Ten einde zulk een onheil te vermijden, moeten wij het niet nalaten bijeen te komen. Wees geen alleenstaand schaap, want bent u van de kudde afgedwaald, dan bent u een verloren schaap. Getrouwe herder-dienaren doen al hun best om de verloren schapen weer naar de kudde van de Nieuwe-Wereldmaatschappij terug te brengen (Matth. 18:12-14). Overschat uw geestelijke kracht dus niet en denk niet dat u het, alleen wel af kunt, terwijl u zelfzuchtige belangen najaagt en het gezonde beginsel van bijeen te komen, in de wind slaat: „Wie zich afzondert, streeft zijn eigen zelfzuchtige belangen na; hij maakt aanmerkingen op elk gezond beginsel.” — Spr. 18:1, AT.
17. Hoe moeten wij ons door Jehovah laten onderwijzen?
17 Wanneer wij ons in het bezit willen stellen van aanvaardbare vruchten en gave stieren der lippen, moeten wij ons door Jehovah laten onderwijzen. Doe dit door het lezen van de bijbel, door een systematische studie te maken en door op de gemeentevergaderingen aanwezig te zijn. Vooral op de vergaderingen dekt Jehovah zijn tafel met een geestelijke maaltijd. Schuif bij en laat het u smaken! Krijgt u uw stoffelijke maaltijden op uw bed gebracht? Indien u dit voedsel waardevol genoeg acht om er voor aan tafel te komen, is het belangrijkere geestelijke voedsel dan niet even waardevol voor u? Jehovah werkt geen luiheid in de hand door de geestelijke maaltijden op bed of in huizen ver weg van de gemeentelijke vergaderplaatsen op te dienen. Kom aan tafel, ga naar de Koninkrijkszaal! Doen wij dit niet, dan spannen wij ons niet al te ijverig in om de benodigde woorden voor gave, gezonde en verlichtende offeranden des lofs te krijgen. Wij schieten dan beschamend te kort in onze plicht en bemerken hoezeer de geïnspireerde vermaning op ons van toepassing is: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die niets heeft waarover hij zich behoeft te schamen, die het woord der waarheid goed hanteert.” — 2 Tim. 2:15, NW.
[Illustratie op blz. 11]
„Het hart van de rechtvaardige studeert om te antwoorden.” — Spr. 15:28, AS.