Christelijke liefde gebaseerd op Jehovah’s liefde
„Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Joh. 13:34, 35.
1, 2. (a) Waarom was de apostel Johannes een bijzonder geschikt persoon om over liefde te schrijven? (b) Wat was het ’nieuwe gebod’ dat Jezus aan zijn discipelen gaf?
DE BIJBELSCHRIJVER Johannes, een van de twaalf apostelen van Jezus Christus, had veel over de christelijke hoedanigheid liefde te zeggen. Hij was de zoon van Zebedéüs en Salóme, en in zijn Evangelieverslag komen de woorden „liefde” en „liefgehad” vaker voor dan in de drie andere Evangelieverslagen samen. Johannes schreef vanzelfsprekend voornamelijk over agapè-liefde, dat wil zeggen, liefde die door beginselen wordt geleid of beheerst.
2 Johannes verkeerde in een goede positie om over liefde te spreken, aangezien hij Jezus’ liefde en genegenheid klaarblijkelijk op speciale wijze had ontvangen. Johannes was een van de drie apostelen die gedurende geheel Jezus’ openbare bediening zeer intiem met hem waren verbonden. Hij was degene die gedurende het laatste Pascha, toen het Avondmaal des Heren werd ingesteld, naast Jezus aan tafel aanlag. Hij stond bekend als de ’discipel die Jezus liefhad’ of „van wie Jezus veel hield” (Joh. 13:23; 19:25-27; 21:7, 20). Toen de apostel Johannes over deze christelijke hoedanigheid liefde schreef, had hij hiervoor dus een goede achtergrond, en hij was degene die de woorden optekende die Jezus uitte toen hij zijn discipelen over het ’nieuwe gebod’ vertelde: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Joh. 13:34, 35.
3. Hadden de joden onder de Mozaïsche wet het gebod ontvangen elkaar lief te hebben? Verschaf redenen voor uw antwoord.
3 Jezus toonde hier aan dat ware liefde het identificerende kenmerk van zijn ware discipelen moest zijn. Waarom zei Jezus echter dat dit een „nieuw gebod” zou zijn? Jezus sprak tot zijn discipelen, die allen deel uitmaakten van de joodse natie. Onder de Mozaïsche wet moesten de joden hun naaste liefhebben als zichzelf. In Leviticus 19:18 zei de Wet bijvoorbeeld: „Gij moogt geen wraak nemen, noch een wrok koesteren tegen de zonen van uw volk; en gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” Jezus vestigde in zijn onderwijs zelfs de aandacht op dit gebod in de Wet toen hij zei: „Het tweede [gebod], hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.’” — Matth. 22:39.
4. Wat voor soort van liefde bedoelde Jezus in Johannes 13:34, 35, en hoe werd zulk een liefde ten toon gespreid?
4 De Mozaïsche wet eiste dat er naastenliefde werd getoond, geen op beginselen gebaseerde zelfopofferende liefde. Toen Jezus zijn volgelingen een „nieuw gebod” gaf, zette hij echter uiteen dat zij door een zelfopofferende liefde geïdentificeerd moesten worden, want hij zei vervolgens: „Net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt.” Jezus’ liefde was een op beginselen gebaseerde zelfopofferende liefde, dat wil zeggen, agapè-liefde. Hij was bereid zover te gaan dat hij zelfs zijn eigen leven ten behoeve van zijn discipelen gaf. Hij gebruikte de jaren van zijn openbare bediening om zijn medemensen goed te doen, waarbij hij hen speciaal in geestelijk opzicht onderwees en hielp. Zijn discipelen moesten derhalve hetzelfde doen en niet terughoudend wachten totdat zich een gelegenheid zou voordoen waardoor de noodzaak zou rijzen de naaste goed te doen. Christenen dienden veeleer het initiatief te nemen en actief voor het welzijn van hun naaste te werken, terwijl zij speciaal Jezus’ voorbeeld op het gebied van het onderwijzen en prediken moesten volgen, ten einde daardoor voor het geestelijke welzijn van anderen te werken. Bovenal moesten Jezus’ discipelen echter liefde voor elkaar hebben. Zij moesten dus opvallen door de liefde die zij onder elkaar hadden. Zij moesten hierdoor snel geïdentificeerd kunnen worden als personen die anders zijn dan de mensenwereld in het algemeen.
5, 6. (a) Wat bespreekt Johannes in zijn eerste brief? (b) Hoe vereenzelvigt Johannes God met liefde?
5 De apostel Johannes waardeerde dit identificerende kenmerk van het christendom zozeer, dat hij het speciaal belichtte, niet alleen in zijn Evangelieverslag, maar ook in zijn brieven. De eerste brief van Johannes is bijvoorbeeld werkelijk een uiting van Johannes’ liefde voor zijn christelijke broeders. Deze brief werd geschreven om hen tegen de valse leerstellingen van antichristen in zijn tijd te beschermen. Ook beklemtoont Johannes in zijn gehele brief Gods liefde, terwijl hij aantoont hoe christenen deze in het oog springende hoedanigheid van de Almachtige God Jehovah dienen na te volgen.
6 In Eén Johannes hoofdstuk 4 vers 8 vereenzelvigt Johannes God met deze hoedanigheid liefde door te zeggen: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde.” Johannes wijst hier dus op Jehovah als de Bron van liefde, werkelijk een God van liefde. Johannes bedoelt hier vanzelfsprekend niet dat God slechts een abstracte hoedanigheid is. Neen, beslist niet. Johannes erkende dat God een persoon is, en als een persoon bezit Jehovah veel hoedanigheden, waarvan liefde de voornaamste is.
7. Hoe worden de ware discipelen van Jezus thans herkend?
7 Ook Gods Zoon, Jezus Christus, betoonde deze hoedanigheid liefde, de zelfopofferende liefde, op een zeer in het oog springende wijze en hij zette uiteen dat deze liefde het kenmerk van zijn ware discipelen zou zijn. In deze tijd zijn Jehovah’s christelijke getuigen, die in alle delen der aarde leven, derhalve aanbidders van Jehovah, de God van liefde, terwijl zij als discipelen of volgelingen van Jezus, zijn liefdevolle Zoon, in Jezus’ voetstappen treden. Jehovah’s hedendaagse christelijke getuigen moeten in hun dagelijkse leven derhalve ware, zelfopofferende liefde ten toon spreiden om als ware christenen geïdentificeerd te kunnen worden. Vandaar dat Johannes een christen de raad geeft Jehovah God met betrekking tot liefde te imiteren, door te zeggen: „Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad.” — 1 Joh. 4:19.
DE GROOTSTE UITING VAN JEHOVAH’S LIEFDE
8. Waarnaar zullen veel mensen wijzen als een bewijs dat Jehovah „ons eerst heeft liefgehad”?
8 In welk opzicht heeft Jehovah „ons eerst . . . liefgehad”? Wat heeft hij voor ons, menselijke schepselen, gedaan om zijn liefde, zijn onzelfzuchtige belangstelling voor ons, tot uitdrukking te brengen? Welnu, Jehovah heeft zijn liefde voor ons op zeer veel manieren getoond. Wat zouden wij echter de grootste uitdrukking van Jehovah’s liefde kunnen noemen? Velen zullen onmiddellijk aan leven denken, aangezien wij alleen leven wegens Jehovah, de Bron van alle leven, en wegens de liefde die hij heeft getoond door leven te geven (Ps. 36:9). Jehovah heeft echter ook aan andere schepselen hier op aarde leven gegeven, niet waar? Wij verbazen ons over de enorme verscheidenheid in de dierlijke schepping, de vissen en het andere zeeleven, de vogels en de insekten; en al deze schepselen genieten er duidelijk van dat zij leven, hoewel ze niet beseffen dat Jehovah de Bron van het leven is. De grootste uitdrukking van Jehovah’s liefde moet dus in werkelijkheid meer zijn dan slechts de gave van het leven zelf.
9. Hoe heeft Jehovah „ons eerst . . . liefgehad”, en hoe bevestigt Johannes dit in 1 Johannes 4:10?
9 In verband met de mensheid heeft Jehovah regelingen getroffen voor iets wat beter is dan het leven dat wij hier thans hebben, en dat is de mogelijkheid van eeuwig leven voor degenen die Hem liefhebben en dienen. Hoe heeft Jehovah dit echter gedaan? Door de liefdevolle gave van zijn eniggeboren, getrouwe Zoon, Jezus Christus. De zondige mensheid heeft niet om deze liefdevolle voorziening voor eeuwig leven gevraagd, maar Jehovah heeft in zijn liefde het initiatief genomen om deze wonderbare gave te verschaffen. Johannes schrijft derhalve: „De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.” — 1 Joh. 4:10.
10. (a) Hoe bevestigt Paulus deze uiting van Gods liefde? (b) Was het een impulsieve daad van Gods zijde?
10 De apostel Paulus bevestigt dit punt door aan te tonen dat Jehovah zijn eigen liefde voor ons door middel van deze liefdevolle gave van zijn Zoon aanbeveelt. Paulus schreef in Romeinen 5:7, 8: „Want ternauwernood zal iemand voor een rechtvaardige sterven; ja, voor de goede heeft iemand misschien nog de moed te sterven. Maar God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren.” Deze liefdevolle gave werd bovendien niet impulsief geschonken maar was iets dat Jehovah zich eeuwen geleden, toen hij Adam en Eva in Eden oordeelde, had voorgenomen (Gen. 3:15). Wij moeten waarlijk zeggen dat Jehovah de Bron van liefde is en dat hij, zoals Johannes schreef, „ons eerst heeft liefgehad”, waardoor hij liefde aanbeval als de in het oog springende hoedanigheid die onder zijn aanbidders aangetroffen dient te worden.
STOFFELIJK BEWIJS VAN JEHOVAH’S LIEFDE
11. Wat is nog een bewijs van Jehovah’s liefde, waarvan wij dagelijks genieten?
11 Behalve de liefdevolle gave van zijn Zoon tot redding en bevrijding van de mensheid, en behalve het leven zelf, met de mogelijkheid dat het eeuwig zal duren, zijn er in de gehele schepping vele andere bewijzen van Jehovah’s liefde te vinden. Jehovah heeft zijn liefde beslist ten toon gespreid door het leven zo interessant en aangenaam te maken. Zo genieten wij er dagelijks van voedsel tot ons te nemen, gewoonlijk verscheidene malen per dag. Dit is zelden een vervelend karwei, niet waar? Jehovah heeft ons vele heerlijke voedselsoorten verschaft en dat in een wonderbare verscheidenheid. Ons voedsel bezit vele aantrekkelijke kleuren en vormen, alsmede vele fijne smaken en geuren. In rijke landen kunnen wij dagen achtereen heerlijke maaltijden nuttigen zonder vrijwel ooit tweemaal hetzelfde voedsel te eten. Wij moeten dagelijks eten om in leven te blijven, maar hoe liefdevol heeft Jehovah het nuttigen van voedsel tot iets verrukkelijks en aangenaams gemaakt!
12, 13. Hoe getuigen Jehovah’s scheppingswerken, zowel in het uitspansel als op aarde, van zijn liefde voor de mensheid?
12 Wij treffen ook bewijzen van Jehovah’s liefde aan in zijn scheppingswerken, de stoffelijke schepping (Rom. 1:20). Ongeacht waar de mens op deze aarde woont, overal treft hij schoonheid aan, zowel in de grote tropische wouden als in de majestueuze met sneeuw bedekte bergen in verschillende gebieden op aarde. Verder zijn er de schitterende helderblauwe wateren en witte zandstranden van de tropen en subtropen, alsook de grote vlakten bedekt met golvend goud graan. Of neem de diepblauwe meren en de schitterende groene dennenwouden. Ja, zelfs de dorre woestijnen hebben hun eigen speciale schoonheid en charme. En wij allen genieten ervan om op een heldere avond naar de sterrenhemel te kijken, niet waar? Niet alleen zijn de sterren schitterend om te zien, maar ze leiden de mens ook bij zijn reizen. Ze hebben dus ook nog een praktische waarde. Ze vormen nog een bewijs van de liefde die Jehovah in de schepping ten toon spreidt.
13 In alle delen der aarde treffen wij nog meer bewijzen aan van Jehovah’s liefde voor de mensheid, zoals in de grote verscheidenheid van het dierenleven, terwijl de mens niet alleen van de schoonheid en kleur die hierin is verschaft kan genieten, maar ook van het gezelschap dat de dieren bieden. Wat een enorme verscheidenheid van leven heeft Jehovah tot nut en in het belang van de mensheid hier op aarde geschapen! Sommige mensen besteden er hun gehele leven aan om dit speciale bewijs van het liefdevolle werk van Jehovah’s handen te bestuderen.
14. (a) In welk opzicht heeft Jehovah de mens tot een hogere schepping gemaakt dan de dieren? (b) Waartoe wordt de mens, in harmonie met Johannes 4:24, door zijn vermogen geestelijke zaken te waarderen in staat gesteld?
14 Nog belangrijker is echter dat Jehovah de mensheid tot een hogere schepping dan de dieren heeft gemaakt. Hij heeft zijn liefde ten toon gespreid door de mens naar zijn eigen beeld en gelijkenis te maken (Gen. 1:26, 27). Als schepselen die naar Jehovah’s gelijkenis zijn geschapen, bezitten wij aldus het vermogen om lief te hebben, terwijl wij ook het vermogen hebben om geestelijke dingen te waarderen. Wij bezitten het vermogen om onze liefdevolle Schepper te kennen, lief te hebben en te aanbidden. Een dier is hier niet toe in staat. Iemand kan een hond of een kat als huisdier hebben en hij kan tot dit dier spreken, maar hij zal nooit geestelijke zaken met zijn hond of kat bespreken, is het wel? Een lager dier beschikt nu eenmaal niet over het vermogen geestelijke zaken te waarderen. De mensheid is hier echter wel toe in staat en dient dit vermogen ook te gebruiken. Wij zien Jehovah God weliswaar niet, maar toch zien wij buitengewoon veel bewijzen van zijn liefde in al zijn scheppingswerken. En als wij hem leren kennen, door kennis over hem te verkrijgen, kunnen wij hem liefhebben en aanbidden. Zoals Jezus zei, kunnen wij hem in „geest en waarheid” aanbidden (Joh. 4:24). Ja, Jehovah heeft uit liefde voor de mensheid bijzonder veel voor de mens gedaan. Wij behoren het dus beslist eens te zijn met wat Johannes schreef, dat ’wij liefhebben omdat hij ons eerst heeft liefgehad’. — 1 Joh. 4:19.
15. Hoe bevestigt Jezus dat Jehovah een liefdevolle Vader voor zijn dienstknechten is?
15 Als wij de bewijzen van Jehovah’s liefde de revue laten passeren, kunnen wij beseffen dat hij voor ons allen op aarde een liefdevolle Vader is. Als een liefdevolle Vader heeft hij het goede voor zijn kinderen op het oog. Hij heeft ons welzijn op het oog en behartigt onze noden. Jezus heeft ons geleerd dat als wij Jehovah’s aanbidding werkelijk de eerste plaats in ons leven toekennen, wij niet al te bezorgd moeten zijn voor wat wij zullen eten of drinken of wat wij zullen dragen. Terwijl Jezus aantoonde hoe liefdevol onze Vader is, zei hij: „Weest niet langer bezorgd voor uw ziel, met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of voor uw lichaam, met betrekking tot wat gij zult aantrekken. . . . Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:25, 32, 33). Als een liefdevolle Vader heeft Jehovah dus belangstelling voor zijn kinderen, en als wij hem dienen en zijn wil doen, zal hij erop toezien dat wij de dingen krijgen die voor ons levensonderhoud noodzakelijk zijn.
16. Onze gebeden tot Jehovah dienen welke verhouding tot hem te onthullen?
16 Dienstknechten van God dienen thans derhalve in een intieme verhouding tot Jehovah te staan door hem niet slechts als een godheid, maar als een Vader, een liefdevolle Vader, te erkennen. Onze verhouding tot hem dient derhalve een verhouding te zijn als die van een kind tot zijn vader. Wij moeten er derhalve moeite voor doen geregeld met onze Vader te spreken, niet alleen om hem over onze behoeften en verlangens en problemen te vertellen maar ook om hem te bedanken voor de vele zegeningen die hij verschaft. Paulus schreef: „Weest over niets bezorgd, maar laat in alles door gebed en smeking te zamen met dankzegging uw smeekbeden bij God bekend worden” (Fil. 4:6). Toen Jezus zijn discipelen leerde hoe zij moesten bidden, onderwees hij hen niet Jehovah als „onze God” aan te spreken, maar als „onze Vader” in de hemel (Matth. 6:9). Het is dus goed in een intieme, persoonlijke verhouding tot Jehovah als een liefdevolle Vader te blijven staan en geregeld met hem te spreken.
GODS HEERSCHAPPIJ VAN LIEFDE — ZO VERSCHILLEND VAN SATANS WANBESTUUR VAN HAAT
17. (a) Hoe ver dient de liefde van een christen te gaan? (b) Welk beginsel heeft Jehovah in dit verband doen uitkomen?
17 Jehovah heeft zo’n liefde voor zijn schepselen dat hij deze zelfs tot uitdrukking brengt jegens degenen die hem niet liefhebben. Houd in gedachten dat Jezus zijn volgelingen leerde: „Blijft uw vijanden liefhebben” (Matth. 5:44). Op grond waarvan kon Jezus dit echter onderwijzen? Welnu, de basis was het voortreffelijke voorbeeld van zijn liefdevolle Vader Jehovah, want in Matthéüs 5:45 staat: „Opdat gij er blijk van moogt geven zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is, want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” Jehovah zegent dus allen met zonneschijn, regen en dingen die voor het levensonderhoud noodzakelijk zijn. Zelfs degenen die hem niet dienen of hem niet kennen, ontvangen deze zegeningen. Bovendien hebben wij reeds geleerd hoe Jehovah het beginsel van het liefhebben van vijanden heeft vastgelegd door zijn Zoon naar de aarde te zenden, ten einde de mensheid te bevrijden toen alle mensen zondaars en van God vervreemd waren (Rom. 5:8-10). Op grond van het beginsel dat Jehovah, Jezus’ liefdevolle Vader, reeds had vastgelegd, kon Jezus dus onderwijzen dat onze liefde zich zelfs tot onze vijanden dient uit te strekken. Jehovah’s liefde strekt zich beslist tot allen uit en overtreft alle andere dingen. Wat is hij, als de Bron van op beginselen gebaseerde (agapè) liefde, een wonderbaarlijk voorbeeld!
18. (a) Wat vormt de basis van Jehovah’s heerschappij als de Allerhoogste en Soeverein? (b) Hoe brengt Psalm 84:10, 11 goed de gevoelens tot uitdrukking van degenen die Jehovah’s soevereiniteit ondersteunen?
18 Als de Allerhoogste en Soeverein van het universum regeert Jehovah niet door middel van een ongepaste vrees of haat. Hij is een God van liefde, zoals Johannes schreef, en zijn soevereiniteit is derhalve gebaseerd op liefde. Degenen die Jehovah dienen en zijn soevereiniteit ondersteunen, doen dit derhalve wegens hun diepe liefde en respect voor hem, niet uit slaafse vrees. Degenen die Jehovah’s soevereiniteit ondersteunen, erkennen zijn superieure liefde, wijsheid, macht en gerechtigheid, en zij verkiezen het persoonlijk hem te aanbidden en te dienen en aldus zijn soevereiniteit hoog te houden. Hun gevoelens worden goed samengevat door de psalmist, die zei: „Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders. Ik heb het staan aan de drempel in het huis van mijn God verkozen boven het rondgaan in de tenten der goddeloosheid. Want Jehovah is een zon en een schild; gunst en heerlijkheid geeft hij. Jehovah zelf zal niets goeds onthouden aan hen die in onberispelijkheid wandelen.” — Ps. 84:10, 11.
19. (a) Hoe bewees Jehovah zijn liefde voor de mensheid door zijn eerstgeboren zoon naar de aarde te zenden? (b) Hoe werd hierdoor juist aangetoond dat Satan een leugenaar is?
19 Natuurlijk heeft Satan Jehovah’s heerschappij van liefde uitgedaagd en heeft zich van Jehovah’s liefde gedistantieerd door in feite te zeggen dat Jehovah een liefdeloze God is. Zulk een leugenachtige uitdaging verandert echter niets aan Gods liefde voor zijn schepselen. Velen zijn Satan gevolgd door zich van Jehovah af te keren, maar dit weerhoudt Jehovah er niet van zijn liefde te betonen en ook verhindert het anderen niet Jehovah’s soevereiniteit hoog te houden door hun liefde voor hem tot uitdrukking te brengen. Jehovah God heeft liefdevol zijn Zoon uit de hemel gezonden opdat deze Gods naam zou rechtvaardigen en Zijn vertrouwen in degenen die hem liefhebben zou verheerlijken. Zijn Zoon Jezus bewees dat het vertrouwen dat zijn Vader in hem stelde, niet misplaatst was. Hij bewees ook zijn liefde voor zijn Vader en zijn liefde voor de mensheid door niets minder dan zijn leven te geven en als een gewone misdadiger aan een martelpaal te sterven. Door middel van deze liefdevolle uiting van de zijde van God en zijn Zoon kan de mensheid de hoop koesteren van zonde en de dood bevrijd te worden en eeuwig leven te verwerven. In Johannes 3:16 wordt dan ook gezegd: „Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.”
EEN ORGANISATIE DIE GODS LIEFDE WEERSPIEGELT
20. Welke nieuwe organisatie werd door Jezus opgericht, en waardoor werd deze organisatie bijeengehouden?
20 Door middel van Jezus’ actieve bediening op aarde gedurende drie en een half jaar werd er een nieuwe organisatie op aarde opgericht, een organisatie van predikers en onderwijzers die het voorbeeld van Jezus volgen. Door middel van Jezus’ liefdevolle en hulpvaardige opleiding werden mensen die in een nederige positie verkeerden en een eenvoudige opvoeding hadden genoten, zoals de apostelen Petrus en Johannes, derhalve doeltreffende en krachtige sprekers en onderwijzers (Hand. 4:4, 13). Een verenigde, internationale gemeente van mensen uit alle rassen en stammen en natiën werd bijeengebracht doordat zij Jehovah God uit liefde aanbaden, waarbij zij vanzelfsprekend erkenden dat Jehovah het „eerst heeft liefgehad” (1 Joh. 4:19). De vroege christenen werden bijeengehouden door agapè-liefde, liefde gebaseerd op en geleid door goddelijke beginselen. Paulus zei dan ook: „Liefde . . . is een volmaakte band van eenheid.” — Kol. 3:14.
21. Wie zijn thans de ware aanbidders van Jehovah, en hoe identificeren zij zichzelf als zodanig?
21 Deze organisatie van christelijke aanbidders van de liefdevolle God Jehovah bestaat nog steeds in alle delen van de aarde. Ze is afgescheiden van een liefdeloze wereld, zoals Jezus met betrekking tot zijn volgelingen had voorzegd. In gebed tot Jehovah zei hij derhalve: „Ik verzoek u niet, hen uit de wereld te nemen, maar over hen te waken vanwege de goddeloze. Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 17:15, 16). Thans staan de leden van deze organisatie bekend als de christelijke getuigen van Jehovah, en zij genieten een wereldomvattende reputatie als personen die elkaar en hun medemensen liefhebben. Wat is het voor degenen die deel uitmaken van deze organisatie thans wonderbaarlijk Jehovah als een verenigd volk te aanbidden en te dienen, waarbij personen uit alle rassen en nationaliteiten in de „volmaakte band van eenheid” — goddelijke liefde — worden bijeengehouden! Ja, Jehovah’s christelijke getuigen bezitten thans het onderscheidende kenteken, de reputatie dat zij opvallen door hun liefde voor hun God Jehovah en voor elkaar. Aldus geven zij er blijk van navolgers te zijn van hun liefdevolle God en ware discipelen te zijn van zijn Zoon, Jezus Christus. — Ef. 5:1; Joh. 13:34, 35.
„Laten wij . . ., de waarheid sprekend, door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus. Van hem uit bevordert het gehele lichaam, doordat het harmonisch is samengevoegd en zo gemaakt dat het samenwerkt door middel van elk gewricht dat geeft wat nodig is, naargelang elk respectief lid in de juiste mate werkzaam is, de groei van het lichaam, tot opbouw van zichzelf in liefde.” — Ef. 4:15, 16.
[Illustratie op blz. 744]
Eeuwig leven in volmaaktheid is mogelijk wegens Gods gave van zijn Zoon
[Illustraties op blz. 745]
Geheel de stoffelijke schepping getuigt van de liefde van onze Schepper
Uit liefde heeft Jehovah de mens geschapen met het vermogen geestelijke zaken te waarderen