-
„Praatjes” kunnen dodelijk zijnDe Wachttoren 1970 | 1 augustus
-
-
schuldig bevonden te worden aan de gewoonte nadelig over anderen te praten. Christus Jezus waarschuwde „dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij spreken, rekenschap zullen geven op de Oordeelsdag, want naar uw woorden zult gij rechtvaardig worden verklaard en naar uw woorden zult gij worden veroordeeld” (Matth. 12:36, 37). De roddelaar bevindt zich op een doodlopende weg. Deze kan zijn dood betekenen.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1970 | 1 augustus
-
-
Vragen van lezers
● Wat is de betekenis van het gebed tot God: „Breng ons niet in verzoeking”? — E. D., V.S.
Dit maakt deel uit van Jezus’ bekende ’modelgebed’. Na zijn discipelen ertoe aangespoord te hebben om vergeving te bidden, besloot Christus het gebed met te zeggen: „Breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze.” — Matth. 6:12, 13; Luk. 11:4.
Sommigen hebben zich afgevraagd of dit betekent dat God, tenzij men Hem vraagt het tegengestelde te doen ons tot het begaan van zonde zal verleiden. Dat kan echter absoluut niet het geval zijn want Jehovah inspireerde Jezus’ halfbroer Jakobus ertoe te schrijven: „Laat niemand, wanneer hij wordt beproefd, zeggen: ’Ik word door God beproefd.’ Neen, want met kwade dingen kan God niet worden beproefd, noch beproeft hij zelf iemand” (Jak. 1:13). Jezus’ woorden moeten in het licht van en in harmonie met dit vers worden begrepen.
De ervaring van Adam en Eva werpt licht op hetgeen Christus bedoelde. God stond hun toe tot verzadiging van elke boom „begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel” te eten. Zij mochten echter niet van de boom der kennis van goed en kwaad eten. — Gen. 2:9, 16, 17.
Dat vormde inderdaad een beproeving voor hen. Toch was het geen slechte beproeving die was ontworpen om hen te schaden. God was niet als de religieuze vijanden van Christus die hem dusdanig trachtten te beproeven dat hij in de val zou lopen, waardoor zij een verontschuldiging zouden hebben om hem ter dood te laten brengen (Matth. 22:15-18; Mark. 11:18; 12:13; Joh. 11:53). Op grond van deze eenvoudige beproeving van Adam en Eva kon Jehovah vaststellen hoe zij in werkelijkheid waren, of zij, als mensen met een vrije wil, hun Schepper werkelijk wilden gehoorzamen en dienen.
Merk echter Gods liefdevolle handelwijze op: Om Adam en Eva te helpen dwaling te vermijden, dus eigenlijk om hen ’niet in verzoeking te brengen’ legde Hij uit dat ongehoorzaamheid verkeerd was en tot de dood zou leiden. Iemand tegen kwaad waarschuwen, betekent toch beslist niet hem ermee te verzoeken of te verleiden. Was de Duivel niet degene die het eerste mensenpaar verleidde? Hij zag kans hen ertoe te verleiden de grenzen die God voor hen had gesteld, te overschrijden. Zijn onjuiste voorstelling van zaken betreffende het resultaat als zij van de boom zouden eten schiep een verkeerd verlangen dat op zijn beurt tot zonde leidde. — Gen. 3:1-6; Jak. 1:14, 15.
Evenals in het geval met Adam en Eva, leidt God christenen in deze tijd ’niet in verzoeking’ door ons tegen allerlei kwaad te waarschuwen en ons erover in te lichten wat het resultaat zal zijn als wij zulke dingen beoefenen. Wij worden aldus geholpen verleidingen om het kwade te doen te vermijden.
Jehovah vertelt ons bijvoorbeeld duidelijk dat overspel een zonde is die gemeden dient te worden (Ex. 20:14; Rom. 13:9, 10). Als gevolg van deze waarschuwing verkeren wij niet in onwetendheid aangaande datgene wat verkeerd is. Ook verklaart Hij wat de resultaten zouden zijn als een christen zich hieraan schuldig zou maken: hij zou het huwelijksbed verontreinigen, een ongunstig oordeel ontvangen en het Koninkrijk niet beërven (Hebr. 13:4; 1 Kor. 6:9, 10). Het is duidelijk dat Jehovah christenen er niet toe verleidt overspel te plegen. Merk integendeel de schitterende raad in 1 Korinthiërs 7:5 op. Aan echtparen die, met onderling goedvinden, zich een tijdlang van huwelijksbetrekkingen onthielden, werd de raad gegeven dat zij weer moesten ’samenkomen, opdat Satan hen niet zou blijven verzoeken’ tot het bedrijven van overspel. De verleiding zou niet van God afkomstig zijn, die hen hier opmerkzaam op had gemaakt en er van tevoren voor had gewaarschuwd, maar van Satan, die verkeerde verlangens zou opwekken.
Evenzo waarschuwt Jehovah in 1 Timótheüs 6:9, 10 dat de liefde voor geld gevaarlijk is en tot allerlei schadelijke dingen kan leiden. Hij verklaart dat deze liefde en het besluit rijk te worden onder andere tot gevolg kan hebben dat men van het geloof afdwaalt en veel pijnen moet lijden. Wij worden dus op de hoogte gesteld van wat verkeerd is en bewust gemaakt van de schade die het tot gevolg kan hebben als wij in deze verzoeking vallen. — 2 Kor. 2:11.
Iemand die bidt of hij niet in verzoeking gebracht mag worden, verplicht zichzelf zijn uiterste best te doen verzoekingen te vermijden. Dit houdt tevens in dat hij gedachten zal vermijden waardoor verkeerde verlangens worden opgebouwd en zich niet in situaties zal begeven waar verzoekingen zich gemakkelijk zouden
-