Wanneer God over de gehele aarde als koning regeert
Tijdens het ’Eeuwige goede nieuws’-congres werd deze openbare lezing over de gehele wereld door 570.932 personen beluisterd.
1. (a) Welke algemene wens koesteren mensen overal ter wereld? (b) Met welke actuele vragen worden wij in dit verband geconfronteerd?
OVERAL op aarde koesteren mensen de wens dat de regering waaronder zij staan een verbetering zal ondergaan. Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat zíj de gewenste verbetering in de regering tot stand kunnen brengen, en daarom willen en eisen zij dat zij de regering zullen uitmaken. Veronderstelt u nu eens dat de mensen overal vrijelijk zouden kunnen kiezen en dat er een vrije verkiezing zou worden gehouden waarbij alle volwassen personen onbevreesd hun stem zouden kunnen uitbrengen, welke speciale man zouden zij dan allen als koning of regeerder over zich verkiezen? Welke man zou zelfs de meerderheid der mensen als de enige regeerder over de gehele aarde willen hebben? Kan een mens of een groep van mensen die in de wereldaangelegenheden een belangrijke plaats inneemt, thans een kandidaat voor een dergelijk ambt aanwijzen? Bestaat er iemand die hun vertrouwen geniet en die de bekwaamheden bezit om zulk een taak van wereldbelang op zich te nemen? Zou iemand deze taak naar behoren kunnen vervullen? En welke andere man zou na zijn dood geschikt zijn om hem op te volgen? Zullen de mensen altijd in vele nationale groepen verdeeld moeten blijven, elke groep binnen haar eigen heilige grenzen en met haar eigen reeks van regeerders en haar eigen soort van regering en wetten? Dit zijn praktische vragen. Wanneer wij er dieper op ingaan, wordt het ons duidelijk in welk een moeilijke situatie de gehele mensheid verkeert.
2. Hoe bezien realistische mensen een eenmansregering?
2 Vele realistische mensen geloven thans dat het gevaarlijk is de wereldregering aan één man, wie het dan ook mag zijn, toe te vertrouwen, zelfs al zou hij worden bijgestaan door een kabinet van mannen die het bewind hebben over verscheidene departementen. Degenen die de onvolmaakte, zelfzuchtige menselijke natuur kennen, schrikken terug van zulk een idee. De wereldheerschappij is een te zware taak om door één mens gedragen te worden.
3. Noem enkele van de problemen waarmee iedere regering op aarde thans wordt geconfronteerd.
3 Wat zullen wij dan doen nu de behoefte aan een verenigde heerschappij over het gehele menselijke geslacht steeds groter wordt? Voor het in stand houden van een nationale en plaatselijke regering is ieder jaar meer geld nodig. Het probleem dat er voor gezonde mannen en vrouwen niet genoeg dienstbetrekkingen zijn waardoor zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien, wordt naarmate het gebruik van machines voor menselijke arbeid toeneemt, steeds gecompliceerder. Het ontzettende tempo waarin het menselijke geslacht zonder geboortebeperking en doordat oude mensen worden geholpen langer te leven, toeneemt, doet de vraag rijzen hoe zij allen gevoed kunnen worden wanneer onze kleine aarde steeds dichter wordt bevolkt. Niemand wil de bevolking van de aarde verminderen door de overtollige mensen in een derde wereldoorlog te doden. Men koestert trouwens de vrees dat er, als gevolg van de tegenwoordige militaire paraatheid, teveel mensen in zulk een wereldoorlog gedood zouden worden; het is zelfs zo dat de gehele mensheid in zo’n oorlog gedood zou worden, de ondergrondse atoomschuilkelders ten spijt. De mensheid schijnt thans inderdaad bij machte te zijn een wereldzelfmoord te plegen. De situatie ziet er onmogelijk uit!
4-6. (a) Wat zou de algemene mening van de mensen zijn wanneer het voorstel werd gedaan pogingen te doen een volmaakt kind voort te brengen? (b) Was zoiets onmogelijk voor Jehovah? (c) Wat deed Jehovah precies in dit verband?
4 De medische wetenschap tracht in deze tijd verbeteringen tot stand te brengen met betrekking tot de menselijke geboorte. Veronderstelt u nu eens dat wij zouden proberen via een ongehuwd meisje dat in de beste fysieke en mentale conditie verkeert, een volmaakt kind voort te brengen, zonder dat zij evenwel seksuele gemeenschap met een man heeft en ook zonder dat zij door wat „kunstmatige inseminatie” wordt genoemd, wordt bevrucht. Iedereen zal zeggen dat dit onmogelijk is. Toch heeft er eens de noodzaak toe bestaan zulk een kind hier op aarde voort te brengen. Voor mensen was dit destijds, net zoals thans, een onmogelijkheid. Maar het gebeurde toch. Het bleek geen onmogelijkheid te zijn.
5 Voor wie was het dan niet onmogelijk? Het was niet onmogelijk voor ’s mensen Schepper, die tevens de Schepper is van alles wat in de hemel en op aarde is, van de zichtbare en de onzichtbare dingen. Bijna tweeduizend jaar geleden zond hij zijn boodschapper Gabriël uit de onzichtbare hemelen naar de aarde om de geboorte aan te kondigen van een kind dat op zekere dag koning over de gehele aarde zou zijn. De engel Gabriël, die de boodschap overbracht, spoorde het meisje op dat de moeder van deze toekomstige koning zou zijn. Zij was een jonge, ongehuwde vrouw, die in het stadje Nazareth woonde, dat ongeveer honderd twintig kilometer ten zuidwesten van de oude stad Damaskus in Syrië was gelegen. Dit maagdelijke meisje was een nakomelinge van een koning, David genaamd, die in het Jeruzalem uit de oudheid — dat in het gebied dat nu tot het land Jordanië behoort, gelegen heeft — heeft geregeerd. Meer dan zeshonderd jaar vóór de komst van de hemelse boodschapper was Davids koninklijke lijn van opvolgers echter omvergeworpen of onttroond. Nu was voor de Schepper de tijd aangebroken de nakomeling van David voort te brengen die ten behoeve van de gehele mensheid de troon over de gehele aarde zou bestijgen. De engel Gabriël zei tot het maagdelijke meisje:
6 „Vrees niet, Maria, want gij hebt gunst gevonden bij God; en zie! gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, die gij de naam Jezus moet geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob [zijn voorvader] regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.”
7. Hoe reageerde de jonge ongehuwde vrouw Maria hierop?
7 Aangezien het meisje Maria niet gehuwd was en de engel Gabriël niets over een echtgenoot zei, begreep zij niet hoe zij de moeder van een eeuwige koning kon worden. Zij zei derhalve tot Gabriël: „Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?”
8, 9. Op welke wijze gaf Gabriël Maria, en later Jozef, een bevredigend antwoord?
8 Ter verklaring van de wijze waarop de enige maagdelijke geboorte van een mens waarvan in de geschiedenis melding wordt gemaakt, teweeggebracht zou worden, zei de engel Gabriël tot Maria: „Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd. . . . want bij God zal geen verklaring een onmogelijkheid zijn.” Maria stemde erin toe dat God zijn wil met betrekking tot haar ten uitvoer bracht. — Luk. 1:26-38, NW.
9 Wat God door bemiddeling van zijn engel Gabriël aan Maria bekendmaakte, bleek geen onmogelijkheid te zijn, neen, niet voor de Allerhoogste God. Enige tijd later bleek Maria, die nog steeds ongehuwd was en niet met een man leefde, zwanger te zijn. Doordat de mensen niet bekend waren met Gods macht op aarde een maagdelijke geboorte van zijn Zoon tot stand te brengen, dachten zij dat Maria zich aan immoraliteit had schuldig gemaakt en aldus haar maagdelijkheid had geschonden. Een engel van God corrigeerde echter het verkeerde inzicht van Jozef van Nazareth, waarna hij met Maria trouwde.
10. Van welke betekenis was het dat Jezus in Bethlehem werd geboren?
10 Ongeveer zes maanden nadat Jozef haar tot zich genomen had, baarde Maria haar eerstgeboren zoon, die de naam Jezus ontving. Hij werd echter in Bethlehem geboren, het ongeveer acht kilometer ten zuiden van Jeruzalem gelegen stadje waar koning David zelf ook was geboren. Hierdoor ging een profetie in vervulling die meer dan zevenhonderd jaar voordien door een in die buurt wonende man, Micha genaamd, was geuit. Terwijl Micha naar het feit vooruit wees dat het kind wiens geboorte hij voorzei een heerser van wereldnaam zou zijn, zei hij als Gods geïnspireerde woordvoerder: „En gij, Bethlehem Efrata, gij, kleinste onder de geslachten van [de stam] Juda! uit u zal Hij voortkomen, die een heerscher in Israël zal zijn, wiens oorsprong is in den voortijd, in overoude dagen” (Micha 5:1 2, OB). De Almachtige God had het voor de mens Micha mogelijk gemaakt de geboorteplaats van deze belangrijke heerser zo vele eeuwen van tevoren te voorzeggen. — Matth. 1:1–2:6; Luk. 2:1-20, NW.
11. Waarom kunnen wij, ondanks dat de mens er niet in is geslaagd een heerser voort te brengen die onze aarde kan verenigen, het vertrouwen hebben dat de situatie niet hopeloos is?
11 Het feit blijft derhalve bestaan dat ook al kunnen de koninklijke families en de politici op aarde thans niet een man voortbrengen die met het oog op de vereniging van alle volken over de gehele aarde kan regeren, de Almachtige God een waardige en bekwame persoon heeft die hij, als de tijd voor Gods koninkrijk aanbreekt, over de gehele aarde zal aanstellen. Ondanks de alarmerende toestand waarin de mensheid thans verkeert, is de situatie dus niet hopeloos voor ons. Als wij meer over deze God vernemen en over datgene wat hij reeds ter wille van zijn koninkrijk over de gehele mensheid heeft gedaan en nog zal doen, en als wij ons vertrouwen stellen in God, voor wie niets onmogelijk is, zullen wij welgemoed zijn. De mensheid kan van de vernietiging worden gered. „Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk.” Dit had de op wonderbaarlijke wijze geboren Jezus zelf over ’s mensen redding te zeggen. — Matth. 19:26, NW.
12. Bestaat het gevaar dat Jehovah in gebreke zal blijven door middel van zijn Koninkrijksregeling in ’s mensen belangrijkste behoeften te voorzien? Waarom?
12 Wat heeft God reeds voor zijn koninkrijk, dat over het gehele menselijke geslacht zal heersen, gedaan, en wat zal zijn koninkrijk voor de bewoners der aarde betekenen? God heeft reeds zoveel gedaan ter voorbereiding van de tijd dat zijn koninkrijk de universele heerschappij zal uitoefenen, dat hij zich nu niet zal terugtrekken en in gebreke zal blijven zijn voornemen op glorierijke wijze te verwezenlijken. Getrouw aan de beloften die hij met betrekking tot zijn koninkrijk heeft geuit, zal hij niet rusten voordat hij al zijn uitspraken — ondanks dat deze de mensen wellicht onmogelijk toeschijnen en de gehele politieke en religieuze wereld tegen zijn koninkrijk is gekant — heeft waargemaakt. Hij heeft over de zegepraal van zijn koninkrijk gezegd: „De HERE der heerscharen heeft een besluit genomen; wie zal het verijdelen? En zijn hand is uitgestrekt; wie zal haar afwenden?” (Jes. 14:27) Laten wij derhalve moed vatten en ons onderzoek voortzetten. Wij houden ons niet met iets onmogelijks bezig.
TOEN HIJ OVER HET PARADIJS REGEERDE
13. (a) Voor wat voor regeringen interesseert het grootste deel van de mensheid zich thans? (b) Bekommeren zij zich om Gods regering? (c) Wat had Jehovah lang voordat de mens ontstond, gedaan, en wat voor begin gaf hij de pas geschapen mens?
13 In deze tijd van grote veranderingen, waarin nieuwe natiën met hun eigen, inheemse regeringen worden gevormd, hoort men de mensen veel spreken over het zelfbeschikkingsrecht der volken en over de nationale soevereiniteit over gebieden. Wie van de mensheid vraagt zich bij al deze besprekingen echter ooit af hoe het met de soevereiniteit van God over onze aarde is gesteld? Wie heeft meer dan God het recht een koninklijke regering over de gehele aarde op te richten? Hij is de Schepper van de aarde en van de mensen en de beesten die zich erop bevinden. De gehele aardbol behoort Hem toe en zowel de mensen als de beesten hebben hun leven aan Hem te danken. In het Heilige Boek waarin zijn daden zijn opgetekend, staat helemaal aan het begin: „In den beginne schiep God den hemel en de aarde” (Gen. 1:1). Voordat God de man en de vrouw ook maar had geschapen, had hij de lagere dieren, de vissen, de vogels en de viervoetige dieren van de aarde geschapen. Hij oefende in die tijd de absolute heerschappij over de aarde uit, en alle vormen van dierlijk leven groeiden voorspoedig, hetgeen allemaal gebeurde zonder dat de mens hierbij de helpende hand bood.a Ook was er niemand die God tegensprak. Ten slotte schiep God de man en de vrouw als een afzonderlijke schepping, welke verschilde van alle reeds eerder geschapen dieren en er superieur aan was. God maakte de man en de vrouw niet tot holbewoners, van wie hij eiste dat zij in holen in de grond zouden leven. Hij schiep hen volmaakt, met een volmaakte geest, en hij plaatste hen in een schitterend park waarin zij als aardse kinderen van God vrede, geluk en overvloed zouden genieten. Hij schiep hen niet in een zogenaamd Stenen Tijdperk en legde hun niet de verplichting op stenen wapens te maken waarmee zij de dieren konden bestrijden en doden. Hij maakte hen tot aardse opzieners over de gehele dierenwereld en droeg hun op onbevreesd heerschappij over hen uit te oefenen en sommige dieren zelfs te temmen.
14. Waardoor weten wij dat Jehovah er niet bang voor was dat de aarde overbevolkt zou raken?
14 God was er niet bang voor dat de aarde overbevolkt zou raken met mensen en beesten, want hij zei tot de eerste man en vrouw in hun menselijke volmaaktheid in het Paradijs van Geneugte: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.” — Gen. 1:26 tot en met 2:25.
15-17. (a) Wie was de eerste regeerder over de mensheid, en welke gelegenheden konden zij aangrijpen? (b) Zou er een verandering in heerschappij komen nadat de aarde in overeenstemming met Gods voornemen met mensen gevuld zou zijn?
15 Wie regeerde er, toen de mens ongeveer zesduizend jaar geleden op aarde verscheen, over de gehele aarde? De mens, omdat hij erop woonde? Neen, het was God, omdat hij de aarde had geschapen; de volmaakte mens was slechts de onderdaan van God, de universele Regeerder. Hij was de Theocraat, welke titel God-Regeerder betekent, en hij had een theocratie die zich over de gehele aarde uitstrekte.
16 Waren de volmaakte man en vrouw in het Paradijs gelukkig onder die theocratie? Zij waren volmaakt gelukkig, en zij konden de gelegenheid aangrijpen voor eeuwig in geluk in dat Paradijs te leven, mits zij de hemelse Theocraat volmaakt zouden gehoorzamen. Wanneer ten slotte de gehele aarde met de nakomelingen van dit volmaakte paar gevuld zou worden, wie zou dan de regeerder over de gehele aarde zijn? De eerste man, die de vader van hen allen was? Neen, ’s mensen Schepper, de hemelse Theocraat. Dit lag in het oorspronkelijke voornemen van God de Schepper besloten. In deze tijd, slechts zesduizend jaar later, is dit nog steeds zijn voornemen. Hij is hieromtrent niet van gedachten veranderd omdat de miljarden inwoners van de aarde ertegen zijn gekant.
17 In zijn geïnspireerde Boek zegt hij over zijn bekendgemaakte voornemen: „Ik, de HERE, ben niet veranderd” (Mal. 3:6). Zal het voor hem een onmogelijkheid vormen zijn onveranderde voornemen van wereldomvattende heerschappij te verwezenlijken? Te oordelen naar wat hij in het verleden heeft gezegd en gedaan, is het antwoord een vierkant Neen! Het tegenwoordige mensengeslacht zal nog bemerken of zij het God de Schepper onmogelijk kunnen maken zijn voornemen te verwezenlijken.
18. Waarom is het niet redelijk te geloven dat Jehovah er een begin mee heeft gemaakt mensen op aarde te laten regeren?
18 Wie op aarde is er eigenlijk mee begonnen mensen tot koningen aan te stellen ten einde over bepaalde gebieden te regeren? Beslist niet God de Schepper. Denkt u hier eens een ogenblik over na! Zou hij, de Schepper, zijn eigen positie als Theocraat verloochenen en een mens op aarde — en dan nog wel een onvolmaakte en ongehoorzame mens, die niet in overeenstemming leeft met Gods wil — tot koning over de gehele wereld of alleen een bepaald gebied, aanstellen? Wie heeft er dan een begin gemaakt met de menselijke koninkrijken en de wereldrijken? Wie is er feitelijk voor de internationale regeringschaos die er thans bestaat, verantwoordelijk?
19. Welke vereisten voor de mens heeft God terecht uiteengezet, en wat zou het gevolg zijn wanneer de mens ongehoorzaam zou worden?
19 Toen God de eerste man en vrouw, Adam en Eva, schiep, werd hij hun hemelse Vader. Hij verwachtte en eiste terecht van hen dat zij hem, als hun Vader en Levengever, een kinderlijke gehoorzaamheid, eer, trouw en liefde zouden geven. Aangezien hij hun volmaakt leven had gegeven, had hij het recht het leven van hen weg te nemen en hen te vernietigen als zij hem ongehoorzaam zouden zijn en opstandige neigingen zouden vertonen. Deze aarde is slechts een heel klein deel van Gods grenzeloze rijk, en als de Regeerder over de gehele schepping in hemel en op aarde, heeft hij rechtmatig bepaald volgens welke wetten de regering van zijn volmaakte aardse schepselen werkzaam zal zijn. Hij maakte zijn wet aan de mens bekend en zei tot Adam: „Gij [zult] voorzeker sterven” wanneer gij mijn wet niet gehoorzaamt (Gen. 2:15-17; 3:3). Dit betekende dat het leven van de ongehoorzame Adam zou worden weggenomen, zonder dat er ergens een toekomstig bestaan voor hem was weggelegd.
OPSTAND TEGEN ZIJN HEERSCHAPPIJ
20. Wie kwam het eerst in opstand tegen Gods rechtvaardige heerschappij, en waarom?
20 In die speciale tijd, toen alles er vredig en veelbelovend uitzag, rees de vraag betreffende de soevereiniteit over de bewoonde aarde, en dit probleem is tot in deze twintigste eeuw van onze gewone jaartelling onopgelost gebleven. Het zal echter in onze tijd bevredigend worden opgelost, dat is iets waarvan wij zeker kunnen zijn. De vraag werd destijds in de onzichtbare hemelen opgeworpen, en wel door een eerzuchtige zoon van God. Hij begeerde de soevereiniteit over de aarde, met de mensheid als zijn onderdanen. Doordat hij zich tegen God de Schepper, zijn eigen Vader, keerde, maakte hij zich tot Satan, welke naam Tegenstander betekent. Deze opstandige geest lasterde God zijn Vader en maakte zich aldus tot de Duivel, welke naam Lasteraar, Boosaardige Smader, betekent. Doordat hij zich in de Hof van Eden van de slang bediende om de vrouw, Adams vrouw Eva, te misleiden, werd de Slang een symbool van hem als misleider, en de naam Slang, ja, de oorspronkelijke Slang, werd een van zijn schandelijke namen. — Openb. 12:9; 20:2, NW.
21. Wat had de ongehoorzaamheid van Adam en Eva voor hen tot gevolg, en wie werd nu dus hun soeverein?
21 Door in Adam en Eva zelfzuchtige neigingen wakker te roepen, bracht hij hen ertoe Gods wet te overtreden, met het gevolg dat zij niet meer onder Gods soevereiniteit stonden en onder de soevereiniteit van de Slang, Satan de Duivel, werden geplaatst. Hun opstand leidde ertoe dat God de Schepper hen uit het Paradijs van Geneugte verdreef, met de bedoeling dat zij daarbuiten nog enkele jaren zouden leven, nakomelingen zouden voortbrengen en zouden sterven. Hij liet hen hun soeverein Satan de Duivel behouden. God stelde geen koning over hen of hun nakomelingen aan. — Gen. 3:1–5:5.
22. Op welke wijze toonde God later dat hij nog steeds veel belangstelling had voor de aarde die hij had geschapen?
22 Nog geen zeventienhonderd jaar daarna werd de aarde geheel met gewelddaad vervuld, terwijl de mensheid in het algemeen een rampzalige en verderfelijke levenswijze aan de dag was gaan leggen. Bekommerde God zich over deze toestand op de door hem geschapen aarde? Ja, inderdaad! Op welke wijze maakte hij een einde aan de verderfelijke toestand? Door de menselijke maatschappij te hervormen, of door een wereldbekering? Neen, door alle verdorven mensen te vernietigen. Hij zei tot zijn profeet Noach: „Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, . . . Want zie, Ik ga een watervloed over de aarde brengen om al wat leeft, waarin een levensgeest is, van onder den hemel te verdelgen.” — Gen. 6:11-17.
23. Op welke wijze toonde hij dat hij nog steeds de Universele Soeverein was?
23 Opdat Noach de Vloed met zijn gezin kon overleven, droeg God hem op een grote drijvende ark te bouwen en er exemplaren van verscheidene families van vogels en landdieren binnen te brengen. Op dezelfde dag dat Noach en zijn gezin de voltooide ark binnengingen en de deur achter hen werd gesloten, brak de zondvloed over deze aardbol los. Veertig dagen lang stortten er miljarden tonnen water uit de hemelen op de aarde neer. Onder Gods bescherming dreef Noachs ark veilig op de torenhoge wateren, maar de gehele wereld van de zich daarbuiten bevindende verdorven mensen verging. Wat een demonstratie vormde dit van het feit dat God de natuurkrachten beheerst! Wat een manifestatie was dit van Gods universele soevereiniteit!
24. Wat kunnen wij, aangezien God niet verandert, in onze tijd verwachten?
24 Wat een waarschuwing vormt deze vernietiging van een verdorven wereld door een wereldomvattende vloed — met het oog op het feit dat Jehovah God niet verandert — voor ons in deze tijd, waarin de aarde wederom met gewelddaad is vervuld, ja, waarin de menselijke gewelddaad in een kernoorlogvoering zulke vormen aanneemt dat het menselijke geslacht gevaar loopt uitgeroeid te worden zonder dat God hier zelf iets aan hoeft te doen! De woorden van Jezus, de op wonderbaarlijke wijze geboren Zoon van David, de toekomstige Koning der aarde, dienen derhalve luid in onze oren te weerklinken: „Zoals het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: . . . [toen] Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam en hen allen vernietigde.” — Luk. 17:26, 27; Matth. 24:37-39, NW.
25. Wie werd de eerste menselijke koning op aarde, en hoe wordt hij in de bijbel beschreven?
25 Noach leefde nog driehonderd vijftig jaar na de Vloed, maar voordat hij stierf, had de eerste menselijke koning zich op aarde gevestigd en werd het eerste menselijke rijk tot ontwikkeling gebracht. Dit geschiedde niet door Noach, en ook niet doordat God zulk een koning verwekte en zulk een rijk stichtte. Het geschiedde door een opstandige achterkleinzoon van Noach, namelijk Nimrod. Hij was iemand die doodde, een jager. De bijbel zegt over hem: „Deze was de eerste machthebber op de aarde; hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN als Nimrod. En het begin van zijn koninkrijk was Babel, . . . in het land Sinear.” — Gen. 10:8-10.
26. Toon aan hoe Jehovah’s soevereine macht met betrekking tot de plannen van deze menselijke koning werkzaam was.
26 Jehovah God bracht een kentering in Nimrods plannen voor wereldheerschappij teweeg toen hij een einde maakte aan Nimrods bouwwerkzaamheden door de taal van de bouwers te verwarren. Pas een hele tijd later verhief Babylon zich tot een positie waarin het de heerschappij over de gehele bewoonde aarde uitoefende. Babylon werd er in zijn streven naar de wereldheerschappij zelfs toe gebracht de tempelstad Jeruzalem te vernietigen. Waar is de stad Babylon thans echter, die moeder van menselijke koninkrijken, die stichteres van door mensen opgerichte rijken? Kijkt u alstublieft eens naar de hedendaagse republiek Irak en naar de oevers van de rivier de Eufraat, vlak bij de tweeëndertigste breedtegraad van de aarde. U ziet er alleen maar enkele vervallen ruïnes die nog geen zeventig jaar geleden in een kale, dorre vlakte, waar men nu niet meer zou kunnen wonen, zijn opgegraven. Ook dit vormt een historisch bewijs van de universele soevereiniteit van Jehovah God.
27. (a) Op welke wijze werd David van Israël koning? (b) Van wie waren David en geheel Israël nakomelingen? (c) Onder wat voor soort van regering stond Israël, en wie was de regeerder?
27 Hoe werd David, de herdersjongen uit Bethlehem (thans in Jordanië), dan koning van Jeruzalem? Niet op Nimrods manier! Hij kreeg de heerschappij doordat God hem door bemiddeling van de getrouwe profeet Samuël tot koning zalfde. David was een nakomeling van Abraham, die zowel aan de mohammedanen als aan de joden en de christenen bekend is. Abraham gaf er blijk van een vriend van Jehovah God te zijn. Hij had God zo lief dat hij genegen was zijn eigen geliefde zoon Isaäk te offeren als zijn God hem dit opdroeg. Doordat Abraham zulk een bereidwilligheid aan de dag legde, behaagde het Jehovah God de nakomelingen die Abraham via zijn zoon Isaäk en zijn kleinzoon Jakob had, tot zijn volk aan te nemen. Door middel van grootse wonderen gaf God dit uitverkoren volk het land Palestina in bezit. Zij hadden geen zichtbare menselijke koning die over hen regeerde, want de God van Noach, Abraham, Isaäk en Jakob was hun Koning, hun Wetgever en hun Rechter. Hun regering was een door God gegeven regering, een Theocratie. Deze regering was op aarde enig in haar soort en ze vormde destijds de beste regering die er op aarde bestond. God te aanbidden, betekende dat men de wet van de onzichtbare hemelse Koning van deze theocratische regering gehoorzaamde. Hij stond niet toe dat er een beeld werd gemaakt waardoor hij zichtbaar werd voorgesteld. Hij had bij de wet bepaald dat hij zijn uitverkoren volk niet toestond hem door middel van een door mensen gemaakt beeld of door middel van iets in de natuur wat zij als een symbool zouden willen gebruiken, te aanbidden. Zolang zijn aardse onderdanen hem gehoorzaamden en aanbaden, genoten zij voorspoed.
28, 29. (a) Hoe kwam het dat Israël menselijke koningen kreeg, en strekte dit hun tot voordeel? (b) Op welke wijze bood Jehovah het hoofd aan een crisis die zich in het begin van het koningschap van Israël voordeed?
28 Ongeveer driehonderd vijftig jaar nadat Jehovah God hun het Beloofde Land in het Midden-Oosten had gegeven, werden zij echter zwak in het geloof en vroegen zij om een zichtbare, menselijke koning. Zij wilden in dit opzicht gelijk de natiën overal elders op aarde zijn. Was deze wereldse wijsheid van hun zijde wérkelijk verstandig en was deze handelwijze in het belang van hun natie? Wij kunnen geen krachtiger antwoord op deze vraag ontvangen dan door acht te slaan op alles wat het joodse volk gedurende de afgelopen tweeduizend jaar heeft meegemaakt. God had hen voor de moeilijkheden die deze verandering van regering over hen zou brengen, gewaarschuwd, en dat deze waarschuwing gegrond was, werd door de eerste menselijke koning die hij hun liet hebben, duidelijk bewezen.
29 Deze eerste koning werd door de vijand verslagen, en zijn zoon, die hem opvolgde, werd vermoord. In deze crisisperiode gaf Jehovah God de Israëlieten David als hun gezalfde koning, omdat hij een man naar Gods hart was. Op de koninklijke troon in Jeruzalem gezeten, regeerde koning David als de zichtbare vertegenwoordiger van zijn God Jehovah. Er werd van hem gezegd dat hij op „Jehovah’s troon” zat. — 1 Kron. 29:23, NW.
30. (a) Hoe lang zou de lijn van koningen in Davids geslachtslijn voortduren? (b) Tot welke grootse climax leidde dit?
30 Omdat David de aanbidding van zijn God was toegewijd, gaf Jehovah de belofte dat hij het koningschap voor eeuwig in de geslachtslijn van Davids nakomelingen zou houden (2 Sam. 7:1-17). De wijze koning Salomo, die wereldvermaard is geworden, was de eerste die David in overeenstemming met deze goddelijke belofte of dit goddelijke verbond opvolgde. Het belangrijkste is echter dat iemand die wijzer is dan koning Salomo in Davids geslachtslijn is geboren en de eeuwige erfgenaam van het koningschap is geworden. Dit is degene wiens wonderbaarlijke geboorte Jehovah’s engel Gabriël negentien eeuwen geleden aan Maria in Nazareth aankondigde. Zijn naam, zo zei Gabriël, zou Jezus luiden, en wel met het oog op de betekenis van deze naam. Het is een verkorte vorm van de naam Jehóshua en betekent volgens bijbelse woordenboeken „Jehovah is redding”. Aangezien de Almachtige God Jehovah de naam van zijn Zoon in vervulling moet laten gaan, heeft hij hem een offerandelijke dood laten sterven en hem vervolgens op de derde dag tot onsterfelijk leven in de hemelen opgewekt. God heeft hem aan Zijn eigen rechterhand in de hemelen, ver boven de hoogten die ’s mensen raketten van thans in de interplanetaire ruimte kunnen bereiken, doen plaatsnemen. — Hand. 2:22-36; 1 Kor. 15:3-28, NW.
GODS GEZALFDE KONING NIET GEWENST
31. Wensen de natiën der aarde Gods gezalfde koning als regeerder over zich, en welke reactie zou een dergelijk voorstel aan leden van de Verenigde Naties uitlokken?
31 Dit zijn de historische feiten. Geen van de hedendaagse koninkrijken, rijken en republieken, noch de Verenigde Naties en alle andere politieke bondgenootschappen van onze tijd, kan die feiten terzijde schuiven. Mochten deze bijbelse en historische feiten soms niet goed bekend zijn in de mohammedaanse wereld en in de wereld die door westerse natiën heidens wordt genoemd, dan dienen ze toch beslist aan de christenheid, de zogenaamd christelijke wereld, bekend te zijn. Wensen sommige of alle natiën thans met het oog op deze onweerlegbare feiten dat God de Schepper als Koning over de gehele aarde, met inbegrip van henzelf, regeert? Indien u een dergelijke gedachte in de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ter sprake zou brengen, zou niet alleen het communistische blok, maar zouden alle honderd elf leden van de Verenigde Naties u uitlachen.
32. Aan welke hoedanigheid ontbreekt het de mensen in onze moderne tijd, en wie verwerpen zij als gevolg hiervan?
32 In dit modernistische, materialistische tijdperk van grote verrichtingen in de interplanetaire ruimte, bezitten de natiën niet meer geloof in God de Schepper dan de Israëlieten bezaten toen zij aan Jehovah’s profeet Samuël vroegen een zichtbare, menselijke koning over hen aan te stellen. Jehovah God legde uit wat de volledige betekenis van hun eis was door te zeggen: „Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn.” — 1 Sam. 8:1-22.
33. (a) Wie wilden Jehovah 1900 jaar geleden wel en wie wilden hem niet als koning over zich hebben? (b) Door welke handelwijze van de joden en de Romeinen wordt hun houding te kennen gegeven?
33 Wie wenst in deze tijd dat Jehovah God als koning over de aarde regeert? Niet de natiën. Zij wensen hem net zomin te aanvaarden als de joden en de Romeinen hem negentien eeuwen geleden als koning wensten, toen zijn Zoon, Jezus Christus, de stad Jeruzalem binnenreed en zich als koning aanbood, terwijl het gewone volk, dat tot een grote menigte was aangegroeid, uitriep: „Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam! Gezegend is het komende koninkrijk van onze vader David! Red toch in de hoogste hoogten.” „Gezegend is Hij die komt als de Koning in Jehovah’s naam! Vrede in de hemel en heerlijkheid in de hoogste plaatsen!” (Mark. 11:1-10; Luk. 19:28-38, NW) Dat zowel de joden als de Romeinen weigerden God als koning over zich te hebben, werd bewezen door het feit dat zij zijn Zoon Jezus Christus weigerden te aanvaarden. In een poging te verhinderen dat Gods Zoon in het aardse Jeruzalem en over het land Israël zou regeren, lieten de priesters hem arresteren en aan een schijnverhoor onderwerpen, leverden zij hem aan de Romeinse bestuurder van Jeruzalem over en lieten zij hem, doordat zij door middel van een religieuze rel druk uitoefenden, aan een misdadigerspaal nagelen waardoor hij stierf.
34. Wat deed Jehovah ten behoeve van zijn Zoon, en van welke houding geeft deze wereld nog steeds blijk?
34 Hoe vergeefs hebben de ontrouwe natiën zich er echter voor ingespannen Gods voornemen met betrekking tot de regering over deze aarde te dwarsbomen! Op de derde dag wekte God, bij wie niets onmogelijk is, zijn getrouwe Zoon als de eeuwige erfgenaam van Davids koningschap uit de doden op en verhief hij hem tot een plaats aan zijn eigen rechterhand om een hemelse koning te zijn. De natiën kunnen hem nu niet meer doden, maar hij kan — wanneer zij zichzelf niet eerst in een kern-, bacteriologische of radiologische oorlogvoering doden — hun dood wel bewerkstelligen. Ondanks dat de natiën thans met de feiten betreffende deze verheerlijkte Zoon van God, die het recht op het eeuwige koningschap bezit, worden geconfronteerd, nemen ze de woorden op die de joodse opperpriester tot de Romeinse bestuurder Pilatus schreeuwde: „Wij hebben geen andere koning dan caesar.” — Joh. 19:15, NW.
35, 36. (a) Hoe weten wij dat de houding van deze wereld thans niet anders is? (b) Tot in welke mate wordt Jehovah’s koningschap desondanks bekendgemaakt?
35 Door de manier waarop zij op de prediking van het eeuwige goede nieuws van Gods koninkrijk reageren, geven zij te kennen hoe zij het vinden God, die door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus regeert, als Koning te hebben. Sinds 1914, het jaar waarin de eerste Wereldoorlog uitbrak, is Jezus’ profetie zonder onderbreking in vervulling gegaan, namelijk: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14, NW). Hoewel dit getuigenis over Gods opgerichte koninkrijk eerst klein was, is het zodanig gegroeid, dat er volgens de berichten thans ruim een miljoen Koninkrijksgetuigen zijn die in honderd vierennegentig landen en in honderd tweeënzestig talen in het openbaar en van huis tot huis prediken. De Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania, in Amerika, die over de gehele aarde op negentig verschillende plaatsen bijkantoren bezit, heeft van zoveel personen berichten ontvangen.
36 Hebben de natiën binnen en buiten de organisatie der Verenigde Naties deze prediking echter als goed nieuws aanvaard? De vervulling van Jezus’ eigen profetie dat zijn gehoorzame volgelingen wegens de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk vervolgd zouden worden, geeft ons een onmiskenbaar duidelijk antwoord (Matth. 24:9-13; 25:31, 41-45, NW). De natiën willen eenvoudig niet dat Gods koninkrijk onder Christus door zijn getuigen wordt gepredikt, om er nog maar niet van te spreken dat Gods koninkrijk werkelijk over hen en over de gehele aarde zou regeren. — Luk. 19:14, 27, NW.
37. Welke actuele vraag wordt thans gesteld, en wat is het enige logische antwoord?
37 Zijn wij dan nu in een impasse geraakt? Neen! Door wiens soevereiniteit over onze aarde zal de toekomstige heerschappij over de mensheid dan worden bepaald, opdat de regering zodanig kan worden verbeterd dat ze volmaakt wordt? De soevereiniteit van de natiën van deze wereld of Gods soevereiniteit over zijn gehele schepping? De mens zal het nooit van God kunnen winnen, en zelfs hele natiën van mensen zullen hier nooit in slagen. Dit wordt duidelijk door de menselijke geschiedenis bewezen. Vooruitziende staatslieden van de wereld, militaire experts en specialisten op het gebied van de economie waarschuwen ons herhaaldelijk dat er voor de mensheid rampspoedige moeilijkheden in het verschiet liggen, maar zij zeggen ons niet wat hier de werkelijke oorzaak van zal zijn. De werkelijke oorzaak is dat de mensen de soevereiniteit over de aarde niet aan God wensen over te dragen.
38. Van welke feiten moeten de natiën, evenals de koning van Babylon, op de hoogte geraken?
38 De mensen trachten nog steeds hun eigen tijden en stonden te bepalen. Zij wensen de tijden die God voor gebeurtenissen op aarde heeft vastgesteld, te veranderen, maar zij zijn hier net zomin toe in staat als dat zij zouden kunnen verhinderen dat de zon op haar vastgestelde tijd opgaat. De grote koning van het Babylon uit de oudheid moest deze les leren, en in verband met hem zei de profeet Daniël in gebed tot de Allerhoogste God: „Geprezen zij de naam Gods . . . Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan.” Hij geeft het koninkrijk over de mensheid aan degene die hij uitkiest en zalft, terwijl dit op zijn eigen bestemde tijd gebeurt. De machtige koning van Babylon moest dit toegeven: „Alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?” — Dan. 2:20, 21; 4:17, 25, 35.
39, 40. Waarom is 1914 een gekenmerkt jaar in de menselijke geschiedenis, en welke tijdsperiode zijn de natiën der aarde thans binnengegaan?
39 God heeft aan de uitoefening van ’s mensen soevereiniteit over de aarde een bepaalde tijdslimiet verbonden. Die limiet werd volgens het tijdrooster dat in de bijbel wordt aangegeven, in het jaar 1914 bereikt. Op dat tijdstip was voor God de tijd aangebroken zijn koninkrijk in de hemelen op te richten en het aan de zorg toe te vertrouwen van zijn Zoon Jezus Christus, de blijvende Erfgenaam van koning David. Doordat de natiën der christenheid de raad van hun religieuze raadgevers verkozen op te volgen in plaats van het in de bijbel gegeven onderricht, begonnen ze in 1914 een wereldoorlog te voeren in verband met de strijdvraag van de wereldheerschappij. In deze tijd, een halve eeuw later, doen ze er moeite voor te voorkomen dat er een derde wereldoorlog in verband met dezelfde strijdvraag wordt gestreden.
40 Het is overduidelijk dat God de Schepper in dit alles door de mensen wordt genegeerd, waardoor zij zichzelf schade berokkenen. Sinds 1914, toen de „bestemde tijden der [heidense] natiën” eindigden, bevinden alle natiën van deze wereld zich in hun „tijd van het einde” (Luk. 21:24; Dan. 12:1-4, NW). Jehovah’s getuigen, die het eeuwige goede nieuws van Gods koninkrijk ondanks een wereldomvattende tegenstand en vervolging zijn blijven prediken, hebben hen hier herhaaldelijk op gewezen. — Matth. 24:9-14; Mark. 13:10, NW.
41. (a) Wie bepaalt wanneer deze tijdsperiode zal eindigen, en waardoor zal het einde ervan worden gekenmerkt? (b) Alleen wie zullen de tijd van het einde derhalve overleven?
41 God — niet de wereldse politici en staatslieden — zal bepalen wanneer deze „tijd van het einde” zal eindigen. Wanneer de klok van de universele tijd binnenkort het beslissende uur slaat, zal de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” uitbreken, en dit zal niet per ongeluk of door een menselijke misrekening gebeuren, maar omdat God er genoeg van heeft dat de mensheid hem tegenstaat en negeert. Ten slotte zal hij met vernietigende krachten die voor die grote dag worden bewaard, strijden ten einde te bewerkstelligen dat zijn soevereiniteit universeel wordt en ook deze aarde omvat. Dat zal de werkelijke strijd zijn van Har–mágedon, die in het laatste boek van de bijbel wordt voorzegd (Openb. 16:13-16, NW). Deze oorlog zal evenals de wereldomvattende vloed van Noachs dagen met een vernietigende kracht komen. Er is nog nooit zo’n oorlog geweest en er zal ook nooit meer zo’n oorlog komen. Jezus Christus, de eeuwige Erfgenaam van het Koninkrijk, heeft dit zelf gezegd. Alleen mannen en vrouwen die, evenals Noach en zijn gezin, Gods koninkrijk onder zijn Zoon Jezus Christus gunstig gezind zijn en ondersteunen, zullen in leven blijven. Alleen zij zullen gedurende de oorlog van de grote dag beschermd worden en er getuige van kunnen zijn hoe Jehovah’s soevereiniteit volledig en onbetwist over de aarde wordt uitgeoefend. — Matth. 24:21, 22, 37-39; 25:34, NW.
DE LANGVERWACHTE VERANDERINGEN
42. Wie zal als gevolg van deze beslissende oorlog het koningschap over onze aarde verkrijgen, met wat voor soort van toekomst voor de mensheid als resultaat?
42 In Zacharia 14:9 lezen wij over het blijvende resultaat van die beslissende oorlog van de grote dag van God de Almachtige: „En de HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige.” Kunnen wij ons voorstellen welke wenselijke veranderingen dit voor onze aarde met zich zal meebrengen? Het wordt niet aan onze verbeeldingskracht overgelaten om hier een antwoord op te vinden en ook behoeven wij er niet naar te gissen. Wij hebben het geschreven Woord van God, degene voor wie geen verklaring zo moeilijk is dat deze onmogelijk in vervulling kan gaan, en de profetieën die in zijn Woord staan opgetekend, vertellen ons van tevoren dat onze hoop op de toekomst van de mensheid ons vreugdevol kan stemmen. De toekomst zal een tijd van blijdschap zijn, zoals ons in Psalm 97:1 met de volgende woorden wordt verzekerd: „De HERE is Koning. Dat de aarde juiche, dat vele kustlanden zich verheugen.”
43. Zet uiteen wat deze beslissende oorlog onder andere tot gevolg zal hebben.
43 Evenals de wereldomvattende vloed in Noachs dagen zal de oorlog van de grote dag tegen de tegenstanders van de soevereiniteit van de Almachtige God de bevolking der aarde vanzelfsprekend geweldig reduceren. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de transportdiensten en de verschillende snelle communicatiemiddelen tijdelijk ontwricht raken of worden lamgelegd. Het is mogelijk dat er enige tijd voorbijgaat voordat de overlevenden van het einde van dit oude samenstel van dingen in de vele landen contact met elkaar kunnen opnemen. Volgens de berichten bevinden de aanbidders van de Soevereine God Jehovah zich thans bijvoorbeeld in 194 landen rondom de aarde. Nu, in het jaar 1963, stromen zij samen in dit Rond-de-wereld-congres van Jehovah’s getuigen, dat, wanneer alles volgens plan verloopt, in vierentwintig belangrijke steden op het noordelijk en het zuidelijk halfrond van de aardbol gehouden wordt.
44. Welke houding leggen Jehovah’s getuigen thans aan de dag?
44 Na de universele oorlog van Har–mágedon zullen Jehovah’s getuigen er niet minder dan thans, ja, veeleer nog meer dan thans, naar verlangen met elkaar om te gaan en met elkaar samen te komen. De koning Jezus Christus, aan wie Jehovah God het toezicht over de bewoners der aarde heeft toevertrouwd, zal erop toezien dat zij met elkaar in contact komen en in christelijke broederschap met elkaar samenwerken, want er staat over Jehovah’s Koning geschreven: „In zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij. En hij zal heersen [onderdanen hebben, NW] van de zee tot aan de zee, en van de rivier [de Eufraat, niet meer onder het bestuur van Babylon] tot aan de einden der aarde” (Ps. 72:7, 8, SV). Hij zal ervoor zorgen dat geen van zijn onderdanen een geïsoleerd leven leidt.
45. Wat zal de vernietiging van nationale soevereiniteiten voor de overlevenden betekenen?
45 Wanneer alle nationale menselijke soevereiniteiten in de oorlog van Har–mágedon zijn vernietigd en alleen de ene levende en waarachtige God door bemiddeling van zijn ene Koning die toezicht over de mensheid uitoefent, als de Soeverein over de gehele aarde regeert, welke behoefte bestaat er dan nog aan nationale grenzen op aarde? Zulke kunstmatig in het leven geroepen nationale grenzen zullen worden uitgewist en zullen niet meer op de kaarten van die toekomstige tijd voorkomen. De koning Jezus Christus zal zijn onderdanen niet als nationaliteiten behandelen, maar als kinderen, als zijn losgekochte volk, voor wie hij negentienhonderd jaar geleden zijn volmaakte menselijke leven als een offer heeft afgelegd (Joh. 3:16, NW). Wanneer zij hem loyaal en gehoorzaam zijn, komen zij er werkelijk voor in aanmerking door bemiddeling van hem eeuwig leven te ontvangen, want hij zal hun Eeuwige Vader worden.
46. In welke verhouding zullen de bewoners der aarde tot de regeerder in dat koninkrijk staan?
46 In de profetie van Jesaja 9:5, 6 6, 7 wordt over de Zoon van David, die in Bethlehem werd geboren en die koning Davids eeuwige Erfgenaam is geworden, gezegd: „Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op den troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de HERE der heerscharen zal dit doen.” Al zijn aardse onderdanen zullen derhalve de kinderen van de Koning worden, allen broeders in een broederschap met een koninklijke basis.
47. Welke andere veranderingen zullen er in het belang van het algemeen welzijn van de mensheid worden aangebracht?
47 Op het ogenblik gaan de mensen gebukt onder de belasting die zij in verband met de steeds groter wordende uitgaven van de regeringen gedurende dit atoom- en ruimtevaarttijdperk, moeten betalen. Dan zal het echter anders zijn! Wat voor materiële ondersteuning zou Jehovah God, als de Universele Soeverein, van de mensheid nodig hebben? Hij is de Schepper van alle dingen. Het gehele universum behoort hem toe. Wanneer hij zijn zaak logisch met de mensheid van thans beredeneert, zegt hij: „Ik neem uit uw huis geen stier, geen bokken uit uw kooien, want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen. Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid” (Ps. 50:1, 9, 10, 12). En zijn hemelse Zoon, Jezus Christus, die hij tot koning over de mensheid maakt, is de Vredevorst en de Erfgenaam van alle dingen (Hebr. 1:1-6, NW). De mensheid zal geen belasting behoeven te betalen ten einde hun Koning in materiële weelde en overdaad te laten baden. Hij zal niet toestaan dat ook maar één van zijn zichtbare menselijke vertegenwoordigers op aarde anderen onderdrukt of afperst (Ps. 45:17 16; Jes. 32:1, 2). De tegenwoordige „god van dit samenstel van dingen”, Satan de Duivel, en zijn demonen zullen worden gebonden en gevangen worden gezet in wat de bijbel als een afgrond of bodemloze plaats beschrijft, waar evenwel een beteugelende bedekking overheen ligt. — Openb. 19:11 tot en met 20:3, NW.
48, 49. (a) Welke interessante vraag rijst er nu met betrekking tot de herbevolking van de aarde? (b) Welke verzekering wordt ons gegeven dat de aarde bewoond zal zijn?
48 Toen Jehovah God de eerste man en vrouw in de Hof van Eden schiep, zegende hij hen en gaf hij hun de opdracht: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar” (Gen. 1:28). Welnu, aangezien de strijd van Har–mágedon de bevolking van de aarde, die thans schijnt te exploderen, zo drastisch zal besnoeien, komt de vraag in ons op hoe lang het zal duren voordat de aarde is gevuld wanneer God over de gehele aarde koning is en door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus regeert. Er zijn nu ruim vierduizend jaar na de vloed van Noachs dagen verstreken, maar doordat de wereld intussen door twee wereldoorlogen en vele andere oorlogen en dodelijke rampen is geteisterd, heeft het al deze tijd gevergd om het niveau van drie miljard bewoners te overschrijden. Hoe lang zal het na Har–mágedon duren voordat de aarde onder Gods koninkrijk is gevuld en op welke wijze zal zulk een gevulde aarde worden gevoed, gekleed en van onderdak worden voorzien? Dit vormt voor God geen onmogelijkheid. Zijn oorspronkelijke voornemen voor onze aarde zal worden verwezenlijkt.
49 In Jesaja 45:18 wordt ons de verzekering gegeven dat Jehovah God „de aarde [heeft] geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd”. Nadat hij de aarde had geschapen, zei hij dat ze zeer goed was (Gen. 1:31). Om deze redenen zal hij deze goede aarde nooit vernietigen, maar ze zal, ondanks wat hedendaagse geleerden of astronomen of valse-religieaanhangers zeggen, altijd blijven bestaan (Pred. 1:4; Ps. 104:5). Ze zal in een volledige mate worden bewoond.
50. (a) Wanneer zal er met de herbevolking van de aarde een begin worden gemaakt, en wie zullen er een aandeel aan hebben? (b) Onder wat voor omstandigheden zullen er nakomelingen worden geboren?
50 Nadat de grote dag van God de Almachtige is geëindigd, zal er opnieuw voor worden gezorgd dat de aarde met een rechtvaardig mensengeslacht wordt gevuld. De eerste mensen zullen de aardse overlevenden van die universele oorlog zijn, zoals door Noach en zijn gezin werd afgebeeld toen zij na de Vloed uit de ark van redding te voorschijn kwamen (Gen. 9:1, 7). De Vloed werd destijds door echtparen overleefd, en toen hun nakomelingen hiervoor de leeftijd hadden bereikt, huwden zij onder elkaar. Op overeenkomstige wijze zal de strijd van Har–mágedon de huwelijksbanden van degenen die deze strijd overleven, niet verbreken. Bovendien kunnen wij redelijkerwijze geloven en verwachten dat degenen die Har–mágedon ongehuwd overleven, van de koning Jezus Christus de machtiging zullen ontvangen te huwen en dat hun huwelijk met kinderen zal worden gezegend. Alhoewel de kinderen die dan uit de nog onvolmaakte overlevenden van Har–mágedon worden geboren, niet volmaakt geboren zullen worden, zullen er geen miskramen voorkomen of dode of misvormde kinderen ter wereld worden gebracht. In Gods rechtvaardige nieuwe orde zullen de kinderen door rechtvaardige ouders in rechtvaardigheid worden voortgebracht, en er zal dan geen behoefte aan een kunstmatige geboorteregeling meer bestaan.
TERUGKEER VAN DE DODEN
51. Welke andere grootse voorziening heeft de universele koning voor het vullen van onze aarde getroffen, en op welke wijze heeft hij de mens opnieuw de verzekering gegeven dat dit zal gebeuren?
51 Het huwelijk zal echter niet het enige middel zijn dat ertoe zal bijdragen dat de aarde met rechtvaardige onderdanen van Gods koninkrijk wordt gevuld. De Koning zal er klaarblijkelijk slechts gedurende een beperkte tijdsperiode — wij weten niet gedurende hoeveel geslachten — zijn goedkeuring aan hechten dat er uit eerbare huwelijken van overlevenden van Har–mágedon kinderen zullen worden voortgebracht, die op hun beurt ook weer kinderen voortbrengen. Waarom slechts gedurende een beperkte periode? Omdat hierbij rekening gehouden moet worden met de vervulling van een wonderbaarlijke profetie van Gods geschreven Woord. Welke belofte? Die van de opstanding van de doden, de opstanding van degenen wier namen God niet als behorend tot onverbeterlijk slechte personen uit zijn herinneringsvermogen heeft gewist. Dat God zijn eigen Zoon Jezus Christus uit de doden opwekte, vormde een waarborg voor de opstanding van de mensheid in het algemeen. Jezus zei, terwijl hij naar zijn koninkrijk vooruitzag: „Het uur komt, dat allen in de herinneringsgraven zijn stem zullen horen en zullen uitkomen, . . . tot een opstanding” (Joh. 5:28, 29, NW). Welke thans op aarde levende regeerder zou uw doden kunnen terugbrengen?
52. Hoe weten wij dat alle kinderen die uit de overlevenden van Armageddon worden geboren en de terugkerende doden onze aarde niet zullen overbevolken?
52 Denkt u eens aan de miljarden doden die tot leven op aarde zullen worden teruggebracht om de voordelen van de heerschappij van Gods koninkrijk over de aarde te genieten en gebruik te maken van de gelegenheid die dan wordt geboden om eeuwig leven op aarde te verwerven! Dit zal niet op een overbevolking van de aarde uitlopen. Dit zal geen voedsel- en werkeloosheidsprobleem scheppen. Onder het oppertoezicht van de koning Jezus Christus zullen de land- en de tuinbouw dan op een verstandige basis worden uitgeoefend en de gehele aarde zal worden bebouwd en verzorgd totdat ze overal een paradijs wordt. De aarde zal dan het de gehele aarde omspannende paradijs zijn dat God de Schepper Adam en Eva als een doel voor ogen stelde toen hij tot hen zei: „Vervult de aarde en onderwerpt haar.” Er zullen geen mensen op worden toegelaten die de aarde verderven en de lucht, de bodem en de wateren verontreinigen. De mensen zullen zich tegoed kunnen doen aan een overvloed van goed en gezond voedsel, dat tot het verwerven van een volmaakte gezondheid van lichaam en geest zal bijdragen.
53. Waarom zal geestelijk voedsel zo belangrijk zijn?
53 Behalve van natuurlijk voedsel, zullen zij ook van geestelijk voedsel worden voorzien, want zonder dit voedsel zouden zij nooit eeuwig leven op de paradijsachtige aarde kunnen verwerven. De koning Jezus Christus heeft namelijk zelf gezegd toen hij Gods Woord aanhaalde: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt’” (Matth. 4:4, NW; Deut. 8:3). De Koning wenst dat zijn onderdanen eeuwig in het paradijs zullen leven.
54. Wat zijn enkele van de vele zegeningen welke voor degenen die onder Gods heerschappij leven, in het verschiet liggen?
54 Gedurende de duizend jaar dat hij regeert, zal de Koning ervoor zorgen dat de aarde in overeenstemming met Gods wil met een rechtvaardig mensengeslacht wordt gevuld. Wanneer de laatste dode wordt opgewekt, zal dit de vernietiging van het graf, ja, van het kerkhof, betekenen. Wanneer de veroordeling die Adam en Eva over de gehele mensheid hebben gebracht, wegens het losprijsoffer van de koning Jezus Christus is opgeheven en het laatste spoortje van de van Adam geërfde onvolmaaktheid en slechte neigingen is overwonnen en uitgewist, zal de van Adam geërfde dood evenmin nog langer op aarde bestaan. De profetie in het laatste boek van de bijbel verklaart hierover: „God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openb. 21:3, 4; 20:4-6, NW). Dit betekent voor de mensen dat zij gelukkig zullen zijn. Maar dat is nu juist wat iedereen graag wil, want het succes van een regeerder wordt afgemeten naar de rechtvaardigheid en het geluk van zijn onderdanen en ook naar het aantal mensen dat onder hem wenst te leven. De wijze koning Salomo, de zoon van David, gaf aan hoe men het succes van een koning kan bepalen toen hij verklaarde: „In de menigte van volk is des konings heerlijkheid, maar in gebrek aan onderdanen ligt de ondergang van den machthebber” (Spr. 14:28). Dat Christus’ duizendjarige koninkrijk succesvol is, zal tot uiting komen in een paradijsachtige aarde vol rechtvaardige, gelukkige onderdanen, voor wie hij allemaal gestorven is.
55. Waarom zal er in die nieuwe wereld geen werkeloosheid voorkomen?
55 De vraag of er als gevolg van moderne arbeid uitsparende machines en de zogenaamde automatisering voor iedereen wel genoeg werkgelegenheid is, zal dan geen probleem vormen. De Koning zal al zijn onderdanen volledig bezighouden en zij zullen volmaakte werkers worden. Het werk zal op juiste wijze onder allen worden verdeeld en er zal nooit reden voor werkeloosheid zijn. Er zal streng de hand worden gehouden aan de goddelijke regel: „Als iemand niet wil werken, laat hij dan ook niet eten” (2 Thess. 3:10, NW). De belangrijkste bezigheid zal in het doen van Gods wil bestaan, waarbij wij er gebedsvol voor zullen zorgen dat Gods wil evenals in de hemel, ook op aarde geschiedt (Matth. 6:9, 10, NW). Het is zelfs zo dat de gave van eeuwig leven onder Jehovah’s theocratische regering alleen als een beloning gegeven zal worden aan volmaakt geworden mannen en vrouwen die de wil van God voortdurend met een liefdevol hart blijven verrichten.
56. Wat dienen wij, in afwachting van de tijd dat God als ’koning over de gehele aarde’ regeert, thans te doen?
56 Dit zal inderdaad de gewenste verbetering in regering vormen, en wel in een volmaakte betekenis. Het is een regering die nooit zal voorbijgaan, aangezien God, de Universele Soeverein, nooit zal voorbijgaan. Hij is onsterfelijk, almachtig en oppermachtig (Dan. 2:44; Ps. 145:10-13). Het is thans ons voorrecht niet alleen op formele wijze om Gods koninkrijk te bidden, maar ook ons standpunt ervoor in te nemen en het eeuwige goede nieuws over dit koninkrijk alom bekend te maken. Moge het voortaan ons vaste besluit zijn thans vol verwachting uit te zien naar de glorierijke tijd dat God als ’koning over de gehele aarde’ regeert.
[Voetnoten]
[Illustratie op blz. 6]
’Gij zult een zoon baren, Jezus, de Zoon van de Allerhoogste’
[Illustratie op blz. 12]
David, op de koninklijke troon in Jeruzalem, zat op „Jehovah’s troon”
[Illustratie op blz. 13]
„Gezegend is Hij die komt als de Koning in Jehovah’s naam!”
[Illustraties op blz. 16, 17]
RECHTS: Hoogtepunt van eerste Rond-de-wereld-vergadering in Milwaukee met 57.055 toehoorders tijdens openbare toespraak in County Stadium Ball Park
LINKS: Halverwege de wereldreis houdt N.H. Knorr dezelfde lezing, die deze keer in het Thai werd vertolkt, voor 961 personen
ONDER: Manila — 37.806 personen horen president met behulp van tolken in drie talen
RECHTS: In München kwamen 107.164 om Knorr te horen spreken over „Wanneer God over de gehele aarde als koning regeert”
ONDER: Vice-president F.W. Franz houdt met behulp van Zweedse, Deense, Noorse, en Finse tolken in Stockholm openbare lezing voor 25.160 personen
[Illustratie op blz. 20]
Kinderen zullen in rechtvaardigheid worden voortgebracht