Altijd vreugdevol in Jehovah’s dienst
„Verheugt u in Jehovah en weest blij, gij rechtvaardigen; en heft een vreugdegeroep aan, gij allen die oprecht van hart zijt.” — Ps. 32:11.
1. (a) In welke opzichten is Jehovah onvergelijkelijk? (b) Welke voorziening heeft Jehovah voor de mensheid getroffen, en hoe?
JEHOVAH’s liefderijke goedheid is onvergelijkelijk! „Zijn wonderwerken aan de mensenzonen” stemmen liefhebbers van rechtvaardigheid beslist intens dankbaar en sporen hen ertoe aan zijn weergaloos grootse naam en voornemens bekend te maken (Ps. 107:21, 22). De levende God, Jehovah, overtreft alle andere goden in grootsheid en wijsheid. Is onze Schepper Jehovah niet de Gever van het leven zelf? Heeft Jehovah niet de mens geschapen opdat deze hem eeuwig in een paradijs van geneugte zou dienen? En heeft Jehovah, nadat onze ondankbare eerste ouders het mensengeslacht in zonde en de dood hadden gestort, niet de wonderbare, onverdiende voorziening door bemiddeling van Christus getroffen om de mensheid van de macht van het graf los te kopen? Wat een vreugde thans het „teken” te zien dat deze uit de doden opgewekte Zoon in het hemelse koninkrijk regeert en zich erop voorbereidt alle goddeloosheid van de aarde te verwijderen! Heel binnenkort, in het herstelde paradijs, zal alles wat adem heeft wederom Jehovah loven. — Jes. 42:8; Gen. 2:7-9; Joh. 11:25, 26; Hebr. 1:1-3, 13.
2. Wat is voor de gehele mensheid altijd van het allergrootste belang geweest?
2 Wat schenkt het een onvergelijkelijke vreugde Jehovah God te dienen! Deze dienst is ook een noodzaak voor allen die de eeuwige zegeningen van zijn nieuwe ordening wensen binnen te gaan. Ja, voor de gehele mensheid is het altijd — ook nu nog — van het allergrootste belang geweest Jehovah te dienen. Van de Israëlieten uit de oudheid werd verlangd dat zij ’Jehovah met geheel hun hart en ziel zouden dienen’ (Deut. 11:13). De pas gevormde christelijke gemeente diende Jehovah dagelijks „met grote verheuging en oprechtheid van hart” (Hand. 2:46). En als de profeet Jesaja een toekomstbeeld krijgt van Gods schepping van een nieuwe ordening voor de mensheid, doet hij een beroep op ons in deze tijd om ’voor eeuwig blij te zijn’ en God met „blijdschap” en „uitbundige vreugde” te dienen. — 65:17, 18.
3. Hoe verschilt de toestand van Babylon de Grote van die van ware christenen in deze tijd?
3 Verheugt de mensenwereld zich in deze tijd? Hoe is de situatie op internationaal en nationaal gebied? De „weeën der benauwdheid” die volgens Jezus het einde van het huidige samenstel van dingen zouden kenmerken, worden dagelijks heviger (Matth. 24:3-12). De religieuze leiders van de christenheid bemerken dat hun Babylonische instellingen en leerstellingen de weerspannige kudden niet langer kunnen vasthouden. Daarom klagen protestantse predikanten over lege kerken, terwijl paus Paulus VI over de crisis in de priesterschap zegt dat deze hem „veel zorgen en hoofdbrekens” baart. Het is precies zoals Jehovah heeft voorzegd: „Gij zult het uitschreeuwen wegens de hartepijn en gij zult jammeren wegens louter verbreking des geestes.” Aan de andere kant kan er van de christenen wier overtuiging op de bijbel is gebaseerd, Gods eigen volk, worden gezegd dat zij tot verzadiging „eten” van een overvloed aan geestelijk voedsel, tot verzadiging „drinken” van levengevende bijbelse waarheden en „een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand”. Zij worden gesterkt voor het verrichten van vreugdevolle dienst voor Jehovah en om zijn redding over de gehele aarde bekend te maken, „want alles overtreffend is hetgeen hij heeft gedaan”. — Jes. 65:13, 14; 12:2-5.
4. Hoe en waarom dienen wij uiting te geven aan onze waardering voor Jehovah’s voorziening?
4 Deze vreugdevolle dienst voor Jehovah is een noodzaak voor allen die in het komende samenstel van dingen eeuwig leven hopen te ontvangen (Mark. 10:28-30). Men kan zich aan deze dienst niet onttrekken zonder verlies of schade te lijden. Jehovah’s wonderbare, liefdevolle voorziening, die hij door bemiddeling van zijn Zoon voor de mensheid heeft getroffen, maakt het van de zijde van allen nodig vol waardering uiting te geven aan hun dankbaarheid (Rom. 11:33-36). De volledige diepte van deze waardering kan alleen getoond worden door Jehovah op zijn wijze te dienen en het goede nieuws van het Koninkrijk aan anderen bekend te maken. Zelfs vóór deze kritieke „tijd van het einde” drukte de apostel Paulus het als volgt uit: „De noodzaak is mij opgelegd. Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” — 1 Kor. 9:16.
DIENSTBAARHEID MET VREUGDE
5. Wat is bij onze opdracht aan Jehovah betrokken?
5 Degenen die Jehovah werkelijk gaan liefhebben en waarderen, dragen zich aan hem op. Wat is dit een voorrecht — zichzelf geheel en al aan de hoogste Persoon — de liefderijke God — van het gehele Universum op te dragen! (Neh. 9:5, 6) Ja, alles wat werkelijk waardevol is, hebben wij van Jehovah ontvangen. Is het daarom niet passend, ja, gebiedend noodzakelijk, dat wij hem van deze overvloed terugbetalen? (Job 41:11; Ps. 116:12, 13; Jak. 1:17) Door middel van onze opdracht komen wij in dienstbaarheid aan onze Schepper en geraken wij in onderworpenheid aan zijn leiding. Evenals Jozua uit de oudheid, die Jehovah „op een onberispelijke wijze en in waarheid” aanbad, verklaren opgedragen gezinshoofden in deze tijd wellicht: „Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen.” — Joz. 24:14, 15.
6. Is dienstbaarheid aan Jehovah een zware last? Leg dit uit.
6 Is deze dienstbaarheid aan God een last die vermeden moet worden? Absoluut niet! In onderworpenheid aan Jehovah en zijn wet komen, kan niets anders dan zegen en vreugde schenken. Overal om ons heen op aarde gedijen de levende dingen van Gods schepping onder de goddelijke wet. In zijn Bergrede nodigt Jezus ons uit: „Leert een les van de leliën des velds, hoe ze groeien; ze zwoegen niet en spinnen niet; maar ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet als een van deze getooid was” (Matth. 6:28, 29). Als de lelies van het veld, die zich volgens ingeplante wetten voor de groei ontwikkelen, zulk een adembenemende heerlijkheid ten toon kunnen spreiden, hoeveel aangenamer in Jehovah’s ogen moet dan de morele schoonheid zijn van mensen die zijn rechtvaardige wetten en beginselen hooghouden! Evenals dienstbaarheid aan Gods scheppingswetten voor de overvloed van levende dingen op deze aarde geen last maar veeleer een zegen is, brengt de dienstbaarheid waarin een christen komt wanneer hij zijn leven aan zijn Schepper opdraagt alleen voldoening schenkende vreugde en uiteindelijk eeuwig leven. — Ps. 104:24; 145:16, 17.
7. (a) Hoe worden degenen die in dienstbaarheid aan God komen, beloond? (b) Welke gevaren kunnen een positieve handelwijze noodzakelijk maken?
7 Voor degenen die in dienstbaarheid aan God verkeren, heeft het leven betekenis, schoonheid en zin. Het schenkt een onvergelijkelijke vreugde Gods wil te doen en hem dagelijks te dienen. Men ontvangt de voldoening schenkende verzekering van Gods zegen (Spr. 10:22). Maar evenals een prachtige bloem in het veld door verontreinigde lucht of grond getroffen kan worden, kan christelijke groei door het binnendringen van Satans geest van „de lucht” — immorele gedachten, verderfelijke materialistische invloeden en een losbandige levenswijze — worden belemmerd. Deze verontreinigingen schenken noch de mens noch zijn Schepper vreugde. Tenzij vergiftige stoffen worden uitgebannen en door een gezonde voeding worden vervangen, zal de zieke plant verwelken en sterven. — Openb. 16:17; Jud. 12; 2 Tim. 1:13, 14.
8. Waarom is het nuttig Gods wetten te respecteren?
8 Hoewel de geleerden dit misschien niet graag zullen toegeven, moeten zij voortdurend ’s mensen dienstbaarheid aan Gods fysieke wetten erkennen. Iedereen die de grenzen van die wetten overschrijdt, stelt zich aan rampspoed bloot. Toen bijvoorbeeld het leven van de drie astronauten in de beschadigde Apollo XIII aan een zijden draadje hing, worstelden zij en hun helpers op aarde wanhopig om het ruimteschip met het oog op een veilige terugkeer naar de aarde binnen het raamwerk van de wetten van de Schepper te houden. De grondoorzaak van hun probleem was dan ook in de eerste plaats gelegen in het feit dat zij zich buiten het door de Grote Wetgever bekendgemaakte voornemen hadden begeven: „Wat de hemel betreft, aan Jehovah behoort de hemel toe, maar de aarde [niet de interplanetaire ruimte] heeft hij aan de mensenzonen gegeven.” Opgedragen christenen respecteren Gods fysieke en morele wetten. — Ps. 115:16.
ANDERE THEOCRATISCHE BANDEN VAN DIENSTBAARHEID
9. Hoe verschilt opdracht in de christelijke gemeente van die in het Israël uit de oudheid?
9 Destijds in 1513 v.G.T. kwam de gehele natie Israël onder de dienstbaarheid van opdracht aan Jehovah. Vanaf de geboorte maakte elke Israëliet deel uit van die opgedragen natie. De situatie is evenwel anders met het geestelijke Israël, dat in het nieuwe verbond is opgenomen, aangezien elkeen individueel in nauwkeurige kennis en waardering moet groeien totdat hij zich persoonlijk aan Jehovah opdraagt. — Ef. 3:14-19.
10. Hoe kunnen beginselen die in Israël golden, ons thans tot voordeel strekken? Illustreer dit.
10 De beginselen die in het Israël uit de oudheid golden, leren ons echter veel dat voor de christelijke gemeente in deze tijd praktisch is. Kinderen moeten bijvoorbeeld nog steeds onderworpen zijn aan hun ouders en ouders kunnen de wetten ter harte nemen die in Israël met betrekking tot de opvoeding van hun kleinen golden. Wanneer dienen ouders met deze opleiding te beginnen? Welnu, wanneer begon men er in Israël mee? Het bericht vertelt ons dat „de kleinen” vanaf hun prilste jeugd op de grote vergaderingen van Gods volk aanwezig dienden te zijn (Deut. 29:10-13; 31:12; 2 Kron. 20:13). Hetzelfde beginsel werd in de eerste christelijke gemeente toegepast, want Loïs en Eunice onderwezen Timótheüs in de heilige geschriften, zodat hij ze kende — vanaf zijn vijfde jaar? vanaf zijn derde jaar? vanaf zijn eerste jaar? Neen, maar „van kindsbeen af”, ofte wel sedert de vroegste kindsheid. — 2 Tim. 1:5; 3:15; zie ook Luk. 1:80; 2:40-52.
11. Hoe waardevol is het kinderen vanaf hun prilste jeugd op te leiden?
11 Waarom zou men jonge kinderen — zelfs baby’s — hun deel aan de theocratische regeling ontzeggen? Het kan alleen maar tot rampspoed leiden wanneer men hen niet van kindsbeen af over onze wonderbare God vertelt. Als zij van kindsbeen af naar de christelijke vergaderingen worden meegenomen, zullen zij bovendien opgroeien in de waardering dat deze vergaderingen deel uitmaken van de christelijke levenswijze. — Spr. 4:1-13.
12. (a) Welk onderricht geeft de Schrift over het streng onderrichten van kinderen? (b) Hoe kunnen ouders van liefdevolle consideratie jegens anderen blijk geven?
12 Hoe staat het er echter mee wanneer ouders de waarheid leren kennen nadat de kinderen al wat ouder zijn geworden? Hier kunnen zich problemen voordoen. Maar ouders die hun kinderen liefhebben, dienen er zonder uitstel mee te beginnen hen in de theocratische levenswijze op te voeden (Spr. 22:6; 23:13, 14). Evenals de wetten van het instinct een moederbeer ertoe brengen haar ondeugende jong flinke tikken te geven, eist Gods wet, die zo duidelijk in zijn Woord staat opgetekend, van menselijke ouders dat zij hun kinderen streng onderrichten — niet in toorn of om geïrriteerd op hen te vitten, maar op een redelijke wijze en uit liefde (Ef. 6:4). Totdat het strenge onderricht resultaten afwerpt, kunnen ouders bovendien van liefdevolle consideratie jegens anderen blijk geven door ergens in de Koninkrijkszaal te gaan zitten waar onhandelbare kleintjes de minste afleiding zullen veroorzaken.
13. Hoe waardevol is het de kinderen thuis op te leiden, en hoe kan dit worden gedaan?
13 Het strenge onderricht dat de beste resultaten afwerpt, is het onderricht dat dagelijks thuis wordt gegeven. Hier kan de liefdevolle ouder er tijd aan besteden om de kleintjes respect voor wetten en beginselen in te prenten, met hen te redeneren, vragen te beantwoorden, liefde op te bouwen voor de gezinsregeling en respect voor de theocratische regeling in Jehovah’s wereldomvattende gezin (Deut. 11:18, 19; 32:45, 46). De kleintjes kunnen erin worden geoefend gedurende vijf minuten, vijftien minuten of dertig minuten samen met een liefdevolle ouder stil te zitten, terwijl er bijbelse hulpmiddelen worden gebruikt om de opwindende gebeurtenissen en het onderricht uit het bijbelse verslag in hun hartje te prenten (Gal. 6:6; Ps. 78:4). In De Wachttoren hebben artikelen gestaan die speciaal waren bestemd om met kinderen te worden gelezen. Ouders hebben hier een goed gebruik van gemaakt om bij hun kinderen waardering voor geestelijke zaken op te bouwen. Ja, de ouders moeten van hun zijde krachtsinspanningen in het werk stellen. Het betekent dat zij plannen moeten maken en tijd opzij moeten zetten. Maar de dagelijkse opleiding van kleinen zal de gezinsband versterken. De kinderen zullen hun ouders gaan liefhebben voor hun gezelschap en voor de offers die ten behoeve van hen worden gebracht. Zij zullen ertoe aangemoedigd worden zichzelf nuttig te maken en in moreel, geestelijk en theocratisch opzicht op te groeien tot het punt dat zij zichzelf aan Jehovah God opdragen. — Deut. 29:29.
14. Hoe kunnen waardevolle banden worden versterkt?
14 Onze band van opdracht aan Jehovah vereist respect voor andere banden — de gezinsband, de huwelijksband en de liefdeband in de christelijke gemeente (Ef. 5:33; 6:1-4; Kol. 3:14). Sta eens stil bij alle dingen die Gods dienstknechten gezamenlijk kunnen doen! Een gezin kan de dagelijkse bijbeltekst beschouwen en dagelijks net zo’n zegen ontvangen als de allergrootste familie, de Brooklyn Bethelfamilie, bestaande uit meer dan 1500 leden. Tijdens de maaltijden en andere gezamenlijk doorgebrachte tijden kunt u in gezinsverband interessante bijbelse vragen, recente verslagen uit De Wachttoren en Ontwaakt! of ervaringen uit de velddienst bespreken. Ook kunnen de gezinsleden gezamenlijk aan gezonde hobby’s of uitstapjes deelnemen. Als uw natuurlijke familieleden zich nog niet bij u hebben aangesloten in het bestuderen van Jehovah’s Woord, kunnen veel van deze dingen ook samen met christelijke broeders en zusters worden gedaan. — Matth. 19:29; Rom. 12:13.
15. Hoe dienen wij de band van opdracht te bezien?
15 Is deze band van opdracht een last? Integendeel, deze band is een bron van voortdurende vreugde en schenkt een verfrissing en voldoening die anderen van de mensenwereld niet kennen. — Matth. 11:28-30.
KONINKRIJKSBELANGEN
16. Wat dient ons ondersteunende belang in het leven te zijn, en waarom?
16 Wat zijn onze belangen? Dient onze God Jehovah niet op de allereerste plaats in ons leven te komen? Wij dienen deze liefdevolle God te kennen, zodat wij net als hij kunnen zijn. Zijn schitterende hoedanigheden worden in zijn Zoon Jezus Christus weerspiegeld, die zijn hemelse Vader bekendmaakte toen hij op aarde was (Joh. 1:14, 18; 8:19; 15:15; 17:3-6). Dienen wij minder ijverig te zijn dan ons Voorbeeld in het verheerlijken van Jehovah’s naam? Jezus verklaarde: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Joh. 4:34). Dat dient ook ons voedsel en ons ondersteunende belang in het leven te zijn. Als onze belangstelling in de allereerste plaats naar Jehovah en zijn aanbidding uitgaat en als wij de waarheid liefhebben, zullen wij ons er werkelijk in verheugen onze God exclusieve toewijding te schenken. — Deut. 6:4-7; Mark. 12:28-30.
17, 18. (a) Wat zijn de morele belangen van degenen die Jehovah liefhebben? (b) Welke tegenstelling wordt er opgemerkt tussen degenen die Gods morele beginselen liefhebben en degenen die deze beginselen negeren? (c) Hoe kunnen wij vrede met God genieten?
17 De belangen van een christen moeten morele belangen zijn die stroken met Jehovah’s rechtvaardige wetten. „O gij die Jehovah liefhebt, haat het slechte”, zegt de psalmist (97:10). Jehovah zal het kwade niet tolereren, en dit werd duidelijk in Mozes’ tijd gedemonstreerd toen Israël een immorele band met de Baäl van Peor aanging. Jehovah doodde 24.000 Israëlieten door een plaag, en deze werd alleen gestuit toen de rechtschapen Pinehas positief handelend optrad door de immorele Zimri en zijn Midianitische „vriendin” met een speer te doorsteken. Priester Pinehas haatte datgene wat Jehovah haat en handelde dienovereenkomstig. Veel hedendaagse priesters leggen een heel andere handelwijze aan de dag, zoals vaak uit persverslagen blijkt. Een AFP-bericht gedateerd 5 juni 1970 beschreef bijvoorbeeld „een buitengewoon hartelijke ontmoeting” tussen de Nederlandse homofielenvereniging en een kardinaal, de rooms-katholieke primaat van Nederland. Het discussiepunt was naar verluidt „religieuze inzegening” voor homoseksuelen. Hoe zou iemand die God en rechtvaardigheid liefheeft, ook maar iets te maken kunnen hebben met homoseksualiteit, laat staan ervoor gaan zitten om erover te onderhandelen! — Gal. 5:19-21; Rom. 1:24-27, 32.
18 In deze tijd wordt de mensheid door middel van de nieuws- en amusementsmedia door een lawine van immoraliteit bedolven. Maar wij behoeven ons niet bij de wereld aan te sluiten om ons aan dit vergiftigde voedsel te vergasten. Dat zou fataal zijn! Mogen wij net zo ijverig zijn als Pinehas in het hooghouden van maatstaven van morele zuiverheid. Mogen wij vrede met God blijven genieten door onze geest met de zuivere dingen van zijn Woord te voeden en in zijn dienst te staan. — Fil. 4:8, 9.
19. Welke houding kweken christenen, in tegenstelling tot de wereld, aan?
19 De tegenwoordige wereld is trots, onafhankelijk, opstandig en veeleisend geworden (2 Tim. 3:1-13). Hoe anders dan Jehovah’s aanbidders, die overeenkomstig Jezus’ voorbeeld nederigheid en gehoorzaamheid aankweken! „Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook in Christus Jezus was, die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond, geen gewelddadige inbezitneming heeft overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn. Neen, maar hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal” (Fil. 2:5-8). Wat een prachtig voorbeeld voor allen die Jehovah’s koninkrijksbelangen op de eerste plaats willen stellen! — Matth. 6:33.
WEES OP UW HOEDE VOOR WERELDSE BELANGEN
20, 21. (a) Waarom is het nutteloos en zelfs gevaarlijk wereldse belangen te zoeken? (b) Welk waardevolle doel kan worden bereikt, en hoe?
20 Waarvoor leven mensen in deze tijd? Is het om God te behagen? Of om zichzelf te behagen? Is het in het geval van de meeste mensen niet zo dat zij gedurende hun korte levensduur zoveel mogelijk voor zichzelf trachten te verkrijgen? Sommigen vergaren geld ter wille van het geld. Anderen vergaren bezittingen. Sommigen richten zich zowel moreel als fysiek te gronde ter wille van „sensaties”. Anderen stellen zich een hoge positie of belangrijkheid in de maatschappij ten doel. Wat kortzichtig! Een van de rijkste mannen uit de geschiedenis, de wijze koning Salomo, verklaarde: „En ik, ja ik, wendde mij tot al mijn werken die mijn handen hadden verricht en tot het harde werk waaraan ik hard had gewerkt om het tot stand te brengen, en zie! alles was ijdelheid en een najagen van wind, en er was niets dat voordeel afwierp onder de zon” (Pred. 2:11). Streeft u zo iets nutteloos na? Of is uw doel een blijvende plaats in Gods nieuwe samenstel van dingen te verwerven?
21 Intrigeert de opzichtige tentoonspreiding van materiële dingen van deze wereld u? Zo ja, dan verkeert u in gevaar, want als een verkeerd geleid verlangen „vruchtbaar is geworden, [baart het] zonde”. De binnendringende wereldse belangen kunnen iemands leven steeds meer uithollen, totdat hij door zonde wordt overspoeld. „De zonde . . . wanneer volbracht, brengt de dood voort.” Wie Jehovah echter de eerste plaats in zijn hart toekent en de wil van God doet, „blijft in eeuwigheid”. — Jak. 1:14, 15; 1 Joh. 2:15-17.
22. Welke waardering dienen wij voor Jezus’ offer te tonen?
22 Door middel van het kostbare bloed van Jezus zijn Jehovah’s opgedragen getuigen van zonde bevrijd ten einde slaven van rechtvaardigheid te worden. Mogen wij daarom standvastig blijven en nooit meer in slavernij geraken aan wereldse belangen! — Rom. 6:17, 18; Gal. 5:1.
„VAN HARTE GESCHONKEN” DIENST VOOR JEHOVAH
23, 24. (a) Hoe kunnen wij Jehovah behagen? (b) Waarom zijn velen in vroegere en latere tijdsperiodes in gebreke gebleven dit te doen?
23 Door louter lippendienst te verrichten, voldoet men niet aan Jehovah’s vereisten. Jezus herinnerde godsdienstige mensen in zijn tijd hieraan en bracht Jesaja 29:13 op hen van toepassing: „Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij verwijderd” (Matth. 15:8). Oprechte gehoorzaamheid uit een hart dat overvloeit van waardering behaagt Jehovah. Wij moeten onze ene God, Jehovah, met geheel ons hart en met al onze andere vermogens liefhebben en dienen (Mark. 12:29, 30). Wij moeten jaar in jaar uit vreugdevol in onze positieve dienst voor Jehovah volharden. Toen Jozua het vaste besluit van zijn huisgezin om Jehovah te dienen tot uitdrukking bracht, antwoordde geheel Israël hem: „Het is ondenkbaar van onze zijde, Jehovah te verlaten om andere goden te dienen. . . . Wat ons betreft, ook wij zullen Jehovah dienen, want hij is onze God.” — Joz. 24:15-18.
24 „Ondenkbaar” zeiden zij. Maar later gingen hun nakomelingen wel andere goden achterna. En waarom? Omdat zij hun liefde voor Jehovah lieten verflauwen. Hun dienst verloor zijn positieve aandrijvende kracht. Zij hielden ermee op dagelijks over zijn Woord te mediteren en vooruitgang te maken. Zij lieten hun geloof en geestelijke gezindheid varen. Hun geest werd omgebogen naar een wereldse levenswijze en hun geweten schroeide dicht, zodat het geen onderscheid meer kon maken tussen goed en kwaad. Als zij er vanuit het hart vreugde in waren blijven scheppen Jehovah te dienen, zou hun nooit rampspoed hebben getroffen. — Deut. 4:3-10; Joz. 1:7-9; Hebr. 10:36-39; 1 Tim. 4:1, 2.
25. Wat voor soort van kinderen dienen wij van Jehovah te worden?
25 Dit dient een waarschuwing te zijn voor Jehovah’s volk in deze tijd. Hoe belangrijk is het dat wij Jehovah zonder ophouden vreugdevol blijven dienen! Hoe belangrijk is het dat wij geregeld studeren en vergaderingen bezoeken ten einde onze geestelijke gezindheid en vreugde te behouden! Hoe belangrijk is het dat wij vreugdevol het onvergelijkelijke voorrecht dierbaar achten Jehovah als zijn getuigen te mogen dienen! Houd in gedachten dat Jehovah, de Schepper en Eigenaar van de gehele aarde, behagen schept in liefdevolle gehoorzaamheid aan zijn stem. — Ex. 19:5; 1 Petr. 1:13-16.
26. Hoe dient onze houding te zijn ten opzichte van (a) Gods koninkrijk, (b) de wereld en haar natiën en (c) het spreken over Gods Woord?
26 Al onze hoop, al onze dienst en heel ons dagelijks leven moet rondom Gods koninkrijk zijn opgebouwd. Al onze waardevolle belangen zijn Koninkrijksbelangen. Wij bidden dagelijks om de komst van het Koninkrijk, met de daarmee gepaard gaande glorierijke openbaring van Christus’ macht, terwijl wij bidden of Gods wil, net zoals in de hemel, ook op aarde mag geschieden (Matth. 6:9, 10; 2 Thess. 1:6-8). Wij willen part noch deel hebben aan de ontaarding van de wereld, de zorgen van de regeerders en de verslagenheid van de natiën. De natiën zijn tegen Jehovah en zijn Gezalfde, Jezus, gekant. Binnenkort zullen ze in stukken worden geslagen (Luk. 21:25, 26; Ps. 2:2-9). De mensheid nadert snel die „grote verdrukking . . . [zoals] er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen”. Mogen wij, naarmate de „weeën der benauwdheid” toenemen, net als de eerste-eeuwse christenen zijn, die tot Jehovah baden of zij de vrijmoedigheid mochten bezitten zijn Woord te blijven spreken. — Matth. 24:7, 8, 21; Hand. 4:24-30.
27. Hoe kunnen wij het doel van eeuwig leven verwerven?
27 Wat verlangen wij in het leven? Wij willen ons beslist niet laten leiden door de morele maatstaven van deze wereld, die net als drijfzand buitengewoon gevaarlijk zijn en reeds velen in de vernietiging hebben weggezogen! Ook willen wij niets te maken hebben met de vervallen religie van deze wereld of met haar corrupte politiek, haar ideologieën of haatcampagnes, haar frustratie of haar verwarring. Wij willen het werkelijke leven leiden, niet waar? Dan moeten wij rechtvaardigheid liefhebben en goddeloosheid haten, net zoals Jehovah dit doet, en „een voortreffelijk fundament voor de toekomst” bouwen (Ps. 11:7; Spr. 6:16-18; 1 Tim. 6:17-19). Wij moeten ermee voortgaan steeds overvloediger in liefde te zijn, bijbelkennis te vergaren en „vervuld [te] zijn met rechtvaardige vruchten” in Gods dienst (Fil. 1:9-11). Mogen wij dan, met het doel van eeuwig leven in het vooruitzicht, verenigd zijn met Christus Jezus en met alle andere getrouwe getuigen, door Jehovah „met een onverdeeld hart en met een bereidwillige ziel” te dienen. — 1 Kron. 28:9.