Deskundig onderricht in de kunst mensen tot getuigen te maken
„Gaat daarom en maakt discipelen”. — Matth. 28:19, NW.
1. Met welk voornemen had Jehovah Israël tot een natie gemaakt, en hoe schoot Israël erin tekort overeenkomstig dat voornemen te leven?
BIJNA zo lang als de mens bestaat, heeft Jehovah zijn getuigen op deze aarde gehad daar Abel, de zoon van Adam, de reeks opende. Zij zijn niet altijd groot in aantal geweest. Meestal waren het er slechts weinigen, een dunne lijn die door de eeuwen der geschiedenis heen liep. Soms verkoos Jehovah het echter om naar verhouding veel getuigen te hebben. Zo bestond bijvoorbeeld de gehele natie Israël uit Jehovah’s getuigen (Jes. 44:8). Zij leefden echter niet overeenkomstig de verheven roeping hem onder de natiën der aarde te vertegenwoordigen. Nadat Jehovah hen derhalve eeuwenlang met lankmoedigheid had behandeld, verwierp hij hen ten slotte volledig als zijn getuigen — hoewel hij Israël juist voor dat doel tot een natie had gemaakt. Deze verwerping of verstoting geschiedde toen de Israëlieten Christus Jezus lieten doden, maar reeds toen werd er aan de vorming van een nieuwe natie van getuigen van Jehovah gewerkt. — Hebr. 11:4 tot en met 12:1; Ex. 19:5, 6.
2. Wat is, in vergelijking met de wijze waarop Israël tot een natie werd gemaakt, één verschil in de wijze waarop de nieuwe natie van getuigen werd gevormd?
2 De nieuwe natie van getuigen voor Jehovah zou in verschillende opzichten van de oude verschillen. Terwijl iemand bijvoorbeeld in de natie Israël geboren kon worden en aldus krachtens het feit dat hij een nakomeling van Gods vriend Abraham was, automatisch een lid van Jehovah’s volk werd, kan niemand als een lid van de nieuwe natie worden geboren. Alleen wanneer men door God wordt geroepen, men deze roeping aanvaardt en zich aan God opdraagt om zijn dienstknecht te zijn, kan men tot die nieuwe natie gaan behoren. Hierbij gaat het om de hartetoestand en het geloof van ieder afzonderlijk lid. Het ledental van die natie groeit doordat men de geest van mensen die de leeftijd des onderscheids hebben bereikt, een verandering laat ondergaan, zodat zij zich van een onjuiste wijze van aanbidding afkeren om God op de enige wijze die Hem behaagt, te aanbidden. — Rom. 12:2; Ef. 4:22-24.
3. Van welke methode maakte Jezus in het begin gebruik om de nieuwe natie te vormen, en hoe succesvol was hij?
3 Jehovah had de leiding over het werk dat erin bestond mensen tot nieuwe getuigen te maken, zeer terecht aan Jezus Christus, zijn geliefde Zoon, toevertrouwd, en wel omdat hij de grootste getuige van Jehovah was die ooit op deze aarde heeft rondgewandeld, zodat al Gods getuigen die na hem komen, zijn discipelen en volgelingen moeten zijn. Zijn werk was buitengewoon succesvol. In het begin bediende hij zich van de methode persoonlijk openbare lezingen te houden, en hij was op dit gebied beslist een expert. Doordat hij Gods Koninkrijk als ’s mensen enige hoop bekendmaakte, had hij een krachtige boodschap, die hij op een allerfascinerendste wijze onder de aandacht van de mensen moet hebben gebracht. Toen de Farizeeën bij een zekere gelegenheid dienaren der wet hadden uitgezonden om hem gevangen te nemen, kwamen zij zonder hem, maar diep onder de indruk terug, met de mededeling: „Nooit heeft een mens zó gesproken, als deze mens spreekt!” De scharen waren zo door zijn woorden en wonderen geboeid dat zij soms dagenlang bij hem bleven, waaruit blijkt dat Jezus enkel en alleen reeds door openbare lezingen te houden zo’n indruk op de geest van de mensen kon maken, dat sommigen zich aan de dienst van de Allerhoogste God, Jehovah, opdroegen en dit door de waterdoop symboliseerden. Over Johannes de Doper lezen wij: „Toen liep Jeruzalem en heel Judéa en de gehele Jordaanstreek tot hem uit, en zij lieten zich in de rivier, den Jordaan, door hem dopen”. Over Jezus lezen wij echter: „Toen nu de Here vernam, dat de Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes . . . verliet Hij Judéa en vertrok weder naar Galiléa”. — Openb. 1:5; Matth. 3:5, 6; Joh. 4:1-3.
NIEUWE PREDIKINGSMETHODE INGEVOERD
4. Welke predikingsmethode voerde Jezus later in, en waarom?
4 Hoewel Jezus’ openbare lezingen tot uitstekende resultaten leidden, voerde Jezus toch een nieuwe methode in waardoor men mensen tot getuigen voor Jehovah kan maken. Dit deed hij omdat hij voor dit werk verantwoordelijk was en waakzaam aan de toekomstige behoeften dacht. Hij wist dat hij niet meer zo erg lang bij zijn volgelingen zou kunnen blijven en dat ook zijn wonderen na een poosje zouden ophouden. Toch moest het grote werk dat erin bestond de rijen der predikers met nieuwe getuigen uit te breiden, voortgang vinden. Hij wist dat velen in de scharen die op dat moment naar hem luisterden, hem later de rug zouden toekeren en tot het gepeupel zouden behoren dat om zijn dood zou roepen en een boosaardige vervolging van zijn discipelen zou organiseren. Het werk moest echter niet tot stilstand komen. Hij wist dat zijn volgelingen over de gehele bewoonde aarde naar de niet-joodse natiën gezonden zouden worden en in gebieden zouden moeten prediken waar louter de aanhaling van schriftuurplaatsen weinig zou uitwerken. De nieuwe natie van getuigen van Jehovah moest groeien, en ze zou uit mensen van goede wil bestaan bij wie de krachtige boodschap van Gods koninkrijk goed in de geest zou worden gegrift opdat zij zich zouden kunnen veranderen. Hoe zou dit eigenlijk precies gedaan kunnen worden? Het was duidelijk dat louter het houden van openbare toespraken niet het doeltreffendst zou zijn. Ten behoeve van zijn volgelingen, aan wie dit werk toevertrouwd zou worden, voerde Jezus het onderdeel van de christelijke bediening in dat als de van-huis-tot-huis-prediking bekendstaat, en wat bleek dat een vruchtbaar middel te zijn! Het was een methode die aan de capaciteiten van onvolmaakte mensen was aangepast. Ze hield nog steeds in dat er gepredikt moest worden, maar ze was in die zin vereenvoudigd dat het aantal toehoorders tot slechts een paar toehoorders, en in sommige gevallen tot slechts één persoon, was teruggebracht. Doordat er slechts tot afzonderlijke personen zou worden gepredikt, zou dit werk weliswaar niet zo verstrekkend zijn als het massa-onderwijs dat Jezus kon geven, maar desondanks was het verbazingwekkend produktief.
5. Wat was de gebiedstoewijzing waarin mensen door middel van de prediking tot getuigen gemaakt moesten worden?
5 In hoofdstuk 10 van het bijbelboek Matthéüs kunnen wij lezen hoe Jezus tijdens zijn persoonlijke onderricht aan de apostelen gedetailleerde instructies gaf over de van-huis-tot-huis-predikingsmethode als middel om mensen tot getuigen te maken. Het thema dat gepredikt moest worden, was hetzelfde als wat Jezus gebruikte: „Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matth. 10:7). Het gebied waarin gepredikt moest worden, was eerst tot de natie Israël beperkt, maar zou na Jezus’ hemelvaart worden uitgebreid en de gehele wereld omvatten, zoals blijkt uit de beroemde woorden: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën”. — Matth. 28:19, NW.
6. Welke geesteshouding dienen zij die aan het werk deelnemen, aan de dag te leggen?
6 In Mattheüs 10:8-10 spreekt Jezus vervolgens over de geesteshouding waarmee dit werk gedaan moet worden. De predikers van het goede nieuws moeten een geestelijke gezindheid bezitten om voor dit werk geschikt te zijn. Gods koninkrijk moet op de eerste plaats komen, terwijl aan de materiële behoeften pas in de tweede plaats gedacht moet worden. „Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. Voorziet u niet van goud of zilver of koper voor uw gordels, van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de arbeider is zijn voedsel waard”.
7. Onder welke omstandigheden was de Vader volgens Jezus verplicht in materieel opzicht voor zijn dienstknechten te zorgen?
7 Let op welke reden hiervoor wordt gegeven: „De arbeider is zijn voedsel waard”. Door deze woorden legt Jezus zijn hemelse Vader in werkelijkheid een verplichting op. De predikers van het goede nieuws worden door Jehovah God in dienst genomen om in zijn wijngaard te werken. Hij stelt de voorwaarden vast en een van deze voorwaarden is dat de werkers geestelijk gezind moeten zijn en zich met hun gehele ziel, hart en geest aan de prediking van het Koninkrijk moeten geven. Wanneer de werkgever zoiets eist, is het duidelijk dat de verantwoordelijkheid om voor de materiële behoeften van de werker te zorgen, volledig op zijn schouders komt te rusten. Jezus erkent daarom dit beginsel, dat Jehovah reeds in Numeri 18:31 en Deuteronomium 25:4 in de wet van Mozes had laten optekenen, en past het op het christelijke predikingswerk toe.
8. Wanneer voelt Jehovah zich niet verplicht om in een bijzonder opzicht in onze materiële behoeften te voorzien?
8 Voldoet de werker echter niet aan de voorwaarden en stelt hij het materiële op de eerste plaats, dan voelt Jehovah zich niet verplicht op een bijzondere wijze in de materiële behoeften van de werker te voorzien. In een algemeen opzicht zorgt hij voor de behoeften van de gehele mensheid. Er zijn miljoenen mensen in de wereld die voor zichzelf zorgen en hun materiële belangen op de eerste plaats stellen, en zij krijgen hun levensbehoeften zonder dat Jehovah speciaal voor hen zorgt. Het is in hun geval niet nodig, want zij hebben er tijd en energie aan besteed om het zelf te doen. Jehovah voelt zich echter wel verplicht en belooft ook om hen die evenals Jezus „eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid” hebben gezocht en de belangen van dit Koninkrijk hebben behartigd, van de noodzakelijke materiële dingen te voorzien. Daar de zendelingen, pioniers, kring- en districtsdienaren en de meer dan duizend personen die in Bethelhuizen wonen — allen geordineerde volle-tijd-bedienaren van het evangelie onder Jehovah’s getuigen — de Koninkrijksbelangen de eerste plaats hebben toegekend, kunnen zij dit feit dankbaar bevestigen. — Matth. 6:33.
EERST ’UITZOEKEN’
9. Wat maakt iemand het waard Gods boodschap te ontvangen?
9 Toen Jezus er vervolgens toe overging zijn rechtstreekse instructies voor het werk in het veld te geven, beschreef hij wat de verkondiger van het goede nieuws moest doen wanneer hij in zijn gebied aankwam: „Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, [zoekt uit] wie het daarin waard is, en blijft daar tot uw vertrek” (Matth. 10:11, NW). Wanneer zij de rijen der predikers met nieuwe getuigen wilden uitbreiden, moesten zij allereerst ’uitzoeken wie het daarin waard is’. Wat moesten de mensen waard zijn? Het grote voorrecht en het voordeel dat deze dienstknechten van de Allerhoogste in hun huis verbleven en dat zij naar hen mochten luisteren wanneer zij de goddelijke boodschap der redding uitlegden! Wanneer zij de door de apostelen gebrachte boodschap der redding gunstig ontvingen en hen, omdat zij Gods dienstknechten waren, met oprechte gastvrijheid bejegenden, werden zij in de ogen van God en Christus waardig gerekend om zulk een voorrecht te ontvangen. Jezus zei over hen: „Wie u ontvangt ontvangt mij, en wie mij ontvangt ontvangt mijn Zender. Wie een profeet ontvangt omdat hij profeet is zal het loon van een profeet ontvangen, en wie een rechtschapene ontvangt omdat hij rechtschapen is zal het loon van een rechtschapene ontvangen. En wie een dezer kleinen iets, al is het slechts een beker koud water, geeft omdat hij mijn leerling is, voorwaar, zeg ik u, hem zal zijn loon niet ontgaan”. — Matth. 10:40-42, LV; 25:34-40.
10. Hoe onderzoekt men wie de boodschap waard zijn?
10 ’Zoek uit wie het waard is’, luidde Jezus’ bevel. Hoe zoekt men uit welke mensen het verdienen dat er tot hen over Gods koninkrijk, Zijn goede nieuws, wordt gepredikt? U kunt dit niet van hun gezicht aflezen. Of zij de boodschap wel of niet waard zijn, hangt af van wat er in hun geest omgaat. Tenzij u dus kunt vaststellen wat er zich in hun geest afspeelt, kunt u nooit te weten komen of zij de boodschap waard zijn of niet. Hoe brengt men iemand ertoe te openbaren wat er in zijn geest omgaat? Dat is niet zo moeilijk als u aanvankelijk misschien had gedacht. U doet het in feite elke dag. Als u wilt weten wat iemand over het weer, over de laatste automodellen of over de wereldpolitiek denkt, behoeft u de persoon alleen maar over het door u gekozen onderwerp aan te spreken om gewoon te bemerken dat hij zijn mond opendoet en u laat weten hoe hij in zijn geest over dat speciale onderwerp denkt. Evenzo moet u, wanneer u wilt weten of iemand tot degenen behoort die u volgens Jezus’ opdracht moet gaan zoeken omdat zij de boodschap waard zijn, met hem over God, Christus Jezus en zijn koninkrijk beginnen te spreken, want dan zult u te weten komen wat hij denkt en of hij het waard is dat er tot hem gepredikt wordt of niet. U kunt alleen maar uitzoeken of iemand de boodschap waard is, wanneer u tot de mensen spreekt.
11. Waarom konden de apostelen religie niet als een persoonlijke aangelegenheid beschouwen die niet met anderen besproken dient te worden, en welke typerende reactie brengt het geven van getuigenis teweeg?
11 In overeenstemming met deze raad van Jezus over de wijze waarop men mensen tot getuigen kon maken, waren de apostelen en andere vroege christenen niet de mening toegedaan dat iemands religie een persoonlijke aangelegenheid is die niet met anderen besproken dient te worden. In de voetstappen van hun Meester tredend, spraken zij met anderen over hun geloofsovertuiging, hetgeen betekende dat wanneer de apostelen in een stad kwamen waar het goede nieuws nog niet eerder was gepredikt, zij naar de markt en de stadspoorten gingen, omdat daar altijd wel mensen waren die speciaal waren bijeengekomen om nieuws te horen. Onder de mensen in zulke plaatsen begonnen de apostelen dan te zoeken naar personen die het verdienden dat het goede nieuws tot hen werd gepredikt. Het was niet moeilijk om een gesprek te beginnen en dan het onderwerp van het Koninkrijk ter sprake te brengen, waarna zij die de boodschap waard waren vlug gevonden konden worden. Een kenmerkend voorbeeld van zo’n geval wordt ons in Handelingen hoofdstuk 17 verhaald. Nadat Paulus op de markt in Athene had gepredikt, werd hij naar de Marsheuvel, een plaats waar hij zijn leer aan de daar bijeengekomen filosofen kon uitleggen, gebracht. Toen hij een getuigenis had gegeven over de oppermacht van Jehovah God, over Christus Jezus, de oordeelsdag en de opstanding, volgde er een typerende reactie: „Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen, maar anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen. Aldus vertrok Paulus uit hun midden. Doch enige mannen sloten zich bij hem aan, en kwamen tot geloof”. Deze laatstgenoemden waren degenen die de boodschap waard waren, en zij hebben de apostelen ongetwijfeld uitgenodigd om in hun huis te blijven, evenals Aquila en Priscilla Paulus hadden uitgenodigd gedurende zijn verblijf bij hen te blijven, en evenals Lydia, over wie Lukas bericht: „Toen zij gedoopt was en haar huis, nodigde zij ons, zeggende: Indien gij van oordeel zijt, dat ik den Here getrouw ben, neemt dan uw intrek in mijn huis. En zij drong ons er toe”. — Hand. 17:32-34; 18:1-3; 16:15.
12. Waarom was het destijds voor Christus’ discipelen passend anderen in het van-deur-tot-deur-werk met een vredewens te begroeten, en hoe konden zij ’vrede op een huis doen neerdalen’?
12 Er werd niet alleen op openbare plaatsen gepredikt, maar er werd ook naar mensen die de boodschap waard waren, gezocht door van huis tot huis te prediken, zoals door Jezus’ verdere woorden wordt aangetoond: „Wanneer gij het huis binnengaat, groet het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo dale de vrede die gij het toewenst, daarop neer; maar indien ’t het onwaardig is, dan kere uw vrede tot u terug” (Matth. 10:12, 13, NW). In Lukas 10:5 kunnen wij de precieze bewoordingen lezen van de groet die Jezus hen wilde laten gebruiken: „Vrede zij dezen huize”. Dit was destijds een gewone groet welke betrekking had op de vrede en voorspoed die van God afkomstig zijn; er werd stilzwijgend door te kennen gegeven dat men de aangesprokene voorspoed toewenste, en wanneer wij het door de apostelen gebrachte goede nieuws over vrede met God door bemiddeling van Christus in aanmerking nemen, was dit een zeer passende begroeting. Nadat het in het huis wonende gezin het doel van het bezoek had vernomen, lag het op hun weg om te tonen of zij het waard waren dat de goede wensen werden verwezenlijkt of niet. Indien het huis dit waard bleek te zijn, gehoorzaamde de apostel Jezus’ instructie en ’liet hij de vrede die hij het toewenste’ toen hij het huis binnenkwam, ’daarop neerdalen’ door het goede nieuws uitvoerig uiteen te zetten. Het op deze wijze uitzoeken van mensen die de boodschap waard waren, vormde echter slechts de eerste van drie algemene stappen die gedaan moesten worden om iemand tot een getuige van Jehovah te maken. Men zocht als het ware nauwkeurig het ruwe materiaal uit dat men zou gaan bewerken.
VERDERE STAPPEN
13. Waarom is het werk dat erin bestaat mensen tot getuigen te maken, ook wel een verzoeningswerk genoemd?
13 Het werk van Christus’ discipelen is ook wel een verzoeningswerk genoemd. Sinds Adam en Eva tegen God zijn opgestaan, is er vijandschap tussen God en deze wereld geweest, maar het goede nieuws dat Christus’ volgelingen brachten, was nieuws over vrede met God door bemiddeling van de Middelaar Christus Jezus. Doordat deze eerste christenen Jezus als de Middelaar tussen God en de mensen hadden aanvaard en zich door bemiddeling van hem aan God hadden opgedragen, waren zij de enigen die zich met God hadden verzoend en in een vreedzame verhouding tot hem stonden, en door hun groet wensten zij dat dezelfde vrede allen die de boodschap waard waren, ten deel zou vallen. Paulus drukte het als volgt uit: „Wij bedienen dan een gezantschap in Christus’ plaats, alsof God door ons vermaande. Wij smeeken u in Christus’ plaats, wordt met God verzoend!” Met dat doel voor ogen traden zij de huizen der mensen binnen. Voor hen die het waard waren, betekende dit het begin van een opleiding die zou voortduren totdat zij zich zouden opdragen en in een volledig vreedzame verhouding met God zouden komen te verkeren. — 2 Kor. 5:20, PB, voetnoot.
14. (a) Wat is er voor nodig wil een persoon die de boodschap waard is, met God verzoend worden? (b) Wat is de tweede stap die gedaan moet worden om mensen tot getuigen te maken, en hoe kan men deze doen?
14 Wanneer men met God verzoend wil worden en in een vreedzame verhouding tot hem wil komen te staan, moet men zich door bemiddeling van Christus Jezus aan hem opdragen om zijn wil te doen, terwijl dít weer het gevolg is van een nauwkeurige kennis van Gods voornemens. Deze nauwkeurige kennis kan men niet tijdens een enkel bezoek ontvangen; hier is tijd voor nodig. Voordat mensen die de boodschap waard waren, getuigen van Jehovah konden worden en zich in vrede met God konden verheugen, moest de waarheid van Christus en zijn koninkrijk zo grondig aan hen worden uitgelegd dat deze een diepe en blijvende indruk op hun geest zou maken en zelfs hun oude religieuze ideeën zou overwinnen, of deze nu zuiver heidens of van de corrupte joodse religie afkomstig waren. Het doel was dat zulke personen het punt zouden bereiken waarop zij Gods voornemens zo goed begrepen dat zij hun leven zouden willen opdragen om hem te dienen. Omdat een dergelijk opvoedkundig werk tijd in beslag neemt, onderrichtte Jezus verkondigers om als tweede stap die nodig is om mensen tot getuigen te maken, bij hen die de boodschap waard waren, te ’blijven’ (Matth. 10:11). Wanneer een verkondiger de uitnodiging kreeg in het huis van mensen die de boodschap waard waren, te blijven en er te wonen, zou hij natuurlijk van dit aanbod gebruik maken en er veel tijd aan besteden hen te onderwijzen. Hij kon echter ook bij mensen verblijven in wier huis hij niet werkelijk woonde, en wel door herhaaldelijk bij hen terug te komen en er aldus veel tijd aan te besteden om tot hen te prediken.
15. Welke stap moet vervolgens worden gedaan om iemand tot een getuige te maken, en wie maakt mensen in werkelijkheid tot nieuwe getuigen?
15 Er moest in dit werk, dat erin bestond mensen tot getuigen te maken, echter nog een stap worden gedaan. Het was niet voldoende wanneer de onderwijzer een tijdje bij de personen die de boodschap waard waren, zou blijven door bij deze mensen terug te komen. Wilde de bedienaar van het evangelie gehoorzaam zijn aan het gebod op de mensen die de boodschap waard waren, vrede te doen neerdalen, dan was een geregelde huisbijbelstudie in het huis van zulke mensen iets onvermijdelijks. Dit kwam omdat iemand in werkelijkheid niet door de verkondiger van het goede nieuws tot een nieuwe getuige van Jehovah werd gemaakt. Hoewel wij lezen dat Jezus en de apostel Paulus discipelen ’maakten’, waren zij toch de laatsten om hier de eer voor op te eisen. Jezus zei: „Wat ik gezien heb bij den Vader, spreek Ik”. Paulus erkende God als de werkelijke Maker van de nieuwe natie door met de volgende woorden naar het werk van een tuinman te verwijzen: „Ik heb geplant, Apóllos heeft begoten, maar God gaf den wasdom. Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die den wasdom geeft. . . . Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij”. Dit betekent dat de verkondiger alleen werd gebruikt om Gods Woord der waarheid in het hart van personen die de boodschap waard waren, te planten. Hieruit volgt dat Gods dienstknechten ondanks het aan hen gegeven gebod „Gaat daarom en maakt discipelen”, tijdens hun verblijf bij mensen van goede wil niet slechts hun eigen woorden moesten spreken, maar dat er van hen werd verwacht dat zij evenals Jezus, die steeds de bijbel aanhaalde, Jehovah door middel van zijn geschreven Woord, de bijbel, zouden laten spreken. Alleen wanneer men God door middel van zijn Woord zelf tot hen liet spreken, kon men de boodschap zulk een blijvende indruk op de geest van hen die het waard waren haar te ontvangen, laten maken; alleen dan kon zijn Woord zo diep in hun hart geplant worden dat het vruchten zou voortbrengen. Een bijbelstudie bij hen die dit waard waren, was dus de derde stap in het produktieproces dat Jezus voorschreef om mensen tot getuigen van Jehovah te maken. Alleen door deze laatste handeling, de bijbelstudie, konden de personen die de boodschap waard waren, de vrede ontvangen waarin ware christenen zich verheugden. — Joh. 4:1; Hand. 14:21; Joh. 8:38; 1 Kor. 3:6-9; Matth. 28:19, NW.
16. Wat is er, wanneer wij het behandelde samenvatten, voor nodig om iemand op de door Jezus onderwezen manier tot een getuige te maken?
16 Zo is dus behandeld welke instructies Jezus zijn volgelingen met betrekking tot de wijze waarop zij door middel van de van-deur-tot-deur-predikingsmethode mensen tot getuigen konden maken, heeft gegeven. Er moet worden uitgezocht wie de boodschap waard zijn doordat men eerst tot deze mensen spreekt, men moet er tijd aan spenderen om tot hen te prediken en men moet hen helpen de vrede te verwerven die er het gevolg van is wanneer men met God verzoend raakt door zich aan hem op te dragen, hetgeen men alleen maar kan doen wanneer men een ijverige studie van Gods Woord heeft gemaakt. De drie stappen zijn als de handelingen in een produktieproces. Als een van de handelingen wordt veronachtzaamd, zal het produkt hieronder te lijden hebben, maar als het materiaal juist is en de werkinstructies worden opgevolgd, kan men een volmaakt produkt verwachten.
17. Bestaat er niet een gemakkelijker en vluggere weg om het werk dat erin bestaat mensen tot getuigen te maken, te verrichten? Hoe doeltreffend bleek dit werk in de dagen van de eerste christenen te zijn?
17 Mensen volgens deze methode tot getuigen te maken, lijkt misschien een langdurig en vermoeiend proces, en men moet er thans inderdaad tijd aan spenderen en er ijverig voor werken om volgens deze methode slechts één nieuwe getuige voort te brengen; toch is het de beste en vlugste methode die er bestaat. Jezus maakte er zelf gebruik van toen hij zijn volgelingen opleidde, en hij was een expert op dit gebied. Er bestaat geen kortere weg. Jezus was een praktische werker; hij gebruikte praktische wijsheid. Als er een gemakkelijker en vluggere manier waarop zijn volgelingen hun werk hadden kunnen doen, had bestaan, zou hij hun dit stellig gezegd hebben. Dat hij dit niet heeft gedaan, toont aan dat er niet zo’n manier bestaat. Door deze raad op te volgen, maakten zijn discipelen talloze duizenden mensen tot getuigen van zulk een hoog gehalte, dat de uitdrukking „vroege christenen” zelfs in deze tijd met onwrikbare loyaliteit aan de verhevenste beginselen, en dat ondanks de hevigste vervolging, is verbonden. Zij ’vervulden Jeruzalem met hun leer’ en ’brachten de wereld in opschudding’; zij hebben tot op deze dag een stempel op de loopbaan der mensheid gedrukt. Inderdaad een opmerkelijk resultaat van een onderwijzingsveldtocht en een goede weerspiegeling van de doeltreffendheid van de gebruikte methoden! Hoe doeltreffend is deze zelfde methode in de twintigste eeuw, de eeuw van massaproduktie? — Hand. 5:28; 17:6.