Wees een gelukkige gever
„GEEF totdat het pijn doet!” zeggen degenen die liefdadigheidsinzamelingen organiseren. Gód zegt zoiets echter niet in zijn Woord, de bijbel. Hierin lezen wij: „God heeft den blijmoedigen gever lief.” Hij legt de nadruk waar deze behoort, op de beweegreden, op de hoedanigheid van het geven. Wanneer er blijmoedig wordt gegeven, zal het benodigde bedrag vanzelf komen. — 2 Kor. 9:7.
Waarom heeft God een blijmoedige gever lief? Niet omdat hij iets nodig heeft, want dit kan in zijn geval niet worden gezegd; „de beesten op duizend bergen” behoren hem toe. Hij heeft een blijmoedige gever lief omdat blijmoedig geven op liefde duidt en hij voelt zich verwant aan degenen die liefde aan de dag leggen. „God is liefde.” De blijmoedige gever is blij dat hij kan geven, dat hij in de gelegenheid is te geven of iemand anders te helpen. — Ps. 50:10, SV; 1 Joh. 4:8.
Veel van wat thans wordt gegeven, gebeurt helemaal niet blijmoedig. De bedrijven in de Verenigde Staten hebben in de vorm van goederen, diensten en contanten bijvoorbeeld meer dan $55 miljoen gegeven om de Cubaanse „vrijheidsstrijders” los te kopen. Om deze bijdragen te verkrijgen, werd er op listige wijze politieke druk uitgeoefend en werd de belofte gegeven dat de bijdragen van de belasting konden worden afgetrokken en voor de verkoopsprijs in plaats van voor de fabrieksprijs in rekening gebracht konden worden. (Als gevolg hiervan zijn vele geneesmiddelenfabrieken die bijdragen hebben gegeven, er in werkelijkheid beter op geworden!) Voor anderen was de politieke druk niet listig en ongemerkt. Zo kreeg één firma, die in een rechtszaak met de regering was gewikkeld, bijvoorbeeld vierkant te horen hoeveel ze in de vorm van goederen en contanten moest geven. Alles wijst erop dat zulke personen geen blijmoedige gevers waren!
Aan wie dienen wij te geven? Aan allen die erom vragen? Aan allen die wij graag zouden willen helpen? Hiervoor zou men zo rijk als Cresus moeten zijn. In de eerste plaats dienen wij er zeker van te zijn dat degenen aan wie wij geven, dit verdienen of behoeftig zijn, of beide. De gevallen menselijke natuur is geneigd aan de rijken te willen geven, aan degenen die de gaven in het geheel niet nodig hebben, in de hoop iets terug te krijgen, en daarbij de armen over het hoofd te zien. Daarom gaf Jezus ons de raad de armen uit te nodigen wanneer wij een feest willen organiseren. — Luk. 14:12-14.
Er doen zich voortdurend gelegenheden voor om te geven. Heb er waakzaam een open oog voor en maak er dan blijmoedig gebruik van. Neem bijvoorbeeld de gezinskring. Voordat een jongen en een meisje man en vrouw werden, vonden zij beiden o zo veel gelegenheden om elkaar iets te geven of elkaar een gunst te bewijzen; zij deden dit blijmoedig, daar kan geen twijfel over bestaan. Waarom zou u die liefde na het huwelijk niet levend houden door meer te doen dan wat uw plicht u voorschrijft en blijmoedig te blijven geven en iets extra’s te doen om de ander blij te maken? Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen ouders en kinderen en broers en zusters.
Of bent u in de gelegenheid jegens familieleden, kennissen of medechristenen gastvrijheid aan de dag te leggen? Hoe zult u deze tonen? „Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren.” Het betekent voor degenen die uw gastvrijheid ontvangen zoveel wanneer u deze blijmoedig schenkt, alsof het een voorrecht is. En dat is het ook, want schenkt het niet „meer geluk te geven dan te ontvangen”? — 1 Petr. 4:9; Hand. 20:35, NW.
Nu is het niet zo dat blijmoedig geven slechts tot stoffelijke dingen is beperkt. Al naar gelang van uw rijpheid, uw inzicht, uw invloed en de mate dat u in uw leven de christelijke vruchten van Gods heilige geest voortbrengt, zult u in de gelegenheid zijn iemand die dit verdient of die behoeftig is van uw tijd, uw kennis, uw belangstelling, ja, van uzelf, te geven. Laat uw hart naar zo iemand uitgaan, stel uzelf in zijn plaats, geef deze dingen blijmoedig. Geef niet omdat u voelt dat dit móet en dat het nu eenmaal uw plicht is, maar geef, zoals dit tot christelijke herders wordt gezegd, gewillig, geestdriftig, ja, blijmoedig. — 1 Petr. 5:2, NW.
Omdat wij geen van allen volmaakt zijn, zullen wij verder allemaal fouten maken, anderen beledigen of door anderen beledigd worden. Het kan noodzakelijk zijn iemand anders ter verantwoording te roepen of wellicht biedt iemand anders zijn verontschuldigingen aan ons aan. Zullen wij streng en precies zijn en eisen dat de overtreder de beker tot de laatste druppel leegdrinkt? Of zullen wij, als wij barmhartigheid bewijzen, dit met tegenzin doen en dit de ander als het ware onder de neus wrijven, alsof wij de dwalende een gunst bewijzen? Integendeel, laten wij acht slaan op de raad: „Wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.” Wees een blijmoedige gever van vergeving! — Rom. 12:8.
Het mooiste geschenk dat wij iemand echter ooit zouden kunnen geven, is een kennis en begrip van Gods Woord, de bijbel. Jezus was zich heel goed van deze waarheid bewust. Zijn genezingen en voedseluitdelingen aan grote scharen mensen waren ondergeschikt aan het predikingswerk over Gods koninkrijk en het verwerven van eeuwig leven. Het was zelfs zo dat hij degenen die zich alleen maar voor zijn stoffelijke gaven interesseerden, berispte: „Gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. Werkt, niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal.” — Joh. 6:26, 27.
Voor zelfzuchtige personen, degenen die geen waardering bezitten en die onze blijmoedige vrijgevigheid zouden uitbuiten, zoals verwende echtgenoten of kinderen, zou onze vrijgevigheid natuurlijk terecht met mate betoond moeten worden, ten einde duidelijk te doen uitkomen dat het een gave betreft en niet een schuld die betaald moet worden. Iemand die herhaaldelijk misbruik maakt van barmhartigheid, verdient deze dan ook niet langer. Daarom heeft Jezus ook gezegd: „Werpt uw paarlen niet voor de zwijnen.” — Matth. 7:6.
Wij willen echter niet over het hoofd zien dat degene die ontvangt, het voorrecht bezit om er het zijne toe bij te dragen dat geven een blijmoedige aangelegenheid wordt. Beschouw geschenken, vriendelijke gestes of gunsten nooit als iets vanzelfsprekends. Reken er niet altijd op een bepaalde gunst te ontvangen; toon iedere keer hier uw oprechte waardering voor en beperk deze uiting niet altijd alleen maar tot woorden. Wanneer u bijvoorbeeld een autoreis mag meemaken, zou u hier uw waardering voor kunnen tonen door de benzinekosten te helpen dragen. Af en toe zou u een bos bloemen of een doos lekkers kunnen meenemen. Zo zult u ook in de zegen van het geven kunnen delen.
God heeft een blijmoedige gever werkelijk lief en iedereen denkt er zo over. Wees er zelf een en maak het voor anderen, die aan u geven, gemakkelijk blijmoedige gevers te zijn door van een passende waardering blijk te geven.