’Maak discipelen, hen dopende’
„Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! Ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:18-20.
1. Wie hoorden het gebod: „Maakt discipelen . . . hen dopende”?
NADAT Jezus Christus was gestorven en opgestaan, sprak hij op een berghelling in Galiléa deze woorden uit. Ze werden door zijn discipelen gehoord, onder andere door Matthéüs, die ze ten behoeve van ons heeft opgetekend. Hoeveel van Jezus’ discipelen hem dit gebod hoorden geven, is niet zeker. De elf getrouwe apostelen waren aanwezig, maar er kunnen er wel veel meer zijn geweest (Matth. 28:16). Talloze bijbelgeleerden geloven dat de vijfhonderd over wie de apostel Paulus zei dat zij Jezus op het een of andere tijdstip na zijn opstanding persoonlijk hebben gezien, zich in Galiléa moeten hebben bevonden, omdat Jezus daar zoveel discipelen had (1 Kor. 15:6). Sommigen geloven dat Jezus’ woorden in Matthéüs 28:10, „Gaat, bericht mijn broeders, opdat zij naar Galiléa gaan, en daar zullen zij mij zien”, tegen meer dan de elf getrouwe apostelen werden gezegd. Wij kunnen hieromtrent evenwel niet zeker zijn.
2. Waarom kwam Jezus’ gebod op een gelegen moment, en wat opende het voor zijn discipelen?
2 Niettemin is het zeker dat Jezus Christus uit de dood werd opgewekt en dat er getuigen waren van het feit dat hij zijn volgelingen gebood heen te gaan en discipelen te maken, hen dopende. Deze woorden van Jezus kwamen op een zeer gelegen moment, op een tijdstip dat zijn discipelen leiding nodig hadden met betrekking tot wat zij moesten doen. Jezus’ gebod opende voor hen de gelegenheid aan een groot opvoedkundig expansiewerk deel te nemen dat in alle natiën zou plaatsvinden. Wat moet het hun hebben aangegrepen zo’n gebod te ontvangen, en daarbij de verzekering te hebben dat Jezus zelf hen in deze grote, wereldomvattende activiteit zou ondersteunen!
3. (a) Waarom kon er geen misvatting bestaan omtrent datgene wat er moest worden gedaan? (b) Wat is een discipel?
3 Zou er ook maar enige misvatting kunnen bestaan omtrent het werk dat, zoals Christus Jezus zei, door zijn ware volgelingen tot het besluit van het samenstel van dingen moest worden gedaan? Beslist niet, want de mensen die hem hoorden spreken, waren zijn discipelen. Zij wisten dat een discipel een leerling of een onderwezene is. Zij moesten derhalve anderen leren volgelingen van Christus, zoals zijzelf, te zijn.
4. Toon, onder verwijzing naar Johannes 1:35-42, aan hoe Andréas en Simon discipelen van Jezus werden.
4 De eerste discipelen van Jezus waren door Johannes de Doper onderwezen, die hen erop had voorbereid discipelen van Jezus te worden. Andréas was een van die discipelen van Johannes de Doper die door Johannes persoonlijk met de prediking van Jezus in contact werd gebracht. Nadat Andréas enige tijd naar Jezus had geluisterd, vertelde hij het woord verder aan zijn broer, Simon, die eveneens een discipel en apostel van Jezus Christus werd. — Joh. 1:35-42.
5. Hoe werden Filippus en Nathánaël volgens Johannes 1:43-51 discipelen?
5 Filippus was nog iemand die, aan het begin van Jezus’ bediening, leerde een volgeling van Jezus Christus te zijn. Zodra Filippus een discipel werd, toonde hij de juiste geest door anderen het goede nieuws te willen vertellen en interesseerde op deze wijze Nathánaël ervoor een discipel van Jezus Christus te worden. — Joh. 1:43-51.
6. (a) Hoe gaf Jezus in het begin van zijn bediening te kennen dat hij in gedachten had dat zijn discipelen anderen tot discipelen zouden maken? (b) Hoe werden zij op dat werk voorbereid?
6 Het lijdt geen twijfel dat Jezus vanaf het begin van zijn aardse bediening in gedachten had zijn volgelingen het werk dat bestaat in het maken van discipelen te laten voortzetten. Dat was de betekenis van zijn woorden tot Andréas en Petrus, die in de zee van Galiléa aan het vissen waren: „Komt achter mij en ik zal u vissers van mensen maken” (Matth. 4:19). Ook Jakobus en Johannes waren vissers die hun boten in de steek lieten om Jezus te volgen en die persoonlijk zijn onderwijs en prediking hoorden en eveneens getuige waren van de wonderen die hij verrichtte (Matth. 4:21-23). Door hun omgang met Jezus leerden zij dus hoe discipelen worden gemaakt. De eersten zagen Jezus anderen uitnodigen zijn volgelingen te zijn, zoals bijvoorbeeld Matthéüs, die het innen van belasting opgaf om een volgeling te zijn, en zij konden voordeel trekken van de onderwijsmethoden die Jezus gebruikte. — Matth. 9:9.
7. (a) Waar vond Jezus het passend groepen van mensen te onderwijzen? (b) Wat zijn enkele van de dingen die Jezus onderwees, zoals staat opgetekend in Matthéüs 5? in Matthéüs 6? in Matthéüs 7?
7 Jezus maakte gebruik van de gelegenheid mensen die bijeenvergaderd waren over Gods voornemen te vertellen, als een stap in de richting van het maken van discipelen. De evangelieverslagen spreken over tal van gelegenheden waarbij Jezus tot groepen of menigten sprak. Hij predikte in steden of dorpen en in de synagogen, waar maar ook mensen waren te vinden (Matth. 9:35). Hij sprak ook aan de zeekust (Matth. 13:1). Matthéüs zelf was zeer onder de indruk van de rede die Jezus uitsprak op een heuvelhelling nabij Kapérnaüm, de stad waar Matthéüs zich bevond toen hij werd uitgenodigd een volgeling van Jezus te worden. Deze rede staat opgetekend in Matthéüs 5:3 tot 7:27 en is een in het oog vallend voorbeeld van de wijze waarop Jezus mensen leerde de geboden te onderhouden. De negen gelukkigverklaringen tonen aan wat discipelen dienen te zoeken, wat zij dienen te weten en wat zij dienen te doen. Jezus besprak onder andere zulke onderwerpen als overspel, echtscheiding, het liefhebben van iemands vijanden, hoe te bidden, hoe geestelijke dingen in vergelijking met stoffelijke dingen te bezien, hoe met anderen om te gaan, hoe belangrijk het is de smalle weg ten leven te volgen, waarom men goede vruchten moet voortbrengen en hoe belangrijk het is op het vaste, geestelijke fundament te bouwen door te doen wat Jezus zei. Wat een schitterende periode van onderricht was dit en wat een voorbeeld voor de wijze waarop het werk dat bestaat in het maken van discipelen kan worden gedaan door tot grote groepen mensen te spreken, zoals bij een openbare lezing!
8. (a) Waar gaf Jezus het in Lukas 4:16-21 opgetekende onderwijs, en onderwees hij vaak in zo’n plaats? (b) Wat zijn volgens Johannes hoofdstuk 5 enkele van de dingen die Jezus tijdens een van de joodse feesten onderwees? (c) Noem enkele van de dingen die Jezus in de tempel zei, zoals staat opgetekend in Matthéüs hoofdstuk 22.
8 De synagogen waren plaatsen waar mensen volgens hun gewoonte bijeenkwamen om te luisteren, dus predikte en onderwees Jezus in synagogen (Matth. 9:35; 13:54; Luk. 4:16-21, 44; 6:6). Hij benutte ook de grotere bijeenkomsten van Gods verbondsvolk tijdens de joodse feesten om te prediken en te onderwijzen (Joh. 5:1, 19; 7:14; 10:22-30). Het was gebruikelijk dat zich dan menigten mensen in de tempel te Jeruzalem verzamelden en Jezus liet de gelegenheid niet voorbijgaan om hun daar te onderwijzen (Matth. 21:23–23:39). Zo kwam hij overal bekend te staan als de Meester of Leraar.
DISCIPELEN MAKEN IN HUIZEN
9. Waarom was het praktisch dat Jezus met mensen in hun huis sprak?
9 De grote Meester wist hoe hij tot mensen in hun huis moest spreken en gaf op deze wijze velen de gelegenheid zijn discipelen te worden. Is er een betere plaats waar iemand van een onderwijzer kan leren? Er is een zekere privé-sfeer zonder inmenging van buitenaf. De discipelen van Jezus waren er getuige van hoe Jezus gelegenheden benutte om de huizen van de mensen binnen te gaan ten einde hen daar te onderwijzen.
10. (a) Welk onderwijzingswerk verrichtte Jezus in een huis in Bethanië? (b) Hoe onderwees Jezus in verband met de dood van Lazarus de noodzaak geloof te hebben?
10 In Bethanië ontving Martha Jezus bij zich thuis, hetgeen het voor Martha, Maria en Lazarus gemakkelijk maakte van Jezus te leren. Jezus maakte hun duidelijk dat de geestelijke dingen belangrijker waren dan de stoffelijke, met te zeggen dat ’Maria het goede deel had gekozen’ door naar zijn woorden te luisteren. Vol geloof werden zij aanhangers van Jezus. Later, ten tijde van Lazarus’ dood, erkende Martha openlijk: „Ja, Heer; ik heb geloofd dat gij de Christus zijt, de Zoon Gods, Degene die in de wereld komt.” Zulk een geloof wordt beloond en Jezus verrichtte daar het grote wonder Lazarus uit de doden op te wekken. Door deze ervaring hadden de discipelen een voorproefje van de opstanding die in de toekomst zou plaatsvinden. Wat was het voor alle discipelen aanmoedigend om persoonlijk van deze geloofversterkende demonstratie getuige te zijn! — Luk. 10:38-42; Joh. 11:19-27.
11. Waarom ging Jezus naar het huis van Zachéüs, en wat zijn enkele van de dingen die hij daar onderwees?
11 Nog iemand die door Jezus in zijn huis werd onderricht, was Zachéüs uit Jericho. Door daar te onderwijzen, kon Jezus geloof opbouwen dat tot redding van de mensen in dat huis zou leiden, want hij zei: „Vandaag is aan dit huis redding ten deel gevallen . . . De Zoon des mensen is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.” Iets van wat daar gebeurde en van wat hij daar over het koninkrijk Gods onderwees, staat opgetekend in Lukas 19:1-27.
12. Wat legde Jezus zijn discipelen volgens Markus 7:17-23 in de privé-sfeer van een huis uit?
12 Vaak konden de discipelen zelf vragen stellen en waardevolle inlichtingen krijgen als zij in de huizen van de mensen waren. Voorbeelden hiervan treffen wij aan in Matthéüs 17:25-27, waar de discipelen te weten kwamen waarom er belasting diende te worden betaald. Ook in Markus 7:17-23, waar zij om een uitleg vroegen van een illustratie die Jezus had gebruikt, en in Markus 10:10-12, waar zij meer over het huwelijk en echtscheiding leerden.
13. Hoe gebood Jezus zijn discipelen tot mensen in hun huis te spreken?
13 Toen Jezus zijn discipelen uitzond om de Koninkrijksboodschap in steden en dorpen te prediken, zei hij tot hen dat zij logies in de huizen moesten zoeken. Terwijl zij in het huis waren, zouden de discipelen met de mensen kunnen spreken, want Jezus zei: „Als men u ergens niet ontvangt of niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten.” Zij moesten alleen blijven waar mensen naar hun woorden over het Koninkrijk zouden luisteren. Enkele huisbewoners zouden klaarblijkelijk luisteren en discipelen worden, en anderen zouden de gelegenheid om te leren van de hand wijzen (Matth. 10:7-14; Luk. 10:1-7). Zowel door het voorbeeld van Jezus als door persoonlijke ervaring leerden de discipelen dus hoe anderen in de privé-sfeer van hun eigen huis tot discipelen konden worden gemaakt.
ONDERWIJZEN DOOR IN TEGENWOORDIGHEID VAN VOORAANSTAANDE MANNEN TE SPREKEN
14. Geef voorbeelden van wat Jezus in tegenwoordigheid van vooraanstaande mannen zei.
14 De discipelen van Jezus waren getuige van veel dingen die tot schriftgeleerden, Farizeeën, priesters en regeerders werden gezegd. Jezus’ woorden tot enkelen van die mannen uit Jeruzalem, opgetekend in Matthéüs 15:3-11, stelden bijvoorbeeld Gods geboden tegenover overleveringen van mensen, en de discipelen leerden welke grote betekenis er aan Gods geboden toegekend diende te worden. Lukas 15:1-10 laat zien hoe Jezus door middel van illustraties tot Farizeeën en schriftgeleerden over een verloren schaap en een verloren drachme sprak, doch hij deed dit tot nut van zijn eigen volgelingen. De discipelen ontvingen onderwijs toen Jezus tot de Sadduceeën over de opstanding sprak (Luk. 20:27-40). Johannes 18:19-37 vertelt hoe Jezus tot de overpriester en de bestuurder sprak, waardoor zij niet alleen leerden hoe zij tot regeerders moesten spreken, maar ook hoe hun doen en laten werd beïnvloed door het feit dat het Koninkrijk geen deel van deze wereld is. Er zijn nog veel meer voorbeelden in de evangelieverslagen. Ook zijn volgelingen waren ertoe bestemd in tegenwoordigheid van vooraanstaande mannen te spreken. — Matth. 10:17, 18.
BIJEENKOMSTEN OM DISCIPELEN ZIJN GEBODEN TE LEREN
15. Beschrijf een gelegenheid waarbij Jezus een vergadering hield en zijn discipelen onderwees.
15 De apostelen, die zo nauw met Jezus omgingen, konden bij vele gelegenheden van hem leren als hij hen met dat doel op een bepaalde plaats bijeenbracht. De periode van onderricht die in Matthéüs hoofdstuk 10 staat opgetekend, zou een dienstvergadering genoemd kunnen worden, met Jezus als voorzitter. Matthéüs 13:36 spreekt over een vergadering waarop enkele illustraties werden verklaard. Markus 9:1-13 geeft een voorbeeld van een klein groepje dat bijeen was voor speciaal onderricht in verband met de toekomst, en wel toen Petrus, Jakobus en Johannes het transfiguratievisioen zagen en daarna enkele verklarende woorden in verband met Elia ontvingen. Er werd een vergadering gehouden op de Olijfberg, waar Jezus hun vraag over het ’teken van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen’ beantwoordde. Thans trekken volgelingen van Jezus van dezelfde inlichtingen profijt als zij een aandeel hebben aan het ten uitvoer brengen van zijn gebod het goede nieuws van het Koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken. — Matth. 24:3-14.
16. Wat zijn enkele van de andere dingen die Jezus zijn discipelen onderwees tijdens de bijeenkomst waarop hij hun leerde de avondmaalsherdenking van zijn dood in acht te nemen, zoals staat opgetekend in Johannes de hoofdstukken 13 tot 17?
16 In een bovenvertrek in Jeruzalem werd een geloofversterkende vergadering gehouden toen Jezus met zijn loyale apostelen sprak die waren bijeengekomen voor het laatste zinvolle Pascha. Hij stelde de viering van het avondmaal in, ter herdenking van zijn dood. Bij die gelegenheid gaf Jezus het nieuwe gebod waardoor ware christenen geïdentificeerd worden, namelijk dat zij liefde onder elkaar moeten hebben (Joh. 13:34, 35). Dit werd gevolgd door wat Johannes in de hoofdstukken 14 tot 17 van zijn evangelieverslag verhaalt, waarin onder andere wordt getoond hoe degenen die Christus liefhebben zijn geboden onderhouden, hoe zij als wijnranken veel vrucht konden dragen, dat zij geen deel van de wereld zijn en evenals Jezus gehaat en vervolgd zouden worden, dat de heilige geest zou komen als een helper, en nog veel meer. Het gebed dat Jezus bij die gelegenheid uitsprak was niet alleen ontroerend, maar ook zeer leerzaam. Het wees hun erop dat er nog anderen (nieuwe discipelen) zouden zijn die wegens de woorden die door de getrouwe discipelen werden gesproken, geloof in Jezus zouden stellen en dat allen in eendracht met elkaar dienden te zijn (Joh. 17:20, 21). Jezus toonde hun aldus enkele van zijn geboden die, zoals hij wist, later bij het grote werk dat bestaat in het maken van discipelen, aan mensen uit alle natiën moesten worden onderwezen.
ZIJ WISTEN WAT ZIJ MOESTEN DOEN
17. (a) Welk voorbeeld verschafte Jezus voor het maken van discipelen? (b) Geef een voorbeeld uit het boek Handelingen om te illustreren hoe de discipelen net zulke werkmethoden gebruikten als Jezus.
17 Jezus maakte gebruik van allerlei plaatsen en methoden om het werk dat bestaat in het maken van discipelen te verrichten, waarbij hij rekening hield met de gewoonten van de mensen en waar zij bijeen zouden zijn en dingen zouden horen. Waar hij maar de gelegenheid had, hetzij in het openbaar of in besloten kring, sprak Jezus met mensen over de waarheid en liet hij het licht schijnen, met het gevolg dat sommigen discipelen werden. Het uitgebreide verslag over Jezus’ werk op het gebied van het maken van discipelen en hoe hij zijn discipelen leerde zijn geboden te onderhouden, verzekert ons ervan dat de apostelen hebben begrepen wat Jezus bedoelde toen hij hun gebood ’discipelen te maken’. Hij maakte het hun mogelijk zijn voorbeeld na te volgen door de leiding in het werk te nemen: „Toen Jezus nu gereed was met het geven van instructies aan zijn twaalf discipelen, vertrok hij vandaar om in hun steden te onderwijzen en te prediken” (Matth. 10:5–11:1). Het boek Handelingen bevat een in het oog lopend bericht van de activiteiten van velen van Jezus’ volgelingen op het gebied van het maken van discipelen. Zij maakten van alle praktische middelen gebruik om het goede nieuws in het hele Romeinse Rijk te verbreiden. — Hand. 1:8; 16:30-34.
18. Wat zijn, aangezien degenen die in de eerste eeuw discipelen maakten methoden gebruikten die voor hun tijd geschikt waren, enkele van de middelen die in deze eeuw gebruikt kunnen worden om discipelen te maken?
18 Nu, in deze tijd, moet er een soortgelijk werk worden verricht en ook wij weten hoe het moet worden gedaan. Wij bezitten de verslagen van Jezus’ bediening en van de wijze waarop de discipelen in de eerste eeuw van onze tijdrekening met succes het werk dat bestaat in het maken van discipelen ten uitvoer brachten. Ook thans zijn wij praktisch en hebben wij alle produktieve mogelijkheden benut om het goede nieuws te verbreiden ten einde discipelen te maken, waaronder zulke moderne middelen als de gedrukte bladzijde, geluidsinstallaties voor grote vergaderingen, radio-omroep, telefoon, fotografie, bandopnamen, enzovoort. Een van onze meest doeltreffende middelen om discipelen te maken, is echter door van huis tot huis te gaan, belangstellende mensen op te sporen en af te spreken in de privé-sfeer van hun eigen huis de bijbel met hen te bestuderen. Bovendien spreken wij met mensen als wij reizen, op de plaats waar wij werken, onder etenstijd, in parken, op openbare straten, op scholen of waar zich ook maar mogelijkheden voordoen. Met zoveel verschillende manieren die openstaan om een aandeel te hebben aan het geven van het getuigenis, kunnen alle christenen manieren vinden om eraan deel te nemen. In sommige gevallen is het maken van discipelen een vereende krachtsinspanning van meerdere personen, precies zoals in de eerste eeuw toen Paulus uiteenzette dat hij ’plantte, Apóllos begoot, maar dat God het wasdom bleef geven’. — 1 Kor. 3:6.
19. Wat is het bewijs dat Jehovah God het gebruik van deze vele manieren om discipelen te maken, heeft gezegend?
19 Met de zegen van Jehovah God op deze activiteit van het maken van discipelen, heeft het werk zich nu tot 208 landen over de gehele wereld, tot mensen van alle natiën, uitgebreid en het aantal dat aan het werk deelneemt, is tot meer dan 1.650.000 christelijke getuigen van Jehovah toegenomen. — Matth. 24:14.
[Illustratie op blz. 463]
Jezus sprak met anderen over God, zowel in particuliere woningen als op openbare plaatsen, zoals toen hij een vrouw ontmoette bij een bron in Samaria