Barmhartigheid — Welke rol speelt ze in uw leven?
VINDT u dat u barmhartig bent? Christus Jezus zei: „Blijft barmhartig worden, zoals uw Vader barmhartig is” (Luk. 6:36). Doet u dit? Hoe kunt u dit vaststellen?
Barmhartigheid doet bij velen de gedachte opkomen aan het betonen van „meer vriendelijkheid dan door de gerechtigheid wordt geëist”, of „verdraagzaamheid die jegens een overtreder wordt betoond”. Net als Shakespeare zeggen zij: „Barmhartigheid kruidt gerechtigheid.”
Dit zijn inderdaad uitingen van barmhartigheid, want barmhartigheid heeft vaak betrekking op toegeeflijkheid bij de bestraffing van een overtreder of het tonen van clementie bij het vellen van een oordeel. Maar bij barmhartigheid is veel meer betrokken. Als wij alleen maar in deze betekenissen aan barmhartigheid denken, ontgaat ons zelfs de werkelijke betekenis van barmhartigheid, doordat wij er een te bekrompen kijk op hebben. Wij zouden moeilijk als onze Schepper kunnen worden als ons begrip van barmhartigheid niet verder gaat.
Een blik in woordenboeken zal onthullen dat barmhartigheid ook kan betekenen: „Een zegen die als een uiting van mededogen wordt beschouwd” en „meedogende behandeling van de onfortuinlijken”. Ja, en deze definities komen dichter bij de fundamentele betekenis van barmhartigheid, zoals die hoedanigheid tot uitdrukking wordt gebracht in de oude talen waarin de bijbel werd geschreven.
DE BIJBELSE BETEKENIS ONDERZOEKEN
In Psalm 145:8, 9 wordt Gods persoonlijkheid als volgt beschreven: „Jehovah is goedgunstig en barmhartig, . . . Jehovah is goed jegens allen, en zijn barmhartigheden zijn over al zijn werken.” De Hebreeuwse schrijver gebruikte hier het woord racham om Gods wonderbaarlijke hoedanigheid van barmhartigheid onder woorden te brengen. Wij weten vanzelfsprekend dat Jehovah inderdaad barmhartigheid tot uitdrukking brengt wanneer hij berouwvolle kwaaddoeners vergeeft en verdraagzaamheid jegens tegenstanders betoont. (Vergelijk Psalm 51:1, 2; 103:3, 4; Daniël 9:9.) Maar is dat de fundamentele betekenis van het door de psalmist gebruikte woord? Laten wij eens zien.
Sommige Hebreeuwse geleerden geloven dat racham is afgeleid van een woord dat strikt genomen „vriendelijk en zacht zijn” betekent. Zij brengen het in verband met het woord voor „schoot” of „baarmoeder” (rechem). Daarom wordt racham in één lexicon als volgt gedefinieerd: „gloeien, warm voelen met tedere emotie; . . . meedogend zijn.” Wat heerlijk te weten dat dit een onderscheidende hoedanigheid van onze God is! Hij is barmhartig. En aangezien er van barmhartigheid gezegd kan worden dat het de actieve uiting van medelijden of mededogen is, wordt dit zelfde Hebreeuwse woord soms met „medelijden” vertaald.
In Jesaja 49:15 zegt God bijvoorbeeld: „Kan een vrouw haar zuigeling vergeten, zodat zij geen medelijden [racham] zou gevoelen voor de zoon van haar buik?” Wat een intense liefde heeft een moeder normaal gesproken voor het kind van haar schoot! Maar waardoor wordt deze hoedanigheid teweeggebracht, zoals die in de Hebreeuwse tekst door het woord racham wordt beschreven? Heeft haar zuigeling een overtreding begaan, waardoor de moeder de beslissing moet nemen of zij clementie zal tonen of niet? Dit is niet waarschijnlijk. Dit barmhartige gevoel wordt klaarblijkelijk teweeggebracht door de behoeften van haar baby, misschien doordat hij honger heeft, ziek is of iets anders heeft wat onprettig voor hem is. Daarom gaat zij met teder mededogen met haar baby om. God toont op net zo’n meedogende wijze barmhartigheid.
Denk eens aan een ander voorbeeld, dat van Jozef in Egypte. Op hun tweede tocht naar Egypte op zoek naar voedsel, namen Jozefs tien halfbroers Benjamin, zijn enige volle broer (van dezelfde schoot [rechem] als Jozef) met zich mee. Toen Jozef Benjamin na zoveel jaren terugzag, werden zijn „innerlijke emoties [meervoud van racham] . . . opgewekt” jegens zijn jongere broer, waarna Jozef zich verwijderde en zijn tranen de vrije loop liet. Was dit een geval van het betonen van een „meedogende bejegening van een overtreder of tegenstander” — een van de betekenissen van barmhartigheid? Neen, want hoewel Jozefs halfbroers zich aan een persoonlijke overtreding schuldig hadden gemaakt, kon dit niet van Benjamin gezegd worden. In plaats daarvan sproot Jozefs daad voort uit een diepe genegenheid en een barmhartige zorg voor deze jongere broer van hem. Wat een rijkdom schenkt dit voorbeeld aan het Hebreeuwse woord, dat Gods barmhartigheid zo goed beschrijft! — Gen. 43:30; 37:12-28; vergelijk 1 Koningen 3:25-27.
Welnu, bent u barmhartig in de bijbelse betekenis van het woord? Zoals u ziet, wordt barmhartigheid niet alleen tot uitdrukking gebracht door terughoudend te zijn — zoals wanneer men zich ervan weerhoudt iemands overtreding tot het uiterste te bestraffen of door verdraagzaamheid jegens een tegenstander te betonen. In plaats daarvan heeft het voornamelijk betrekking op de meedogendheid die u voelt en tot uitdrukking brengt jegens degenen die in moeilijkheden, in nood of in ongunstige omstandigheden verkeren.
AAN DE BARMHARTIGEN ZAL BARMHARTIGHEID WORDEN GETOOND
Jezus zei in de Bergrede: „Gelukkig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid worden betoond” (Matth. 5:7). Wij willen beslist graag dat ons goddelijke barmhartigheid wordt betoond. Daarom dienen wij te willen weten wat er bij het betonen van barmhartigheid is betrokken. Dit betekent dat wij te weten trachten te komen wat dit woord betekent zoals het in deze tekst in de christelijke Griekse Geschriften wordt gebruikt.
Hier gebruikte de Evangelieschrijver vormen van het Griekse woord eleos om barmhartigheid te beschrijven. Wij kunnen zien hoe nauw het overeenkomt met het Hebreeuwse woord (dat zo juist is beschouwd) door de definitie te lezen in W. E. Vine’s Expository Dictionary of New Testament Words: „ELEOS (ἔλεος) ’is de uiterlijke manifestatie van medelijden; het veronderstelt behoefte van de zijde van degene die deze hoedanigheid ontvangt en voldoende hulpbronnen om aan deze behoefte te voldoen van de zijde van degene die deze hoedanigheid toont’.” Andere Griekse woorden (zoals oiktirmos en splanchnon) brengen het krachtige gevoel van medelijden of van hartelijke vriendelijkheid tot uitdrukking waarvan eleos („barmhartigheid”) de actieve uitdrukking is.
Voorbeelden zijn echter beter dan definities. Wat leren wij uit Jezus’ eigen voorbeeld met betrekking tot de rol die barmhartigheid in ons leven dient te spelen?
JEZUS GEEFT HET VOORBEELD IN BARMHARTIGHEID
Tot degenen die Jezus’ barmhartigheid vooral opwekten, behoorden ouders wier kinderen ziek waren, de blinden, de door demonen bezetenen, de melaatsen (Matth. 9:27-29; Luk. 17:12-14). In antwoord op hun smeekbede: „Wees ons barmhartig”, verrichtte Jezus wonderen om hen te genezen. En hij deed dit niet op een sleurse, apathische of neerbuigende wijze, maar „door medelijden bewogen”. — Matth. 20:33, 34.
Wij kunnen Jezus’ krachtige gevoelens beter begrijpen door op te merken dat de Evangelieschrijver in deze laatste zinsnede een werkwoord (vorm van splanchnon) gebruikte dat letterlijk „voelen hoe de ingewanden met medelijden zijn vervuld” betekent. Ja, Gods Zoon voelde zich van binnen diep bewogen wanneer hij de behoeften van anderen zag.
Hetzelfde woord beschrijft Jezus’ gevoelens toen hij de scharen zag die waren bijeengekomen om naar hem te luisteren, want zij waren „gestroopt en heen en weer gedreven . . . als schapen zonder herder” (Matth. 9:36; 14:14; Mark. 6:34). En dat zelfde barmhartige gevoel bracht Jezus ertoe die scharen van voedsel te voorzien, zodat zij ’onderweg niet zouden bezwijken’ wanneer zij naar huis terug gingen (Matth. 15:32). In al deze diepe innerlijke gevoelens voor mensen die verdriet hebben of in nood verkeren, met daden van barmhartigheid als gevolg, weerspiegelde Jezus slechts de wonderbaarlijke hoedanigheden van zijn Vader. — Vergelijk Jeremia 31:20.
Het is niet voldoende mededogen te voelen; wij moeten deze hoedanigheid tot uitdrukking brengen om barmhartig te zijn. In Jezus’ gelijkenis van de menslievende Samaritaan, trof de Samaritaan een reiziger beroofd en geslagen langs de weg aan. Hij werd niet alleen „door medelijden bewogen”, maar hij „handelde” ook „barmhartig jegens hem” door zijn wonden te verbinden en voor hem te zorgen. Gelieve hier wederom op te merken dat er geen vergeving van kwaaddoen of rechterlijke handelingen bij betrokken waren. Het was een geval van „medegevoel tonen met de ellende van een ander, en vooral medegevoel dat zich in daden uit” — een van de definities van de werkwoordsvorm van eleos. — Luk. 10:33-37.
Deze paar voorbeelden helpen ons te begrijpen hoe veel er bij barmhartig zijn is betrokken. Moeten wij wachten totdat iemand zich aan een persoonlijke overtreding tegenover ons schuldig maakt of de een of andere regel of wet overtreedt om barmhartigheid te betonen? Beslist niet, maar wij kunnen deze eigenschap tonen jegens allen die hulp nodig hebben, zowel jegens volslagen vreemdelingen als jegens vrienden en degenen die wij liefhebben. Barmhartigheid is inderdaad mededogen in actie.
IN ONS DAGELIJKSE LEVEN BARMHARTIGHEID TEN TOON SPREIDEN
Wij leven thans in een tijd zoals die welke door Jezus werd voorzegd, een tijd waarin wij met „het toenemen der wetteloosheid” zien dat ’de liefde van de meesten verkoelt’ (Matth. 24:12). Naarmate liefde voor de ware God afneemt, wordt de liefde voor de naaste zwakker. Zelfzucht, hardheid, onverschilligheid ten opzichte van de problemen en het lijden van anderen, en zelfs wreedheid zijn toegenomen, en dit schijnt vooral het geval te zijn in steden en dichtbewoonde gebieden. De hedendaagse industriële maatschappij, met haar belangstelling voor massaproduktie en grote winsten, heeft afgedaan met de „individualistische mens” en mensen worden vaak als slechts onderdelen van een machine beschouwd.
Hoe verfrissend is in zo’n tijd de hoedanigheid barmhartigheid! Hoe belangrijk is het dat wij alle aspecten van deze uitdrukking naar juiste waarde schatten en er de noodzaak van inzien deze hoedanigheid elke dag van ons leven tot uitdrukking te brengen! Maar wat kunnen wij op praktisch gebied doen?
De mensen hebben thans vooral behoefte aan geestelijke hulp. De meesten zijn geestelijk verhongerd en blind, terwijl zij onzeker rondtasten vanwege de verwarrende toestanden waarin wij leven en geen werkelijke hoop hebben voor de toekomst. Zij zijn „als schapen zonder herder”. Bovendien toont Gods Woord aan dat er binnenkort een „grote verdrukking” over allen op aarde zal komen en dat degenen die zullen ontkomen, zich nu op de hoogte dienen te stellen van de voorzieningen die God heeft getroffen (Matth. 24:3-8, 21, 22, 36-42). Wat doen wij ten einde aan zulke mensen barmhartigheid te betonen? Jezus en zijn discipelen waren bijzonder actief in het barmhartig schenken van geestelijke gaven die veel meer waarde hadden dan materiële dingen (Joh. 6:35; Hand. 3:1-8). Zij predikten en onderwezen de waarheid van Gods Woord aan anderen. Doen wij dat?
Waarborgt een dergelijke prediking en zulk onderwijs echter dat wij volledig voldoen aan het vereiste barmhartig te zijn? Jezus zei: „Geeft . . . de dingen die binnenin zijn als gaven van barmhartigheid” (Luk. 11:41). U hebt misschien een aandeel aan het uitdragen van het Woord des levens aan anderen, en misschien gaat u wel rechtstreeks naar hun huis. Wanneer dit het geval is, waarom doet u het dan? Denkt u dat u, wanneer u dit elke maand gedurende een bepaald aantal uren doet, daardoor bewijst dat u rechtvaardig bent voor het aangezicht van God? Of zijn uw krachtsinspanningen veeleer ’een gave van barmhartigheid die van binnenuit komt’, een uiting van barmhartigheid uit een liefdevol hart? En als u eropuit trekt om mensen te bezoeken die misschien vreemdelingen voor u zijn, ziet u er dan ook zorgvuldig op toe dat u barmhartigheid betoont jegens degenen die u kent, uw eigen gezin of familie en degenen die uw broeders en zusters in het geloof zijn?
Wij herinneren ons misschien dat de Farizeeën in Jezus’ dagen van mening waren dat zij Gods gunst genoten doordat zij gewetensvol tienden betaalden, de vereiste slachtoffers brachten en op sabbatdagen geen werelds werk verrichtten. Zij waren kritisch jegens iedereen die niet voldeed aan hun opvatting van wat het gehoorzamen van de Wet betekende. Maar Jezus zei tegen hen: „Indien gij hadt begrepen wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer’, zoudt gij de onschuldigen niet hebben veroordeeld.” Het is waar dat zij, omdat zij onder de Mozaïsche wet stonden, die genoemde dingen moesten nakomen, maar niet in zulk een mate dat zij „de gewichtiger zaken van de Wet”, met inbegrip van barmhartigheid, negeerden. — Matth. 9:1-13; 12:1-7; 23:23.
Hoe staat het wat dit betreft met ons? Wij trachten God misschien geregeld, zelfs systematisch en volgens een zekere routine te dienen; wij zetten misschien zelfs tijd terzijde om bepaalde diensten en aanbidding te verrichten en geven misschien geldelijke bijdragen om Gods zuivere aanbidding te bevorderen. Dat is voortreffelijk; maar wat is onze beweegreden? Zou het ook kunnen zijn dat wij ons zó bekommeren om het verwerven van Gods goedkeuring voor onszelf dat wij in gebreke blijven de behoeften van anderen om ons heen op te merken?
Hoe staat het bijvoorbeeld met degenen met wie wij voor studie van Gods Woord bijeenkomen? Spreekt onze barmhartigheid hier een woordje mee? Zoals wij weten zijn veel mensen in de christenheid „kerkgangers”, maar hun beweegredenen gaan niet diep. Zij gaan om aan een ’religieuze plicht’ te voldoen, met het oog op maatschappelijke voordelen en gezellige omgang of om van een ’rustige sfeer te genieten die tot innerlijke rust bijdraagt’. Hun belangstelling gaat naar zichzelf uit, niet naar anderen. Als wij barmhartig zijn, zal onze belangstelling evenwel naar anderen uitgaan; niet naar wat zij voor ons kunnen doen, maar naar wat wij voor hen kunnen doen.
Kennen wij personen die een slechte gezondheid schijnen te hebben en geven wij van bezorgdheid jegens hen blijk? Bouwen wij hen op door van waardering blijk te geven voor hun geloof, dat hun de kracht gegeven heeft naar de vergadering te komen? Hoe staat het met degenen die bedeesd, eenzaam, zorgelijk of terneergeslagen zijn? Voelen wij met hen mee, zodat wij ertoe bewogen worden belangstelling voor hen te tonen, in een poging hun geluk te doen toenemen? Wat een fijne geest zal een dergelijke barmhartigheid in elke willekeurige groep van Gods dienstknechten tot stand brengen!
STOFFELIJKE „GAVEN VAN BARMHARTIGHEID”
Maar hoewel geven in geestelijk opzicht het allerbelangrijkste is, sluit dit beslist niet het betonen van barmhartigheid in materiële opzichten uit. Toen Jezus in de Bergrede over het ’schenken van gaven van barmhartigheid’ sprak, doelde hij klaarblijkelijk op gaven aan de behoeftigen, aan degenen die met armoede, tegenspoed, ziekte of andere problemen te kampen hadden. Het is waar dat Jezus zich veroordelend uitliet over de huichelachtige personen die zulke gaven gebruikten om zichzelf lof toe te zwaaien. Maar hij veroordeelde het geven zelf niet. Integendeel, hij zei tegen zijn discipelen: „Als gij echter gaven van barmhartigheid schenkt, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw gaven van barmhartigheid in het verborgene mogen zijn; dan zal uw Vader, die in het verborgene toeziet, het u vergelden.” — Matth. 6:1-4.
Dorkas was een christelijke vrouw die „overvloedig [was] in goede daden en gaven van barmhartigheid”. Waaruit bestonden die? Toen Petrus na Dorkas’ dood aankwam, kwamen „alle weduwen . . . wenend bij hem staan en toonden vele onder- en bovenklederen, die Dorkas gemaakt had toen zij nog bij hen was” (Hand. 9:36-41). Ja, zij was een barmhartige vrouw. Of zij persoonlijk alle onkosten van het maken van zulke kleren voor deze weduwen droeg of alleen haar tijd, kracht en talenten beschikbaar stelde, vermeldt het verslag niet. In deze tijd hebben sommigen van ons misschien weinig op het gebied van stoffelijke middelen, maar wij kunnen tijd, energie en talenten bijdragen ten einde daden van barmhartigheid voor anderen te verrichten.
En wanneer onze middelen dit toelaten, kunnen wij degenen die het waard zijn op een barmhartige wijze in financieel opzicht helpen. In het Wetsverbond werd speciaal de nadruk gelegd op zulk een barmhartigheid en werd de waarschuwing gegeven ’het hart niet te verharden, noch de hand voor arme broeders gesloten te houden’ (Deut. 15:7-10; vergelijk Spreuken 19:17). De christelijke gemeenten in de eerste eeuw hielden een lijst bij van weduwen aan wie stoffelijke hulp werd gegeven. Om ervoor in aanmerking te komen op deze lijst geplaatst te worden, moesten deze vrouwen ook een bericht hebben opgebouwd van daden van barmhartigheid doordat zij vreemdelingen gastvrij hadden ontvangen, verdrukten hadden bijgestaan en soortgelijke goede werken hadden verricht (1 Tim. 5:9, 10). Dienen wij angst te hebben voor de toekomst en te aarzelen onze gelden te gebruiken om de behoeftigen te helpen, met de gedachte dat wijzelf misschien behoeftig zullen worden? De apostel Paulus verzekerde zijn broeders in Korinthe dat God hen zou zegenen wanneer zij ’blijmoedig gaven’ en dat hij hen van het nodige zou voorzien. — 2 Kor. 9:6-14.
Wat leiden de barmhartigen een zinvol, voldoening schenkend en rijk leven! Gelukkig bent u als u tot hen behoort, want God zal u tot het voorwerp van zijn barmhartigheid maken, nu en in de tijd die nog vóór ons ligt.