Behoort Kerstmis tot de ware aanbidding?
JEZUS CHRISTUS heeft gezegd: „De waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:32). Is Kerstmis op waarheid gebaseerd? Zo ja, dan zullen wij er baat bij hebben wanneer wij dit feest vieren. Maar zo niet, dan zal het ons problemen geven. Als u uw eigen geval neemt, brengt de kersttijd u dan een gevoel van bevrijding, of slaakt u een zucht van verlichting wanneer Kerstmis voorbij is?
Sommige mensen, die van de stelling uitgaan dat men een boom aan zijn vruchten kent, koesteren achterdocht ten aanzien van de heiligheid van Kerstmis. Zij klagen hevig over de commerciële sfeer van de kersttijd. Stevan Davies, van de theologische faculteit van de Temple-universiteit in Amerika merkte over deze „doorsijpeling van het wereldlijke in het geestelijke” op: „Wij moeten in gedachten houden dat de ’commerciële sfeer van Kerstmis tot gevolg heeft dat het zakenleven een geestelijke impuls ontvangt. . . . De Santa-Clauslegende zal beschermd en in stand gehouden worden.” Hij voegde hieraan toe dat Santa Claus — het Amerikaanse „kerstmannetje”, ontstaan uit de Sinterklaas die de Nederlandse kolonisten naar Amerika meebrachten — „behouden zal blijven omdat hij als verkoopstimulans gedurende de feestdagen nu eenmaal niet door zakenlieden gemist kan worden”.
Krijgt u de indruk dat de ’geestelijke impuls’ die het zakenleven ontvangt, iets met ware religie te maken heeft? Een schrijfster voor een katholiek tijdschrift in de Verenigde Staten, Daphne Ponchin Mould, denkt hier klaarblijkelijk anders over. „Elk religieuze spoortje is verdwenen”, schreef zij in de uitgave van december 1976 van dit tijdschrift. „Kerstmis heeft niet slechts zijn christelijke betekenis verloren, maar zelfs zijn oudere heidense betekenis”, zo zei ze.
Ja, u zult ongetwijfeld uw eigen, persoonlijke gevoelens hebben over de naderende kersttijd. De gewoonte om elkaar dan geschenken te geven, legt veel mensen ongetwijfeld een zware druk op de schouders. En de geschenken die zij in deze gedwongen sfeer ontvangen, zetten hen niet werkelijk tot de dankbaarheid en waardering aan die onder de gegeven omstandigheden juist bevorderd zouden moeten worden.
OORSPRONG VAN KERSTMIS
Maar kan er gezegd worden, afgezien van de commerciële sfeer waarvan Kerstmis doortrokken is geraakt, dat het religieuze aspect van Kerstmis op waarheid is gefundeerd? Het is erg belangrijk dit te weten, opdat wij God op aanvaardbare wijze „met geest en waarheid” kunnen aanbidden. — Joh. 4:23, 24.
De geleerden erkennen thans algemeen dat 25 december NIET de datum is van Christus’ geboorte. Uit de voorhanden zijnde berichten blijkt dat er pas omstreeks de vierde eeuw G.T. sprake was van de viering van een kerstfeest. De kerk had tegen die tijd onder keizer Constantijn een grote wereldlijke macht verworven. Vooral de zonneaanbidding werd toen in Rome bijzonder krachtig beoefend. De aanbidders van de Perzische zonnegod Mithra hielden 25 december in ere als de „geboortedag van de onoverwinnelijke zon”. Dat de roomse Kerk die datum als kerstdatum aanvaardde, werd niet gedaan om de aanbidding „met geest en waarheid” te bevorderen, maar had ten doel een zogenaamd christelijk feest in te voeren dat gemakkelijk door de bevolking aanvaard zou worden. In werkelijkheid werd een heidens ritueel in een viering opgenomen die zogenaamd tot eer van God en Christus strekte.
DE KERSTSTER EN HET GEVEN VAN GESCHENKEN
Iemand zou de aandacht kunnen vestigen op de geschenken die aan het „jonge kind” Jezus werden gegeven (Matth. 2:11). ’Hebben de „wijzen” dit niet gedaan? En volgden zij niet een ster die hen naar de plaats bracht waar Jezus was?’ Wanneer wij de bijbel echter onderzoeken, bemerken wij dat de „wijzen” niet het christendom, maar het heidendom vertegenwoordigden. Ook ontdekken wij dat zij, zonder dit zelf te weten, waren opgenomen in een samenzwering die Satan de Duivel had gesmeed om Jezus te doden.
Beschouwt u maar het bijbelse verslag: Vlak vóór Jezus’ geboorte waren zijn ouders in Bethlehem aangekomen om zich met het oog op het betalen van belasting te laten inschrijven. Alle herbergen in de stad waren vol. Toen Maria Jezus baarde, legde zij hem, in doeken gewikkeld, in een kribbe. Diezelfde nacht leidde God, door middel van een legerschare van engelen, en niet door een ster, nederige joodse herders, aanbidders van God, naar het kind toe. De aankondiging die aan hen was gedaan, hield in dat er een kind was geboren om een Redder, Christus (Messías) de Heer, te zijn. — Luk. 2:1-17.
Waren de zogenaamde „wijzen” aanbidders van de ware God? Neen. In de oorspronkelijke Griekse taal van de christelijke Geschriften worden zij magoi genoemd — magiërs, zoroastrische priesters. Zij waren astrologen uit Mesopotamië, ver in het oosten, en zij beschouwden Jezus niet als hun Redder of Messías, maar als „koning der joden”. — Matth. 2:1, 2.
Merk verdere bewijzen op die in de bijbel worden verschaft. Deze astrologen zijn in werkelijkheid vele maanden na Jezus’ geboorte naar koning Herodes gegaan om hem te vertellen dat zij een ster hadden gevolgd die zij zagen ’toen zij in het oosten waren’ en dat zij het kind, die de „koning der joden” zou zijn, hulde wilden brengen. De „ster” die hen had geleid, was bovendien geen werkelijke ster, en ook niet een conjunctie van planeten (wanneer ze van de aarde uit gezien op dezelfde plaats staan), want er wordt alleen van de astrologen gezegd dat zij de „ster” zagen. Herodes ging toen naar de joodse religieuze leiders en informeerde waar de Messías geboren zou worden. Zij haalden toen de profetie in Micha 5:2 voor hem aan, waarin Bethlehem als zijn geboorteplaats wordt genoemd. — Matth. 2:3-6.
Herodes liet de astrologen nu in het geheim bij zich komen en zond hen vervolgens naar Bethlehem, met het bevel hem verslag uit te brengen. De bijbel zegt evenwel: „Omdat hun in een droom . . . een goddelijke waarschuwing was gegeven niet naar Herodes terug te keren, trokken zij langs een andere weg naar hun land terug.” — Matth. 2:7, 8, 12.
Herodes was woedend. Om er zeker van te zijn dat hij Jezus te pakken zou krijgen, liet hij alle jongetjes in het gebied van Bethlehem, „van twee jaar oud en daaronder — overeenkomstig de tijd die hij nauwkeurig van de astrologen te weten was gekomen”, om het leven brengen (Matth. 2:16). Maar Jezus ontkwam, omdat zijn pleegvader Jozef hem overeenkomstig Gods waarschuwing naar Egypte had meegenomen, waardoor de samenzwering om het kind toen te doden, werd verijdeld. — Matth. 2:13, 14.
Jezus was dus geen pasgeboren baby toen de astrologen hem bezochten, maar hij was bijna twee jaar oud. Deze „wijzen” hadden de „ster” voor het eerst gezien toen zij in Mesopotamië waren, vele maanden reizen van Bethlehem verwijderd, en tegen de tijd dat zij Jezus aantroffen, was hij niet langer in een kribbe, maar in een huis (Matth. 2:11). Hun geschenken hadden derhalve niets te maken met de datum van Jezus’ geboorte.
Is het derhalve niet duidelijk dat de koopwoede in de kersttijd en het uitwisselen van geschenken, de „ster” van de astrologen, de datum 25 december en andere facetten van Kerstmis niet van God afkomstig zijn? Bovendien is het misleidend in deze tijd hulde aan het kind Jezus te brengen, aangezien Jezus Christus niet langer een kind is, en ook dient hij niet als zodanig aanbeden te worden. Als een machtig geestelijk persoon in de hemel is de uit de doden opgewekte Jezus Christus thans namelijk de belangrijkste voorvechter van de aanbidding van God „met geest en waarheid”, waar Kerstmis en de mythe van het kerstmannetje niets mee van doen hebben. — Joh. 4:24; Hand. 2:33; Openb. 3:21; Matth. 28:18.