Ons aan Jehovah onderwerpen door de opdracht
„WIJ weten dat wij uit God voortspruiten, maar de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze.” Met die uitspraak stelt de apostel Johannes een waarheid vast die de meeste mensen onwelkom is, namelijk dat de gehele wereld in de macht van „de boze” (WV), Satan, ligt. Degenen die uit de ware God, Jehovah, voortspruiten, ’krijgt Satan echter niet in zijn greep’. De hele menselijke familie staat dus onvermijdelijk hetzij onder Satans heerschappij of onder Jehovah’s heerschappij. Het is een kwestie van persoonlijke keuze. Aan wie wilt u zich onderwerpen? Aan Satan of aan Jehovah? — 1 Johannes 5:18-20.
Thans is het meer dan ooit de tijd waarin elkeen moet kiezen (Lukas 21:31, 32). Jezus toonde aan dat er geen tussenpositie kan zijn; men kan geen afwachtende houding blijven aannemen. Hij verklaarde: „Wie niet aan mijn zijde staat, is tegen mij, en wie niet met mij bijeenbrengt, verstrooit” (Matthéüs 12:30). Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat wij met Christus bijeenbrengen? Doordat zoveel verdeelde en uiteenlopende religies beweren dat ze christelijk zijn en dat ze „gered” en „wedergeboren” zijn, hebben die woorden zelf al aan betekenis ingeboet (Matthéüs 19:16-26; Johannes 3:3, WV; 10:9). De toetssteen is: Geloven en verkondigen wij wat Jezus geloofde en verkondigde? Als jood probeerde hij beslist niet zichzelf te verheerlijken door een raadselachtige Drieëenheidsleer te onderwijzen (Johannes 14:28; 17:1-5). Maar wel verkondigde hij een duidelijke boodschap, de boodschap van Gods koninkrijk. Zich bewust van zijn opdracht zei Jezus: „Ik moet ook aan andere steden het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden.” — Lukas 4:43.
„Laat het deze keer zo zijn”
Voordat Jezus begon met zijn openbare bediening, het bekendmaken van Gods koninkrijk, deed hij een uiterst belangrijke stap die als voorbeeld dient voor allen die zich evenals hij aan zijn Vader willen onderwerpen. Het verslag van Matthéüs vertelt ons: „Toen kwam Jezus uit Galiléa naar de Jordaan tot Johannes om door hem te worden gedoopt.” Op de tegenwerping van Johannes dat híj degene was die gedoopt diende te worden, antwoordde Jezus: „Laat het deze keer zo zijn, want aldus past het ons alles wat rechtvaardig is te volbrengen.” — Matthéüs 3:13-15.
Doordat Jezus in „alles wat rechtvaardig is” het voorbeeld had gegeven door zijn onderdompeling in de Jordaan, kon hij later zijn discipelen het gebod opleggen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matthéüs 28:19, 20). Deze stap van de doop zou onder andere dienen om degenen te identificeren die hebben verkozen zich aan de ware God, Jehovah, in plaats van aan Satan te onderwerpen. In het afgelopen dienstjaar (september 1983 tot en met augustus 1984) hebben wereldwijd bijna 180.000 personen hun keuze kenbaar gemaakt door de waterdoop. Zij hebben getoond dat zij de voorkeur geven aan Jehovah’s soevereiniteit boven die van Satan. — Spreuken 27:11.
Een op kennis gebaseerde beslissing
Ook dit jaar overwegen vele duizenden zich te laten dopen tijdens het „Rechtschapenheidbewaarders”-congres dat op tal van plaatsen in de gehele wereld gehouden zal worden. Alle kandidaten hebben, voordat zij dit punt van de doop bereikten, met enkele ouderlingen van de gemeente zorgvuldig de voornaamste leerstellingen en richtlijnen voor christelijk gedrag uit de bijbel doorgenomen om er zeker van te zijn dat zij werkelijk voor de doop in aanmerking komen. Het besluit om zich te laten dopen, is derhalve allerminst een plotselinge emotionele opwelling. Integendeel, elk van hen ’heeft zich ervan vergewist wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is’ en heeft de wens zich aan die wil te onderwerpen. — Romeinen 12:2.
Aan het einde van de dooplezing op het congres zullen de doopkandidaten in de gelegenheid zijn om vol begrip en met diepe waardering antwoord te geven op twee eenvoudige vragen en aldus bevestigen dat zij erkennen wat het inhoudt het voorbeeld van Christus na te volgen. De eerste vraag luidt:
Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan Jehovah opgedragen om zijn wil te doen?
De tweede luidt:
Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah’s Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?
Wanneer de kandidaten deze vragen met ja hebben beantwoord, verkeren zij in de juiste hartetoestand om de christelijke doop te ondergaan.
Het decorum bewaren
Soms wordt er gevraagd wat gepaste badkleding voor dopelingen is. Bij de kleding die men draagt, is bescheidenheid beslist een vereiste. In deze tijd, nu de modeontwerpers eropuit schijnen te zijn nadrukkelijk de aandacht te vestigen op seksualiteit en een zo groot mogelijke naaktheid nastreven, is dit van belang. Een andere factor waarmee rekening dient te worden gehouden, is dat sommige badpakken die in droge toestand een bescheiden indruk maken, dit bepaald niet zijn als ze nat worden. Niemand die gedoopt wordt, zal er de oorzaak van willen zijn dat anderen afgeleid worden of tot struikelen worden gebracht bij een zo ernstige gebeurtenis. — Filippenzen 1:10.
In het verleden zijn sommigen tot uitersten vervallen in het geven van kostbare geschenken en het houden van grote feesten voor pasgedoopten. De doop is een aanleiding tot grote vreugde, die men met elkaar kan delen, maar misschien is hier een woord van waarschuwing op zijn plaats. De bijbel verklaart: „Beter is het einde naderhand van een zaak dan het begin ervan” (Prediker 7:8). De doop is een begin — het begin van de christelijke wedloop om de redding ten leven. Er is beslist nog geen langdurig bericht van getrouwe dienst opgebouwd. Waarom zouden wij de pasbekeerden dan een misplaatst gevoel van belangrijkheid opdringen? — Vergelijk 1 Timótheüs 3:6.
Wat gebeurde er volgens het bijbelse verslag nadat er met Pinksteren 33 G.T. drieduizend personen waren gedoopt? „Zij bleven zich toeleggen op het onderwijs van de apostelen en het met elkaar delen, het nuttigen van maaltijden en gebeden.” Zij concentreerden zich op geestelijke zaken en bewezen elkaar gastvrijheid (Handelingen 2:41, 42). De doop is een tijd voor meditatie en ernstige overdenking. Het vervult ons met vreugde onze bijbelstudies deze essentiële stap te zien doen. En ons decorum op de plaats van de doop dient toeschouwers te kennen te geven dat er een uitermate belangrijk besluit is genomen — zich aan God als de Soevereine Heer te onderwerpen en als een getuige voor Jehovah geen deel te zijn van de wereld die „in de macht van de goddeloze” ligt. — 1 Johannes 5:19; Matthéüs 4:10.
[Inzet op blz. 30]
Vanaf juni 1984 zijn er over de gehele wereld 808 „Koninkrijkstoename”-congressen van Jehovah’s Getuigen gehouden. Het totale aantal aanwezigen bedroeg 5.002.684. Van hen werden er 63.556 gedoopt.