-
Waar gaat uw grootste belangstelling naar uit?De Wachttoren 1963 | 1 juni
-
-
in uw leven toe die overeenkomt met de belangrijkheid ervan, maar ken de aanbidding en dienst van God de belangrijkste plaats toe. Bied net als de apostelen „uw lichaam aan . . . als een levend, heilig en aanvaardbaar offer voor God, een heilige dienst met uw vermogen om logisch na te denken”. — Rom. 12:1, NW.
-
-
Waarom de naam „Jehovah’s getuigen”?De Wachttoren 1963 | 1 juni
-
-
Waarom de naam „Jehovah’s getuigen”?
„WAT zegt een naam? Dat wat een roos genoemd wordt, geurd’ even lieflijk als zij anders heette”, zei Shakespeare. Dit is inderdaad waar, maar deze bloem zou niettemin een naam nodig hebben om haar van andere te onderscheiden.
Namen zijn belangrijk. Zonder namen zouden wij bepaalde personen, plaatsen of dingen niet kunnen identificeren. Volgens Webster is een naam „een woord . . . waaronder een individu of klasse van individuen (personen of dingen) normaal bekend staat of mee wordt aangeduid. . . . Een onderscheiden en specifieke aanduiding”. Onder zeer primitieve volkeren geeft men afzonderlijke personen niet een specifieke naam, maar identificeert men hen alleen maar door de een of andere lichamelijke bijzonderheid met betrekking tot de lengte, grootte en dergelijke. Wat gebeurt er echter wanneer twee of meer personen sterk op elkaar lijken? Wil men het dan zonder namen stellen, dan doen zich moeilijkheden voor.
In zijn Woord, de bijbel, legt God herhaaldelijk de nadruk op de belangrijkheid van namen, speciaal op die van zijn eigen naam Jehovah. Dat hij ook de namen van zijn dienstknechten belangrijk vindt, blijkt uit het feit dat hij soms zelf hun namen veranderde: Abram in Abraham, Sarai in Sara, Jakob in Israël. En Jezus veranderde Simons naam in Céfas, wat vertaald Petrus is. Ook mogen wij het feit dat de discipelen te Antiochië „door goddelijke voorzienigheid” „christenen” werden genoemd, niet over het hoofd zien. — Joh. 1:42; Hand. 11:26, NW.
Zolang de christelijke gemeente nog maar uit een paar duizend personen bestond en de apostelen nog leefden, was de naam „christen” voldoende onderscheidend en specifiek. Allen die christenen beleden te zijn, maar wier geloof of gedrag hun bewering loochende, werden op staande voet buiten de christelijke gemeenschap gesloten. In die dagen had de naam „christen” een ondubbelzinnige betekenis, want hij was beperkt tot de oprechte, verlichte, ware volgelingen van Jezus Christus die zich aan God hadden opgedragen.
Na de dood van de apostelen zaaide echter een vijand, Satan de Duivel, zaden van namaak-christenen in de akker, waardoor het niet lang duurde of het werd een akker van afvalligen of schijnbekeerlingen, die toch de naam christen en christenheid droegen (Matth. 13:24, 25). Dit heeft er vervolgens weer toe geleid dat nog meer niet-christenen zich met haar kudde verenigden. Anderen werden alleen maar in naam christenen om aan vervolging te ontkomen. Twee treffende voorbeelden hiervan vormden de oude Saksen van Duitsland, die met geweld door Karel de Grote werden bekeerd, en de maranen van Spanje, joden die zich als christenen voordeden ten einde aan vervolging door de rooms-katholieke staatskerk te ontkomen. Zo
-