-
Houd het door God ingestelde huwelijk in ere!De Wachttoren 1983 | 15 juni
-
-
zelfs zo diep zinken dat hij porneia bedrijft; dan zou er een basis zijn voor een schriftuurlijke echtscheiding.e Hoe zorgvuldig dienen alle toegewijde christenen al dergelijke „werken van het vlees” te mijden en te bestrijden! — Gal. 5:24, 25.
Allen die tot Jehovah’s volk behoren, of zij nu gehuwd of ongehuwd zijn, moeten elke soort van immoraliteit uit de weg gaan. Zij dienen al Jehovah’s regelingen loyaal te ondersteunen, met inbegrip van de instelling van het huwelijk (Ps. 18:21-25). Zij die gehuwd zijn, dienen er als „één vlees” naar te streven Jehovah te eren door ware liefde en respect in hun huwelijk aan te kweken (Gen. 2:23, 24; Ef. 5:33; Kol. 3:18, 19). Net als op andere manieren kunnen zij ook op deze wijze tonen dat zij „geen deel van de wereld” zijn — een wereld die door Satan is meegesleept in een poel van immoraliteit en verdorvenheid en die op het punt staat ’voorbij te gaan, met haar begeerte’. Indachtig dat ’wie de wil van God doet, in eeuwigheid blijft’, moeten allen zich inspannen om Gods „wil” te doen met betrekking tot zijn kostbare huwelijksregeling. — Joh. 17:16; 1 Joh. 2:17.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1983 | 15 juni
-
-
Vragen van lezers
■ Wat was „het teken van Jona” dat in Matthéüs 16:4 wordt genoemd?
In antwoord op een verzoek van de Farizeeën en Sadduceeën om een teken, zei Jezus: „Een goddeloos en overspelig geslacht blijft een teken zoeken, maar het zal geen teken worden gegeven dan het teken van Jona.” — Matth. 16:1-4.
Klaarblijkelijk wachtten deze religieuze leiders op een zichtbaar teken uit de hemel alvorens Jezus als de Messías te aanvaarden, daar zij hun verwachting baseerden op een verkeerd begrip van Daniël 7:13, 14. Zij eisten dat de Messías zou beantwoorden aan hun vooropgezette mening, en zagen de wonderbaarlijke dingen die Jezus deed en leerde, over het hoofd (Joh. 4:25-29, 42; 7:31; 9:30-33). Daarom deelde Jezus de Farizeeën en Sadduceeën mee dat het enige „teken” dat nog zou worden verschaft, „het teken van Jona” zou zijn.
Vele maanden daarvóór had Jezus reeds melding gemaakt van „het teken van Jona”. Wat hij er toen aan toevoegde, kan ons helpen te onderscheiden wat hij bedoelde: „Want evenals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de geweldige grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn.” — Matth. 12:38-40.
In zekere zin bevond Jona zich in Sjeool, of het graf, toen hij in de buik van de geweldige vis was die hem had opgeslokt (Jona 2:1, 2). Vervolgens kwam hij eruit, alsof hij een opstanding kreeg, om zijn profetische toewijzing in Ninevé te behartigen. Evenzo zou het in het geval van Jezus zijn, maar dan nog wonderbaarlijker.
Jezus voorzei dat hij zou sterven en op de derde dag uit de doden zou worden opgewekt (Matth. 16:21; 20:17-19; Joh. 2:19-21). Toen Jezus op de derde dag inderdaad uit de doden opstond, herinnerden zijn discipelen zich wat hij had gezegd, en dit sterkte hun geloof in hem (Joh. 2:22; 1 Kor. 15:3-8). Zelfs sommigen van de joodse priesters die hoorden van „het teken van Jona” en de christelijke boodschap „werden het geloof gehoorzaam” (Hand. 6:7). Maar zij waren beslist in de minderheid. De meesten van de joodse leiders die hadden geweigerd onder de indruk te raken van de wonderbaarlijke werken en leringen van Jezus toen hij zich onder hen bevond, volhardden in hun mening. Zij verwierpen „het teken van Jona”, Jezus’ opstanding uit de doden op de derde dag.
-