Congressen helpen degenen die graag willen delen in goddelijke zegepraal
DE WERELD is goed op weg naar een ernstige crisis. Wereldleiders zijn door zoveel grote problemen omringd dat zij niet eens over de tijd, en nog minder over de bekwaamheden en de kennis, beschikken om ze op te lossen. En elk van deze grote problemen zou op zich tot een wereldramp kunnen uitgroeien. Zegepraal door menselijke leiders over deze problemen is een fata morgana.
Waarom hebben Jehovah’s getuigen hun internationale congressen die verleden jaar zomer overal op het noordelijk halfrond werden gehouden dan „Goddelijke zegepraal”-congressen genoemd?
Welnu, in de eerste plaats verwachten zij in de zeer nabije toekomst goddelijke zegepraal, gevolgd door Gods nieuwe en rechtvaardige bestuur over de aarde. Zij hebben echter ook in hun persoonlijke leven en in hun gezinnen de zegepraal behaald door de grote problemen te overwinnen waardoor mensen overal ter wereld thans worden gekweld.
De congressen waren dus niet weer eens een serie conferenties, met debatten over het in sociale vraagstukken in te nemen standpunt. Zij die de congressen bijwoonden, kwamen omdat zij wisten dat zij meer uit Gods Woord zouden vernemen waardoor zij geholpen zouden worden ervoor in aanmerking te komen zich in goddelijke zegepraal en leven onder Zijn rechtvaardige regering te verheugen. De Süddeutsche Zeitung merkte in dit verband op:
„De boodschap van Jehovah’s getuigen is eenvoudig en duidelijk. ’De bijbel is Gods Woord en is profetisch voor deze wereld — om deze reden moeten wij er lering uit trekken en er in overeenstemming mee leven.’”
En de Düsseldorfer Nachrichten berichtte onder de kop „Er wordt goddelijke zegepraal verkondigd”:
„In tegenstelling tot lutherse of katholieke congressen, wordt er op deze vergadering niet gedebatteerd, doch er wordt alleen verkondigd en uiteengezet wat Jehovah’s getuigen over de gehele wereld als het ware Woord van God beschouwen.”
Dit was de optimistische, positieve geest gedurende alle vijfdaagse congressen. Het programma beklemtoonde door middel van eenendertig lezingen en vier bijbelse drama’s hoe noodzakelijk het voor alle christenen is ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten te houden’, hun eigen leven vollediger met de voortreffelijke, hoge morele beginselen van de bijbel in overeenstemming te brengen en hun liefde voor elkaar te vervolmaken (2 Petr. 3:12). Met het oog op de omvang van het werk dat moet worden gedaan, werden zij ook aangemoedigd nauwer dan ooit samen te werken in het grote, hun door Christus opgedragen werk dat bestaat in het maken van discipelen (Matth. 28:19, 20). Besprekingen van bijbelse profetieën die nu hun vervulling beleven, maakten allen wakker voor het feit dat wij ons ver, ja, al bijna zestig jaar, in de tijd van Christus’ tegenwoordigheid bevinden en dat de „dag van Jehovah” met het uur dichterbij komt.
Deze geest van vertrouwen met betrekking tot de toekomst werd weerspiegeld in uitingen van waardering door de aanwezige congresgangers. Eén zei: „Wij ontvangen een opvoeding van het hart — een scholing in goddelijke wegen — die onontbeerlijk is om de ’grote verdrukking’ die weldra over deze wereld komt, te overleven.” — Matth. 24:21.
ZEGEPRAAL ZONDER GEWAPEND CONFLICT
In de thematoespraak „Zegepraal over de wereld zonder gewapend conflict” vestigde de spreker de aandacht op Christus’ woorden tot zijn discipelen kort voor het einde van zijn aardse bediening: „Houdt moed: Ik heb de zegepraal over de wereld behaald” (Joh. 16:33, The New Testament in Modern Speech, door R. F. Weymouth, 1902). ’Het zou niet consequent zijn als volgelingen van Jezus Christus de wapens zouden opnemen of zich in politieke of sociale conflicten zouden verwikkelen’, zo zei hij. Hij wees erop dat christenen evenwel niet passief zijn. Zij hebben een inspannend werk te doen en dit brengt hen in feite in conflict met de wereld. Zij moeten de moeilijkheden overwinnen die de wereld iedereen die de door de bijbel aangegeven levenswijze tracht te volgen, in de weg legt.
Is deze overwinning werkelijk een voldongen feit in het leven van de duizenden die bijeen waren om dit bijbelse onderricht in zich op te nemen? Bezoekers van zowel binnen als buiten de gemeente van Jehovah’s getuigen konden dit zelf waarnemen. Een van de leden van het Besturende Lichaam van Jehovah’s getuigen merkte, na verscheidene congressen in het oosten te hebben bezocht, op:
„Het was werkelijk opwekkend en bemoedigend naar de zee van mensen te kijken die aandachtig naar het programma in Japan, in Korea, in Hong Kong en op Taiwan luisterden en te beseffen dat deze duizenden christenen zijn; geen Europese maar Aziatische christenen — mensen die voorheen boeddhisten waren die afgoden aanbaden, of sjintoïsten die hun voorouders aanbaden — mensen die vroeger niets van de God van de bijbel af wisten. Wat een veranderingen hebben zij, te midden van heidense praktijken en gewoonten, moeten aanbrengen! Wat heeft de waarheid van Gods Woord hen tot overwinnaars gemaakt!”
En een verslaggever van de in Rome verschijnende krant Paese Sera schreef over Jehovah’s getuigen:
„Precies zoals hun denominatie zelf verklaart, hebben zij een rechtstreekse verantwoordelijkheid ’getuigenis van God’ af te leggen . . . door een voorbeeldig, hardwerkend, streng-moreel leven te leiden en elkaar onderling te steunen, zoals de eerste christengemeenschappen deden.”
Er werd in de thematoespraak op gewezen dat een christen, waar hij ook woont en aan welke moeilijkheden hij ook het hoofd moet bieden ten einde God op aanvaardbare wijze te dienen, de zegepraal kan behalen. Ervaringen die tijdens het programma door personen van over de hele wereld werden verteld, verhaalden van zegepraal over de druggewoonte, waarbij velen het hele spectrum, van tabak en zwaar drinken tot marihuana, LSD en heroïne aan toe, hadden doorlopen. Na kennis te hebben gekregen van Gods voornemen, zijn deze mensen met het gebruiken van drugs opgehouden door bijbelse beginselen toe te passen, door middel van het gebed en met de hulp van medechristenen — niet door met methadon of een soortgelijk „vervangingsmiddel” geleidelijk aan te verminderen, maar door er radicaal mee te breken (2 Kor. 7:1). Anderen moesten hevige, vaak gewelddadige tegenstand van familie overwinnen.
Tot de vele honderden die na een studiecursus in de bijbel en na tot het punt van opdracht aan God te zijn gekomen, op deze congressen werden gedoopt, behoort de jonge man die tot de aanwezigen in Pittsburgh (V.S.) zei:
Voordat ik in de waarheid kwam, was ik katholiek. Ongeveer vijf jaar lang heb ik drugs gebruikt (zo ongeveer alles): ik stal, bedreef seksuele immoraliteit en deed bijna alles wat in de bijbel wordt verboden. Mijn verhouding tot mijn ’vrouw’ vormde een moeilijkheid die ik moest overwinnen voordat ik een Getuige werd. Zij was toen namelijk niet mijn vrouw, hoewel ik al vier jaar met haar omging. Ik wilde met haar trouwen, maar zij zei: ’Jehovah’s getuigen zijn gek. Als je je met hen gaat verbinden, vergeet ’t dan maar.’ Ik zei: ’Goed.’ Zij wist dus dat ik geen gekheid maakte, maar het kostte haar ongeveer een maand voordat zij mij vroeg met haar te studeren. Zij probeerde te bewijzen dat de bijbel het bij het verkeerde eind had, net als ik had gedaan. Maar zij is hier vandaag met mij op dit congres. Wij zijn op 26 mei 1973 getrouwd.”
WANDELEN IN DE GODDELIJKE NAAM
Een van Gods profeten zei dat Zijn dienstknechten zouden „wandelen in de naam van Jehovah, onze God” (Micha 4:5). Hoe gebeurt dit?
Een aantal lezingen, besprekingen en op het toneel uitgebeelde situaties verschaften het antwoord. God is onzichtbaar. Zijn onzichtbaarheid maakt het voor ons echter niet onmogelijk hem als een persoon te „zien” — dat wil zeggen, zijn hoedanigheden, zijn wijze van handelen en zijn bemoeienissen te zien. Mozes „bleef standvastig als zag hij de Onzichtbare”. Hij zag en hoorde hoe Gods eigenschappen werden uitgeroepen. Hij kwam persoonlijk vele malen nauw in aanraking met Gods handelingen, bemoeienissen en oordelen, hetgeen zijn liefde voor God onverbrekelijk maakte. — Hebr. 11:25-27; Ex. hoofdst. 15; 34:5-7.
Door God intiem als een persoon te kennen en zijn voortreffelijke hoedanigheden, zijn liefderijke goedheid en barmhartigheid alsook zijn positie als Universele Soeverein naar waarde te schatten, kunnen wij dus de liefde aankweken die ons standvastig in onze toewijding jegens hem zal doen blijven. Wij zullen in praktijk brengen wat wij omtrent Gods wijze van handelen te weten zijn gekomen. Deze praktische toepassing is essentieel. Een christen zal ook zijn christelijke broeders gaan liefhebben, alsook liefde voor zijn naasten tonen. — Joh. 13:35; Gal. 6:10.
Dit is het geheim van de eenheid van Jehovah’s getuigen. Het verklaart waarom men functionarissen en persmensen opmerkingen hoorde maken zoals: „Ik heb nog nooit zo’n eenheid en harmonie onder mensen gezien — werkelijk de moeite waard om waar te nemen”, en „Er valt iets van deze Getuigen te leren: hoe met elkaar op te schieten.” Over het programma zei een congresafgevaardigde: „Alle lezingen en drama’s die werden opgevoerd, legden de nadruk op de noodzaak elke dag te onderzoeken hoe wij tegenover anderen staan, hoe wij onszelf meer ten behoeve van hun welzijn kunnen opofferen.”
Iedereen die dit programmaonderdeel beluisterde, werd voor vragen geplaatst die wij onszelf terecht zouden kunnen stellen: Heb ik mijzelf onderzocht? Heb ik getracht te weten te komen hoe God, mijn Schepper, over mijn levenswandel denkt? Wil ik in een goede verhouding tot hem staan? Besef ik dat een verkeerd gedrag deze verhouding kan bederven? Hoe handel ik jegens mijn naaste?
’Met God wandelen’ betekent eerlijkheid in zakelijke aangelegenheden, waarheidlievendheid, reine zeden en ijver bij het helpen van anderen. Ziet u dit in de wereld? Als u naar een sportevenement of een bioscoop, of waarheen maar ook, zelfs op straat, gaat waar een grote mensenmenigte is, hoe voelt u zich dan als u geld verliest, of iets waardevols op een openbare plaats laat liggen? Beschouwt u het als voorgoed kwijt? Welnu, is het anders op een bijeenkomst van mensen die werkelijk bijbelse beginselen hebben geleerd? Ja. Op alle congressen van Jehovah’s getuigen is een afdeling „Gevonden voorwerpen” opgezet. Er werden daar duizenden voorwerpen gebracht. Tot de vele interessante gebeurtenissen op de „Goddelijke zegepraal”-congressen, behoorden de volgende:
Op het congres in Los Angeles (V.S.) liet een vrouw een geldbedrag in een telefooncel op het congresterrein liggen. Zij werd naar de afdeling „Gevonden voorwerpen” verwezen, waar zij haar $120 intact terugontving. In een ander geval werd er een twintig-dollarbiljet gebracht.
Op een ander congres ging een jongen van ongeveer acht jaar naar de afdeling „Gevonden voorwerpen” om naar zijn verloren dollarbiljet te zoeken. Degene die toezicht hield op de afdeling had er verscheidene in zijn doos met „ingeleverd geld” en bood de jongen er een aan. „Dat is mijn dollarbiljet niet”, zei de jongen. „De mijne was opgevouwen als een accordeon.” Er werd weer in de doos gekeken en, ja hoor, er was zo’n biljet, dat de jongen blij aannam.
Deze mensen zijn niet van nature beter dan andere mensen. Zij hebben enkel geleerd dat het beter is in Gods weg te wandelen, en hun hart heeft hen ertoe bewogen dit te doen. En zij zijn levende voorbeelden dat iedereen die werkelijk het verlangen bezit God te dienen, dit kan.
RIJKDOM VERWERVEN VOOR DE NIEUWE KONING DER AARDE
Het programma legde sterk de nadruk op het feit dat Christus thans onzichtbaar tegenwoordig is en in 1914 G.T. zijn macht als regerende Koning heeft verkregen. Bijgevolg zou dit een tijd zijn waarin christenen zouden kunnen verwachten verantwoording te moeten afleggen en een beloning te ontvangen. Wat deze verantwoording zou betekenen, werd besproken in een onderzoek van Jezus’ gelijkenis van de „minen”, in de congresbespreking „Rijkdom verwerven voor de nieuwe Koning der aarde”. — Luk. 19:11-27.
In de gelijkenis vertrouwde een man die op een verre reis ging om een koninkrijk te ontvangen en daarna zou terugkeren, zijn slaven zakenbezit toe. Bij zijn terugkeer beloonde hij degenen die goed voor de hun toevertrouwde kostbaarheden hadden gezorgd, rijkelijk, maar strafte hij een luie slaaf. Toen verdelgde hij degenen die vol haat weigerden zijn regering over hen te erkennen. In de vervulling ging Jezus Christus in 33 G.T. naar het ’verre land’ de hemel en liet zijn discipelen bepaalde geestelijke bezittingen na die door de prediking van het goede nieuws vermeerderd moesten worden.
Naarmate de spreker zijn thema ontwikkelde, begreep iedere toehoorder zijn verantwoordelijkheid een aandeel te hebben aan het maken van discipelen en niet lui te zijn. Hij besefte ook in welk gevaar degenen in de wereld verkeren die de nieuwe koning der aarde nu niet erkennen. Dezen moeten met het goede nieuws worden bereikt. Aangezien allen die door het predikingswerk als discipelen zijn bijeengebracht eveneens als kostbaar bezit van Christus worden gerekend, moet iedere discipel bovendien liefde jegens zijn medechristenen ten toon spreiden.
Tot in welke mate de Koninkrijksprediking heeft plaatsgevonden, werd besproken in een andere lezing, „Zaden van goed nieuws zaaien in een door oorlog geteisterde wereld”. De apostel Paulus werd aangehaald die omstreeks het jaar 61 G.T. aan christenen schreef: „De prediking van de waarheid van dat goede nieuws . . . [draagt] in de gehele wereld vrucht . . . en [neemt toe], evenals dit ook onder u het geval is” (Kol. 1:5, 6). De spreker legde vervolgens uit dat christenen in deze tijd het goede nieuws bezitten dat dat langverwachte koninkrijk Gods thans in de hemel is opgericht. Hij zei:
„Lange tijd heeft men gedacht dat Gods koninkrijk zou komen doordat alle mensen tot kerkleden van de christenheid bekeerd zouden worden. . . . Zijn twee wereldoorlogen binnen een tijdsbestek van tweeëndertig jaar van deze twintigste eeuw het bewijs dat Gods ’koninkrijk van rechtvaardigheid, vrede en vreugde, In de Heilige Geest’ in de harten van de honderden miljoenen kerkleden van de christenheid werd opgericht? . . . Door al deze dingen wordt bewezen dat het koninkrijk Gods . . . niet in hun hart is gekomen. Er kan niet worden verwacht dat het . . . op die manier komt.”
Hij verklaarde vervolgens:
’Nochtans komt het Koninkrijk als een werkelijke functionerende regering over deze aarde. Dit goede nieuws wordt thans in 208 landen en eilandengroepen als zaad gezaaid en draagt vrucht. Iedereen die het goede nieuws met een goed hart hoort, neemt deel aan het verbreiden ervan.’
Ja, zelfs in landen waarin lange tijd slechts één religie werd beleden, zoals Italië en Frankrijk, spraken de kranten hun verbazing uit over de wijze waarop mensen op de Koninkrijksprediking reageren. In Italië nemen 30.000 getuigen van Jehovah actief aan de prediking deel, maar op hun congres in het Flaminio-stadion in Rome kwam het verbazingwekkende aantal van 57.000 personen. Zo bezochten ook in Frankrijk, met minder dan 50.000 Getuigen in het hele land, meer dan 60.000 personen het in het Colombes-stadion in Parijs gehouden congres.
EEN SPECIAAL WERK
Ook al luisteren vele mensen naar Jehovah’s getuigen, toch moeten er nog grotere krachtsinspanningen in het werk worden gesteld om hen met het goede nieuws te bereiken. Er werd een drama opgevoerd waarin de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in 70 G.T. werd uitgebeeld. Het schilderde levendig in welk grote gevaar de christenen verkeerden die in gebreke bleven Jezus’ instructies in Matthéüs 24:15-18 en Lukas 21:20-24 op te volgen, namelijk om uit de stad te vluchten zodra zij zagen dat Gallus’ leger deze in 66 G.T. omsingelde. Evenals toen, heeft God de mensen ook nu een tijdslimiet gesteld om zich uit dit samenstel van dingen los te maken. Christenen leven en werken derhalve alsof morgen het einde van dit huidige samenstel zou kunnen aanbreken.
Veel mensen in de wereld snakken thans naar verlichting. Zonder het te weten, hongeren zij er in feite naar om de vertroostende, van hoop vervulde boodschap van de bijbel te horen en te begrijpen. Kan er iets worden gedaan om deze mensen sneller te vinden? Ten einde de krachtsinspanning te vergroten om iedereen die maar bereikt kan worden in de beschikbare tijd ook werkelijk te bereiken, werd aan alle congresgangers een speciaal werk aangekondigd, dat hen van geestdrift vervulde.
Er werd bekendgemaakt dat in de periode van 21-30 september het verbazingwekkende aantal van bijna 130 miljoen exemplaren van een vier bladzijden tellend traktaat aan een groot deel van de bevolking van de aarde in hun eigen taal zou worden verspreid. Er moest getracht worden in elk huis een traktaat achter te laten. Dit zou het begin zijn van een werk dat periodiek in toenemende omvang en op steeds grotere schaal in de daaropvolgende maanden zou worden herhaald. Elke keer zou er een nieuwe boodschap worden bekendgemaakt. Men hoopt dat er vóór september 1974 een half miljard traktaten in de huizen der mensen zijn achtergelaten. Voorwaar een kolossaal werk!
Als u een van de bevoorrechten bent die op de hoogte is van Gods voornemen zijn rechtvaardige regering in te voeren, hebt u in september en december van het afgelopen jaar waarschijnlijk deelgenomen aan de verspreiding van deze krachtige boodschappen. Hebt u plannen gemaakt er in de toekomst een nog groter aandeel aan te hebben?
DIEPTE VAN TOEWIJDING
Op de eerste dag van de congressen ontving de regeling van ouderlingen — opzieners in de gemeenten — aandacht. Deze mannen hebben de verantwoordelijkheid voor de „kudde” te zorgen door schriftuurlijke raad te geven, de gemeenteleden te helpen moeilijkheden in hun leven te overwinnen en de activiteit van de gemeente op het gebied van de prediking en het maken van discipelen te organiseren en te leiden. De bespreking liet zien waarom God de activiteit van Jehovah’s getuigen heeft gezegend: omdat alleen mannen die aan de in 1 Timótheüs 3:1-7 en Titus 1:5-9 uiteengezette bijbelse vereisten voldoen als „herders” worden aangesteld. Zulke mannen kunnen allen in de gemeenten helpen een hoge maatstaf te blijven aanleggen wat hun diepte van godvruchtige toewijding betreft.
De belangrijkheid van individuele godvruchtige toewijding werd belicht in een voortreffelijk programmaonderdeel waarbij alle toehoorders waren betrokken: „Hoe gevoelig is jouw geweten?” Er waren situaties geënsceneerd die waar gebeurde voorvallen te zien gaven waarin Getuigen met een probleem werden geconfronteerd ten aanzien waarvan de bijbel geen specifieke „zwart-wit”-uitspraak doet. Het geweten van de christen moet geoefend worden door bijbelse beginselen toe te passen en te beslissen wat te doen in „grijze” vlakken, zoals: Wat is mijn verantwoordelijkheid als winkelbediende als mij wordt gevraagd onchristelijke feestversieringen aan te brengen of tabaksartikelen te verkopen? Of, Wat beheerst de mate waarin ik zou mogen kijken naar of deelnemen aan sportactiviteiten? Iedere toehoorder onderzocht zijn geweten en ging na welke raad hij zou geven aan iemand die hem een dergelijke vraag voorlegde.
DE DOOP
Een van de op de voorgrond tredende kenmerken van de congressen van Jehovah’s getuigen is de massale doopdienst. Op de Noordamerikaanse, Europese en Aziatische congressen werden 39.313 personen gedoopt. Jehovah’s getuigen passen de totale onderdompeling in water toe, hetgeen de opdracht van de gedoopte aan God op basis van het zoenoffer van Jezus Christus symboliseert. Op alle congressen kwamen degenen die in aanmerking kwamen voor de onderdompeling eerst in een gereserveerd gedeelte bijeen. Er werd hun in herinnering gebracht: ’Door deze belangrijke stap van de doop te doen, maken jullie er niet langer aanspraak op jezelf toe te behoren, in de erkenning dat Jehovah God jullie rechtmatige Eigenaar is, en onderwerpen jullie je zonder voorbehoud in elk aspect van het leven aan zijn wil’ (Matth. 16:24; Rom. 12:1, 2). Toen verklaarde de spreker het eerste bijbelse vereiste, namelijk berouw, een diepgevoelde spijt dat men zijn vroegere leven besteed heeft op een wijze die niet in overeenstemming was met Gods in zijn Woord tot uitdrukking gebrachte wil (Ps. 97:10; Hand. 17:30). Vervolgens dient er een bekering, een zich omkeren van de vroegere handelwijze, te volgen (Hand. 3:19). Ten slotte komt iemand door de opdracht, door zichzelf te verloochenen en zich er persoonlijk toe te verbinden Jehovah te dienen, in een juiste toestand om aanvaardbaar te zijn voor de doop.
DRAMA’S
Gedurende de vijf dagen werd het thema van het congres door vier bijbelse drama’s geïllustreerd en beklemtoond. In elk drama werd een werkelijk bijbelverslag uitgebeeld.
In het eerste ontroerende drama werden de aanwezigen ertoe aangespoord hun eigen hart te onderzoeken ten aanzien van barmhartigheid en nederigheid en werd getoond dat een ieder — ten einde zijn eigen hart te behoeden — zeer zorgvuldig op zijn eigen handelwijze moet letten. Het verslag van Davids zonde met Bathséba maakte duidelijk hoe gemakkelijk men in zonde kan vervallen, maar beklemtoonde Gods grote barmhartigheid en doordrong allen ervan dat wij alleen door volledig op Jehovah’s leiding te vertrouwen, over verleidingen tot zondigen kunnen zegevieren. — 2 Sam. hoofdst. 11 en 12.
’Schreeuwt! Want Jehovah heeft u de stad gegeven!’ nam de aanwezigen mee terug naar de stad Jericho uit de oudheid in de dagen van Jozua en Rachab (Joz. hoofdst. 2, 6). Een toeschouwer gaf zijn indruk van de wijze waarop de aanwezigen de in het drama vervatte boodschap op zichzelf toepasten. „Er liep een rilling over onze rug toen wij zagen hoe een van Rachabs familieleden op het moment dat de muren van Jericho vielen uit Rachabs huis rende — liever de wereld inrende om ermee te sterven, dan in de plaats van veiligheid te blijven.” Dit drama beeldde aanschouwelijk Gods zegepraal ten behoeve van zijn volk over deze wereld uit en hoe hij hen op miraculeuze wijze zal sparen.
„De ijver voor uw huis zal mij verteren” gaf glimpjes te zien uit de bediening van Jezus Christus en legde de nadruk op de noodzaak thans met alle energie te prediken. Wij kunnen spotten met de Koninkrijksverkondiging, zoals de Farizeeën deden, of wij kunnen, ondanks spot en tegenstand, ons standpunt aan de zijde van het Messiaanse koninkrijk innemen en voor onszelf de zekerheid verwerven in de goddelijke zegepraal te delen.
Het drama „Wie zal ontkomen en staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen?” beeldde de benarde dagen van Jeruzalem van 66 tot 70 G.T. uit. Het handelde over een apathisch christelijk echtpaar dat hun zoon als gevolg van deze geestelijke apathie verloor. Een toeschouwer merkte op: „Het behoud van ons eigen gezin gaat ons terecht meer ter harte dan van wie maar ook. Veel ouders denken misschien dat het goed met hun kinderen gaat als zij alleen maar naar vergaderingen of mee in de velddienst gaan. Maar als zij niet aan alles wat de gemeente doet ijverig en van ganser harte deelnemen, zouden wij hen wel eens kunnen verliezen.”
VERKLARING EN RESOLUTIE
Onmiddellijk na de lezing „Rijkdom verwerven voor de nieuwe Koning der aarde” legde de spreker de aanwezigen een Verklaring voor, gevolgd door een Resolutie, die door de bijeenvergaderde menigten enthousiast werd aangenomen. De Verklaring vatte de gebeurtenissen samen die volgens de voorzegging vanaf het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 tot aan het volledige einde van dit samenstel van dingen gedurende het geslacht na 1914 zouden plaatsvinden.
De Resolutie waaraan de Verklaring voorafging, stelde de wereld ervan in kennis dat Jehovah’s getuigen „er zonder ophouden mee blijven voortgaan de waarschuwing uit Gods geschreven Woord te laten weerklinken . . . [en] het duizendjarige Messiaanse koninkrijk als de panacee — het middel tegen alle kwalen — voor de bedroefde mensheid bekend te maken”. In de laatste paragraaf van de Resolutie werd verklaard:
„Aangezien wij thans duidelijker dan ooit tevoren zien dat Gods duizendjarige koninkrijk is nabijgekomen en dat de tijd waarin de bedroefde mensheid van het goede nieuws van redding voordeel kan trekken, steeds korter wordt, zullen wij loyale liefde jegens God en liefde voor onze medemens ten toon spreiden. Wij zullen in dit opzicht veeleer God in plaats van mensen gehoorzamen en zullen onze handen niet laten verslappen bij het ten uitvoer brengen van zijn door bemiddeling van Christus gegeven gebod om ’dit goede nieuws van het Koninkrijk tot een getuigenis voor alle natiën op de gehele bewoonde aarde te prediken’ voordat het einde van dit ten ondergang gedoemde samenstel van dingen komt (Matth. 24:14; Mark. 13:10). Wij vertrouwen erop dat God ons zal helpen dit besluit ten uitvoer te brengen. En moge Hij ons tot het einde toe getrouw bevinden en ons waardig oordelen in de vreugden en zegeningen te delen die uit zijn Goddelijke Zegepraal voortspruiten!”
NIEUWE PUBLIKATIES
De congresgangers waren overgelukkig een aantal nieuwe publikaties te ontvangen die voortreffelijke studiehulpmiddelen zullen zijn. Het boek Ware vrede en zekerheid — Uit welke bron? gaat recht op de man af, maar redeneert niettemin met de lezer. In dit nieuwe boek, waarvan de eerste oplage in tien talen is verschenen, worden voornamelijk de problemen van het dagelijkse leven behandeld. Het zal nieuwe onderzoekers van Gods Woord helpen hun leven in overeenstemming te brengen met Gods morele vereisten en met zijn maatstaven om in een rechtvaardige nieuwe ordening te leven.
Ongeveer dertien jaar lang (in Nederland sedert 1969) gebruiken Jehovah’s getuigen nu al vol waardering de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift, een moderne vertaling die zich nauwgezet aan de handschriften in de oorspronkelijke talen houdt. Op het „Goddelijke zegepraal”-congres werd met enthousiasme de Comprehensive Concordance of the New World Translation of the Scriptures ontvangen. Dit 1280 bladzijden tellende boekwerk dat meer dan 333.000 tekstverwijzingen bevat, zal bij het opzoeken van bijbelteksten een grote hulp blijken te zijn.
Ook werd er zowel in het Engels als in het Duits een nieuw 416 bladzijden tellend boek verkrijgbaar gesteld met de pakkende titel: God’s Kingdom of a Thousand Years. In het Nederlands werd het 416 bladzijden tellende boek Het herstel van het Paradijs voor de mensheid — door de Theocratie! verkrijgbaar gesteld, waarin gedetailleerd de bijbelboeken Haggaï en Zacharia worden besproken. Dit boek wordt momenteel in alle gemeenten van Jehovah’s getuigen in Nederland grondig bestudeerd.
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
De spreker die de slottoespraak van het vijfdaagse congres hield, gaf een overzicht van het werk dat in april 1973 over de gehele wereld was verricht. Hij vertelde dat 1.701.091 Getuigen een actief aandeel aan de prediking van het goede nieuws hadden gehad. De vooruitzichten voor toekomstige expansie zijn groot, aangezien er gedurende die maand 1.266.970 bijbelstudies in de huizen van belangstellende personen waren gehouden. Op de jaarlijkse viering van de herdenking van Christus’ dood, die op 17 april plaatsvond, waren 3.883.235 personen aanwezig.
Berichten van de 41 „Goddelijke zegepraal”-congressen (in 38 steden) die tot aan het schrijven van dit artikel waren binnengekomen, tonen aan dat daarop in totaal 1.402.238 personen aanwezig waren en dat er 39.313 werden gedoopt. Dit bevestigt dat Jehovah werkelijk met zijn volk is. Het geeft allen die het zaad van het goede nieuws zaaien de moed energiek voorwaarts te gaan in de wetenschap dat hun arbeid „niet tevergeefs is in verband met de Heer” (1 Kor. 15:58). Zij hebben het volste vertrouwen in Jehovah’s vermogen en bereidheid Zijn dienstknechten de kracht te geven de voor hen liggende moeilijkheden te overwinnen. Zij hebben de zekerheid in Jehovah’s uiteindelijke zegepraal over deze wereld te delen, hetgeen voor hen leven in zijn altijddurende nieuwe ordening betekent.
[Illustratie op blz. 55]
Deze afgelopen zomer vulden grote menigten de Houston Astradome en vergadergelegenheden in 37 andere steden ter gelegenheid van congressen van Jehovah’s getuigen
[Illustratie op blz. 56]
31.263 vulden het Expo ’70 Feestpaleis in Osaka, Japan, om meer over de goddelijke zegepraal te vernemen
[Illustratie op blz. 56]
Nog eens 29.577 personen bezochten het internationale congres in Seoel, Korea
[Illustratie op blz. 57]
Op de meeste congressen hielden leden van het besturende lichaam lezingen; hier spreekt N.H. Knorr via een tolk in München, Duitsland
[Illustratie op blz. 57]
In Frankrijk waren meer dan 60.000 personen in het Colombes-stadion aanwezig om de bijbelse boodschap te horen
[Illustratie op blz. 58]
De 30.000 Getuigen in Italië waren bijzonder verheugd meer dan 57.000 personen op hun congres in Rome te hebben
[Illustratie op blz. 58]
Er werd een speciaal werk aangekondigd: de wereldomvattende verspreiding van een traktaat met een krachtige boodschap betreffende Gods koninkrijk
[Illustratie op blz. 59]
Meer dan 39.000 personen werden als symbool van hun opdracht om de goddelijke wil te doen gedoopt
[Illustratie op blz. 60]
In een krachtig bijbels drama zagen de congresgangers toe hoe ouders die er laks in waren de goddelijke wil te doen, hun zoon in het eerste-eeuwse Jeruzalem verloren
[Illustratie op blz. 60]
In het drama dat op het verslag over Rachab en de Israëlitische verspieders te Jericho was gebaseerd, werd uitgebeeld hoe God zijn volk op wonderbare wijze beschermt
[Illustratie op blz. 61]
Een hoogtepunt van de congressen was het moment dat het nieuwe boek „God’s Kingdom of a Thousand Years Has Approached” verkrijgbaar werd gesteld