Vragen van lezers
● Religieuze afbeeldingen van Jezus’ dood vertonen vaak een bordje boven zijn hoofd met verschillende letters erop. Wat betekenen deze letters? — A.D., V.S.
De meest voorkomende letters op zulke afbeeldingen zijn I.N.R.I. Dit is een afkorting van het Latijnse Iesus Nazarenus, Rex Iudæorum, hetgeen betekent: Jezus van Nazareth, de Koning der joden. Een variant hierop is I.N.R.J., Iesus Nazarenus, Rex Judæorum (Jezus van Nazareth, de Koning der joden). Deze afkorting is gebaseerd op hetgeen volgens Johannes op het bordje stond dat op de martelpaal werd aangebracht, namelijk: „Jezus de Nazarener, de Koning der joden.” — Joh. 19:19.
● Tot op welke hoogte beschermt Jehovah daadwerkelijk zijn huidige dienstknechten op aarde? Als men bij een ongeluk nauwelijks aan de dood ontsnapt of als men van vervolgers wordt bevrijd, is het dan juist te zeggen dat Jehovah zo iemand bewaard heeft, hoewel andere getrouwe christenen wellicht niet op een dergelijke wijze werden bevrijd? — M.B., Verenigde Staten.
Jehovah’s hand is niet te kort. Hij kan degenen die hem liefhebben beschermen, bevrijden en schragen. „Zie,” zegt Jesaja, „de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen” (Jes. 59:1). Denk alleen maar aan wat er gebeurde toen de goddeloze koning Herodes negentienhonderd jaar geleden Petrus in de gevangenis opsloot. Wat een sensationele bevrijding ondervond de apostel! Handelingen 12:6-11 verhaalt de gebeurtenis op levendige wijze en zegt onder andere: „Maar zie! daar stond Jehovah’s engel en er scheen een licht in de gevangeniscel. Hij stootte Petrus in de zij om hem te wekken en zei: ’Sta vlug op!’ En de ketens vielen van zijn handen.” De verbaasde apostel nam de ontvangen instructies ter harte en volgde zijn hemelse bezoeker. Het verslag gaat verder: „Nadat zij de eerste en de tweede schildwacht hadden gepasseerd, kwamen zij aan de ijzeren poort die toegang gaf tot de stad, en deze ging vanzelf voor hen open. En buitengekomen, gingen zij één straat ver, en onmiddellijk ging de engel van hem weg. Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: ’Nu weet ik inderdaad dat Jehovah zijn engel heeft uitgezonden en mij uit de hand van Herodes en van alles wat het volk der joden verwachtte, heeft bevrijd.’” Er was geen twijfel aan, Jehovah had, door bemiddeling van zijn engel, Petrus’ bevrijding uit de gevangenis bewerkstelligd.
Welke gevolgtrekking moeten wij dan maken? Dat Jehovah zeker bevrijding kan verschaffen en dat hij iemand ook kan sparen als dat zijn wil is. In dit verband zijn de woorden van Jakobus 4:15 opmerkenswaardig, namelijk: „Gij [zoudt] moeten zeggen: ’Indien Jehovah wil, zullen wij leven en ook dit of dat doen.’” Hoewel Jehovah stellig voor bescherming en bevrijding kan zorgen, kan hij ook bepaalde dingen toelaten. Hoewel Petrus bijvoorbeeld een wonderbaarlijke bevrijding uit de gevangenis ondervond, had Herodes nog maar kort daarvoor „Jakobus, de broer van Johannes, door het zwaard om het leven [gebracht]” (Hand. 12:2). Welnu, was Jakobus het minder waard bevrijd te worden dan Petrus? Dit impliceert de Schrift niet. In dat geval, evenals in andere gevallen, liep een en ander af zoals Jehovah het wilde of toeliet.
Is het, met het oog op het voorgaande, juist thans voor hen die ons dierbaar zijn, Jehovah’s bescherming te vragen als wij en zij christenen zijn? Ja. Als christenen kunnen wij alle aangelegenheden in het leven tot een passend onderwerp van gebed maken. Laten wij het illustreren. Wij danken Jehovah dagelijks voor het voedsel dat op tafel staat, hoewel wij weten dat wij ervoor hebben moeten werken om dat voedsel te krijgen. Niettemin is er in de voorziening van dergelijk voedsel een element dat de mens niet kan verschaffen. Dit kan alleen de almachtige God Jehovah verschaffen. Het is dus passend dat wij hem dankzeggen voor de voorziening van het voedsel waarom wij hem, in overeenstemming met het modelgebed van Matthéüs 6:9-13, hebben gevraagd. Buiten en behalve hetgeen wij kunnen doen om het te krijgen, erkennen wij Gods hand in de voorziening van voedsel. Het dient hetzelfde te zijn met bescherming.
Wij kunnen terecht tot Jehovah bidden met betrekking tot bescherming en dergelijke aangelegenheden. Wij dienen evenwel niet te veronderstellen dat God verplicht is ten behoeve van ons wonderen te verrichten. Wij dienen bijvoorbeeld goed ons verstand te gebruiken ten aanzien van het behoud van onze gezondheid en wij dienen gepaste maatregelen voor onze veiligheid te nemen. Dit wordt vereist ook al zijn onzichtbare engelen Gods dienstknechten in onze tijd behulpzaam (Hebr. 1:14; Ps. 34:8 7). Denk niet dat zij elk moment naast ons staan ten einde op wonderbaarlijke wijze in te grijpen als wij iets dwaas doen of als wij zorgeloos zijn en ons daardoor in een positie plaatsen waarin ons een of ander ongeluk of een ramp kan overkomen.
Zoals in het geval van het door God verschafte voedsel, waarvoor wij hem danken, zo is het ook met bescherming; er is ergens een grens, ondanks alles wat wij doen om ons te beschermen. Daarom kunnen wij na een reis of na een hachelijke ervaring, Jehovah God op passende wijze dankzeggen dat hij ons heeft beschermd. Stellig kan niet alles wat ons behoud of onze redding tot gevolg heeft, uitsluitend worden toegeschreven aan hetgeen wij zelf of anderen persoonlijk doen om een veilige uitkomst te bewerkstelligen. Het is wellicht niet werkelijk mogelijk dat iemand specifiek kan vaststellen of een ander bij een bepaalde gelegenheid al of niet de bescherming van Jehovah heeft ondervonden. Maar als iemand persoonlijk reden heeft te geloven dat zijn leven gespaard is of dat hij bescherming van God heeft ondervonden, dient hij hiervoor Jehovah in gebed nederig dank te zeggen. Het is in feite altijd goed God de eer te geven. Paulus zei: „Brengt in verband met alles dank.” Ja, wij kunnen Jehovah terecht danken dat wij zelfs een nacht van lichamelijke rust hebben overleefd. — 1 Thess. 5:18.
Maar als nu een andere christen tijdens een crisis misschien niet werd bevrijd of misschien niet aan de dood ten gevolge van een ongeluk of door toedoen van vervolgers is ontkomen? Sommigen worden niet gespaard, maar dat bewijst niet dat zij ontrouw waren. Denk aan Jakobus, die door Herodes ter dood werd gebracht, terwijl Petrus werd gespaard en met behulp van een engel uit de gevangenis ontsnapte. Jakobus stierf niet wegens de een of andere daad van ontrouw. Hij bewees door zijn marteldood in feite zijn rechtschapenheid. Ja, het behaagde God toe te laten dat zijn eniggeboren Zoon een onterende dood onderging. Hierdoor bewees Christus zijn rechtschapenheid en verschafte het voornaamste voorbeeld van getrouwheid tot in de dood.
Bovendien verklaarde Jezus ten aanzien van hen die zijn discipelen zouden zijn: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen, zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Matth. 16:24). Jezus zei niet dat God zijn volgelingen voor het opnemen van hun martelpaal zou beschermen, maar wel zei hij: „Wie zijn ziel wil redden, zal ze verliezen; maar wie zijn ziel verliest om mijnentwil, zal ze vinden” (Matth. 16:25). Als onze medechristenen dus door hun gewelddadige vervolgers ter dood worden gebracht, laten wij dit dan niet zien als een kwestie van ontrouw van hun zijde of als partijdigheid van Jehovah’s zijde. Zulk een dood in getrouwheid verzekert iemand van een opstanding en de gelegenheid eeuwig leven in de nieuwe ordening van Gods belofte te verkrijgen. — Openb. 2:10; 2 Petr. 3:13.
Bedenk in verband met ongelukken die de dood van medechristenen tot gevolg kunnen hebben, dat ’tijd en toeval hen allen treffen’ (Pred. 9:11). Daar dit zo is, duidt de dood van Gods dienstknechten niet op ontrouw van die persoon. Bovendien garandeert Jehovah niemand blijvend leven in dit samenstel van dingen. Zijn beloning voor getrouwe personen die hun rechtschapenheid bewaren, is eeuwig leven in het nieuwe samenstel (Rom. 6:23). De vervulling van die beloofde beloning zal ten aanzien van de getrouwe christen worden vervuld ook al heeft een of ander ongeluk of een ramp thans zijn dood tot gevolg. Hem zal een opstanding des levens onder Gods koninkrijk ten deel vallen (Joh. 5:28, 29). Ongeacht wat Jehovah ook mag toelaten, wij zien dus dat hij niet partijdig is; hij beloont de getrouwen. Werkelijk, „er is bij God geen partijdigheid”. — Rom. 2:11.
Wij moeten nog iets in aanmerking nemen. Wij leven in moeilijke tijden en tijdens deze donkere dagen worden wij als christenen door Jehovah geweldig geholpen. Ja, wij hebben beslist reden tot dankbaarheid. Het feit alleen al dat wij hem hebben leren kennen en het voorrecht hebben zijn wil te doen, is louter aan zijn onverdiende goedheid te danken. Jehovah zegent onze bediening. Hij hoort en verhoort onze gebeden (1 Joh. 5:14, 15). Zijn milddadigheden zijn werkelijk groot. Denk aan Jehovah’s vele voorzieningen, zijn zegeningen en de wijze waarop hij ons helpt bij het verrichten van onze bediening. Ja, God laat misschien toe dat wij beproefd worden, lijden ondergaan of zelfs sterven. Maar ongeacht wat Jehovah toelaat, als wij getrouw zijn, bezitten wij zijn liefde en heel veel om dankbaar voor te zijn! — Rom. 8:38, 39.
Eén ding is zeker: Als Jehovah’s opgedragen dienstknechten zijn wij niet volkomen aan de genade van Satan overgeleverd. Als dat zo was, zouden wij er thans immers niet zijn als Jehovah’s getuigen. Wij zijn op aarde als Gods beschermde dienstknechten, zoals ook Job zelf werd beschermd. Jehovah stond de Duivel in zijn geval niet toe tot het uiterste te gaan (Job 2:4-7). Nu binnenkort de aanval van Gog van Magog komt, zouden in feite noch het geestelijke overblijfsel noch hun honderdduizenden metgezellen in leven blijven, ware het niet dat Jehovah God hen beschermt. Maar Jehovah heeft in zijn Woord onomstotelijk meegedeeld dat hij zijn geestelijke overblijfsel en hun metgezellen helemaal door de strijd van Armageddon heen zal beschermen en bewaren. Als „de grote dag van God de Almachtige” voorbij is, zullen zij die tot het overblijfsel behoren en hun metgezellen Jehovah voor zijn bevrijding danken (Openb. 16:14, 16). Werkelijk, in hun geval zullen de woorden van Psalm 37:34 waar blijken te zijn: „Wacht op den HERE en bewaar zijn weg, dan zal Hij u verhogen om het land te beërven, de uitroeiing van goddelozen zult gij met vreugde zien.” Die bevrijding zal het gevolg zijn van Gods bescherming en zal een definitieve rechtvaardiging van Jehovah’s heilige naam betekenen.