Vragen van lezers
● Wat bedoelde de apostel Paulus toen hij in zijn bespreking van het huwelijk over het ’passeren van de bloem der jeugd’ sprak?
Strikt genomen bedoelde hij dat men dan de tijd achter de rug had waarin het seksuele verlangen voor het eerst opbloeide of sterk werd.
In 1 Korinthiërs 7:36 lezen wij: „Indien iemand echter denkt dat hij zich ongepast gedraagt ten opzichte van zijn maagdelijkheid, indien die de bloem der jeugda is gepasseerd, en dit de wijze is waarop het dient te geschieden, hij doe wat hij wil; hij zondigt niet. Laten zij trouwen.” Deze tekst kan het beste worden begrepen in het licht van de context.
Paulus had juist uiteengezet dat een ongehuwde christen vrij is met betrekking tot de zorgen die de gehuwde staat met zich brengt. Aldus kan hij of zij aandacht schenken aan „de Heer . . . zonder te worden afgeleid” (1 Kor. 7:32-35). In het geval van sommige ongehuwde personen zou hun hartstochtelijke verlangen hen echter aan gevaarlijke spanningen en verleidingen kunnen blootstellen. Voor dezulken zou het „beter [zijn] te trouwen dan te branden van hartstocht” (1 Kor. 7:9). Paulus zette echter uiteen dat men eerst een bepaalde factor moest beschouwen voordat men besloot dat men nu eenmaal in deze situatie verkeerde en daarom maar moest trouwen.
Misschien vormt iemands verlangen slechts de eerste opwelling of opbloeiing van seksuele hartstocht, welke men in bedwang zou kunnen houden, zodat men ongehuwd zou kunnen blijven zonder te „branden van hartstocht”. Paulus besefte dat als een jongen of meisje in de puberteitsjaren komt, er een natuurlijk seksueel verlangen begint te groeien. Wanneer men volwassen wordt, kan dit verlangen een tamelijk onweerstaanbare kracht worden. Men heeft zelfbeheersing nodig. In plaats van echter snel tot de conclusie te komen dat het feit dat men een seksuele drang in zich voelt, betekent dat men er beslist beter aan doet te trouwen, zou de tijd kunnen leren dat een christen een succes zou kunnen maken van de ongehuwde staat zonder door begeerte gekweld te worden.
Paulus gaf iemand dus de raad zijn of haar situatie en omstandigheden te beschouwen. Als iemand de eerste opwelling van een dergelijk verlangen achter de rug had en hartstocht toch een probleem bleef, luidde zijn raad: „Hij doe wat hij wil; hij zondigt niet. Laten zij trouwen.” Was iemands seksuele verlangen evenwel „de bloem der jeugd . . . gepasseerd”, terwijl men niet voortdurend door hartstocht werd gekweld, dan zou men misschien ongehuwd kunnen blijven; iemand die zich in zulk een situatie bevond en in zijn hart besloot ongehuwd te blijven, zou beter doen. — 1 Kor. 7:37, 38.
Deze geïnspireerde raad bevat voor jonge mensen beslist stof tot nadenken. Indien iemand namelijk trouwt zodra zijn of haar seksuele verlangen opbloeit of sterk wordt, zou het heel goed kunnen gebeuren dat een opwelling van hartstocht de overheersende factor vormt op grond waarvan men bepaalt wanneer men zal trouwen en met wie. Is men de periode van de aanvankelijke opwelling van een dergelijk verlangen echter gepasseerd, dan verkeert men in de positie zijn gevoelens en situatie in het leven objectiever te beschouwen.
Hier komt nog bij dat een ongewoon hoog percentage tienerhuwelijken in de meeste samenlevingen thans ongelukkig blijkt te zijn en op mislukking en echtscheiding uitloopt. Degenen die op jeugdige leeftijd trouwen, zijn vaak al te zeer beïnvloed door romantiek en hun tot ontwikkeling komende seksuele verlangen. In veel gevallen hebben zij nog niet de eigenschappen ontwikkeld die tot een succesvol huwelijk bijdragen, zoals zelfbeheersing (2 Petr. 1:5-8; Gal. 5:22, 23). Is het derhalve niet waarschijnlijker dat een jonge man of vrouw die gedurende een bepaalde tijdsperiode zelfbeheersing heeft getoond met betrekking tot fysieke verlangens, deze en nog andere voortreffelijke eigenschappen in het huwelijk ten toon zal spreiden?
● Vormen ontuchtige praktijken van de zijde van een gehuwd persoon ten opzichte van diens eigen huwelijkspartner een schriftuurlijke basis op grond waarvan de partner die hiervan het slachtoffer is, een echtscheiding kan verkrijgen?
Het kan voorkomen dat ontuchtige praktijken binnen de huwelijksregeling een basis voor een schriftuurlijke echtscheiding verschaffen. Natuurlijk moedigt de Heilige Schrift niet tot echtscheiding aan en ook wordt aan de onschuldige partij niet het schriftuurlijke gebod gegeven zich van een huwelijkspartner te laten scheiden die zich aan overspel of grove seksuele perversiteiten overgeeft.
Jezus Christus verklaarde met betrekking tot echtscheiding: „Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van hoererij, en een ander trouwt, . . . pleegt [overspel]” (Matth. 19:9). „Een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve wegens hoererij, [stelt] haar aan overspel bloot . . ., aangezien al wie een gescheiden vrouw trouwt, overspel pleegt.” — Matth. 5:32.
„Hoererij” wordt aldus als de enige grond voor echtscheiding vermeld. In het algemene Grieks waarin Jezus’ woorden staan opgetekend, is het woord voor „hoererij” porneia, waarmee gedoeld wordt op alle vormen van immorele seksuele betrekkingen, perversiteiten en ontuchtige praktijken zoals die welke in een bordeel beoefend zouden kunnen worden, met inbegrip van orale en anale copulatie.
Met betrekking tot Jezus’ verklaringen over echtscheiding kan worden opgemerkt dat daardoor niet te kennen wordt gegeven met wie de „hoererij” of porneia wordt bedreven. Ze laten dit punt open. Dat onder porneia terecht perversiteiten binnen de huwelijksregeling kunnen worden verstaan, blijkt uit het feit dat de man die zijn vrouw ertoe dwingt onnatuurlijke seksuele betrekkingen met hem te hebben, haar in werkelijkheid „prostitueert” of „tot immoraliteit verleidt”. Dit maakt hem schuldig aan porneia, want het verwante Griekse werkwoord porneu.oo betekent „prostitueren, tot immoraliteit verleiden”.
Er zouden dus omstandigheden kunnen rijzen waarin ontuchtige praktijken van een gehuwd persoon ten opzichte van diens huwelijkspartner een schriftuurlijke grond voor echtscheiding zouden vormen. Een gehuwde vrouw zou bijvoorbeeld alles kunnen doen wat redelijkerwijs in haar vermogen ligt om haar man te beletten haar met geweld aan perversiteiten te onderwerpen zoals die welke in een bordeel worden bedreven. Ten gevolge van zijn grotere kracht, zou hij haar echter kunnen overweldigen en haar voor perverse seks kunnen gebruiken. Ten einde niet nogmaals op deze wijze geprostitueerd te worden, zou een christelijke vrouw dus kunnen besluiten zich van haar man te laten scheiden. Zij zou bij de gemeente een schriftelijke verklaring kunnen indienen dat porneia hier de werkelijke reden voor vormt en er dan toe kunnen overgaan een wettelijke echtscheiding te verkrijgen op grond van elke waarheidsgetrouwe basis die bij de rechtbanken van het land wordt geaccepteerd.
Werden de ontuchtige praktijken daarentegen met wederzijdse toestemming bedreven, dan zou geen van beide partners een basis hebben om porneia als een schriftuurlijke grond voor echtscheiding aan te voeren. Dit komt doordat geen van beide partijen onschuldig is en van een partner bevrijd wenst te worden die zich schuldig heeft gemaakt aan porneia. Beide huwelijkspartners zijn schuldig. Indien een dergelijk geval onder de aandacht van de ouderlingen in de gemeente wordt gebracht, zal het net als elke andere ernstige overtreding worden behandeld.
● Wordt door het bijbelse voorbeeld waarin Jehovah zijn afkeuring tot uitdrukking bracht over het feit dat Onan zijn zaad verspilde, niet aangetoond dat het gebruik van contraceptiva verkeerd is?
Neen, want een onderzoek van het verslag over Onan onthult dat hij niet ter dood werd gebracht omdat hij geboortenregeling toepaste.
Na de dood van zijn broer Er droeg zijn vader Juda hem op een zwagerhuwelijk met Tamar aan te gaan, en wel met het speciale doel ’nageslacht te verwekken’ voor zijn gestorven broer. Hij zou niet het recht hebben anderszins betrekkingen met haar te hebben. Over Onans reactie op Juda’s bevel lezen wij: „Onan wist dat het nageslacht niet voor hem zou worden; en het geschiedde dat toen hij dan ook betrekkingen met de vrouw van zijn broer had, hij zijn zaad op de aarde verspilde, om geen nageslacht aan zijn broer te geven. Wat hij deed nu, was slecht in de ogen van Jehovah” (Gen. 38:8-10). Het zwagerhuwelijk werd later op Jehovah’s bevel in het Wetsverbond opgenomen. — Deut. 25:5, 6.
Door in strijd met het doel van het zwagerhuwelijk te handelen, gaf Onan van minachting voor zijn vader blijk. Ongehoorzaam aan het bevel van zijn vader, weerhield hij zich er zelfzuchtig van Ers geslachtslijn in stand te houden. Onan gaf hierdoor ook blijk van haat jegens Er, aangezien hij de belangen van zijn broer niet diende, maar tegenwerkte. Onan onteerde de weduwe van zijn broer op ongevoelige wijze. Hij ontblootte zelfzuchtig haar naaktheid maar onthield haar het moederschap waar zij recht op had. Hij toonde ook dat hij geen waardering had voor „heilige dingen”, aangezien de mogelijkheid bestond dat de beloofde Messías via de nakomeling zou komen die hij bij Tamar verwekte. ( Vergelijk Hebreeën 12:16.) Al deze factoren onthullen dat Onan een slecht iemand was die zich niets aantrok van de belangen van anderen als zijn eigen belangen op het spel schenen te staan. Aangezien Onan wegens zo’n slechte reden in gebreke bleef zijn overleden broer een nakomeling te verschaffen, werd hij door Jehovah gedood.
Aangezien in het geval van Onan zelfzuchtige minachting voor het doel van het zwagerhuwelijk werd getoond, kan dit voorval niet gebruikt worden om geboortenregeling te veroordelen. Het is opmerkenswaardig dat de bijbel nergens het gebruik van contraceptiva of geboortenregeling in het huwelijk bespreekt. Ook zegt de bijbel niet dat christenen verplicht zijn kinderen voort te brengen. Dientengevolge moeten christelijke echtparen wanneer het op geboortenregeling aankomt, zich door hun door de bijbel geoefende geweten laten leiden.
● Exodus 4:11 in de bijbel luidt: „Wie bestemt de stomme of de dove of de scherpziende of de blinde? Ben ik het niet, Jehovah?” Betekent dit dat God in alle gevallen voor zulke gebreken als doofheid of blindheid verantwoordelijk is?
Neen, want dit zou in strijd zijn met Gods hele persoonlijkheid. De bijbel zegt: „Met kwade dingen kan God niet worden beproefd, noch beproeft hij zelf iemand” (Jak. 1:13). Zijn daden hebben altijd een bepaald doel. Hij brengt nooit rampspoed over iemand zonder goede reden. Hij is de bron van „elke goede gave en elk volmaakt geschenk” (Jak. 1:17). „Volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij.” — Deut. 32:4.
In overeenstemming hiermee zien wij dat de eerste twee mensen, Adam en Eva, uit eigen verkiezing hun volmaaktheid en dientengevolge hun vermogen om volmaakte kinderen voort te brengen, verloren (Job 14:4). Naarmate hun nakomelingen huwden, traden er steeds meer onvolmaaktheden bij de mensen aan de dag, met inbegrip van zulke fysieke gebreken als blindheid en doofheid. Omdat Jehovah God dit tot ontwikkeling liet komen, kon hij met betrekking tot zichzelf zeggen dat hij de stomme, de dove en de blinde ’bestemde’. (Vergelijk Romeinen 8:20, 21.) Bovendien begrijpt hij zulke handicaps en de oorzaken ervan volledig.
Ook heeft Jehovah God mensen niet beschermd tegen de verschrikkelijke gevolgen die ongehoorzaamheid op het fysieke organisme kunnen hebben. Gods onveranderlijke wet is: „Wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7). Zo kunnen kinderen uit een bloedschennige verhouding met gebreken geboren worden; ze kunnen vanaf hun geboorte blind, doof en anderszins gehandicapt zijn. Personen die zich aan seksuele immoraliteit overgeven, kunnen een venerische ziekte oplopen die ertoe leidt dat zij blind, doof of zelfs krankzinnig worden. Hetzelfde zou het geval kunnen zijn met kinderen die aan een vrouw geboren worden die met een venerische ziekte besmet is.
Indien het in overeenstemming met zijn voornemen en wegen is, kan Jehovah God mensen letterlijk blind, doof en stom laten worden. Zacharías, de vader van Johannes de Doper, is hiervan een voorbeeld. Toen Zacharías twijfel uitte bij het vernemen dat hij vader van een zoon bij zijn bejaarde vrouw Elisabeth zou worden, zei de engel Gabriël tot hem: „Gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot op de dag waarop deze dingen geschieden, omdat gij mijn woorden, die op hun bestemde tijd in vervulling zullen gaan, niet hebt geloofd” (Luk. 1:20). Zacharías werd toen een tijdlang stom gemaakt, niet in staat te spreken, tot de besnijdenis van zijn acht dagen oude zoon. — Zie ook Handelingen 13:8-11.
Nog een andere wijze waarop God de stomme, de dove en de blinde „bestemt”, is in geestelijke zin. Als mensen doof en blind voor zijn boodschap verkiezen te zijn, laat hij toe dat zij in ongeloof volharden. Dit was het geval met het ontrouwe Israël ten tijde van de profeet Jesaja. Jesaja werd geboden: „Ga, en gij moet tot dit volk zeggen: ’Hoort steeds weer, maar begrijpt niet; en ziet steeds weer, maar krijgt geen kennis.’ Maak het hart van dit volk onontvankelijk, en maak hun óren ongevoelig, en strijk hun ógen dicht, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen, en opdat hun eigen hart niet begrijpt en opdat zij niet werkelijk terugkeren en genezing voor zichzelf verkrijgen.” — Jes. 6:9, 10.
Aangezien Jehovah God de hartetoestand van de ontrouwe Israëlieten kende, wist hij van tevoren dat zij tegen zijn boodschap zouden strijden. Hoe meer Jesaja Jehovah’s woord onder hun aandacht zou brengen, des te meer zij zich ertegen zouden verharden. Op deze wijze werd door Jesaja’s profeteren de volle omvang van hun geestelijke blindheid en doofheid geopenbaard of aan het licht gebracht. De uitwerking hiervan was alsof zij geestelijk doof en blind waren gemaakt.
Gezien wat Jehovah God heeft gedaan en kan doen, spreekt de Schrift daarom over hem als Degene die de stomme, de dove en de blinde „bestemt”. Hij is echter niet rechtstreeks voor alle gevallen van dergelijke fysieke belemmeringen verantwoordelijk. Deze lichaamsgebreken zijn voornamelijk gekomen doordat God heeft toegelaten dat er een zondig mensengeslacht tot bestaan kwam. In enkele gevallen heeft Jehovah God fysieke blindheid en stomheid veroorzaakt; hij heeft geestelijke blindheid openbaar doen worden in degenen die geen geloof in zijn woord of boodschap oefenen. Aan de andere kant heeft hij ook geestelijk gezicht en gehoor gegeven aan degenen die trachten zijn wil te doen, terwijl hij door middel van de heerschappij van zijn koninkrijk door Christus, de mensheid van alle lichaamsgebreken zal bevrijden. — Jes. 61:1, 2; Openb. 21:3, 4.
[Voetnoten]
a Het Griekse woord dat hier met „de bloem der jeugd is gepasseerd” is vertaald, is hyperakmos, van hyper (voorbij) en akme (hoogste punt of volle bloei van een bloem).