Hoofdstuk 2
De betrouwbare commentator inzake de huidige wereldbenauwdheid
1. Welke vragen rijzen er in verband met de sinds 1914 heersende wereldbenauwdheid, en waaraan geven de ouderen van dit geslacht de voorkeur met betrekking tot de beantwoording van deze vragen?
DE WERELDBENAUWDHEID die de mens sinds 1914 G.T. zonder onderbreking heeft ondervonden, moet een betekenis hebben. Wordt het aan de mens zelf overgelaten de betekenis ervan te doorgronden? Wat is de reden van deze benauwdheid, en waarom duurt ze zo lang? Daar ze een begin heeft gehad, moet ze ook een einde hebben, maar hoe zal ze eindigen? Wie heeft het recht of de autoriteit te zeggen dat de mens eruit gered zal worden? En dat deze redding nabij is? De persoon die commentaar kan geven op de huidige wereldbenauwdheid, waarin de mens zich bevindt, en deze uiterst belangrijke vragen kan beantwoorden, zou wel een buitengewoon persoon moeten zijn. Geen van ons ouderen, wij die deze wereldbenauwdheid vanaf het begin ervan in 1914 hebben doorgemaakt, zal beweren die persoon te zijn, ondanks alles wat een ieder van ons heeft waargenomen en de ervaring die wij hebben opgedaan. Wij geven er veeleer de voorkeur aan alle mensen erover in te lichten wie die bevoegde persoon is.
2, 3. Welke toekomstvoorspeller raadplegen wij liever, in plaats van acht te slaan op de voorspellingen van spiritisten, en waarom?
2 Er zijn door mannen en vrouwen, bijvoorbeeld door spiritisten of waarzeggers, al heel wat voorspellingen met betrekking tot de toekomst gedaan, maar wat voor nut hebben die voorspellingen voor ons daar de wereldbenauwdheid tot een hoogtepunt dreigt te komen, een hoogtepunt waar wij met huivering aan denken?
3 De voorspeller van gebeurtenissen die wij thans, op dit moment, graag zouden willen raadplegen, zou iemand moeten zijn die een juiste voorzegger is gebleken van de gebeurtenissen en toestanden die momenteel, in dit stadium van de wereldbenauwdheid, op ons van invloed zijn. Aangezien hij zich als waarachtig heeft doen kennen met betrekking tot wat er tot dusver is gebeurd, kunnen wij ons erop verlaten dat wat hij met betrekking tot de nabije toekomst voorzegt, eveneens waar is. Zijn voorzegging aangaande ’s mensen redding uit deze wereldbenauwdheid is iets waarop wij vol vertrouwen onze verwachtingen en plannen voor de toekomst kunnen baseren.
4. In welk gebied van de aarde was deze betrouwbare voorspeller van gebeurtenissen vooral geïnteresseerd, en waarom interesseren zijn voorzeggingen ook ons in deze tijd?
4 Wij zouden hier graag de aandacht op zo’n betrouwbare persoon willen vestigen. Hij was er niet op uit om mensen te bedriegen. Hij werd in de menselijke familie geboren. Aldus leerde hij de problemen van de mens heel goed, uit de eerste hand, kennen. Vandaag de dag maakt de gehele mensheid zich bezorgd om wat er in het Midden-Oosten gaande is. De mensheid weet dat de twee met kernwapens uitgeruste supermogendheden betrokken zijn bij wat er in dat gebied van de aarde gaande is. Ook de reeds eerder genoemde man die betrouwbare profetieën kon uiten, was tijdens de eerste eeuw van onze Gewone Tijdrekening ten zeerste geïnteresseerd in de loop der gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Wat daar zou geschieden, zou een afschaduwing zijn van de loop der wereldgebeurtenissen sinds het kritieke jaar 1914 G.T. Daarom interesseert datgene wat hij te voorzeggen had, ook ons in deze tijd.
5. Waar bevond de profeet zich toen hij zijn profetie uitte die voor de gehele wereld van betekenis zou zijn, en wat had hij voorzegd met betrekking tot datgene waarop hij neerkeek?
5 Het was op de elfde dag van de lentemaand die toentertijd plaatselijk Nisan werd genoemd, in het jaar 33 G.T. Op het moment dat er een profetie geuit zou worden die de aandacht van de gehele wereld verdient, zat de profeet op wat nog steeds de Olijfberg wordt genoemd, die zich ten oosten van die controversiële stad Jeruzalem verheft. Toen hij op het oostelijke stadsdeel neerkeek, zag hij op het heilige terrein van de stad niet de hedendaagse mohammedaanse moskee staan, die de Rotskoepel wordt genoemd. Hij zag een religieus gebouw dat door een niet-jood, de Edomitische koning genaamd Herodes de Grote, was gebouwd. Het was een luisterrijke tempel voor de God tot wiens aanbidding Herodes en zijn familie waren bekeerd. Buiten het noordwestelijke deel van het tempelgebied bevond zich de Burcht van Antonia, waar een Romeins garnizoen lag. Eerder op die dag van 11 Nisan en terwijl de profeet zich nog daarginds in de stad en in de tempel bevond, had hij voorzegd dat die ontzag inboezemende tempel nog in dat geslacht vernietigd zou worden. Twaalf intieme metgezellen die toen bij hem waren, toonden zich hierover zeer ontsteld.
6. Hoe gaf de profeet, door wat hij tot Jeruzalem zei, te kennen dat hij zou heengaan en zou terugkeren?
6 Hij gaf ook te kennen dat hijzelf heenging en zou terugkeren, toen hij zei: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert! Maar gijlieden hebt het niet gewild. Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten. Want ik zeg u: Van nu af zult gij mij geenszins zien, totdat gij zegt: ’Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam!’”a
7. Waarom voorzei de profeet niet de herbouw van de tempel van Jeruzalem, en in wat voor tempel zou hij dus niet terugverwelkomd worden?
7 Toen deze man kort daarna op diezelfde dag een verdere voorzegging deed omtrent de verwoesting van dat „huis” of die tempel, voorzei hij niet tevens dat die tempel herbouwd zou worden. Hij profeteerde niet dat iets dergelijks ooit zou geschieden. Het is derhalve niet vreemd dat thans, negentienhonderd jaar na de verwoesting van Herodes’ tempel, de mohammedaanse „Rotskoepel” op de plaats van het vroegere joodse heiligdom staat. Na de verwoesting van de joodse tempel in de eerste eeuw G.T. zou er nooit meer een tempel van steen en hout daar op de berg Moría van Jeruzalem voor de aanbidding van Jehovah nodig zijn. Destijds bevond de tempel van Jeruzalem zich in de „tijd van het einde”. De profeet die toentertijd afscheid nam, zou dus niet in zo’n stoffelijk „huis” of stoffelijke tempel door mensen terugverwelkomd worden met de jubelende roep: „Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam!” Klaarblijkelijk lag het besluit van een tijdperk, het einde van een nationaal samenstel van dingen, in het verschiet! Dit bleek zo te zijn!
EEN VOORZEGGING DIE IN HET LICHT DER HEDENDAAGSE GEBEURTENISSEN BESCHOUWD MOET WORDEN
8. Welke drievoudige vraag werd de profeet door zijn intieme metgezellen gesteld, en waarom dienen wij thans daarin geïnteresseerd te zijn?
8 De man die op die dinsdag, 11 Nisan van het jaar 33 G.T., daar op de Olijfberg zat, keek niet slechts met een gevoel van louter bewondering voor de schoonheid van de aanblik op de toenmalige heilige stad Jeruzalem en haar tempel neer. Zijn twaalf intieme metgezellen waren ten zeerste ontsteld over wat zij hem hadden horen zeggen. Een van die mannen, Matthéüs Levi genaamd, heeft de drievoudige vraag opgetekend die aan die man werd gesteld in het vertrouwen dat hij op grond van zijn vermogen om te profeteren, betrouwbare antwoorden zou geven. Zijn wij in deze tijd ons er net als die mannen destijds van bewust dat ook wij dicht voor het einde van een tijdperk staan, voor het rampspoedige einde van een samenstel van dingen? Zo ja, dan dienen wij geïnteresseerd te zijn in de vraag die zij de man die een bevoegd profeet was, stelden. Zij vroegen: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” — Matthéüs 24:3.
9. Waarom mogen wij niet denken dat de vernietiging van Jeruzalem, waarover die mannen om nadere inlichtingen vroegen, voor ons thans van geen belang is?
9 Degenen die deze vraag stelden, vroegen daarmee om profetische inlichtingen omtrent de verwoesting van de stad Jeruzalem, die wegens haar tempel als „een heilige plaats”, „de heilige stad”, werd beschouwd (Matthéüs 24:15; 4:5). Daar wij in deze tijd geheel in beslag worden genomen door de nijpende problemen van een ineenstortende wereld, roepen sommige personen misschien uit: „O, die vernietiging betrof slechts een stad in een klein land van de wereld! Wat heeft dat voor mij te betekenen?” Dat mag sommigen dan wel zo toeschijnen, maar — hoe zou het zijn indien binnenkort Vaticaanstad, die een oppervlakte van 44 ha van het huidige Italië beslaat, op gewelddadige wijze werd vernietigd? Zou dat voor honderden miljoenen religieuze mensen die thans over de gehele aarde wonen, van weinig belang, van weinig betekenis, zijn? Zou zo’n verwoesting van Vaticaanstad niet bij miljoenen anderen verschrikkelijke voorgevoelens wekken met betrekking tot andere politiek-religieuze organisaties waarmee zij verbonden zijn en waar zij met ontzag naar opzien? Evenzo zal wanneer de hedendaagse tegenhanger van dat Jeruzalem uit de eerste eeuw G.T. op gewelddadige wijze eindigt, dit rechtstreeks van invloed zijn op ten minste een kwart van de huidige wereldbevolking! Het zal tevens een voorbode zijn dat honderden miljoenen anderen iets soortgelijks boven het hoofd hangt!
10. Waaraan dienen wij bij het lezen van deze profetie te denken, terwijl wij daarbij onze tijd in gedachten hebben?
10 Toen de mannen die destijds de vraag stelden, naar het antwoord van de profeet luisterden, hadden zij hun tijd in gedachten. En wij in deze tijd kunnen, terwijl wij naar het antwoord luisteren dat op hun vraag werd gegeven, onze tijd in gedachten hebben. Om het juiste begrip van het profetische antwoord te krijgen, moeten wij de hedendaagse parallellen en tegenbeelden in gedachten houden, aangezien die werkelijk bestaan. Laten wij, terwijl wij nu slechts twintig verzen lezen uit het uitvoerige antwoord dat werd gegeven, eens zien of wij zelf enkele van de hedendaagse parallellen en tegenbeelden kunnen ontdekken. Wij zullen deze verzen lezen uit de verslagen die door Matthéüs Levi en de geneesheer Lukas zijn opgesteld:
HET PROFETISCHE ANTWOORD
11. Door wie moesten de metgezellen van de profeet zich niet laten misleiden, en waardoor moesten zij zich niet laten verschrikken?
11 „Past op dat niemand u misleidt; want velen zullen komen op basis van mijn naam en zeggen: ’Ik ben de Christus’, en zij zullen velen misleiden. Gij zult horen van oorlogen en berichten van oorlogen; ziet toe dat gij niet wordt verschrikt. Want deze dingen moeten geschieden, maar het einde is er nog niet. [Waarom niet?]
12. Welke gebeurtenissen moesten niet de gedachte doen opkomen dat „het einde” er was?
12 Want natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn [en in de ene plaats na de andere pestilentiën (Lukas 21:11)]. Al deze dingen zijn een begin van weeën der benauwdheid.
13. Welke andere betekenisvolle dingen moesten vóór het „einde” nog geschieden?
13 Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn. Dan zullen ook velen tot struikelen worden gebracht en elkaar verraden en elkaar haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen misleiden; en wegens het toenemen der wetteloosheid zal de liefde van de meesten verkoelen. Maar wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden. En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.
14. Wat moesten de bewoners van Judéa doen wanneer zij het walgelijke ding „in een heilige plaats” zouden zien staan, en waarom?
14 Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten. Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet naar het huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen. Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen, in die dagen! Blijft bidden dat uw vlucht niet geschiedt in de wintertijd, noch op de sabbatdag; want er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matthéüs 24:4-22.
15. Hoe lang zou Jeruzalem door de niet-joodse natiën vertreden worden?
15 „Zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.” — Lukas 21:24, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
PARALLELLE BETEKENIS IN DEZE TIJD!
16. Wat vormde het hoogtepunt van de voorzegde gebeurtenissen, en het einde van welk samenstel van dingen werd daardoor gekenmerkt?
16 In overeenstemming met die profetische verklaring dat ’Jeruzalem door heidenen vertrapt zal worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn’, voerde de voorzegger van de wereldbenauwdheid zijn profetie veel verder en verwees hij zelfs definitief naar onze twintigste eeuw. Daar een gedeelte van de destijds gestelde vraag luidde: „Wat zal het teken zijn . . . van het besluit van het samenstel van dingen”, kenmerkten de voorzegde gebeurtenissen, die een hoogtepunt bereikten in de verwoesting van Jeruzalem en de provincie Judéa in het jaar 70 G.T., het rampspoedige einde van het toentertijd bestaande samenstel van dingen, een samenstel dat rondom de „heilige plaats”, „de heilige stad”, Jeruzalem, was opgebouwd.
17. Wat zouden de ouderen van dit geslacht kunnen vragen met betrekking tot gebeurtenissen die de huidige tijd kenmerken?
17 Trekken wij nu een parallel, welk keerpunt in de geschiedenis wordt volgens ons dan redelijkerwijs gekenmerkt door de dingen die wij ouderen van dit geslacht sinds 1914 G.T., het jaar dat door de Internationale Bijbelonderzoekers reeds sinds 1876 G.T. als het einde van de „tijden der heidenen” was aangekondigd, op wereldomvattende schaal hebben zien gebeuren?
18. Wat betekenen die gebeurtenissen voor dit samenstel van dingen, en op grond waarvan kan het worden aangeklaagd?
18 Wij zouden onszelf voor het onheilspellende „teken” verblinden indien wij niet zouden onderscheiden dat door de dingen die sinds 1914 G.T. geschieden, het einde van het wereldomvattende samenstel van dingen wordt gekenmerkt. Vanaf dat onvergetelijke jaar kan dit wereldsamenstel van dingen ten overstaan van de gehele mensheid worden aangeklaagd wegens het voeren van de bloedigste oorlogen in de gehele menselijke geschiedenis, wegens voedseltekorten die voor een groot deel aan de mens zelf te wijten zijn, wegens pestilenties die aan menselijk wangedrag toe te schrijven zijn, wegens het toenemen van wetteloosheid, wegens het verkoelen van de goddelijke hoedanigheid liefde, wegens het verraden van de mensheid en wegens de openlijke haat en vervolging die in alle natiën ten toon is gespreid ten aanzien van die christenen die tegen valse profeten ingingen door op de gehele bewoonde aarde „dit goede nieuws van het koninkrijk” tot een „getuigenis voor alle natiën” te prediken!
19. Hoe staat dit samenstel van dingen er volgens de genoemde punten van aanklacht bij het Gerechtshof van het Universum voor, en welk overeenkomstige vonnis moet het met betrekking tot dit samenstel vellen?
19 Dit samenstel van dingen is schuldig bevonden op grond van al die punten van aanklacht. Al die punten van aanklacht kunnen gestaafd worden door de historische berichten die sinds 1914 G.T. zijn bijgehouden. Het hoogste Gerechtshof van het Universum is zich van dit alles bewust, en dit wereldomvattende samenstel van dingen zal rekenschap voor dat Opperste Gerechtshof moeten afleggen. Dit Gerechtshof kan bijgevolg slechts één vonnis vellen. Dit vonnis moet stroken met het vonnis dat het in het jaar 70 G.T. over het samenstel van dingen velde dat zowel binnen als buiten het Romeinse Rijk synagogen had. Het overeenkomstige vonnis van het Gerechtshof voor deze tijd moet het einde van dit wereldomvattende samenstel van dingen beduiden in de ’grote verdrukking zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen’. — Matthéüs 24:21.
20, 21. (a) Waarom betekent die „grote verdrukking” het einde van de wereldbenauwdheid? (b) Welke verdere woorden van de profeet tonen dat wij in tegenstelling tot de wereld geen triest uitzicht hebben?
20 Dit is de verdrukking die een eind zal maken aan de wereldbenauwdheid, want ze komt op grond van het rechterlijke vonnis dat het hoogste Gerechtshof van het Universum geveld heeft over dit wereldomvattende samenstel van dingen dat zoveel benauwdheid voor de gehele mensheid heeft veroorzaakt. Sinds het jaar 1914 heeft dit samenstel van dingen „weeën der benauwdheid” ondergaan, en deze weeën zullen pas ophouden wanneer het samenstel een pijnlijke dood sterft. Voor dit samenstel van dingen en allen die er zelfzuchtig geheel in opgaan, is het uitzicht werkelijk triest. Maar wij hoeven dat uitzicht niet te delen; wij hoeven niet te treuren. Wij weten dat het „teken” dat sinds het jaar 1914 zichtbaar is, niet slechts „het besluit van het samenstel van dingen” beduidt, maar wij merken nog een andere betekenis van dat „teken” op, een betekenis die ermee samengaat. Welke belangrijke betekenis dit „teken” verder nog zou hebben, gaf de eerste-eeuwse profeet, die de wereldbenauwdheid voorzei, te kennen toen hij tot zijn luisteraars zei:
21 „Let op de vijgeboom en alle andere bomen: Wanneer ze reeds in knop staan, weet gij voor uzelf, door het gade te slaan, dat nu de zomer nabij is. Zo ook wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar, ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan totdat alle dingen geschieden. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” — Lukas 21:29-33.
22. (a) Wat moesten degenen die naar de profeet luisterden, volgens zijn woorden doen wanneer zij zouden zien dat deze dingen begonnen te geschieden? (b) Waarom hebben wij die thans leven, de krachtigste redenen om dit te doen?
22 Dat is het! Het „teken” zou niet slechts het „besluit van het samenstel van dingen” in „weeën der benauwdheid” beduiden, maar de rampspoedige dingen die gezamenlijk dit „teken” vormen, zouden indirect te kennen geven dat het „koninkrijk Gods”, dat zo welkom was als de zomer in het Midden-Oosten, nabij was. Geen wonder dan ook dat de commentator inzake de wereldbenauwdheid vlak hiervoor in zijn profetie had gezegd: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt”! (Lukas 21:28) Ruim zestig jaar geleden zagen wij hoe deze dingen vanaf 1914 begonnen te geschieden, en in plaats van die mensen in de eerste eeuw hebben veeleer wij, die in deze twintigste eeuw leven, de krachtigste redenen om ons uit een terneergeslagen houding op te richten en ons hoofd met een stralend gezicht omhoog te heffen. Onze bevrijding is nabij gekomen en is thans dichterbij dan ooit tevoren. Ja, „het koninkrijk Gods [is] nabij”!
23. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat wij de juiste betekenis hechten aan de „weeën der benauwdheid” waardoor het gehele wereldsamenstel wordt geteisterd, en waarom zijn de voorzeggingen van de profeet omtrent datgene wat nog te geschieden staat, betrouwbaar?
23 Er is een deugdelijke basis voor de aankondiging dat „’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij is!” Door dit te zeggen, hechten wij geen onjuiste betekenis aan de „weeën der benauwdheid” die het gehele samenstel van dingen sinds 1914 G.T. teisteren. Deze dingen werden negentien eeuwen geleden voorzegd als antwoord op een specifieke vraag waarin werd geïnformeerd waarnaar men moest uitzien als een aanduiding dat er iets bepaalds of een reeks van bepaalde dingen zou geschieden. Derhalve hebben de voorzegde gebeurtenissen, wanneer ze zich voordoen, deze stellige betekenis. Aldus heeft de man die ze voorzei, zich als een betrouwbare commentator inzake de wereldbenauwdheid doen kennen. Hij kan derhalve ook als uiterst betrouwbaar worden geacht wat zijn voorzegging betreft dat sommigen van de mensheid uit deze verslechterende wereldbenauwdheid gered zullen worden opdat zij op aarde de zegeningen van Gods koninkrijk kunnen genieten. Dit is de regering die een met vreugde vervuld rechtvaardig nieuw samenstel van dingen zal inluiden.
24. (a) Waarom is de naam van de profeet tot dusver niet genoemd? (b) Waarom moet er derhalve gezegd worden dat Jezus Christus een ware profeet van God en een betrouwbare commentator was?
24 De man met wiens profetie wij ons hier bezig hebben gehouden, zei dat zijn discipelen ter wille van zijn naam „voor alle natiën voorwerpen van haat” zouden zijn (Matthéüs 24:9). Dit betekende dat hij zelf gehaat zou worden en dat alles wat met zijn naam verbonden was, eveneens gehaat of in diskrediet gebracht zou worden. Tot dusver hebben wij de naam van de profeet niet genoemd, opdat de profetie voor zichzelf zou spreken. Voorlopig hebben wij het vermeden dat er enig gunstig of ongunstig licht op de profetie geworpen zou worden door de bron van de profetie te noemen. Het punt is namelijk, wanneer objectief beschouwd: Is de profetie al dan niet waar gebleken? Is de profeet, ongeacht zijn naam, waarachtig of vals gebleken? Vooroordeel ten aanzien van de naam of identiteit van een persoon dient ons oordeel met betrekking tot waarheid of leugen niet te beïnvloeden. In het licht van zowel de eerste-eeuwse feiten als die van onze twintigste eeuw is de profetie waar gebleken. In alle eerlijkheid moet er daarom worden gezegd dat Jezus Christus een ware profeet van God en een betrouwbare commentator inzake de wereldbenauwdheid was. Wij berokkenen onszelf schade wanneer wij geen acht slaan op wat hij heeft gezegd.
25. Waarom is de voornoemde man thans geen dode profeet uit het verleden?
25 In deze tijd waarin de verwarring in de wereld zo groot is dat politici geen uitweg meer weten en de geestelijken van de christenheid geen toepasselijke boodschap voor het volk hebben, zullen wij er goed aan doen te bedenken dat de voornoemde profeet geen dode persoon uit het verleden is. Hij is een persoon die thans leeft! Ja, en hij is ten zeerste geïnteresseerd in de vervulling van zijn eigen geïnspireerde profetie! Negentienhonderd jaar geleden leidde hij op aarde een opmerkenswaardig leven. De van levensbelang zijnde aspecten ervan waren in de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften voorzegd opdat men de Messías van God kon identificeren. Aangezien de Messiaanse profetieën van die Hebreeuwse Geschriften in deze Jezus, de nakomeling van de patriarch Abraham en van koning David van Jeruzalem, werden vervuld, werd zonder twijfel bewezen dat hij de Messías of de Christus was. In overeenstemming met de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften voorzei Jezus Christus dat hij een gewelddadige dood zou sterven en op de derde dag uit de doden opgewekt zou worden. Zowel hij als de Hebreeuwse Geschriften bleken met betrekking hiertoe absoluut waarachtig te zijn. Daarom leeft hij thans, negentien eeuwen later, nog! In Psalm 110:1-4 werd voorzegd dat hij tot Gods rechterhand verheerlijkt zou worden!
26. Met het oog op welk getuigenis heeft het thans geen zin erover te argumenteren of Jezus Christus wel uit de doden werd opgewekt?
26 Het heeft voor ons in deze tijd, bijna tweeduizend jaar later, geen zin erover te argumenteren of deze Jezus Christus wel op de derde dag uit de doden werd opgewekt. Wij hebben joodse getuigen van dat feit, niet slechts de twee of drie getuigen die volgens de Mozaïsche wet waren vereist, maar „meer dan vijfhonderd” joden die hem tegelijk, bij één gelegenheid, hebben gezien voordat hij veertig dagen na zijn opstanding naar de hemel opsteeg en aan Gods rechterhand ging zitten (1 Korinthiërs 15:3-6). Wij bezitten thans, in duizenden met de hand geschreven afschriften, het geschreven getuigenis van zeven van die ooggetuigen van zijn opstanding, namelijk Matthéüs Levi, Johannes Markus, Johannes, de zoon van Zebedéüs, Petrus, de zoon van Jona (Johannes), Jakobus en Judas, beiden halfbroers van Jezus Christus, en Saulus van Tarsus, die ook Paulus werd genoemd. Hun getuigenis is in de geïnspireerde christelijke Griekse Geschriften vervat.
27. (a) Welke Geschriften zouden niet geschreven zijn en welke Geschriften zouden van nul en gener waarde zijn indien Jezus Christus niet uit de doden was opgewekt? (b) Wie waren bereid hun leven op het spel te zetten om van de werkelijkheid van de opstanding van de Messías te getuigen?
27 De zaak is dat de zevenentwintig boeken van die geïnspireerde Griekse Geschriften nooit geschreven zouden zijn indien Jezus Christus niet uit de doden was opgewekt en daarna bij Jehovah God in de hemel was verheerlijkt. Ook de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften, van de geschriften van Mozes tot de profetie van Maleachi, zouden van nul en gener waarde zijn indien Jezus Christus niet door de almacht van Jehovah God uit de doden was opgewekt (Lukas 24:44-48; Openbaring 19:10). De ooggetuigen van de opgestane Jezus Christus waren bereid hun leven op het spel te zetten om van de waarachtigheid van zijn opstanding te getuigen. Stéfanus van Jeruzalem werd doodgestenigd omdat hij getuigenis aflegde van de opstanding van de Messías. Jakobus, de broer van de apostel Johannes, werd door koning Herodes Agrippa I van Jeruzalem door het zwaard ter dood gebracht. De apostel Johannes werd wegens het getuigenis afleggen omtrent de opstanding van de Messías op bevel van Rome naar het strafeiland Patmos verbannen.
28, 29. (a) Voor wie legde Saulus van Tarsus, die ook Paulus werd genoemd, op grond van de opstanding van Christus moedig getuigenis omtrent de opstanding van de doden af? (b) Hoe reageerden stadhouder Festus en koning Agrippa?
28 En wat valt er te zeggen over de voormalige Farizeeër, Saulus van Tarsus, die ook Paulus werd genoemd? In synagoge na synagoge in Palestina, Klein-Azië en Griekenland legde hij tegenover zijn medejoden getuigenis omtrent de opstanding van Jezus, de Messías, af. Hij was moedig genoeg om voor de heidense Griekse rechters van de Areópagus, het gerechtshof in het oude Athene, een zelfde getuigenis af te leggen. Op de trappen van de Burcht van Antonia legde hij getrouw getuigenis af voor een joodse menigte die getracht had hem in het voorhof van de tempel van Jeruzalem in stukken te scheuren. Voor de op leerstellig gebied verdeelde Sanhedrinraad van die heilige stad zei hij: „Ik ben een Farizeeër, een zoon van Farizeeën. Met betrekking tot de hoop op de opstanding der doden word ik geoordeeld” (Handelingen 23:6). Voor Felix en Festus, die elkaar als Romeins bestuurder van Judéa opvolgden, beklemtoonde hij de opstandingshoop, die gebaseerd was op de opstanding van de Messías zelf. Later deed Paulus’ levendige getuigenis omtrent zijn wonderbaarlijke ontmoeting met de opgestane Jezus de ongelovige stadhouder Festus uitroepen: „Gij wordt waanzinnig, Paulus! Grote geleerdheid drijft u tot waanzin!” Toen vervolgens de gast van Festus door Paulus werd ondervraagd over diens geloof, zei de joodse proseliet, koning Herodes Agrippa II:
29 „Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te worden.” — Handelingen 26:24, 28.
30. Wie zouden volgens de woorden van Paulus „het meest te beklagen” zijn indien er geen opstanding van de doden zou zijn?
30 De zaak is dat indien Jezus, de Messías, niet uit de doden tot hemels leven werd opgewekt, er geen toekomstige „opstanding . . . van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” zou zijn (Handelingen 24:15). Er hing zoveel van de opstanding van de Messías af, en de apostel Paulus had zoveel vervolging wegens de prediking dienaangaande ondergaan, dat indien Paulus een leugenaar was, dan, zo schreef hij: „Ja, dan zijn ook zij die in eendracht met Christus zijn ontslapen, vergaan. Indien wij alleen in dit leven op Christus hebben gehoopt, zijn wij van alle mensen het meest te beklagen” (1 Korinthiërs 15:18, 19). Zo is het ook met onze generatie in deze twintigste eeuw. Na alles wat wij sinds 1914 hebben doorgemaakt, zou onze generatie, van alle generaties, het „meest te beklagen” zijn.
31. (a) Hoe kunnen personen van ons geslacht die zich waardig betonen, de deugdelijke hoop koesteren dat zij geen opstanding nodig hebben? (b) Wat zullen degenen die gespaard worden, binnenkort nog allemaal moeten doormaken?
31 Sta er echter eens bij stil! Personen van dit mensengeslacht die zich waardig betonen, zullen tijdens de eindfase van deze wereldbenauwdheid worden gespaard ten einde het verschrikkelijke hoogtepunt ervan te overleven en Gods Messiaanse nieuwe samenstel van dingen binnen te gaan, zonder een opstanding uit de doden tot leven hier op aarde nodig te hebben! Dit is een deugdelijke hoop, die stevig gefundeerd is op datgene wat door Jezus Christus in zijn profetie over het „teken van [zijn] tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen” werd gezegd (Matthéüs 24:3). Onder Gods bescherming tijdens de eindfase van de wereldbenauwdheid in leven gehouden te worden, zal echter betekenen dat wij nog schokkende gebeurtenissen en beproevingsvolle situaties zullen moeten doormaken. Wij doen er goed aan deze nu aan de hand van de bijbelse profetieën te beschouwen, opdat wij beter weten hoe wij moeten handelen wanneer wij tegenover deze voorzegde dingen komen te staan.
[Voetnoten]
a Opgetekend in Matthéüs 23:37-39, in de bijbel.
[Illustratie op blz. 17]
De Rotskoepel in het hedendaagse Jeruzalem
[Illustratie op blz. 22]
„Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen”